Alles over de auto van de zaak

advertisement
WHITEPAPER
Alles over de auto van de zaak
Flynth adviseurs en accountants
Versie 2015.1/6 januari 2015
Voorwoord
Heeft u als werknemer of als ondernemer een auto van de zaak ter beschikking, dan zal in
veel gevallen een vast forfaitair bedrag worden opgeteld bij uw fiscale loon of uw fiscale
winst.
Bent u werknemer, dan moet uw werkgever maandelijks een bedrag aan loonheffingen over
de bijtelling inhouden en betalen.
Bent u ondernemer dan leidt de bijtelling – of beter gezegd onttrekking – tot een extra te
betalen inkomstenbelasting/premie volksverzekering en (eventueel) inkomensafhankelijke
bijdrage zorgverzekeringwet. Voor personen die een resultaat uit overige werkzaamheden
genieten, ook wel resultaatgenieters genoemd, zoals freelancers, gelden dezelfde regels
voor de bijtelling als voor ondernemers.
TIP
De bijtelling voor de auto van de zaak van de ondernemer bedraagt – voor de
inkomstenbelasting – nooit meer dan de werkelijk gemaakte kosten ter zake van de auto in
het desbetreffende jaar. Zie daarover paragraaf 9.1. Werkelijke kosten maximale bijtelling.
In een aantal gevallen kunt u aan de bijtelling/onttrekking ontkomen. Dat is bijvoorbeeld het
geval wanneer u kunt bewijzen dat u in het jaar niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto
van de zaak. Voor de daarvoor bij te houden rittenregistratie kunt u gebruikmaken van ons
rittenregistratieboekje dat u, mits nog voorradig, op http://www.flynth.nl/ kunt aanvragen.
Daarnaast vindt u op onze website een rekenmodel dat kan worden gebruikt in de (meest
voorkomende) situatie waarin de auto maar één gebruiker heeft.
Maar er zijn ook andere situaties waarin bijtelling (deels) achterwege kan blijven. Daarnaast
geldt niet voor alle auto’s dezelfde forfaitaire bijtelling. Kortom u krijgt te maken met een
oerwoud aan regels. In deze uitgave geven we een samenvatting van die regels.
U kunt deze uitgave uitprinten voor eigen gebruik. Veel eenvoudiger is het echter om gebruik
te maken van de digitale versie. U kunt dan immers gemakkelijker door de tekst zoeken en
optimaal gebruikmaken van de in het document opgenomen hyperlinks. Ga in ieder geval
altijd na of u de meest recente versie gebruikt. De regelgeving verandert voortdurend.
Arnhem, 5 januari 2015
© Flynth, januari 2015 - Flynth heeft deze uitgave met bijzondere zorg samengesteld. Desondanks
kan Flynth geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
1
Inhoudsopgave
Voorwoord ............................................................................................................................................... 1
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 5
2. Welk bijtellingspercentage? ................................................................................................................. 8
2.1. Toe te passen percentage auto’s met CO2-uitstoot van maximaal 50 gram. ............................ 10
2.1.1. Auto’s met eerste tenaamstelling van vóór 1 januari 2012 ..................................................... 10
2.1.2. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2012 of 2013 ........................................................... 10
2.1.3. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2014 of 2015 ........................................................... 10
2.2. Toe te passen percentage overige auto’s .................................................................................. 11
2.2.1. Overgangsregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling vóór 1 juli
2012
....................................................................................................................................... 11
2.2.2. 60-maandenregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling van ná 30
juni 2012
....................................................................................................................................... 12
3. Niet gehele jaar dezelfde auto ........................................................................................................... 13
3.1. Geen vol jaar een auto van de zaak? ......................................................................................... 13
3.2. Een andere auto? ....................................................................................................................... 13
3.3. Meer dan één auto tegelijk? ....................................................................................................... 14
3.4. Brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL) ......................................................... 16
3.5. Brancheregeling privégebruik deelauto ...................................................................................... 17
4. Aard en inrichting auto van belang .................................................................................................... 19
4.1. Ook geen forfaitaire bijtelling voor bestelauto mét bijrijdersstoel? ............................................. 19
4.2. Bijzondere categorieën personenauto’s ..................................................................................... 20
4.3. Per 2016 uitbreiding naar bepaalde auto’s met dubbele cabine en een toegestane maximum
massa van meer dan 3.500 ............................................................................................................... 20
5. De basis voor de bijtelling.................................................................................................................. 21
5.1. Regeling voor oldtimers .............................................................................................................. 21
6. Werkgevers en werknemers – tegemoetkomingen ........................................................................... 22
6.1. Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor autobranche ........................................................ 22
6.1.1. Belangrijkste kenmerken handreiking ..................................................................................... 22
6.1.2. Rekenen met vaste auto ......................................................................................................... 23
6.1.3. Convenant BOVAG Autodealers ............................................................................................. 24
6.1.4.Geen bijtelling en toezicht ........................................................................................................ 24
6.1.5. Contactadres ........................................................................................................................... 24
6.2. Vereenvoudigde rittenregistratie voor rijschoolhouders ............................................................. 25
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
2
6.3. Vereenvoudigde registratie bestelauto’s .................................................................................... 25
6.3.1. Directeur-grootaandeelhouder ................................................................................................ 26
6.3.2. Ondernemer en resultaatgenieter ........................................................................................... 26
6.4. Verklaring geen privégebruik ...................................................................................................... 26
6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om .......................................................................................... 28
6.4.2. Gevolgen intrekking verklaring geen privégebruik .................................................................. 30
6.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ....................................................................... 31
6.6. Niet buiten werktijd gebruikte bestelauto.................................................................................... 32
6.7. Verbod op privégebruik bestelauto ............................................................................................. 32
6.8. Afkoop bij wisselend gebruik van een bestelauto ...................................................................... 33
6.9. Tegemoetkomingen bij privégebruik personenauto's ................................................................. 34
6.10. (Collectieve) afspraak met de Belastingdienst ......................................................................... 34
6.11. Wachtdienstregeling ................................................................................................................. 34
6.12 Vrije bewijsleer .......................................................................................................................... 35
6.12.1. Black box-systeem ................................................................................................................ 35
6.12.2. Rittenregistratiesystemen met keurmerk ............................................................................... 36
