Gebruikershandleiding WATPAS + Beschrijving van de instellingen, specificaties en aanbevelingen van diverse bijbehorende hardware 21 februari 2007, versie 4.3.3 Gebruikershandleiding WATPAS Inhoudsopgave ............................................................... ......................... 3 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.4.4 1.4.5 1.5 1.6 Inleiding 5 Algemeen 5 Procesbeschrijving 5 WATPAS specificaties 5 Installatie WATPAS 6 Installatie MSDE (Stap 1) 6 Installatie WATPAS DT (Stap 2) 7 Installatie ActiveSync (Stap 3) 7 Instellingen voor de HH (Stap 4) 7 Installatie HH-applicatie (Stap 5) 8 Uitwisselen van bestanden 9 Termen en afkortingen 9 2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 De desktopapplicatie 11 Inleiding 11 Bestandsbeheer 11 Aanmaken van een nieuw project 11 Openen van een project 13 Backup procedure 13 Project overzetten naar andere PC 13 Project voor handheld aanmaken 13 Data handheld inlezen 14 De project verkenner 14 De puntenlijst 14 Het netontwerp 15 De kaart 17 Aanpassen van het netontwerp 17 3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.7.1 3.7.2 3.7.3 3.7.4 3.7.5 3.7.6 3.8 WATPAS Handheld applicatie 19 Inleiding 19 Bestandsbeheer 19 Backup procedure 19 Navigatie 20 Meetprotocollen 21 Instrumentinstellingen 24 Uitvoeren vizierlijncontrole 24 Uitvoeren meting 25 Afwijken van het netontwerp 27 Invoegen van een nieuw punt 27 Tussenpunt invoegen in een traject 27 Nieuw traject aanmaken 27 Afsluiten op een ander eindpunt 28 Een knooppunt laten vervallen 28 Invoeren overgang 28 Meten van zijslagen 28 4 Rapportages 30 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 Inleiding 30 Projectprotocol 30 Waterpasveldwerk 30 Trajectresumtie 31 Kringdoortelling 31 Loggingsrapport 32 Waterpassingen niet volgens ontwerp 33 Rapportage puntenlijst 33 Rapportage voortgang 33 Rapportage verschillijst 34 Rapportage vizierlijncontrole 34 Rapportage meetprotocol 34 5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 Exporteren 35 Inleiding 35 Specifieke formaten 35 Handheld project (1) 35 MOVE3 (koppeling met MOVE3) (2) 35 CSV formaat (3) 36 W formaat (4) 36 ADM formaat (5) 36 Bijlage A Voorbeeld peilmerkenlijst 37 Bijlage B Voorbeeld hulppuntenlijst 38 Bijlage C Voorbeeld netontwerp 39 Bijlage D Specificaties Handhelds en aanvullende (specifieke) informatie 41 Bijlage E Instellingen waterpasintrumenten voor WATPAS 45 4 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 1 Inleiding 1.1 Algemeen WATPAS is een applicatie voor het uitvoeren van waterpassingen. WATPAS is ontwikkeld door ICT Solutions in opdracht van de afdeling GSMH (NAP) van de Adviesdienst Geo Informatie en ICT (AGI) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (RWS-AGI). Het belangrijkste doel van WATPAS is het uitvoeren en controleren van waterpassingen ten behoeve van verdichting en instandhouding van het NAP. WATPAS bestaat uit een tweetal applicaties, één voor op een Desktop (DT) computer en één voor op een Handheld (HH) computer. In de DT applicatie wordt een waterpassing voorbereid, gecontroleerd en wordt de planning bewaakt. De HH-applicatie is de veldapplicatie waarmee de waterpassingen worden uitgevoerd. Vanuit de WATPAS HHapplicatie wordt een digitaal waterpasinstrument aangestuurd. 1.2 Procesbeschrijving WATPAS zal doorgaans ingezet worden voor de verdichting en instandhouding van het NAP. De voorbereiding voor dit soort projecten wordt altijd door de afdeling GSMH van de AGI gedaan. Dit houdt in dat alleen GSMH in WATPAS de mogelijkheid heeft peilmerken, meetprotocollen en een netontwerp in te lezen. De uitvoering van de waterpassingen wordt uitbesteed. De uitvoerende instantie krijgt een kant en klaar WATPAS DT-project aangeleverd. Met dit project worden de meetploegen aangestuurd, wordt de planning bewaakt en wordt de kwaliteit van de metingen gecontroleerd. Grote projecten worden niet in stukken geknipt, er wordt altijd één DTproject beheerd. Vanuit dit DT-project kunnen één of meerdere HHprojecten worden aangemaakt waarmee de waterpassingen uitgevoerd worden. De ingewonnen data van de HH-projecten wordt later weer in de DT-applicatie geïmporteerd. Hier vindt een zogenaamde replicatie plaats, waarbij de metingen en wijzigingen aan het netontwerp van de HH-projecten worden samengevoegd in de DT-database. Vanuit het DT-project wordt de planning bewaakt, kunnen diverse rapportages worden aangemaakt en kan het netwerk worden gecontroleerd met MOVE3. Opgeloste fouten in MOVE3, kunnen weer worden binnengelezen in WATPAS. Uiteindelijk levert de uitvoerende instantie een volledig gemeten en gecontroleerd netwerk af aan RWSAGI afdeling GSMH. 1.3 WATPAS specificaties Systeemvereisten desktop De WATPAS DT-applicatie is een standalone applicatie die werkt onder Microsoft Windows 98/NT/2000/XP. Een WATPAS project kan slechts op één PC worden gebruikt. 5 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Systeemvereisten handheld De WATPAS HH-applicatie is speciaal ontwikkeld voor een half VGA pocket PC. Het minimale besturingssysteem is Windows for handheld PC 2000. De communicatie tussen digitaal waterpasinstrument en de HH-computer werkt op basis van een seriële verbinding. Hiervoor moet de HH-computer een seriële poort bevatten. Aangezien een WATPAS project veel data kan bevatten moet het systeem over minimaal 32 MB geheugen beschikken. Geadviseerde HH-systemen met hun specificaties, getest door RWS-AGI, vindt u in bijlage D. Voor alle andere systemen kunnen géén garanties worden afgegeven v.w.b. een correcte werking met WATPAS. Ondersteunde waterpasinstrumenten WATPAS kan alleen de volgende digitale waterpasinstrumenten uitlezen: Leica NA2002 Leica NA3003 Leica DNA03 Topcon DL101C Trimble DINI 10 Trimble DINI 11 Trimble DINI 12 Automatische logfile Indien WATPAS actief is wordt continu een logbestand bijgewerkt. Dit logbestand staat op de plaats waar de executable geïnstalleerd is. Dit geldt voor zowel de DT-applicatie als de HH-applicatie. Aangezien het logbestand door WATPAS alleen wordt aangevuld en nooit wordt opgeschoond moet de gebruiker het geheugengebruik van het logbestand zelf bewaken. 1.4 Installatie WATPAS De installatie van WATPAS bestaat uit vijf onderdelen. 1. Windows MSDE op de DT-computer installeren. MSDE staat voor Microsoft SQL-server Desktop Engine. Dit is de database waarop WATPAS werkt. Installatie hiervan is vereist voor een goede werking van WATPAS. 2. Installatie WATPAS DT-applicatie 3. Voor de overdracht van data tussen de DT-computer en de HH-computer het programma ActiveSync 4. Een aantal instellingen op de HH-computer goed gezetten. 5. Installatie WATPAS HH-applicatie Het is belangrijk de installatie in de bovenstaande volgorde uit te voeren. 1.4.1 Installatie MSDE (Stap 1) Volg de volgende aanwijzingen voor het installeren van MSDE op de DT-computer: 6 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 1. 2. 3. 4. 5. Start het installatieprogramma SetupMSDE.exe. Volg de aanwijzingen op het scherm tijdens de installatie De installatie wordt uitgevoerd en de computer zal hierna opnieuw opgestart worden. Controleer of in het systeemvak (het rechtervenster in de startbalk) een icoon verschijnt waarmee wordt aangegeven dat MSDE (MSSQLServer) gestart is. Let op: onder Windows 98 zal de service niet automatisch worden gestart na installatie. Dubbelklik hiervoor het MSDE icoon in het systeemvak en vink de optie “Auto-start service when OS starts” aan. Opmerking: De MSDE-database kan met uninstall weer worden verwijderd. Na de uninstall moet óók de directory c:\program files\Microsoft SQL server\MSSQL$WATPAS verwijderd worden. Anders is het niet mogelijk de MSDE-database opnieuw te installeren. 1.4.2 Installatie WATPAS DT (Stap 2) Volg de volgende aanwijzingen voor het installeren van de DT applicatie: 1. Start het installatieprogramma WATPASSetup.exe 2. Volg de aanwijzingen tijdens de installatie. 3. WATPAS is op de desktop-pc geïnstalleerd en kan opgestart worden via het Windows startmenu Start – Programs – WATPAS – WATPAS. 1.4.3 Installatie ActiveSync (Stap 3) ActiveSync is een programma waarmee communicatie tussen DT computer en HH-computer mogelijk is. Dit programma wordt gebruikt voor het installeren (vanuit de DT-applicatie) van de HH-applicatie en om gegevens met de HH uit te wisselen. Procedure 1. Selecteer in het Windows startmenu Start – Programs – WATPAS – Installeer ActiveSync. 2. Volg de aanwijzingen op het scherm tijdens de installatie. 1.4.4 Instellingen voor de HH (Stap 4) Om het waterpasinstrument en de desktop te kunnen laten communiceren met de HH-computer is het belangrijk dat de HHcomputer juist is geconfigureerd en aangesloten. Dit kan helaas niet geautomatiseerd gebeuren. De configuratie behoeft slechts éénmaal te gebeuren (of opnieuw na een harde reset). Belangrijk. In de bijlage D, Specificatie Handheld, staat per HH de eventuele aanvullende (specifieke) instellingen/handelingen vermeld. Lees deze aanwijzingen zorgvuldig door. 1. Start de HH (voer eventuele initiële configuratie en calibratie uit als het apparaat daarom vraagt). Let op dat de datum en tijd van de HH correct zijn ingesteld 2. Open het ‘Control Panel’. 7 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 3. Open vervolgens ‘Communications’ en selecteer de ‘PC Connection’ tab. (de benaming kan verschillen per OS versie) 4. Controleer of ‘Allow connection with desktop computer when device is attached’ aangevinkt is (zoniet, dan inschakelen). 