7. Eigen bijdrage .................................................................................................................................... 37
7.1. Eigen bijdrage bij lease: belangrijke rechtspraak ....................................................................... 37
8. Vergoeding voor parkeergelegenheid ............................................................................................... 39
9. De ondernemer .................................................................................................................................. 40
9.1. Werkelijke kosten maximale bijtelling ......................................................................................... 40
9.2. Vereenvoudigde rittenregistratie bestelauto ............................................................................... 41
9.3. Vereenvoudigde rittenregistratie rijschoolhouders ..................................................................... 41
9.4. De ondernemer met een aantal auto’s van de zaak .................................................................. 41
9.4.1. Specifieke regeling autodealers .............................................................................................. 42
9.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ....................................................................... 42
10. Gebruik auto voor andere doelen .................................................................................................... 44
10.1. Werknemer gebruikt de auto van de zaak voor zijn onderneming ........................................... 44
10.2. Gebruik auto van de zaak voor resultaat uit (andere) werkzaamheid ...................................... 45
10.3. Gebruik auto van de zaak voor een (andere) dienstbetrekking ............................................... 45
10.4. Vervoer in verband met geneeskundige hulp of ziekenbezoek ............................................... 45
10.5. Gebruik auto van de zaak voor reizen in het kader van giften ................................................. 46
11. Normale eisen aan de rittenadministratie ........................................................................................ 47
11.1. Ritten met gemengd karakter ................................................................................................... 47
11.2. Toelichting tot het invullen van het rittenregistratieboekje/ rekenmodel .................................. 47
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
3
11.2.1. Codering van (privé)ritten ...................................................................................................... 48
12. Milieu-investeringsaftrek voor ondernemers ................................................................................... 49
12.1. Milieu-investeringsaftrek voor volledig elektrische personen- en bedrijfsauto's ...................... 49
12.2. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer
dan nul en ten hoogste 30 gr/km ....................................................................................................... 49
12.3. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer
dan 30 en ten hoogste 50 gr/km ........................................................................................................ 51
12.4. Milieu-investeringsaftrek en Vamil voor oplaadpalen ............................................................... 51
12.5. Milieu-investeringsaftrek voor aardgasauto’s bestemd voor zakelijk vervoer .......................... 51
13. BTW, BPM en MRB ......................................................................................................................... 52
13.1 BTW ........................................................................................................................................... 52
13.1.1. Algemeen .............................................................................................................................. 52
13.1.2. Btw-correctie privégebruik auto huidig regime ...................................................................... 52
13.2. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ........................................................... 55
13.2.1. Algemeen .............................................................................................................................. 55
13.2.2. Schijven en tarieven .............................................................................................................. 57
13.2.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers ............................................................................. 61
13.2.4. Werknemersvrijstelling buitenlandse personenauto’s ........................................................... 61
13.2.5. Ondernemers- en bestuurdersvrijstelling buitenlandse personenauto .................................. 62
13.2.6. Invoer van gebruikte auto's uit andere EG-lidstaten ............................................................. 63
13.2.7. Verrekening bij terbeschikkingstelling van maximaal vier jaar .............................................. 64
13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine ....................... 64
13.3. Motorrijtuigenbelasting (MRB) .................................................................................................. 65
13.3.1. Algemeen .............................................................................................................................. 65
13.3.2. Vrijstelling personenauto’s met lage CO2-uitstoot ................................................................. 65
13.3.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers ............................................................................. 66
13.3.4. Vrijstelling oldtimers............................................................................................................... 66
13.3.5. Aanpak misbruik MRB buitenlandse kentekens vanaf 1 januari 2014 .................................. 67
13.3.6. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine ....................... 68
TIP: U kunt via de inhoudsopgave rechtstreeks doorklikken naar het onderwerp van uw keuze.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
4
1. Inleiding
Bij werknemers, waaronder de directeur grootaandeelhouder (dga), wordt de bijtelling sinds
1 januari 2006 in de loonheffingen verwerkt als loon in natura. Bent u ondernemer en heeft u
uw auto op uw eigen zaak staan, dan kunt u te maken krijgen met de bijtelling voor de
inkomstenbelasting. Sinds 1 januari 2009 rekent de fiscus met verschillende
bijtellingspercentages die zijn gebaseerd op CO2-uitstoot en die gelden ongeacht of de auto
is ingericht als personenauto of als bestelauto. Het basis bijtelpercentage bedraagt 25%.
Voor zuinige auto's geldt een verlaagd percentage van 20% en voor zeer zuinige auto's geldt
een nog lager percentage van 14%. Voor nulemissie-auto’s die in 2014 of 2015 voor het
eerst te naam zijn/worden gesteld geldt een bijtelling van 4%. Voor auto’s met een CO2uitstoot van meer dan 0 gr/km, maar maximaal 50 gr/km met een eerstetenaamstelling in
2014 of 2015 geldt ene bijtellingsprecentage van 7%. Voor auto’s met een CO2 uitstoot van
50 gr/km of minder die vóór 2014 voor het eerste zijn tenaamgesteld geldt een
bijtellingspercentage van 0% (zie ook hierna onder 2.1.).
LET OP
We hebben het vaak over een standaardbijtelling van tenminste(!) 25% van de
catalogusprijs. De inspecteur kan namelijk bij veel privékilometers ('excessief privégenot')
een hogere bijtelling in aanmerking nemen. Voor auto’s met een lagere CO2-uitstoot wordt
van de aldus berekende bijtelling 5%, 11%, 18% of 21% van de cataloguswaarde
afgetrokken. De inspecteur moet dan wel kunnen aantonen dat het voordeel dat de
werknemer heeft groter is dan 25% van de cataloguswaarde. Dat laatste is meestal zo
moeilijk dat de inspecteur zich daar niet aan waagt en toch het forfaitaire percentage van
25% als uitgangspunt neemt. Daarmee komen we uit op een percentage van een bijtelling
van 25%, 20%, 14%, 7% of 4% van de catalogusprijs.
Bent u werknemer en beschikt u over een auto van de werkgever? Dan moet uw werkgever
meestal tenminste 25% van de cataloguswaarde van de auto bij uw salaris optellen. Zoals al
hiervoor is opgemerkt gelden in een aantal gevallen lagere percentages. Krijgt u uw salaris
maandelijks uitbetaald, dan moet uw werkgever iedere maand over 1/12 deel van deze
bijtelling loonbelasting/premies volksverzekeringen inhouden en afdragen. Daarnaast is hij
over de bijtelling werkgeversheffing zorgverzekeringswet verschuldigd en moet hij (sinds 1
januari 2013) premies werknemersverzekeringen over de bijtelling betalen. Betreft het een
bestelauto, dan mag de Belastingdienst alleen bijtelling berekenen als de auto naar aard en
inrichting voor meer dan 10% geschikt is voor privégebruik.
LET OP
Sinds 1 januari 2013 moet de werkgever ook premies werknemersverzekeringen over de
bijtelling betalen.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
5
Dat is de hoofdregel. Dit geldt overigens ook als een werknemer een auto in eigen bezit
heeft en de werkgever alle kosten hiervan vergoedt. Ook dan geldt de bijtelling.
Om bijtelling te voorkomen, moet u bewijzen dat u niet meer dan 500 kilometer privé heeft
gereden. Daarvoor kunt u het Flynth-rittenregistratieboekje gebruiken en/of het rekenmodel
dat Flynth daarvoor heeft ontwikkeld. Let wel op: de Belastingdienst kan en zal van u
verlangen dat u extra bewijsmateriaal levert, zoals uw afsprakenagenda of garagenota's.
TIP
Ook de kilometers die u maakt om tussen de middag thuis te gaan lunchen mag u tot de
zakelijke kilometers rekenen. De ritten tussen uw woning en de plaats van de
werkzaamheden die in de loop van een werkdag plaatsvinden vallen immers voor de
bijtelling van de auto van de zaak onder het woon-werkverkeer. En die woon-werkkilometers
worden voor de bijtelling tot de zakelijke kilometers gerekend.
Nauwelijks invloed van werkkostenregeling
Uiterlijk vanaf 1 januari 2015 moet een werkgever de zogenaamde werkkostenregeling
toepassen op vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan zijn
werknemers. Voor de regels rondom de auto van de zaak verandert er daardoor echter
feitelijk nauwelijks iets. Voor de mogelijke onbelaste vergoeding voor parkeerruimte bij de
woning van de werknemer verwijzen u naar hetgeen daarover in hoofdstuk 8 is opgemerkt
onder het kopje Vergoeding voor parkeergelegenheid. In dit kader zij wel opgemerkt dat
vergoedingen voor boetes niet onder de vrije ruimte te brengen zijn. Dat geldt vanaf 1 januari
2015 ook voor buitenlandse boetes.
Volgens het Handboek Loonheffingen geldt een uitzondering voor verkeersboetes die de
werkgever zelf heeft gekregen en die hij niet op zijn werknemer verhaalt. Deze
laatstbedoelde niet verhaalde boetes mag de werkgever volgens het Handboek wel onder de
vrije ruimte brengen.
Verdere aanscherping in de toekomst
De in deze white paper opgenomen percentages zijn vooral gebaseerd op de Autobrief die
op 1 juni 2011 naar de Tweede kamer is gestuurd en die regels bevatte voor de jaren tot en
met 2015. Het was de bedoeling van de staatssecretaris van Financiën om nog in 2015 te
komen met de zogenaamde Autobrief 2.0 die zou leiden tot een stevige aanpassing per 1
januari 2016 van het fiscale autodossier. Deze brief verschijnt echter pas half 2015,
waardoor de wetswijzigingen naar verwachting ook niet vóór 1 januari 2017 kunnen ingaan.
Door dit uitstel zijn er enkele wetswijzigingen nodig voor het tussenjaar 2016.
Zonder de noodzakelijke wijzigingen zouden in 2016 de verlaagde bijtellingspercentages
voor elektrische voertuigen en de vrijstelling in de MRB voor zeer zuinige auto’s vervallen.
Inmiddels hebben de beide Kamers ingestemd met de volgende wijzigingen per 1 januari
2016:
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
6
1. Aanscherpen bijtellingscategorieën.
2. Aanscherpen CO2-grenzen BPM en hogere tarieven van de drie hoogste categorieën.
3. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gram/km, wordt de MRB omgezet
in een halftarief. Dit in plaats van het volledige tarief in 2016. Voor nulemissieauto’s
(CO2-uitstoot van 0 gram/km) geldt een volledige vrijstelling.
Daar waar mogelijk zal in de desbetreffende paragrafen/hoofdstukken kort worden ingegaan
op de genoemde wijzigingen per 1 januari 2016.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
7
2. Welk bijtellingspercentage?
Het bijtellingspercentage is afhankelijk van de CO2-uitstoot en, tot en met 2014, mede
afhankelijk van de brandstof.
Als gevolg van het doorslaggevend succes van de verlaagde bijtellingspercentages voor de
(zeer) zuinige auto’s is in 2011 besloten om de verschillende schijven te heroverwegen en de
daarbij behorende CO2-drempels in de jaren daarna te verscherpen. Dit heeft geleid tot de
volgende structuur:
2011
2012
2012
1 jan
1 juli
≤50
≤50
2013
2014
2015
Diesel
0% bijtelling
≤50
4%-bijtelling
0
0
7% bijtelling
>0 - ≤50
>0 - ≤50
14% bijtelling
≤95
>50 - ≤95
>50 - ≤91
>50 - ≤88
>50 - ≤85
>50 - ≤82
20% bijtelling
>95 - ≤116
>95 - ≤116
>91 - ≤114
>88 - ≤112
>85 - ≤111
>82 - ≤110
25% bijtelling
>116
>116
>114
>112
>111
>110
Auto’s van 15 jaar of
>116
>116
>114
>112
>111
>110
0
≤50
≤50
≤50
4%-bijtelling
0
0
7% bijtelling
>0 - ≤50
>0 - ≤50
ouder: 35% bijtelling*
Overig
0% bijtelling
14% bijtelling
>0 - ≤110
>50 - ≤110
>50 - ≤102
>50 - ≤95
>50 - ≤88
>50 - ≤82
20% bijtelling
>110 - ≤140
>110 - ≤140
>102 - ≤132
>95 - ≤124
>88 - ≤117
>82 - ≤110
25% bijtelling
>140
> 140
>132
>124
>117
>110
Auto’s van 15 jaar of
>140
> 140
>132
>124
>117
>110
ouder: 35% bijtelling*
* Bij auto’s die ouder zijn dan 15 jaar, berekent u de bijtelling over de waarde in het economische verkeer van de auto in plaats
van over de catalogusprijs. Zie ook verderop onder het kopje De basis voor de bijtelling.
privégebruik auto.
Hoofdregel is dat voor de vraag welke bijtelling geldt, wordt aangesloten bij het regime (de
schijven) zoals dat geldt op het moment waarop de auto voor het eerst op kenteken wordt
gezet. Daar gelden echter wel de nodige beperkingen in de tijd bij. In paragraaf 2.1. en 2.2.
vindt u een nadere toelichting hierop.