5. Verander de connectie, zodat deze ‘Serial Port @ 115k’ aangeeft. 6. Sluit het ‘Communications’ venster met OK. 7. Sluit het ‘Control Panel’. 1.4.5 Installatie HH-applicatie (Stap 5) Het installeren van de HH-applicatie is alleen mogelijk indien de DTapplicatie en ActiveSync geïnstalleerd zijn. Procedure 1. Plaats de HH-computer op het docking station en controleer of er een ActiveSync verbinding tot stand is gekomen. Dit kan door naar het ActiveSync icoon in het systeemvak te kijken: De verbinding is tot stand gekomen. De verbinding is niet tot stand gekomen. 2. 3. 4. 5. NB: Met de Handheld LXE-MX3X dient men handmatig een verbinding te activeren. (Communications>ActiveSYnc>connect). Indien de verbinding niet tot stand is gekomen kan dit meerdere oorzaken hebben. Controleer of de juiste com-poort gebruikt wordt. Controleer dit via het configuratiescherm van de HH-computer. Selecteer in het WATPAS menuoptie Bestand handheld installatie... Let op: wanneer er geen verbinding is en toch een handheld installatie opgestart wordt, dan zal de installatie bij de volgende verbinding uitgevoerd worden. Druk op de Yes knop. Volg de aanwijzingen op het scherm tijdens de installatie. Voer een softreset uit op de HH nadat de applicatie geïnstalleerd is. Handmatige installatie NB: Indien een harde reset nodig is, of als de batterijen volledig leeg zijn, worden alle gegevens uit het hoofdgeheugen van de HH gewist.! Let op: Indien automatische backup uit staat, zijn ook de meetgegevens gewist! Zie hiervoor ook hoofdstuk 3.1.2 ‘Backup procedure’ en ‘Automatische backup’. Het besturingssysteem wordt wel automatisch opnieuw geïnstalleerd, maar WATPAS niet. Om de WATPAS HH-applicatie te installeren zónder de DT-applicatie, daarvoor is het bestand WATPAS.MIPS3.cab nodig. Indien dit bestand op de storagekaart staat, kan de WATPAS HH-applicatie altijd opnieuw geïnstalleerd worden, door het bestand WATPAS.MIPS3.cab te dubbelklikken. WATPAS schrijft het bestand WATPAS.MIPS3.cab niet automatisch naar de storagekaart. Dit bestand kan met de windows verkenner op de storage card gezet worden. Het kan gevonden worden in de WATPAS-directory op de PC. 8 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 1.5 Uitwisselen van bestanden Voor het uitwisselen van projectgegevens is het nodig om bestanden tussen de desktop en de handheld te kunnen kopiëren. Voor het kopiëren van de desktop naar de handheld kan de volgende procedure gevolgd worden: 1. Maak met de seriële kabel verbinding tussen de HH en de PC. Dit kan met of zonder docking station, maar vereist wel de juiste poortinstelling op de HH. Controleer of er een ActiveSync verbinding tot stand is gekomen 2. Open de Windows verkenner op de DT-computer. 3. Kopieer via de verkenner de bewuste bestanden. 4. In de verkenner moet nu de HH-computer zichtbaar zijn. Ga hiervoor naar My Computer / Mobile Device. Door deze map open te klikken verschijnt de bestandstructuur van de HH-computer. 5. Selecteer de juiste map in de HH-computer en plak hier de gekopieerde bestanden. Het kopiëren van de HH-computer naar de DT-computer werkt volgens dezelfde procedure (ook gewoon via de Windows verkenner). 1.6 Termen en afkortingen Hieronder volgt een overzicht van een aantal termen en afkortingen die in WATPAS en in deze handleiding worden gebruikt. Peilmerk Een gemerkt (permanent) punt waarvan coördinaten, nummer, omschrijving en eventueel eerder gemeten hoogte vastliggen in de database . Hulppunt Een niet permanent punt, waarvan de stabiliteit voor de duur van het project verzekerd is. Van een hulppunt worden de coördinaten en puntnummer in de database vastgelegd. Knooppunt Een peilmerk of hulppunt waarop drie of meer secties aansluiten. Het eindpunt van een losse sectie wordt ook als knooppunt beschouwd. Tussenpunt Alle overige punten Sectie Waterpassing tussen twee opeenvolgende punten uit de database. Traject Aaneenschakeling van secties tussen twee knooppunten. Kring Een gesloten aaneenschakeling van trajecten. Overgang Wanneer de afstand tussen instrument en baak meer is dan 80 meter(bijv. wanneer je een rivier oversteekt),kan met een barcode instrument geen aflezing meer doen.In zo’n geval moet je buiten WATPAS een overgang meten. Dit gebeurt met een tachymeter en 9 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS wordt later aan het WATPAS project toegevoegd.(handmatige invoer op HH of PC) Heen- en teruggang Een sectiemeting in één richting is een heen- of een teruggang. Er wordt ook wel gesproken van een 1e en 2e meting. Project Opdracht uitgeschreven door Rijkswaterstaat waarbij een deel van alle bestaande peilmerken wordt nagemeten. Handheld (HH) PC Een pocket pc voor het uitvoeren van waterpassingen. AGI Adviesdienst Geo Informatie en ICT van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. GSMH Afdeling Service Management Hoogte van AGI. HIS AGI database voor het beheer van peilmerk- en hoogtegegevens. DT Afkorting voor desktop, oftwel het PC-platform. Deze afkorting zal in de handleiding veelvuldig gebruikt worden, o.a. in de vorm van DTapplicatie en DT-project. HH Afkorting voor handheld. Hiermee wordt de veldcomputer bedoelt die voor WATPAS gebruikt wordt. De HH-afkoring zal in de handleiding veelvuldig gebruikt worden, o.a. in de vorm van HH-applicatie en HHproject. 10 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 2 De desktopapplicatie 2.1 Inleiding Vanuit de DT-omgeving wordt een WATPAS project voorbereid en beheerd. Voor het aanmaken van een nieuw DT-project wordt het netontwerp, de te gebruiken meetprotocollen (alle instellingen) en de peilmerklijsten ingelezen. Vanuit de DT-omgeving kunnen de HH-projecten worden aangemaakt. Een HH-project bevat altijd het gehele netontwerp en de volledige puntenlijst. De HH-projecten worden later weer binnengelezen in de DT-applicatie. Het is mogelijk hetzelfde HH-project meerdere keren te importeren. De desktopapplicatie zorgt ervoor dat de gegevens nooit dubbel worden opgeslagen. De DT-applicatie bevat uitgebreide mogelijkheden voor het beoordelen van de kwaliteit van een waterpassing. Zo is het o.a. mogelijk om rapporten te genereren voor kringdoortellingen, trajectcontrole, vizierlijncontrole en de voortgang van het project. Ook is er de mogelijkheid alle metingen naar MOVE3 te exporteren waar in een vrije netwerkvereffening eventuele fouten geconstateerd en hersteld kunnen worden. 2.2 Bestandsbeheer Een WATPAS project wordt opgeslagen in een MSDE database. De MSDE database is alleen via WATPAS te benaderen. Alle meetgegevens zijn versleuteld in de database opgeslagen. Hierdoor is een WATPAS DT-project geen verzameling bestanden die via de Windows verkenner is te kopiëren naar een andere PC. Het overdragen van een project naar een andere PC werkt via het backup/restore mechanisme (zie paragraaf 2.2.5). 2.2.1 Aanmaken van een nieuw project Een nieuw project kan aangemaakt worden via het menu Bestand Projectbeheer… Via de knop Nieuw wordt een project aangemaakt. Er verschijnt een venster waarin wat administratieve informatie opgegeven moet worden: Projectnummer, dit is een verplicht veld. Het projectnummer hoeft overigens geen nummer te zijn maar mag ook letters bevatten. Het projectnummer komt in meerdere rapportages terug. Uitvoerende dienst, dit is een puur administratief veld. Projectnaam, deze naam komt terug in de kop van vele rapportages. Omschrijving, dit is een puur administratief gegeven. Opmerkingen, dit is een puur administratief gegeven. Project orde, dit bepaalt allerlei tolerantiewaardes voor diverse rapportages (zie paragraaf 3.3 en paragraaf 4.2) en is een 11 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS verplicht veld. In WATPAS heet dit een meetprotocol en we gebruiken uitsluiten 2B. Al deze administratieve gegevens zijn later te wijzigen via menu Bestand Instellingen. Na opgave van deze administratie gegevens wordt er gevraagd naar de databasenaam. Deze databasenaam is belangrijk omdat projecten later alleen via deze naam te openen zijn. De databasenaam moet uniek zijn en kan achteraf niet meer veranderd worden. De databasenaam wordt standaard gelijk gehouden aan het projectnummer, maar hiervan mag afgeweken worden. LET OP: Om onderstaande handelingen te kunnen uitvoeren, dient WATPAS.exe met de volgende (aangepaste) snelkoppeling te worden opgestart: “C:\Program Files\WATPAS\WATPAS.exe” /mdextendedmode Peilmerkinformatie kan aan het project worden toegevoegd door Bestand Importeer gegevens Peilmerkinformatie. Het te importeren peilmerkbestand moet gelijk zijn aan de HIS-peilmerklijsten (knop peilmerkinformatie-HIS zie bijlage A). Dit is een ASCII-file met een vast format. De peilmerkinformatie is ook te downloaden vanaf de RDNAP-website(peilmerk-informatie opslaan als ‘csv-bestand’) en direct te importeren in WATPAS(knop peilmerkinformatie-NAP). Indien er merken of punten gebruikt worden waarvan geen uitgebreide informatie is of ingevoerd hoeft te worden, kan de optie Bestand Importeer gegevens Hulppuntenlijst worden gebruikt. De invoer is een tekstbestand (zie bijlage B). 