Verdere aanscherping in de toekomst
Zoals opgemerkt in de inleiding zal de regeling op basis van de nog in 2015 te verschijnen
Autobrief 2.0 (vermoedelijk per 1 januari 2017) worden aangescherpt. 2016 is derhalve een
overgangsjaar. Voor dat overgangsjaar gelden de volgende percentages:
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
8
CO2-uitstoot in gram/km
Onttrekking/bijtelling na korting*
0
meer dan 0, maar niet meer dan 50
meer dan 50, maar niet meer dan 106
4%
15%
21%
meer dan 106
25%
* Gemakshalve wordt ervan uitgegaan dat de normale bijtelling van 25% van toepassing is
en het forfaitaire biitellingspercentage van 25% als uitgangspunt kan worden genomen,
waarop vervolgens de in de wet opgenomen kortingspercentage van 21%, 10% of 4% in
aftrek kan worden gebracht. Zie ook LET OP in de Inleiding.
Wat de Autobrief 2.0 nog voor u in petto zal hebben is vooralsnog niet duidelijk.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
9
2.1. Toe te passen percentage auto’s met CO2-uitstoot van maximaal 50 gram.
2.1.1. Auto’s met eerste tenaamstelling van vóór 1 januari 2012
Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 tot en met 50 gram waarvan de datum eerste
tenaamstelling ligt vóór 1 januari 2012, geldt vanaf 2012 een bijtelling van 0% tot 1 januari
2017.
Het bijtellingspercentage is gekoppeld aan het kentekenbewijs: het blijft gelden als de auto
van eigenaar wisselt of als de werkgever de auto aan een andere werknemer ter beschikking
stelt.
TIP
Heeft u een nul-emissieauto ter beschikking, dan bedroeg de bijtelling ook al in 2010 en
2011 nul procent. (Dat geldt dus niet voor de auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0
gr/km)
Naar inhoudsopgave
2.1.2. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2012 of 2013
Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 tot en met 50 gram per kilometer waarvan de datum
eerste tenaamstelling ligt in 2012 of 2013, geldt een bijtelling van 0% gedurende 60
maanden. Deze termijn van 60 maanden gaat in op de eerste dag van de maand volgend op
de maand waarin de datum eerste tenaamstelling valt.
Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden moet de werkgever de bijtelling voor het
privégebruik opnieuw vaststellen op basis van de op dat moment geldende schijven.
Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn gekoppeld aan het
kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar wisselt of als de werkgever de
auto aan een andere werknemer ter beschikking stelt.
Naar inhoudsopgave
2.1.3. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2014 of 2015
Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram en voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer
dan 0 gram maar ten hoogste 50 gram per kilometer waarvan de datum eerste
tenaamstelling ligt in 2014 of 2015, geldt een bijtelling van 4% respectievelijk 7% gedurende
60 maanden. Deze termijn van 60 maanden gaat in op de eerste dag van de maand volgend
op de maand waarin de datum eerste tenaamstelling valt.
Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden moet de werkgever de bijtelling voor het
privégebruik opnieuw vaststellen op basis van de op dat moment geldende schijven.
Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn gekoppeld aan het
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
10
kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar wisselt of als de werkgever de
auto aan een andere werknemer ter beschikking stelt.
Naar inhoudsopgave
2.2. Toe te passen percentage overige auto’s
Zoals al is opgemerkt geldt als hoofdregel dat wordt aangesloten bij regime zoals dat geldt
op de datum waarop het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld (datum
eerste tenaamstelling).
De datum eerste tenaamstelling is van belang voor de vraag of
 u gebruik kunt maken van een overgangsregeling
 u de zogenoemde 60-maandenregeling moet toepassen
Naar inhoudsopgave
2.2.1. Overgangsregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling
vóór 1 juli 2012
Voor zuinige en zeer zuinige auto’s (20%- of 14%-bijtelling) die vóór 1 juli 2012 voor het
eerst op naam zijn gesteld geldt een overgangsregeling. Daarbij zijn er drie situaties te
onderscheiden.
1. De auto staat na 30 juni 2012 aan dezelfde werknemer ter beschikking als daarvóór
In dat geval blijft het verlaagde tarief in ieder geval gelden zolang de werknemer in die
auto blijft rijden. Dat is ook het geval wanneer de werknemer vertrekt naar een andere
werkgever en de auto (of het leasecontract) door die andere werkgever wordt
overgenomen.
2. De auto blijft op naam van de werkgever (of de leasemaatschappij,) maar de werkgever
stelt de auto na 30 juni 2012 aan een ander werknemer ter beschikking
Ook in dat geval blijft het tarief gelden zoals dat op 30 juni 2012 geldt.
3. De auto verandert na 30 juni 2012 van eigenaar
In dat geval zijn er twee situaties te onderscheiden.
 De auto blijft ter beschikking staan aan dezelfde werknemer die de auto ook al
vóór de eigendomsoverdracht ter beschikking had.
In dat geval blijft het percentage gelden zoals dat ook op 30 juni 2012 geldt.
 Wordt de auto aan een andere werknemer ter beschikking gesteld ná de
eigendomsoverdracht?
Dan blijft het tarief zoals dat gold op 30 juni 2012 gelden tot 1 juli 2017.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
11
2.2.2. 60-maandenregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling
van ná 30 juni 2012
Valt de datum eerste tenaamstelling ná 30 juni 2012 en geldt op datum eerste tenaamstelling
een verlaagd bijtellingspercentage, dan geldt dit verlaagde bijtellingspercentage gedurende
60 maanden. De termijn start op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin
de datum eerste tenaamstelling valt.
Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden moet de werkgever de bijtelling voor het
privégebruik opnieuw vaststellen op basis van de op dat moment geldende schijven. Dat
nieuwe percentage geldt vervolgens ook weer voor 60 maanden.
Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn gekoppeld aan het
kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar of van werknemer wisselt.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
12
3. Niet gehele jaar dezelfde auto
3.1. Geen vol jaar een auto van de zaak?
Heeft u maar een deel van het jaar de beschikking over een auto van de zaak, dan moet u
het werkelijk gereden aantal privé-kilometers volgens de rittenregistratie tot een jaartotaal
herleiden. Die herleiding zou onder omstandigheden ertoe kunnen leiden, dat u – hoewel u in
het jaar niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden – toch een bijtelling voor uw kiezen
krijgt.
Voorbeeld 1
U heeft van 1 januari tot en met 30 april een auto van de zaak met een catalogusprijs van €
25.000. U rijdt in die periode 100 kilometer privé met die auto. U heeft dus uiteindelijk maar 4
maanden de beschikking over de auto. Omgerekend naar een heel jaar zou u 12/4 x 100 =
300 kilometer in totaal privé rijden. Omdat u als werknemer op jaarbasis niet meer dan 500
kilometer privé rijdt, hoeft uw werkgever niets bij te tellen.
Voorbeeld 2
U rijdt in dezelfde periode niet 100 maar 200 kilometer privé met een auto die niet tot de
categorieën van (zeer) zuinige auto's behoort. Omgerekend naar een heel jaar zou u 12/4 x
200 = 600 kilometer privé rijden. De bijtelling bedraagt op kalenderjaarbasis 25% van €
24.000 = € 6.000. Stel: u krijgt uw salaris eens per maand, dan bedraagt de bijtelling per
maand: 1/12 x € 6.000 = € 500. De totale bijtelling bedraagt: 4 x € 500 = € 2.000.
LET OP
De auto staat u ook ter beschikking als u zonder de auto met vakantie gaat. Dat is zelfs het
geval wanneer u de auto op het werk laat staan. De Belastingdienst laat deze regel
(mogelijk) alleen niet gelden, wanneer u verplicht bent om de auto tijdens uw vakantie in te
leveren bij uw werkgever en deze tijdens uw vakantie vrijelijk kan beschikken over de auto.
Mocht u tijdens uw vakantie wel gebruik kunnen maken van een andere auto van uw
werkgever, dan moet vanzelfsprekend ook de bijtelling voor die auto worden berekend over
de periode waarin u de beschikking had over die auto. Zie ook paragraaf 3.4. over de
brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL).
Naar inhoudsopgave
3.2. Een andere auto?
Als u in de loop van het kalenderjaar een andere auto krijgt, moet uw werkgever de bijtelling
voor het privégebruik van elke auto naar tijdsgelang berekenen.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
13
Voorbeeld 1
De bijtelling geldt per kalenderjaar. Stel, u heeft een auto van € 24.000 tegen een bijtelling
van 25%, dus € 6.000 op jaarbasis. Bij een loontijdvak van een maand wordt de bijtelling
naar tijdsgelang per maand 1/12 van € 6.000 = € 500. Stel, u krijgt per 1 november een auto
van € 30.000 tegen een bijtelling van 25%, dus € 7.500 op jaarbasis. Bij een loontijdvak van
een maand wordt de bijtelling naar tijdsgelang per maand 1/12 van € 7.500 = € 625. De
totale bijtelling over het kalenderjaar is dan 10 x € 500 plus 2 x € 625 = € 6.250.
Voorbeeld 2
Stel nu dat u van 1 januari tot en met 31 juli een auto van € 24.000 en u niet privé rijdt met
deze auto. In dat geval telt de werkgever voor de loontijdvakken van januari tot en met juli
niets bij uw loon. Stel nu dat u vervolgens in de periode van 1 augustus tot en met 31
december met een nieuwe auto van uw werkgever (cataloguswaarde € 30.000) 1.000
kilometer privé rijdt. Omdat u nu op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer privé rijdt,
moet uw werkgever (alsnog) voor het hele kalenderjaar privégebruik bij het loon tellen.
Over de periode januari tot en met juli moet de werkgever dan bij het loon tellen 7/12 x 25%
van € 24.000 = € 3.500. Er moeten dan alsnog loonbelasting/premies volksverzekeringen en
werkgeversheffing zorgverzekeringswet en (sinds 1 januari 2013) premies
werknemersverzekeringen over de reeds verstreken periode worden afgedragen/betaald. Bij
een loontijdvak van een maand is de bijtelling € 500 per maand. Voor de reeds verstreken
aangiftetermijnen moet de werkgever een correctie insturen. Vanaf 1 augustus moet uw
werkgever per maand bij het loon tellen 1/12 x 25% van € 30.000 = € 625.
LET OP
Uit voorbeeld 2 blijkt duidelijk dat het wijzigen van het patroon – vanaf 1 augustus wordt
ineens wel privé gereden met de auto van de zaak – nadelige gevolgen kan hebben voor de
periode waarin geen privégebruik heeft plaatsgevonden Zie ook verderop onder 6.4.
Verklaring geen privégebruik. Daarnaast geldt sinds 1 januari 2012 een actieve
informatieverplichting voor zowel de werkgever als de werknemer om melding doen te doen
wanneer blijkt dat zij in het verleden fouten hebben gemaakt in bepaalde verklaringen of
aangiftes (waaronder de verklaring geen privégebruik auto). Zie 6.4.1. Mogelijke boetes
liegen er niet om.
Naar inhoudsopgave
3.3. Meer dan één auto tegelijk?
Als uw werkgever u in een jaar meer dan één auto tegelijkertijd ter beschikking stelt, dan
moet hij de bijtelling voor het privégebruik voor elke auto afzonderlijk berekenen. Het totaal is
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
14
belast als privégebruik auto. Rijdt u op jaarbasis met geen enkele auto meer dan 500
kilometer privé, dan hoeft uw werkgever niets bij te tellen.
Voorbeeld 1
U heeft het hele jaar een auto van de zaak met een catalogusprijs van € 24.000. U rijdt in het
jaar meer dan 500 kilometer privé met deze auto. De bijtelling bedraagt dan bij een
loontijdvak van een maand: 1/12 x 25% x € 24.000 = € 500.
Stel nu dat uw werkgever u daarnaast in de periode juni tot en met augustus ook nog een
auto met een catalogusprijs van € 30.000 ter beschikking stelt. Met deze auto rijdt u 200 km
privé. Dat zou op jaarbasis uitkomen op 12/3 x 200 = 800 kilometer privé. De bijtelling is op
jaarbasis 25% van € 30.000 = € 7.500. Per maand is dat dan 1/12 x € 7.500 = € 625. De
totale bijtelling bedraagt nu (12 x € 500) + (3 x € 625) = € 7.875.
TIP
Rijdt u met één van beide auto’s wel op jaarbasis meer dan 500 privékilometers, maar kunt
u ook aantonen dat u de andere auto niet voor privé gebruikt, dan hoeft uw werkgever
alleen voor eerstgenoemde auto bij te tellen. Let u daarbij wel op dat de bewijslast dat u
maximaal 500 km privé hebt gereden met één van de auto’s onverkort geldt. Let wel op dat
dit alleen geldt bij gelijktijdigheid. Voor de situatie dat u de auto’s volgtijdelijk ter beschikking
hebt verwijzen wij u naar 3.2.