12 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Met Bestand Importeer gegevens Meetprotocol zijn ini-bestanden te importeren welke alle nauwkeurigheidseisen van een project bevatten. De standaardprotocollen van het NAP zijn beschikbaar. Via de RDNAP-website is alleen meetprotocol 2B beschikbaar. Let op dat dit zelfde protocol wordt opgegeven bij de projectgegevens. Er kan ook een ontwerp van het te meten waterpasnetwerk worden geïmporteerd. LET OP: Dit gaat uitsluitend goed als alle peilmerkinformatie en alle hulppunten reeds zijn ingelezen. Het ontwerp inlezen kan onder Bestand Importeer gegevens Netontwerp. Er wordt uitgegaan van een netontwerp gebaseerd op genummerde kringen en trajecten. Een voorbeeld van dit tekstbestand is te zien in bijlage C. Tot slot kan er een afkortingenlijst ingevoerd worden indien gewenst is dat bij invoer van peilmerkinformatie tijdens het gebruik van WATPAS een afkortingenlijst beschikbaar is. Dit kan met Bestand Importeer gegevens Afkortingen. 2.2.2 Openen van een project Via Bestand Projectbeheer wordt een overzicht getoond van alle beschikbare projecten in de MSDE-database. Van de beschikbare projecten wordt de databasenaam getoond. Een project kan geopend worden door op het project te dubbelklikken of via de knop Openen. 2.2.3 Backup procedure Het maken van een backup kan vanuit een geopend project via het menu Bestand Projectbeheer. Door op de knop Backup… te drukken wordt op een op te geven locatie een backupbestand weggeschreven. Het backupbestand (vanaf versie 4.01 heet de PC backup (.wbp) en de HH backup (.wbh) is één bestand dat alle gegevens van het WATPAS project bevat. Via de knop Restore… is het mogelijk een backup terug te plaatsen. Alle projectgegevens zullen dan overschreven worden, tenzij je de backup in een nieuw project restored. 2.2.4 Project overzetten naar andere PC Er is geen mogelijkheid om een project direct te kopiëren naar een andere computer. Hiervoor moet ook het backup/restore mechanisme gebruikt worden: 1. Maak een backup van het project; 2. Kopieer het backupbestand naar de gewenste machine; 3. Voer op de andere machine een restore-actie uit en kies het zojuist gekopieerde backupbestand. 2.2.5 Project voor handheld aanmaken Om in het veld te gaan meten moeten de gegevens van de DTapplicatie overgedragen worden naar de handheld. Hiervoor moet een HH-project aangemaakt worden. Dit kan vanuit de DT-applicatie via het menu Bestand Exporteer gegevens Handheld project. Er wordt één bestand (.wpp) aangemaakt dat vervolgens via de Windows verkenner naar één of meerdere HH-computers gekopieerd kan worden. Vanuit de WATPAS HH-applicatie kan dit project vervolgens worden geïmporteerd (zie paragraaf 3.1.1). 13 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 2.2.6 Data handheld inlezen WATPAS-meetdata van de handheld kan worden ingelezen via Bestand Importeer gegevens Handheld data. Benodigd is het handheld exportbestand met extensie “wpd”. Tijdens de loop van een project wordt de data van meerdere Handhelds bij elkaar ingelezen in één project op een PC. Het proces dat hierbij optreed heet replicatie (zie paragraaf 1.2). De data van de handheld wordt vergeleken met die van de desktop. Indien een object, zoals een peilmerk (punt) of traject, eerder is gerepliceerd of aangepast komt er een melding. De verschillen tussen de oude en nieuwe gegevens van het object worden weergegeven, waarna gekozen kan worden de oude gegevens te overschrijven of niet. Indien bij één van de meldingen op “nee” wordt gedrukt verschijnt er aan het eind van het inleesproces een conflictmelding. Deze kan in dat geval genegeerd worden. Conflictmeldingen kunnen echter ook om andere reden optreden. Het is raadzaam bewust te zijn van de oorzaak van de melding. Dit controleproces kan onoverzichtelijk worden voor de verwerker zodra er veel meldingen komen. Om een groot aantal meldingen te voorkomen wordt aanbevolen: a) Eén handheld per traject te gebruiken b) Wijzigingen in een knooppunt bij alle betrokken handhelds door te voeren. c) Informatie van gemeenschappelijke punten bij alle betrokken handhelds gelijk te houden 2.3 De project verkenner Via de projectverkenner kan de data van een WATPAS project, zoals punten, het netontwerp en de waterpassingen, benaderd worden. De projectverkenner is te openen via Beeld Project verkenner. De projectverkenner bestaat uit twee delen. De linkerkant geeft een overzicht van alle objecten in een boomstructuur. De rechterkant laat de eigenschappen van het geselecteerde object zien. 2.3.1 De puntenlijst Om de puntenlijst overzichtelijk te houden wordt er een opdeling gemaakt naar kaartblad (volgens de indeling van de topografiesche kaart 1:25.000). Door op de puntenlijst te klikken verschijnt in het rechterveld een overzicht van alle punten. Door de puntenlijst open te klappen kan een overzicht per kaartblad verkregen worden. Punten die niet op een bestaand blad staan, ook wel lansdekkende of speciale merken, zijn: ‘000A’ ondergrondse merken + nulpalen voor Nederland; ‘000B’ voor buitenlandse ondergrondse merken ‘000C’ peilmerken Belgie ‘000D’ peilmerken Duitsland ‘000G’ voor zeemeetpalen. Wijzigen puntgegevens Door in het rechterdeel van de projectverkenner een punt te dubbelklikken of de knop Wijzigen te gebruiken, kunnen puntgegevens 14 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS aangepast worden. Een aantal gegevens, zoals het puntnummer en de NAP-hoogte, kunnen nooit veranderd worden. Indien een punt vervallen wordt verklaard is een opmerking verplicht. Bij het veld lokatie omschrijving moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van voorgedefinieerde afkortingen. Deze zijn op te roepen via de knop Afk. Figuur 1, bekijken puntgegevens Nieuw punt toevoegen Als in het linkerdeel van de verkenner de puntenlijst geselecteerd is, verschijnt in het rechterdeel van de projectverkenner de knop Nieuw. Hiermee kan een nieuw punt worden aangemaakt. Let hierbij op dat zodra het punt bevestigd is, een aantal gegevens niet meer aan te passen zijn (o.a. het puntnummer). Een punt kan ook nooit verwijderd worden, hooguit kan de status op ‘vervallen’ worden gezet. Bij het aanmaken van een nieuw punt zijn het puntnummer, de lokatie omschrijving en de X- en Y-coördinaten van het punt verplichte velden. De X- en Y-coördinaten zullen bij het opslaan van het punt op 10 meter afgerond worden. Muurvlak coördinaten (-) gebruiken de (+) weglaten eenheid cm. 2.3.2 Het netontwerp Het netontwerp dient verschillende doelen. Via het netontwerp kan inzicht verkregen worden in de voortgang van de waterpassingen. Ook is het netontwerp een belangrijk hulpmiddel bij de uitvoering van een waterpassing. De kans op puntnummerfouten wordt namelijk aanzienlijk beperkt. Via het hoofdniveau Netontwerp in de project verkenner kunnen uitgevoerde waterpassingen bekeken en gewijzigd worden. Tevens kan het netontwerp vanuit de project verkenner worden aangepast. Het netontwerp bevat een boomstructuur met als hoofdniveaus: kringen, trajecten en waterpassingen die niet volgens ontwerp zijn gemeten. Kringen Het linkerdeel van de verkenner bevat o.a. de boom voor kringen. Deze boom kent de volgende niveaus: 15 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Kringen Trajecten Secties Waterpassingen Figuur 2, Overzicht kringen Door de kringen open te klappen wordt inzichtelijk uit welke trajecten, secties en punten een kring bestaat. Door op een bepaald niveau in de boom te klikken wordt in het rechterdeel van de verkenner de onderliggende niveaus weergegeven. Als bijvoorbeeld links een kring wordt geselecteerd, wordt rechts een overzicht gegeven van de trajecten en bijbehorende punten van de kring. Onder het niveau sectie worden de uitgevoerde waterpassingen getoond. De kringen worden door GSMH bij de voorbereiding van een WATPAS project samengesteld. Vanuit WATPAS is het niet mogelijk nieuwe kringen toe te voegen of bestaande kringen te verwijderen. Trajecten Trajecten kunnen op twee manieren via de projectverkenner benaderd worden. Of door selectie via een kring of via het hoofdniveau Trajecten. Door in het linkerdeel van de projectverkenner een traject te selecteren kan in het rechterdeel van de verkenner het traject gewijzigd worden. Het wijzigen van trajecten is wel aan bepaalde beperkingen verbonden (zie paragraaf 2.3.4). Een nieuw traject kan aangemaakt worden door links in de verkenner het hoofdniveau Trajecten te selecteren. Rechts verschijnt de knop Nieuw, waarmee een traject aangemaakt kan worden. Waterpassingen Een overzicht van alle uitgevoerde waterpassingen is te verkrijgen door op het hoofdniveau Netontwerp te klikken. Rechts verschijnen dan alle uitgevoerde waterpassingen. Via de knop Wijzigen (of door te dubbelklikken) kan een waterpassing gewijzigd worden. Op het hoogteverschil en de afstand na zijn alle velden (achteraf) aan te passen. 16 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS WATPAS zal van een sectie een heen- en een teruggang altijd als koppel bewaren. Als één van de twee metingen vervallen wordt verklaard, vervalt automatisch ook de andere meting. Per sectie kan altijd maar één geselecteerd heen- en teruggang paar aanwezig zijn. Als een ander metingenpaar geselecteerd wordt, vervalt automatisch het eerder geselecteerde paar. Waterpassingen die niet volgens ontwerp zijn gemeten worden in de verkenner geplaatst onder het hoofdniveau Niet volgens ontwerp. 