TIP
Bent u alleenstaand of is in uw gezin maar één persoon met een rijbewijs dan brengt een
redelijke toepassing van de regels met zich mee dat bij meerdere aan u ter beschikking
gestelde auto's de bijtelling beperkt blijft tot één auto. In dat geval moet uw werkgever de
bijtelling berekenen over de auto met de hoogste cataloguswaarde. Dat valt te lezen in
paragraaf 21.3.12 van het Handboek Loonheffingen 2014 (versie oktober).
Als in uw gezin twee personen een rijbewijs hebben, dan kan de bijtelling beperkt blijven tot
twee auto's. U berekent de bijtelling over de twee auto's met de hoogste cataloguswaarde.
Heeft u echter een eigen auto heeft die voor privégebruik net zo geschikt is als één van de
beide auto’s van de zaak, dan kan de bijtelling beperkt blijven tot één auto. Weet u (of uw
werkgever) niet voor hoeveel auto’s u moet bijtellen, dan wordt u verwezen naar de
Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto, postbus 843, 7600 AV Almelo.
Ook voor dga’s en zelfstandige ondernemers is het uitgangspunt dat de bijtelling bij
alleenstaanden of in geval gezinnen met maar één persoon met een rijbewijs de bijtelling
beperkt mocht blijven tot één auto. Máár zoals ook uit een arrest van 23 april 2010 blijkt zijn
er dan wel situaties denkbaar waarin er wel een bijtelling geldt voor meerdere auto’s.
Je kunt je afvragen of dat arrest dat over een dga ging, eigenlijk nog wel geldt voor dga’s.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
15
De tekst uit het Handboek loonheffingen lijkt immers duidelijk en uit een besluit uit 2009
blijkt dat je vertrouwen kunt ontlenen aan het handboek loonheffingen. Vooralsnog zijn we
echter van mening, dat er ook nu nog situaties denkbaar zijn waarin er voor meerdere auto’s
moet worden bijgeteld. Zelfs als er sprake is van een één-persoonshuishouden of er slechts
één persoon binnen het gezin is met een rijbewijs. Leg uw situatie in voorkomende gevallen
voor aan uw adviseur.
Naar inhoudsopgave
3.4. Brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL)
Afspraken tussen de belastingdienst en de Vereniging van Nederlandse
Autoleasemaatschappijen (VNA) hebben medio 2014 geresulteerd in een tweetal nieuwe
regelingen: de Brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig en de Brancheregeling
privégebruik deelauto. De Brancheregeling privégebruik deelauto wordt in paragraaf 3.5.
verder toegelicht.
Stel: een werknemer wil graag een (semi)elektrische auto gaan rijden. Aan de andere kant
gaat hij ’s zomers altijd op vakantie met de caravan en mag de auto die hij voor ogen heeft
die caravan niet trekken. Hij heeft dan voor die periode een vervangend voertuig nodig. Om
dubbele bijtelling te voorkomen, moet dan wel duidelijk zijn dat hij in die periode niet de
beschikking heeft over de (semi)elektrische auto (zijn hoofdauto).
De Brancheregeling beschrijft hoe dubbele bijtelling kan worden voorkomen bij een tijdelijk
vervangende leaseauto. De regeling is bedoeld om in situaties zoals de bovenstaande de
berijder – zonder fiscale drempels - in staat te stellen het voertuig te gebruiken dat het best
past bij zijn reis.
Kenmerken brancheregeling
De leasemaatschappij komt met zijn klant (de werkgever) overeen dat de leaseauto (de
hoofdauto) mag worden vervangen door een tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL) als
deze voor een reis of het gebruik beter past.
Het TVL kan bijvoorbeeld nodig zijn door een afwijkende:



aandrijflijn (bijvoorbeeld conventioneel als de hoofdauto elektrisch aangedreven
wordt)
uitvoering (meer zitplaatsen of bergruimte)
voertuigsoort (een motorfiets of -scooter)
In de periode dat een TVL de hoofdauto vervangt, staat de hoofdauto niet ter beschikking
aan de werknemer. Dit wordt per tijdelijke vervanging schriftelijk vastgelegd tussen de
werkgever en zijn of haar werknemer. Deze vastlegging maakt deel uit van de
loonadministratie en moet binnen de aangifteperiode van het desbetreffende loontijdvak
worden opgemaakt. De werknemer moet de hoofdauto, de papieren en de middelen voor
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
16
toegang tot en gebruik van de auto voor de vervangingsperiode inleveren bij de werkgever of
leasemaatschappij.
Er is geen sprake van dubbele fiscale bijtelling als de hoofdauto aantoonbaar is vervangen
door een TVL waarvoor fiscale bijtelling wordt toegepast. Dat de hoofdauto is vervangen,
wordt in beginsel aangetoond door de schriftelijke vastlegging die de werkgever met de
werknemer opstelt. De leasemaatschappij waarborgt dat het opgegeven TVL in de
vervangingsperiode daadwerkelijk op marktconforme voorwaarden door de werkgever is
gehuurd/geleaset.
In de periode waarin de hoofdauto niet ter beschikking staat, wordt de bijtelling van deze
auto door de werkgever op de normale manier verwerkt. Wijkt de catalogusprijs en/of de
bijtellingklasse van een ter beschikking gestelde TVL af van die van de hoofdauto? Dan moet
de werkgever zorgen voor een juiste verwerking van de bijtelling van het TVL in de aangiften
loonheffingen en voor herstel van de ingediende tijdvakaangiften in overeenstemming met de
daarvoor geldende regels voor correctieberichten. Zo is er per saldo tijdens de
vervangingsperiode bijtelling verschuldigd voor het TVL.
Voorbeeld: 5 dagen TVL
In mei wordt voor 5 dagen een TVL ter beschikking gesteld. Tot het loon van mei wordt dan
gerekend: 5/31 van het maandbedrag van de bijtelling voor het TVL. Voor de hoofdauto is de
bijtelling 26/31 van het maandbedrag van de hoofdauto.
Naar inhoudsopgave
3.5. Brancheregeling privégebruik deelauto
De Brancheregeling privégebruik deelauto bevestigt dat een zakelijke deel- of poolauto door
werknemers privé kan worden gebruikt zonder dat dit tot bijtelling hoeft te leiden. Belangrijke
voorwaarde is dat de werkgever zich als een verhuurder gedraagt. Daarvoor moet hij een
marktconform tarief berekenen en een sluitende kilometerregistratie (laten) bijhouden. De in
de regeling opgenomen tarieftabel wordt jaarlijks geactualiseerd.