2.3.3 De kaart Een grafische weergave van het netontwerp is te verkrijgen via menu Beeld Kaart. De kaart kent vijf zoomniveaus: 1. Net niveau; 2. Kaartblad niveau; 3. Kring niveau; 4. Traject niveau; 5. Punt niveau. Door een niveau in de project verkenner te kiezen wordt automatisch in de kaart ingezoomd op het betreffende gebied. Legenda Een legenda is te verkrijgen door in de kaart via een rechtermuisklik de optie Legenda en instellingen te kiezen. Via de legenda kan de weegave van de onderdelen per zoomniveau bepaald worden. Figuur 3, Legenda Indien een kring volledig is gemeten kunnen ook de kringsluitfouten grafisch gepresenteerd worden door in het rechtermuismenu van de kaart de optie Bereken kringsluittermen te gebruiken. Via dit menu kan het netontwerp ook afgedrukt worden. 2.3.4 Aanpassen van het netontwerp Het netontwerp kan zowel op de handheld als de DT-applicatie gemuteerd worden. In de praktijk zullen de meeste wijzigingen op de handheld worden doorgevoerd. Vervolgens worden deze wijzigingen gerepliceerd naar het DT-project. Aan het muteren van het netontwerp zitten de nodige beperkingen. Hieronder volgt een overzicht wat wel en niet mogelijk is: 17 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Er kunnen geen kringen aangemaakt worden. Alleen voor het kringdoortellingsrapport is het mogelijk zelf een kring samen te stellen. Het is altijd mogelijk trajecten aan te maken. Deze trajecten krijgen de status ‘handmatig’. Handmatige trajecten worden in de projectverkenner gemarkeerd met een ‘*’ (sterretje). Alleen handmatige trajecten kunnen worden verwijderd. Tussenpunten kunnen altijd uit een traject worden verwijderd Bij trajecten van het originele netontwerp kunnen alleen tussenpunten worden ingevoegd die geen onderdeel uitmaken van een ander traject. Als je een tussenpunt van b.v. traject A wilt toevoegen aan traject B, moet dit punt eerst verwijderd worden uit traject A. Bij handmatige trajecten kunnen alle punten als tussenpunt worden ingevoegd. Als een knooppunt wordt gewijzigd, dan wijzigen de aangrenzende trajecten automatisch mee. Niet volgens ontwerp meten Het netontwerp is een hulpmiddel bij de rapportages en het uitvoeren van een meting (o.a. omdat de puntnummers automatisch gekozen worden). Een netontwerp is voor WATPAS echter geen vereiste. Er kan altijd een waterpassing tussen twee willekeurige punten uitgevoerd worden. Deze waterpassing krijgt dan de status ‘niet volgens ontwerp’. Loggen van wijzigingen Alle aanpassingen aan het netontwerp worden gelogd en zijn in te zien via de loggingsrapportage. 18 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 3 WATPAS Handheld applicatie 3.1 Inleiding Met de WATPAS HH-applicatie worden de waterpassingen uitgevoerd. WATPAS draait op een Pocket PC met Windows for handheld PC 2000 als besturingssysteem en een half VGA-scherm. Via een seriële kabel wordt het waterpasinstrument gekoppeld aan de HH-computer. 3.1.1 Bestandsbeheer Bij de installatie van WATPAS worden op de HH-computer drie mappen aangemaakt. Onder de map “My documents/WATPAS/” zijn dat: Export, dit is de default map waarnaar het exportbestand van het HH-project wordt geschreven. Dit exportbestand wordt later naar de desktop gekopieerd en geïmporteerd in het DT -project. Import, dit is de default map voor het importeren van een HHproject. Het is dus de bedoeling het aangemaakte ‘Handheldproject’ van de desktop naar deze map te kopiëren. Projects, In deze map worden de WATPAS HH-projecten bewaard. Om tot een HH-project te komen moet eerst een DT-project geëxporteerd worden naar een “Handheld-project” (zie paragraaf 2.2.6). Dit bestand wordt vervolgens gekopieerd naar de importmap op de handheld. Vanuit de HH-applicatie kan dit bestand vervolgens geïmporteerd worden en WATPAS maakt vervolgens het HH-project aan. Het importeren van een HH-project gaat via Hoofdmenu Projectbeheer Importeren. Als een project geïmporteerd is, wordt het direct geopend. Vanuit het menu Projectbeheer kan ook een bestaand project geopend worden via de knop Openen. Figuur 4, Menu projectbeheer 3.1.2 Backup procedure In tegenstelling tot de desktop is een backup van een HH-project ook echt alleen een backup. De standaard map voor een backup is: Storagecard/WATPAS/Backup.(.wbh) De kopie wordt dus 19 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS weggeschreven op de storagecard en niet in het geheugen van de HH computer. Een backupbestand is één los bestand dat automatisch de naam van het project krijgt plus de datum/tijd van het moment van aanmaken. Het terugzetten van een backup kan via de Restore knop in het menu Projectbeheer. Alle bestaande gegevens van het project zullen overschreven worden. Pas dus op want alle metingen die gedaan zijn tussen het moment van de backup en het moment van de restore zullen verloren gaan! Dit gebeurd echter alleen wanneer je een project restored, dat al bestaat op de HH. Na bijv. een harde reset is de Handheld leeg. Automatische backup Standaard maakt WATPAS een backup van de meetgegevens aan het einde van een heen- of teruggangsmeting van een sectie. Via Hoofdmenu Administratie Instellingen kan de optie “Automatische backup” aan- of uitgezet worden. Als de batterijspanning op de handheld te laag is, wordt een automatische backup aangemaakt. Hiervan verschijnt dan een melding op het scherm. Via Hoofdmenu Administratie Instellingen kan de minimale batterijspanning opgegeven worden. Standaard staat deze instelling op 10 procent. Opvragen batterijstatus De batterijspanning is vanuit WATPAS altijd opvraagbaar via het vraagteken, rechtsboven in de menubalk. Zolang er niet gemeten wordt kan de batterij altijd vervangen worden. Tijdens een meting kan dit niet omdat de meting dan automatisch afgebroken wordt. Let dus bij het opstarten van een sectie op, of de batterijspanning nog voldoende is. De HH bevat twee batterijen; een hoofdbatterij en een backupbatterij. Als beide batterijen leeg zijn, worden alle gegevens in het hoofdgeheugen van de HH gewist. De WATPAS applicatie en alle data zijn dan verloren. Alleen de gegevens op het compact flash kaartje (storagecard) blijven bewaard. Aanbeveling softe reset Bij langdurig gebruik van de is het mogelijk dat HH-computer instabiel wordt. Het is daarom aan te bevelen regelmatig een softe reset uit te voeren op de HH-computer. 3.2 Navigatie Als de HH-applicatie wordt gestart, verschijnt het hoofdmenu. Vanuit dit scherm zijn de vijf hoofdfuncties te benaderen: Projectbeheer,Administratie, Waterpassing, Vizierlijncontrole, Rapportage. 20 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Figuur 5, Hoofdmenu handheld Voor de navigatie door de verschillende schermen dieper in de menustructuur worden de knoppen gebruikt die op de schermen zelf zijn te vinden. Bovenin elk scherm is altijd de menubalk zichtbaar. De menubalk geeft aan welk scherm nu actueel is en via welke schermen hiernaartoe is genavigeerd. Om naar een vorig scherm of het hoofdmenuscherm te gaan kan gedrukt worden op het betreffende menu-item. Soms is het niet toegestaan om vanuit een bepaald scherm via het menu naar een vorig scherm te gaan, in dat geval verschijnt een venster met een waarschuwing. Een voorbeeld is het terug willen gaan naar het hoofdmenu tijdens het inwinnen van een waterpassing. In dat geval moet eerst bewust de waterpassing afgebroken of afgesloten worden. 3.3 Meetprotocollen Het meetprotocol is een verzameling instellingen waarin o.a. wordt vastgelegd hoe een meting wordt uitgevoerd, wat de toleranties zijn voor de diverse controles en welke waarschuwingen verschijnen. Er zijn zes meetprotocollen te onderscheiden: 1. Meetprotocol 1, voor het uitvoeren van eerste orde waterpassingen 2. Meetprotocol 2A, voor het uitvoeren van tweede orde waterpassingen. 3. Meetprotocol 2B, voor het uitvoeren van tweede orde waterpassingen. 4. Meetprotocol 2C, bedoeld voor deformatiemetingen waarbij zijslagen mogelijk zijn. 5. Meetprotocol 3, voor het uitvoeren van derde orde waterpassingen. 6. Het ‘User defined’ meetprotocol. Zoals de naam al zegt kunnen de instellingen voor dit protocol zelf bepaald worden. 21 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Figuur 6, instellingen meetprotocol Het meetprotocol bevat de volgende waardes: Toleranties Kringtolerantie, de uiterste sluitterm die in een kring mag zitten. Trajecttolerantie, idem, maar van een traject. Sectietolerantie, idem, waarbij de sluitterm het maximale verschil tussen een heen- en een teruggang is. Standaard afwijking, de standaard afwijking die het hoogteverschil van een enkele gang krijgt bij de export naar MOVE3. Deze toleranties en standaardafwijking bestaan uit drie delen: a + b* L + c*L, waarbij L de afstand in kilometers is. Waarschuwings en verbodswaarden Verbodswaarden kunnen nooit overschreden worden. Indien dit gebeurt wordt de waarnemer gedwongen zijn opstelling aan te passen of de opstelling wordt afgebroken. Bij overschrijden van waarschuwings of verbodswaarden verschijnt een melding en wordt een regel in de logfile weggeschreven. Bij de meeste waterpassingen zullen er alleen waarschuwingswaarden gebruikt worden. De instellingen zijn: Maximum lengte sectie, bepaalt bij welke sectieafstand een melding moet komen. Maximum afstand instrument-baak. Maximum verloop afstanden achter-voor, dit geldt zowel per opstelling als voor de hele sectie. Er volgt een melding als de waarde wordt overschreden. Achteraflezingtolerantie, dit geldt alleen voor metingen met twee achter- en twee vooraflezingen (meetprotocol 1). Het verschil tussen beide achteraflezingen mag dan niet meer dan deze tolerantie zijn. 22 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Vooraflezingtolerantie, dit geldt alleen voor metingen met twee achter- en twee vooraflezingen (meetprotocol 1). Het verschil tussen beide vooraflezingen mag dan niet meer dan deze tolerantie zijn. Hoogtetolerantie, dit geldt alleen voor metingen met twee achteren twee vooraflezingen (meetprotocol 1). Het verschil tussen het hoogteverschil uit de eerste voor- en achteraflezing en het hoogteverschil uit de tweede voor- en achteraflezing mag niet meer dan deze tolerantie zijn, anders volgt een melding. Algemeen Mogelijkheid tot zijaflezing, zijaflezingen worden o.a. gebruikt voor deformatiemetingen. Met deze optie kunnen per opstelling één of meerdere zijslagen (naar deformatiepunten) gemeten worden (zie paragraaf 3.7). Gelijke achter en voorbaak, als deze optie actief is wordt er gecontroleerd of de achter en de voorbaak verschillend zijn. Beginbaak is eindbaak, als deze optie actief is wordt deze vraag gesteld bij het afsluiten van de meting. Afleesvolgorde Oneven opstellingen, dit bepaalt of er één of twee aflezingen nodig zijn. De mogelijkheden voor deze optie zijn: ‘AVVA’, ‘VAAV’, ‘VA’, ‘AV’ zijn. Even opstellingen, idem. Vizierlijn Maximum afwijking, per instrument wordt de vizierlijnafwijking bepaald. Deze optie geeft de maximum tolerantie aan. Als deze waarde wordt overschreden mag er best gemeten worden. Echter alle metingen met een verworpen vizierlijncontrole worden gelogd. Geldigheidsduur, de vizierlijncontrole heeft een bepaalde geldigheid. Waarnemingen die met een verlopen vizierlijncontrole worden gemeten worden gelogd. Inwinalgoritme 23 Maximum aantal aflezingen, Om tot een betrouwbare aflezing te komen laat WATPAS het digitale instrument minstens twee registraties verrichten. Indien de registraties te ver uit elkaar liggen wordt een derde en mogelijk nog meer registraties verricht. Het maximum aantal registraties wordt door deze instelling bepaald. Indien er na het maximum aantal registraties nog steeds geen stabiele registratie te bepalen is zal de meting opnieuw verricht moeten worden. De aflezing die WATPAS opslaat is het gemiddelde van de verrichte registraties. Tolerantiewaarden, deze waardes (a en b in micrometers) geven de nauwkeurigheid van een aflezing aan en bepalen in grote mate hoeveel aflezingen er nodig zijn om tot een ‘stabiele waarde’ te komen. Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 3.4 Instrumentinstellingen Voor een betrouwbare communicatie van het waterpasinstrument met WATPAS is het nodig dat het instrument op een enkele waarneming staat ingesteld. 3.5 Uitvoeren vizierlijncontrole De vizierlijn van het waterpasinstrument moet bij goed geregelde e n ingespeelde bel loodrecht staan op de richting van de zwaartekracht ter plaatse van het instrument. De methode die bij Rijkswaterstaat wordt gebruikt om dit in het veld te controleren, staat bekend als de methode 3/33. Deze naam is ontleend aan de gebruikte afstanden bij de excentrische opstelling. De korte aflezing is namelijk 3 meter en de lange 33 meter. Figuur 7, vizierlijncontrole De methode bestaat uit een meting “uit het midden” tussen twee vast opgestelde baken (met een onderlinge afstand van 36 meter), gevolgd door een ‘excentrische’ meting tussen dezelfde baken. Bij goed geregelde vizierlijn is de gevonden afwijking gelijk 0. Per instrument moet een vizierlijncontrole worden bepaald. De vizierlijncontrole is op te starten via het hoofdmenu. Achtereenvolgens wordt om de vier verschillende waarnemingen gevraagd, achteraflezing 18 meter, vooraflezing 18 meter, achteraflezing 3 meter en vooraflezing 33 meter (Je moet dus 3 meter vanaf de achterbaak gaan staan. Let op de afleesvolgorde: bij beide opstellingen moet dezelfde baak als eerste worden afgelezen! Een aflezing die in de afstand meer dan 1 meter afwijkt van de geadviseerde afstanden levert een waarschuwing op. Is het verschil groter dan 5 meter, dan wordt de vizierlijncontrole onderbroken en gevraagd om de opstelling aan te passen. Als tijdens de vizierlijncontrole blijkt dat de maximale waarde voor de vizierlijncontrole wordt overschreden moet het instrument gejusteerd worden. Dit gebeurt onafhankelijk van WATPAS en kan voor of na de vizierlijncontrole met WATPAS gebeuren. De meeste digitale instrumenten hebben een eigen methodiek waarmee dit gedaan kan worden. 24 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 3.6 Uitvoeren meting Het uitvoeren van een meting wordt opgestart via Hoofdmenu Waterpassing. Vervolgens moeten alle administratieve velden verplicht ingevuld worden, namelijk Uitvoerende dienst, Waarnemer, Startpunt, eindpunt, Protocol, Baak 1, Baak 2, Instrumenttype en instrumentnummer. Alleen het veld vervoer is niet verplicht. Figuur 8, Meting administratie Gebruik van het trajectfilter Met het trajectfilter is een snellere puntselectie mogelijk. Nadat het goede traject is gekozen is de keuzelijst voor het startpunt en voor het eindpunt beperkt tot de punten die bij het betreffende traject horen. Na de selectie van het startpunt, bevat het eindpunt alleen nog de punten van de aangrenzende secties. Met name bij grote netwerken is het werken met het trajectfilter een stuk sneller dan het kiezen van punten uit de volledige lijst. Intoetsen nummers Naast de mogelijkheid van de selectie uit een keuzelijst, kunnen het trajectnummer en de puntnummers (verkort) worden ingetoetst. Verkorte puntnummerinvoer betekent dat de voorloopnullen weggelaten mogen worden. Punt 002D0043 mag bijvoorbeeld ingevoerd worden als 2D43. Meting tussen willekeurige punten Voor een meting tussen willekeurige punten moet bij het trajectfilter de optie “<Niet volgens ontwerp>” gekozen worden. De lijstjes voor beginen eindpunt bevatten daarna alle punten. Wanneer op OK wordt gedrukt, komt nog de vraag “Weet u zeker dat u niet volgens het netontwerp wilt meten”. Meetprotocol De keuze voor het meetprotocol bepaalt voor een groot gedeelte hoe er gemeten moet worden en welke toleranties acceptabel zijn. Zie paragraaf 3.3 voor uitgebreide informatie. Uitvoeren meting In het meetmenu is duidelijk te zien welke baak afgelezen moet worden; (V)oor of (A)chter. Via de knop Uitlezen wordt het digitaal instrument aangestuurd om een meting te verrichten. WATPAS laat het instrument altijd minstens 2 registraties doen verrichten en als deze te slecht bij elkaar passen worden meer registraties verricht. Het is 25 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS continu zichtbaar hoeveel registraties reeds zijn verricht. Dit algoritme kan altijd afgebroken worden. Figuur 9, uitvoeren meting Stoppen meting Een waterpassing kan met de knop Einde meting gestopt worden. Er is vervolgens de keuze uit drie opties: Meting voortzetten, Meting afbreken en Meting afsluiten. Figuur 10, Meting beëindigen Afbreken meting Als een meting wordt afgebroken dan vervallen alle opstellingen. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk bij een omvergereden baakopstelling. Afsluiten meting Als de laatste opstelling gemeten is moet de meting worden afgesloten. Er verschijnt daarna een venster waarin een aantal gegevens getoond worden: Gemeten hoogteverschil. Eventueel het hoogteverschil dat uit de peilmerken berekend kan worden. Eventueel het verschil tussen de heengang en de teruggang De puntnummers, deze kunnen hier direct gewijzigd worden door het goede nummer in te toetsen. Vervolgens wordt de waterpassing opgeslagen in de database. 26 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 3.7 Afwijken van het netontwerp Het trajectfilter is een belangrijk hulpmiddel bij het meten. Maar soms moet er van het netontwerp afgeweken worden. In paragraaf 2.3.4 staat uitgelegd wat de beperkingen zijn aan het muteren van het netontwerp. Deze beperkingen gelden ook voor de HH-applicatie. Een aantal veel voorkomende situaties worden hier toegelicht: 3.7.1 Invoegen van een nieuw punt Via: Hoofdmenu Administratie Netontwerp punt toevoegen kan een nieuw punt worden aangemaakt. Na bevestiging kan het puntnummer niet meer worden gewijzigd en ook niet verwijderd. Hooguit kan de status op ‘vervallen’ worden gezet. Het is ook mogelijk via Hoofdmenu Waterpassing een nieuw punt toe te voegen. Dit kan door de trajectfilter op “niet volgens netontwerp” te zetten en een nieuw puntnummer op te geven. Bij het aanmaken van een nieuw punt zijn het puntnummer, de locatie omschrijving en de X- en Y- coördinaten van het punt, verplichte velden. (via een ‘pulldown’ menu kan een lijst afkortingen worden geraadpleegd) De X- en Y- coördinaten (in KM) zullen bij het opslaan van het punt op 10 meter afgerond worden. De volgende velden zijn vanuit de productspecificaties ook verplicht , maar deze worden niet door ‘watpas’ gecontroleerd. Muurvlakcoördinaten, punttype, windstreek en waarnemer Bij muurvlak coördinaten dient afhankelijk van de richting eventueel de (-) te worden gebruikt. De (+) moet daarentegen niet gebruikt worden. Deze wordt door ‘watpas’ niet geaccepteerd. De vermelde eenheid is cm. In bijzondere gevallen (bijv. een ronde pilaar) kan dit veld worden leeg laten. Punttype invoeren. Eventueel via het ‘pulldown’ menu. De nieuwe bouten van de afdeling NAP zijn van het type ‘0’. Windstreek invoeren. Eventueel via het ‘pulldown’ menu. De waarnemer spreekt voor zich. 3.7.2 Tussenpunt invoegen in een traject Via Hoofdmenu Administratie Netontwerp kunnen trajecten en punten worden aangepast. Links verschijnt het grafische plaatje en rechts een informatiescherm. Door op de tab Traject te klikken, verschijnen de trajecten. Met de knop Aanpassen kunnen de punten van het traject gewijzigd worden. Alle mutaties aan het netontwerp worden gelogd. Handmatig aangemaakte trajecten worden altijd weergegeven met een ‘*’ (sterretje). 