Kenmerken brancheregeling
De leasemaatschappij leaset aan de klant (werkgever) één of meerdere auto's die door
wisselende werknemers in beginsel uitsluitend worden gebruikt voor zakelijke ritten. Dit
worden zakelijke deel- of poolauto’s genoemd. In de perioden dat deze auto's niet zakelijk
worden gebruikt, kan de werkgever ze verhuren aan werknemers voor privégebruik.
Als de werkgever voldoet aan deze brancheregeling is hij verhuurder van het voertuig. Dan is
er geen sprake van het voor een bijtelling vereiste ‘ter beschikking stellen’. De werknemer
moet wel een marktconform huurtarief voor het privégebruik van de deelauto aan zijn of haar
werkgever betalen, al dan niet via de leasemaatschappij.
Deze tarieven worden jaarlijks in januari vastgesteld. Dit in overleg met de belastingdienst en
de VNA, en op basis van een onderbouwd voorstel van de VNA. De regeling vermeldt voor
2014 de volgende tarieven (de tarieven voor 2015 zijn thans nog niet bekend):
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
17
RDCsegmenten
Voorbeeldmodel- Toetstarief per Toetstarief
len
dag
dagdeel
Toetstarief
weekend
(van 09.00 tot
09.00 uur)
(periode van 4
uur overdag of
van 17.00 's
avonds t/m
09.00 uur de
volgende
ochtend)
(periode van
vrijdag 17.00 uur
tot maandag
09.00 uur
A (klein)
Citroën C1,
peugeot 107,
Toyota Aygo
39,-
27,-
67,-
B (kleine
middenklasse)
Ford Fiësta, VW
45,Polo, Nissan Juke
31,-
84,-
C
(middenklasse)
Opel Astra,
Toyota Prius
55,-
38,-
102,-
D (grote
middenklasse)
Audi A4, BMW 3serie, Skoda
Octavia
73,-
50,-
132,-
De bedragen zijn inclusief btw en exclusief brandstof, afkoop eigen risico en aanvullende
verzekeringen.
Het gebruik van de deelauto moet door de werkgever kunnen worden aangetoond, zodat
helder is in welke perioden de deelauto is gebruikt en hoeveel kilometers er per rit zijn
gereden. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een ritregistratiesysteem met een certificaat
van de Stichting Keurmerk Ritregistratiesystemen. Van de privékilometers moet een
administratie overgelegd kunnen worden waaruit blijkt:
a. door welke werknemers in welke perioden de auto is gebruikt, en
b. dat deze werknemers een markconform huurtarief in rekening is gebracht
De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste kwalificatie van de rit als zakelijk of privé.
Woon-werkverkeer geldt als zakelijk verkeer.
LET OP
Deze regeling geldt alleen voor zakelijke deel- of poolauto’s. Dit geldt dus niet voor auto's
die de werkgever ook voor privégebruik aan werknemers ter beschikking heeft gesteld (de
reguliere auto van de zaak).
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
18
4. Aard en inrichting auto van belang
Betreft het en bestelauto, dan krijgt u alleen te maken met de forfaitaire bijtelling als de auto
(voor meer dan 10%) geschikt is voor privégebruik.
De forfaitaire bijtelling geldt niet voor bestel- of serviceauto's met slechts één zitplaats voor
de bestuurder, maar geldt ook niet voor vrachtauto's, autobussen of motoren. Wél moet u in
die gevallen een eventueel privégebruik op reële basis berekenen. U dient dan dus het
aantal privé-kilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kilometerprijs. Zie in dit kader
echter ook 4.3. Per 2016 uitbreiding naar bepaalde auto’s met dubbele cabine en een
toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg.
Naar inhoudsopgave
4.1. Ook geen forfaitaire bijtelling voor bestelauto mét bijrijdersstoel?
Is een bestelauto door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt voor
vervoer van goederen, dan hoeft er geen forfaitaire bijtelling in aanmerking te worden
genomen. In het verleden ging men er eigenlijk standaard van uit dat een bestelauto met
bijrijdersstoel niet aan de voorwaarden voldeed en daarover dus wel de forfaitaire bijtelling
moest worden toegepast.
De Hoge Raad heeft twee arresten in 2009 gewezen waaruit blijkt dat de eis van het
ontbreken van de bijrijdersstoel te streng is en dat er ook bij een bestelauto mét
bijrijdersstoel sprake kan zijn van een auto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend geschikt blijk te zijn voor vervoer van goederen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij
bepaalde grote bestelauto’s of wanneer de bestuurderscabine zo vervuild is en/of stinkt dat
je er met goed fatsoen geen passagier in kunt meenemen (soms het geval bij bestelauto’s
van (bijvoorbeeld) schilders).
Als u van uw werkgever een bestelauto van de zaak ter beschikking hebt gekregen en de
forfaitaire bijtelling voor deze auto volgens u op grond van bovenstaande achterwege moet
blijven, leg dat dan voor aan uw werkgever. Dan kan hij het voorleggen aan zijn
(Flynth)adviseur.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
19
4.2. Bijzondere categorieën personenauto’s
Voor sommige categorieën personenauto's geldt, tenzij anders blijkt, dat ze voor niet meer
dan 500 km voor privé-doeleinden aan werknemers ter beschikking worden gesteld. Het gaat
om personenauto's die zijn ingericht en als zodanig aan de buitenkant herkenbaar zijn als
politie-, brandweerauto, (dieren-)ambulance of als auto voor het vervoer stoffelijke
overschotten, gevangenentransport of voor geldtransport, zolang deze voldoen aan de
voorwaarden voor teruggaaf van de BPM. Eén van die voorwaarden is dat de personenauto
uitsluitend bedrijfsmatig wordt gebruikt voor het specifieke doel. Mocht dat betekenen dat u
deze auto mee naar huis moet nemen, dan valt ook dit woon-werkverkeer daaronder.