3.7.3 Nieuw traject aanmaken Via Hoofdmenu netontwerp Traject Nieuw kan er een nieuw traject worden aangemaakt op de handheld. Het wordt aangeraden deze optie zo min mogelijk te gebruiken, omdat WATPAS geen complete functionaliteit heeft om hier mee om te gaan. In de traject-, sectie- en puntenlijst is het traject terug te vinden inclusief eventuele metingen, controles en peilmerkadministratie. De kringnummering van het netontwerp wordt echter niet aangepast, 27 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS waardoor dit traject bij geen enkele kring is terug te vinden. Ook niet in de kaart. Indien een nieuw traject is aangemaakt ter vervanging van een ander zal de bijbehorende kring volgens WATPAS nooit compleet gemeten zijn. Dit geldt voor de handheld en de desktop. De export naar Move bevat wel alle meetgegevens. Alleen in Move kan dus de volledige vereffening en toetsing plaatsvinden. 3.7.4 Afsluiten op een ander eindpunt Dit kan nodig zijn indien een waterpassing voortijdig moet worden afgesloten en er wordt geëindigd op een hulppunt. Bij het afsluiten van een meting is het mogelijk de begin- en eindpuntnummers te veranderen. Hierbij kan niet gekozen worden uit een puntenlijst, maar moet het puntnummer ingetoetst worden. Indien een punt niet bestaat creëert WATPAS automatisch een nieuw punt met X,Y-coördinaten van 0,0 en met als omschrijving “Dit punt is automatisch aangemaakt tijdens het afsluiten van een waterpassing”. Door zo’n verandering van puntnummer wordt het netontwerp nie t automatisch aangepast. De meting wordt opgeslagen als “Niet volgens ontwerp”. Indien dit (nieuwe) punt in het ontwerp opgenomen moet worden, moet achteraf het netontwerp worden aangepast. 3.7.5 Een knooppunt laten vervallen Punten die onderdeel uitmaken van het netontwerp kunnen niet zomaar vervallen worden verklaard. Indien zo’n punt vervallen is, moet het punt eerst uit het netontwerp worden gehaald. Het lastigst is dit bij knooppunten. Hiervoor moet de volgende procedure worden gehanteerd: Bepaal een nieuw punt dat als knooppunt gaat dienen. Dit kan uiteraard een nieuw aangemaakt punt zijn Verander van één van de trajecten waar het (oude) knooppunt in voor komt het oude knooppunt door het nieuwe punt. Alle aanliggende trajecten zullen vervolgens automatisch mee veranderen. Zet het oude knooppunt vervolgens op vervallen. 3.7.6 Invoeren overgang Een overgang kan ingevoerd worden via Hoofdmenu Administratie Waterpassingen Toevoegen. Vervolgens moeten alle gegevens van de ‘waterpassing’ worden opgegeven. 3.8 Meten van zijslagen Het meten van zijslagen (meestal voor een deformatiemeting) is alleen mogelijk bij meetprotocol 2C en eventueel bij het User Defined meetprotocol. Meestal worden zijaflezingen gebruikt voor het aanmeten van deformatiepunten. Bij een opstelling kan de operator er voor kiezen na het meten van de eerste achteraflezing één of meerdere zijaflezingen te meten. Wanneer de knop Zijaflezing wordt ingedrukt verschijnen er twee nieuwe kolommen op het scherm met invoervelden voor: Baaknummer 28 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Puntnummer Baakaflezing Afstand De aflezing moet twee keer worden gedaan. De reden hiervoor is dat WATPAS een zijslag als een doorgaande waterpassing beschouwt. De eerste aflezing wordt beschouwd als een vooraflezing, de tweede aflezing wordt beschouwd als een achteraflezing van een nieuwe opstelling. Na het afsluiten van de meting wordt de sectie opgedeeld in meerdere kleinere secties. Een voorbeeld: 1 A 3 B 2 Een sectie loopt van A naar B via meerdere opstellingen. Bij één van de opstellingen worden zijslagen gemeten naar de punten 1 en 2 en later wordt bij een opstelling een zijslag gemeten naar punt 3. Na het afsluiten van de meting op punt B zal WATPAS deze waterpassing opslaan als 4 secties, te weten: A-1, 1-2, 2-3 en 3-B. Indien er met een netontwerp wordt gemeten, wordt het netontwerp niet automatisch aangepast voor de nieuwe secties die ontstaan door de zijslagen. Indien dit wel gewenst is moet het netontwerp achteraf met de hand worden aangepast. 29 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 4 Rapportages 4.1 Inleiding Alle rapportages zijn op zowel de DT-applicatie als op de HH-applicatie op te roepen. De enige uitzondering is de kringdoortelling die alleen op de desktop aanwezig is. Op de desktop zijn de rapportages op te roepen via menu Rapportage. Op de handheld moet genavigeerd worden via Hoofdmenu Rapportage. Ieder rapport is te printen (alleen op desktop) en op te slaan als tekstbestand. Aangezien de meeste rapporten een kop hebben, moet ingesteld worden hoeveel regels er op een pagina passen (via Rapportage Opties). De nieuwe pagina’s zullen beginnen met de kopregels. 4.2 Projectprotocol Een aantal rapportages bevatten een toetsing, waarbij de metingen vergeleken worden met de toleranties van het projectprotocol. Het projectprotocol wordt bepaald bij het aanmaken van een project maar is te wijzigen via Bestand Instellingen. Het protocol dat bij het meten zelf is opgegeven, is dus niet vanzelfsprekend hetzelfde als het protocol voor de rapportages. 4.3 Waterpasveldwerk Figuur 11, Waterpasveldwerk 30 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS In een waterpasveldwerk staan alle verrichte aflezingen. De aflezingen staan in de volgorde waarin ze zijn gemeten. In de kop is te zien wat de status van de meting is (G)ebruiken of (V)ervallen. Een waterpasveldwerk is te genereren door twee punten op te geven. Deze punten moeten wel een gemeten sectie vormen. Het is ook mogelijk alle aflezingen van een traject te tonen. Bij een eerste orde waterpassingen worden beide voor- en achteraflezingen getoond, er wordt dus niet gemiddeld. 4.4 Trajectresumtie Een trajectresumtie geeft een overzicht van de sectieresultaten die verkregen zijn tijdens waterpassingen uitgevoerd op een traject. De keuze van een te presenteren traject vindt plaats via: Selectie van een traject uit het netontwerp (keuzelijst van trajectnummers of vrije invoer). Opgave van puntnummers die tezamen een traject vormen. Wanneer een traject nog niet volledig is gewaterpast, of gegevens om een andere reden niet berekend kunnen worden dan wordt de tekst “geen meetgegevens aanwezig” getoond. Overschreden toleranties worden met de * aangegeven. Handmatig ingevoerde metingen worden met een # aangegeven. Het is ook mogelijk de vervallen metingen van het traject te tonen. Figuur 12, Trajectresumtie 4.5 Kringdoortelling De kringdoortelling is alleen mogelijk op de DT-applicatie. In de kringdoortelling worden de sluitfouten van de kringen getoetst aan de toleranties van het projectprotocol. 31 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Voor de keuze van de kringen zijn de volgende mogelijkheden 1. Een te selecteren kring uit het netontwerp; 2. Alle kringen uit het netontwerp; 3. Opgave van trajecten die samen een kring vormen. Een kringdoortelling wordt alleen berekend als alle trajecten van de kring in beide metingen zijn verricht en niet vervallen zijn verklaard. Anders verschijnt de tekst “<niet volledig gemeten>” in de rapportage. Figuur 13, kringdoortelling 4.6 Loggingsrapport Het loggingsrapport geeft een overzicht van alle fouten, waarschuwingen en informatieve meldingen die tijdens het werken met WATPAS gelogd zijn. De logging vindt op zowel de DT-applicatie als de HH-applicatie plaats. Bij de replicatie worden alle meldingen van het HH-project geïmporteerd in het DT-project. Het loggingsrapport kan behoorlijk groot worden. Om het overzicht te houden kan er gefilterd worden op de volgende categorieën meldingen: Algemeen; Import (o.a. voor problemen in de MOVE3 import); Export (o.a. voor problemen in de MOVE3 export); Replicatie (problemen bij binnenlezen van HH-projecten); Database; Inwinning (o.a. als tijdens de inwinning niet voldaan wordt aan de eisen van het meetprotocol); Vizierlijn (bij problemen met de vizierlijncontrole); Administratie (o.a. voor mutaties aan het netontwerp); Rapportage; Project. 32 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Voorts is het ook mogelijk op type melding de selecteren. Hierbij worden drie niveaus onderscheiden: Informatief; Waarschuwing; Foutmelding. Er wordt ook continu een logbestand weggeschreven (WATPAS.log) in de directory waar WATPAS is geïnstalleerd (meestal is dit ‘’C:\program files\WATPAS’’ op de desktop en ‘’My Handheld PC\WATPASstoragecard\WATPAS’’ op de handheld). Dit is een gewoon tekstbestand dat met een editor bekeken kan worden. (Wanneer bij importeren van een HH bestand de melding data lokaal aangepast verschijnt,betekend dit dat eerder geïmporteerde data op de DT is veranderd ->keuze mogelijk) 4.7 Waterpassingen niet volgens ontwerp Met deze rapportage worden alle waterpassingen weergegeven die niet volgens het (huidige) netontwerp gemeten zijn. Dit zijn alle metingen dit ook in de projectverkenner de status “niet volgens ontwerp” hebben. 4.8 Rapportage puntenlijst De puntenlijst geeft een overzicht van alle punten in het project. Het bestand wordt geformatteerd volgens het NAP-peilmerklijstformaat en bevat alle beschikbare puntgegevens. De puntenlijst kan gebruikt worden om de puntgegevens van nieuwe en gemuteerde punten te controleren. Hiervoor is o.a. selectie op ‘gemuteerde punten’ en ‘nieuwe punten’ mogelijk. Bij de gemuteerde punten is het mogelijk deze tezamen met de originele puntgegevens weer te geven. Puntnummering Aangezien de puntnummering van peilmerken gebaseerd is op de topografische bladindeling )1:25.000), is het mogelijk te filteren op kaartblad. Er zijn een aantal speciale landsdekkende kaartbladen. Puntnummers die beginnen met: -000A zijn ondergrondse merken in Nederland -000B zijn ondergrondse merken in Duitsland -000C zijn ondergrondse merken in België -000D zijn peilmeetstations -000G 4.9 Rapportage voortgang Een voortgangsrapport geeft een overzicht van de totale voortgang van een project en tevens de voortgang per instrument. De gebruiker 33 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS kan ervoor kiezen om de voortgang van de gehele projectduur of van een bepaalde periode te tonen. In de voortgangsrapportage wordt o.a. de volgende gegevens getoond: het totaal aantal enkele en gemiddelde kilometers waterpassing, aantal vervallen kilometers, snelheden per dag / uur en een kwaliteitsindicatie van de waterpassingen. 4.10 Rapportage verschillijst Hierin worden de hoogtes van de peilmerken vergeleken met de hoogtes die berekend kunnen worden uit de aflezingen. De punten worden traject voor traject uitgerekend, waarbij telkens het eerste punt van het traject als basis wordt genomen. In de rapportage hebben de eerste punten van het traject dan ook een verschil van 0.000m met de gepubliceerde hoogte en dit is te zien aan de symbool ‘<’ in de rapportage. 4.11 Rapportage vizierlijncontrole De vizierlijncontrole geeft een overzicht van alle uitgevoerde vizierlijncontroles. Er kan gekozen worden uit een samenvatting of een gedetailleerd rapport. In het rapport is te zien wat de vizierlijnafwijking op 33 meter bedraagt en er wordt getoetst of dit binnen de grenzen van het meetprotocol valt. Alle metingen die met een verlopen of verworpen vizierlijncontrole zijn uitgevoed, zijn in te zien via het loggingsrapport. Een toelic hting over de uitvoering van de vizierlijncontrole is te vinden in paragraaf 3.2.4. 4.12 Rapportage meetprotocol In de meetprotocolrapportage worden de parameters van die diverse meetprotocollen zichtbaar gemaakt. Er kan gekozen worden uit een specifiek meetprotocol of voor alle protocollen. De instellingen van het meetprotocol staan beschreven in paragraaf 3.3. 34 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 5 Exporteren 5.1 Inleiding Het eindproduct van de uitvoerende instantie zal vaak de oplevering van het WATPAS project aan GSMH zijn. Bij GSMH wordt de data van het WATPAS project ingelezen in de HIS database. Hiervoor wordt een aantal formaten gebruikt. 5.2 Specifieke formaten Er zijn een vijftal exportmogelijkheden vanuit WATPAS. De exportmogelijkheden zijn te vinden onder menu Bestand Exporteer gegevens. 5.2.1 Handheld project (1) Om in het veld te gaan meten moeten de gegevens van de DT applicatie overgedragen worden naar de handheld. Zie beschrijving hoofdstuk 2.2.5 5.2.2 MOVE3 (koppeling met MOVE3) (2) Via Bestand Exporteer gegevens MOVE3 wordt het hele netwerk naar MOVE3 geëxporteerd. WATPAS maakt een volledig MOVE3 project aan. De te gebruiken standaardafwijkingen worden uit het meetprotocol opgehaald. Om in MOVE3 het overzicht te behouden worden de benaderde X,Y-coördinaten naar MOVE3 geëxporteerd. Ook alle vervallen metingen gaan over naar MOVE3. In MOVE3 kan er een betere keuze gemaakt worden welke waarnemingen het best bruikbaar zijn. Het is de bedoeling alleen een vrij netwerk vereffening in MOVE3 uit te voeren, ter controle van de waarnemingen. De aansluitingsvereffening voor de bepaling van nieuwe hoogtes wordt later door AGI zelf uitgevoerd. Via MOVE3 kunnen waarnemingen geselecteerd en gedeselecteerd worden en kunnen puntnummers van waarnemingen gewijzigd worden. Al deze wijzigingen worden later door WATPAS geïmporteerd en verwerkt. Er zijn echter wel beperkingen aan het wijzigen van waarnemingen in MOVE3. Zo zullen hoogteverschillen en afstanden in WATPAS nooit veranderen. Bij de import van een MOVE3 project controleert WATPAS alleen de puntnummers en de status geselecteerd/gedeselecteerd. Hierbij bewaakt WATPAS de relatie dat een eerste en tweede meting wel bij elkaar horen (MOVE3 dwingt dit niet af). Is een sectie meerdere malen dubbel gemeten en signaleert WATPAS een ongeldige combinatie van waarnemingen die geselecteerd staan dan zal WATPAS al de betreffende waarnemingen deselecteren. 35 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS 5.2.3 CSV formaat (3) Dit is een algemeen formaat voor de uitwisseling van waterpasgegevens op sectieniveau. Het is een kommagescheiden bestand en bevat achtereenvolgens de volgende gegevens: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. Peilmerk 1, beginpunt sectie; Peilmerk 2, eindpunt sectie; Afstand, gemeten sectieafstand in meters (1 decimaal); Hoogteverschil, gemeten hoogteverschil in meters (4 decimalen); Trajectnummer, trajectnummer (alleen indien sectie tot traject behoort); PaginaNr, dit veld wordt door WATPAS niet geëxporteerd; Datum, Datum van de meting in formaat JJJJMMDD; InstrumentNummer; MetingNummer, dit veld wordt door WATPAS niet geëxporteerd; Stuurcode, dit is een 'G' voor gebruikte metingen en een 'V' voor vervallen metingen; Projectnummer; Vervoerscode; Uitvoerende dienst; Waarnemer; Baaknummer 1, beginbaak; Baaknummer 2; Orde, orde van de meting (bv 1, 2A, UD); Standaard afwijking, component b (mm/Wrtl km) van de st. afw. van het meetprotocol; Begintijd, in formaat UU:MM; Eindtijd, in formaat UU:MM; Trilling, dit veld wordt door WATPAS niet geëxporteerd; Maaiveldtrilling, dit veld wordt door WATPAS niet geëxporteerd; Windtrilling, dit veld wordt door WATPAS niet geëxporteerd; Aantal slagen, aantal opstellingen van de sectie; Soort Wisselpunt, altijd de tekst "POT"; Som aantal seconcen dat de achterbaak is afgelezen; Som aantal seconcen dat de voorbaak is afgelezen; Verschil in aantal meetseconden tussen voor- en achterbaak; Aantal seconden dat er door een storing niet gemeten kon worden; Aantal seconden dat tussen opstellingen heeft gezeten. 5.2.4 W formaat (4) Dit is een specifiek formaat voor AGI om de waterpassingen in de hoogtedatabase (HIS) in te lezen. 5.2.5 ADM formaat (5) Dit is een specifiek formaat voor AGI om de peilmerkgegevens in de hoogtedatabase (HIS) in te lezen. 36 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Bijlage A Voorbeeld peilmerkenlijst PEILMERKEN VAN HET NAP TIENDE UITGAVE BLAD 050H ¸ MEETKUNDIGE DIENST DATUM LAATSTE HERZIENING VAN DE RIJKSWATERSTAAT DATUM VAN UITGIFTE 20031114 ----------------------------------------------------------------------------------------- ----------------PEIL- TOP.KRT MERK- KOORDINATEN NUM- KORTE BESCHRIJVING WS IN KM MUURVLAK- M JAAR O S HOOGTE KOORD IN CM E VAN R T T.O.V. X MER X Y 1 2 3 4 5 6 Y 7 R ME- D A NAP K TING E B IN M 8 9 10 11 12 ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 0001 138.70 375.98 BDR HOOGE MIERDSEWG 6 ZW 46 28 1 1986 3 28.634 0004 136.44 377.06 BDR HOOGSTR 21 NW -68 61 0 1995 2 32.083 0006 137.53 377.22 BDR LANGVOORT 2 NW 112 16 0 1995 2 29.212 0007 137.20 378.81 HS KUILENSRODE 15 N 155 60 0 1964 1 27.728 0008 138.66 378.73 SCH HS VLOEIEND 27 W -426 35 0 1995 2 A 27.518 0010 138.44 379.70 RKK LAGE MIERDE NW-HOEKPIL,L.V.HOOFDING. NW -47 11 0 1995 2 1 27.157 0013 137.87 381.60 BDR 'WELLENSHOEF' WELLENSEIND 11 O -46 42 1 1995 2 1 26.342 0017 137.88 384.19 HS "UTRECHT" LAGE MIERDSEWG 9 W 908 17 1 2002 7 1 22.841 0020 136.73 386.22 HS ORANJEBOND VAN ORDE 1 N 28 48 0 1991 2 Opmerkingen: - de kopregels moeten aanwezig zijn per pagina - deze bestanden worden ingelezen per NAP-kaartblad 37 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx 22.468 Gebruikershandleiding WATPAS Bijlage B Voorbeeld hulppuntenlijst puntnr;xcoordinaat;ycoordinaat;naphoogte;omschrijving; 0000001;163.88;540.55;;Hulppunt nummer 1 is een punt waarvan de naphoogte (nog) niet bekend is; 0000002;85.16;438.02;0.465;BDR 'LANDVREUGD' SWELINGSSINGEL 5; 0000006;88.58;439.62;2.201;RKK DELFTWG 13; Opmerkingen: - de kopregel moet aanwezig zijn - “puntnr” mag geen letters bevatten en mag maximaal 7 cijfers bevatten. Let op dat de puntnummers in het netontwerp identiek zijn aan de nummers in puntenpijst . - “xcoordinaat” en “ycoordinaat” worden opgegeven in kilometers tot 2 decimalen achter de punt. - “omschrijving” moet minimaal één karakter bevatten 38 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Bijlage C Voorbeeld netontwerp kringnr;trajectnr;trajectnr; 1;10011;10012;10013;10014; 2;10021;10022;10023;10011; 3;10031;10032;10033;10034;10035;10022; 4;10041;10042;10043;10012;10023;10035; 5;10051;10052;10053;10032; trajectnr;knooppunt;knooppunt;afstand;tussenpunten; 10011;'050H0013';'050H0091';2.02;'050H0115';'050H0099';'050H0098';'050H0097';'050H0095'; 10012;'050H0091';'050H0100';2.706;'050H0010';'050H0090';'050H0089';' 050H0008';'050H0143';'050H0052';'050H0082' 10013;'050H0004';'050H0100';4.313;'050H0114';'050H0006';'050H0140';'050H0041'; 10014;'050H0013';'050H0004';8.32;'050H0068';'050H0118';'050H0054';'050H0043';'050H0138';'050H0139';'050H0124'; 10021;'050H0013';'051C0163';4.811;'000A2250';'050H0072';'050H0073';'050H0074';'050H0120'; 10022;'051C0163';'051C0196';3.812;'051C0164';'051C0185'; 10023;'050H0091';'051C0196';2.077;'050H0145';'050H0146';'050H0067'; 10031;'051C0163';'051C0058';2.487;'051C0106'; 10032;'051C0058';'051C0045';3.447;'051C0167';'051C0078'; 10033;'051C0045';'051C0028';1.826; 10034;'051C0151';'051C0028';1.949;'051C0166';'051C0039'; 10035;'051C0196';'051C0151';2.831;'051C0034';'051C0098';'051C0099';'051C0036';'051C0100';'051C0165'; 10041;'051C0151';'051C0117';3.451;'051C0037';'051C0169';'051C0020';'051C0012'; 10042;'051C0018';'051C0117';3.078;'051C0089';'051C0195';'051C0208';'051C0091';'051C0011'; 10043;'050H0100';'051C0018';1.133; sectiestart;sectieeind;sectietype; 052G0262;052G0094;o Opmerkingen: - de kopregels moeten aanwezig zijn - het blok onder “kringnr;…” kan leeg blijven (gevolg is geen kringdoortelling) - hoogteverschillen die eventueel apart weergegeven moeten worden kunnen worden ingevoerd onder “sectiestart;…”. 39 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Voorbeeld WATPAS-uiterlijk: 40 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Bijlage D Specificaties Handhelds en aanvullende (specifieke) informatie WATPAS is getest op de hierna genoemde HH met de volgende specificaties en accessoires: Itronix Fex21 Handheld, Itronix, (www.admidata.nl) (niet meer leverbaar) Specificaties: Standaard: Itronix Fex21, 129Mhz, 32MB RAM, monochrome LCD standaard voorzien van: 2 x 9 D-sub RS232 poort, IRDA, pen, batterij LI-ON, 220 Volt laadapparaat, V34 softmodem, Window CE prof. Edition 3.0, ser. communicatie kabel fex 21 - PC, modemkabel, gebruikershandleiding, desktop software voor MS Active Sync op CD Accessoires: charging & comms.rack, incl 220V lader 12 V auto-adaptor draagtas anti-reflective overlay (per 10) compact Flash +PCMCIA adapter Specificatie meegeleverde "standaard"software Engelse Windows for Handheld PC 2000, Core System Version 3.0 MS Active Sync Version 3.7 Instellingen specifiek voor de FEX21 Vastgeteld is, dat de Fex21 niet stabiel functioneert met een Compact Flash-kaart in de daarvoor bedoelde poort aan de zijkant van de Fex21. Geconstateerde problemen zijn: het niet juist herkennen van de aanwezigheid van de Compact Flash-kaart, opstartproblemen en fouten bij het opslaan van bestanden. Om deze problemen te voorkomen moet de Compact Flash-kaart via een adapter in een PCMCIA-poort gestopt worden. WATPAS controleert of dit inderdaad het geval is. Het kan echter zijn dat de Fex21 onterecht een Compact Flash-kaart detecteert. In dat geval geeft WATPAS een melding en is het niet te gebruiken. Bij onterechte detectie dient te Fex21 ge-reset te worden. Voer s.v.p. de volgende handelingen uit: 1. Haal de Compact Flash-geheugenkaart uit de poort achter de kleine klep aan de zijkant van de Fex21. Laat de Compact Flash poort leeg en schroef het klepje weer vast. 2. Steek deze geheugenkaart in een Compact Flash – PCMCIA-card adapter en steek dit geheel in één van de twee PCMCIA-poorten. Deze poorten zitten achter een los te klikken klep aan de achterkant van de Fex21. 3. Open ‘Windows Explorer’ kijk onder ‘address: My Handheld PC’ of er een folder ‘Storage Card’ aanwezig is. Dit betekent dat de geheugenkaart op de juiste manier is aangesloten op de Fex21. LET OP: Er mag geen folder ‘compact flash’ zichtbaar zijn. Is dit het geval dan moet de geheugenkaart uit de Compact Flash-poort aan de zijkant gehaald worden of, indien dit niet het geval is, dient de Fex21 ‘soft’ dan wel ‘hard’ ge-reset te worden. Bij een harde 41 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS reset raakt u, m.u.v. de standaard Fex21-software en het ‘operating system’, alle geïnstalleerde software en data kwijt welke niet op de geheugenkaart zijn opgeslagen. 42 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS LXE MX3X Handheld, LXE (www.lxe.nl) (Contactpersoon LXE NL: de heer W. de Raat, Projectnaam vermelding: WATPAS AGI-RWS. Specificaties getest model: MX3X WindowsCE Computer Product Description Product Code LXEMX3X D11, M3, E1, R1, FC, A0 MX3Xscale, 128Mb Flash/128 MB SDRAM, Black Front, Mono transflective Display, ANSI Keypad, Dual RS-232 Serial End Cap, Batch, no radio, no antenna, Windows CE.NET 4.2, No Software application LXE MX3X battery and charger Product Description 5 Unit Battery Charger / Analyser MAIN Battery, Lithium Ion Product Code 9000A377CHGR5WW MX3A378BATT LXE MX3X Carrying cases, Holsters and hand straps Product Description Case with shoulder strap Product Code 9000A409CASE LXE MX3X Cradles and cradles accessories Product Code 2381A003VMCCRADLE Product Description Vehicle Mounted Cradle, 12 Volt (Power Adaptor Required, select one 12V or 24-60VDC) 2381A002DESKCRADLE 9000A302PSACWW Desk Top Cradle With active Sync (Power Adaptor Required) AC Power Supply, WW, Tricklecharger (for desktop cradle) LXE MX3X Power supplies and power cables Product Description Power Supply, Cigarette Lighter Adapter Product Code 9000A303PSCIGLTADPT LXE MX3X interface cables Product Code 9000A054CBL6D9D9 MX3XA069CBLD9USBCLNT MX3XA070CBLD9RS232AS Product Description Cable, Null modem, PC 6 Ft Active sync from end cap Cable USB Client D9F to USB type A (Male), 6 foot USB Active Sync fron end cap Serial Active Sync Cable, RS232 D9F to D9F, 6 foot active sync from desktop cradle only MX3XA071CBLD9USBTYPB Cable USB Host to USB Host, D9F to USB Type B Host Plug, 6 Ft. For attach USB hub to MX3X LXE MX3X miscellaneous Accessories Product Code MX3XA502PROTFILMMONO 9000A507STYLUS Product Description Touch screen protective film for mono display, 10 pack Stylus KIT includes stick-on clip, stylus and tether, 5 pack More accesoiries available upon request Instellingen specifiek voor de MX3X Let op: Met de Handheld LXE-MX3X dient men handmatig een verbinding te activeren. (Communications>ActiveSYnc>connect). 43 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Microflex CE8640X Handheld, DAP Technologies, dealers: (www.vdcinfo.nl ) , Contactpersoon Voorhout Data Connection (VDC): de heer V. Berrevoet, Projectnaam vermelding: WATPAS AGI-RWS. (zéér goede technische ondersteuning!) óf (www.admidata.nl) , Contactpersoon Admidata: de heer F. Rasker, Projectnaam vermelding: WATPAS AGI-RWS. Specificaties getest model CE8640X (dit model is inmiddels niet meer leverbaar en is vervangen door de CE8640B, zie note hierna): Standaard (getest): Microflex CE8640X, 400Mhz, 64MB RAM, color LCD. standaard voorzien van: 1 x Lemo RS232 poort, IRDA, pen, batterij LI-ON, Window CE .NET 4.2, ser. communicatie kabel - PC, modemkabel NB. Bovenstaand model CE8640X is inmiddels niet meer leverbaar en is vervangen (dec 2006) door onderstaand model. Dit model is niet getest door de AGI, een garantie m.b.t. een juiste werking met WATPAS kan derhalve niet door de AGI worden afgegeven voor dit model!. Echter, Voorhout Data Connection (VDC) heeft in samenwerking met de Rijksdriehoeksmeting van het Kadaster te Apeldoorn de DAP terminal CE 8640 BW getest met WATPAS 4.33 en Windows CE 5.0. De uitslag van de test was positief. Het nieuwe OS, CE.Net 5.0, is niet door de AGI getest. Specificaties nieuwe model volgens opgave leverancier: Microflex CE8640B: Intel XScale PXA270, 520 MHz Risc processor Windows CE.NET 5.0 1/2 VGA Color Screen 1 PCMCIA / 1 SDIO RoHS compliant 128Mb RAM + 128Mb Flash RS232 + USB op de terminal RS232 + USB via de meegeleverde cradle Backlit keyboard LiOn batterij 220 Volt lader sigarettenaansteker lader 44 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Bijlage E Instellingen waterpasintrumenten voor WATPAS LEICA waterpasinstrumenten: Communicatie-instellingen NA2002 / NA3003 / DNA03 Baudrate: 2400 Databits: 7 Parity: even Stopbit: 1 Speciale instelling: NA2002 / NA3003 / DNA03 De meetmethode moet op “Single measurement”staan. Dit is in te stellen via: SET à MEASURE à MEAN à n=1 De DNA03 dient uit te staan voordat de registratie in WATPAS begint. Zoniet, dan volgt bij inwinning een foutmelding. Voor de NA2002/NA3003 maakt het niet uit, werkt altijd. Ook wordt aangeraden géén integration time in te stellen. Het inwin algoritme in WATPAS zorgt ervoor dat alleen betrouwbare aflezingen opgeslagen worden. De mogelijkheid de aardkromming door het waterpastoestel te corrigeren uit laten staan. Trimble/Zeiss waterpasinstrumenten Communicatie instellingen DiNi10 / DiNi11 / DiNi12 (menu – registr.inst. – parameterinst.) 1 2 3 4 5 6 format: protocol: Baudrate: Parity: Stopbit: time out: 7 linefeet: rec E Xon-Xoff 4800 geen 1 niet van belang (instrument moet aanstaan tijdens uitlezen) ja Instrument aanzetten voordat de registratie in WATPAS begint. Instellen databits niet mogelijk.(gaat automatisch) NB.De mogelijkheid de aardkromming door het waterpastoestel te corrigeren uit laten staan. 45 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx Gebruikershandleiding WATPAS Topcon waterpasinstrumenten Communicatie instellingen DL101C Baudrate: 1200 Databits: 7 Parity: even Stopbit: 1 Het instrument aanzetten voordat de registratie in WATPAS begint. De mogelijkheid de aardkromming door het waterpastoestel te corrigeren uit laten staan. 46 Gebruikershandleiding WATPAS, versie 4.xx