Naar inhoudsopgave
4.3. Per 2016 uitbreiding naar bepaalde auto’s met dubbele cabine en een
toegestane maximum massa van meer dan 3.500
Zoals in 13.2.8.nader wordt uiteengezet worden de regels voor de BPM en de MRB per 1
januari 2016 zo gewijzigd dat bepaalde vaak zeer onzuinige, motorrijtuigen met de functie
van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en
een zogenoemde dubbele cabine voor de BPM en de MRB fiscaal kwalificeren als
personenauto en niet als vrachtauto. Buiten het feit dat dit grote gevolgen heeft voor de voor
deze auto’s te betalen BPM en MRB heeft dat ook gevolgen voor de bijtelling privé-gebruik
auto. Op deze auto’s zijn dan immers vanaf 2016 ook de regels ter zake van de ‘normale’
(forfaitaire) bijtelling van toepassing.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
20
5. De basis voor de bijtelling
De fiscus berekent de bijtelling voor personenauto's en bestelauto's over de
cataloguswaarde inclusief BTW en BPM. Sinds 1 juli 2006 blijven accessoires die niet zijn
aangebracht door (of namens) de fabrikant of importeur buiten de BPM heffing. Vanaf deze
datum tellen de door een dealer ingebouwde accessoires ook niet meer mee voor de
bijtelling van de auto van de zaak. Voor auto’s die sinds 1 januari 2010 op kenteken zijn
gezet kunt u de cataloguswaarde ook vinden bij uw voertuiggegevens op https://ovi.rdw.nl/.
Voor de waarde van auto’s van vóór 2010 zult u bij uw dealer moeten zijn, voor veel auto’s
kan de waarde echter ook door uw Flynth-adviseur worden berekend.
Naar inhoudsopgave
5.1. Regeling voor oldtimers
De grondslag voor de bijtelling en onttrekking voor auto’s van de zaak die meer dan 15 jaar
geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen wordt gevormd door de waarde in het
economische verkeer. Die waarde kan worden bepaald aan de hand van de kostprijs en
restauratiekosten, de verzekerde waarde en/of veilingprijzen.
Tot 1 januari 2010 werden daar de normale forfaitaire bijtellingspercentages op losgelaten.
Sinds 1 januari 2010 geldt echter voor alle auto’s van de zaak die meer dan 15 jaar geleden
voor het eerst in gebruik zijn genomen een ‘basisbijtellingspercentage’ van 35%.
Dat percentage van 35% kan dan eventueel nog worden verlaagd met 5% van de waarde
van de auto voor zuinige auto’s van de zaak en met 11% van de waarde van de auto voor
zeer zuinige auto’s van de zaak. Ook de extra verlaging van de bijtelling met 18% voor auto’s
met een CO2-uitstoot van meer dan 0, maar maximaal 50 gr/km en 21% voor nulemissieauto’s blijft gewoon van toepassing. Of er überhaupt oldtimers zijn die voor één van de
verlagingen in aanmerking komen valt echter te betwijfelen.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
21
6. Werkgevers en werknemers – tegemoetkomingen
Met het opnemen van de auto van de zaak in de loonbelasting is de verantwoordelijkheid
voor een juiste verantwoording van de bijtelling bij de werkgever komen te liggen. Dat leidt
tot een lastenverzwaring voor de werkgever. Dat heeft ook de wetgever ingezien, vandaar
dat die een aantal oplossingen biedt.
Naar inhoudsopgave
6.1. Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor autobranche
Werknemers in de autobranche maken vaak gebruik van verschillende (demonstratie)auto's,
waarvan de catalogusprijs per model uiteen kan lopen. Voor die situaties heeft de
Belastingdienst de Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche
gepubliceerd. De handreiking geldt voor alle werkgevers in de autobranche die door
wisselend gebruik van auto's de grondslag voor de bijtelling moeilijk kunnen vaststellen. De
handreiking geldt dus niet alleen voor autodealers maar bijvoorbeeld ook voor handelaren in
tweedehandse auto's, leasemaatschappijen en importeurs. U kunt de handreiking
downloaden op de site van de Belastingdienst.
TIP 1
De handreiking geldt ook voor de directeur groot aandeelhouders binnen de autobranche.
TIP 2
Ook de (autobranche-)ondernemer zelf kan gebruikmaken van de handreiking. Zie ook
hierna onder 9. De ondernemer.
Naar inhoudsopgave
6.1.1. Belangrijkste kenmerken handreiking
De belangrijkste kenmerken van de handreiking zijn:
 De werkgever moet de bijtelling per dag berekenen.
 De werkgever moet de bijtelling baseren op de auto die de werknemer aan het eind van
de werkdag meeneemt. Deze auto blijft als basis gelden voor de bijtelling totdat de
werknemer de auto weer mee naar het werk terug neemt.
 Voor die dagen waarop de werknemer geen auto naar huis meeneemt, moet de
werkgever de bijtelling baseren op de auto waarop in de afgelopen twee maanden de
grondslag het vaakst gebaseerd is.
De Belastingdienst geeft het volgende voorbeeld:
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
22
Een werknemer rijdt op maandag na werktijd naar huis met auto A. Op dinsdag rijdt hij met
auto A naar het werk en na werktijd met auto B naar huis. Op woensdag laat hij auto B thuis
staan. Hij gaat met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij ook weer met de fiets naar
huis. Op donderdag rijdt hij met auto B naar het werk en gaat hij lopend naar huis. Op vrijdag
gaat hij met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij met auto C naar huis. U baseert de
grondslag voor de bijtelling privégebruik op:
 maandag: auto A
 dinsdag: auto B
 woensdag: auto B
 donderdag: vaakst bijgetelde auto afgelopen twee maanden
 vrijdag: auto C
 weekend: auto C
Naar inhoudsopgave
6.1.2. Rekenen met vaste auto
Op de site van de Belastingdienst kunt u een mededeling vinden over de mogelijkheid om
toch te rekenen met een vaste auto. Daarbij spreken de werkgever en werknemer een vaste
auto af, die de werknemer na werktijd mag meenemen. De werkgever mag dan onder
voorwaarden de grondslag voor de bijtelling op die vaste auto baseren. Er gelden dan wel de
nodige voorwaarden.
1. Schriftelijke overeenkomst
De werkgever en werknemer moeten de afspraak over de vaste auto vastleggen in een
schriftelijke overeenkomst.
2. Registratie
Als de werknemer een vaste auto heeft, moet de werkgever dat eenmalig registreren in zijn
administratie. Bij wijziging van de vaste auto moet de werkgever dat (natuurlijk) opnieuw
registreren. Uit de administratie moet immers blijken op welke vaste auto de grondslag voor
de bijtelling is gebaseerd.
3. Bijtelling bij vervangende auto
Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en een vervangende auto
heeft, kan de werkgever de grondslag voor de bijtelling toch op de vaste auto baseren. Er
gelden dan wel vier aanvullende voorwaarden:
1. De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet gebruiken. De vaste auto
heeft bijvoorbeeld een onderhoudsbeurt of is door een klant meegenomen voor een
proefrit.
2. De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een vervangende auto.
3. De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5 aaneengesloten dagen.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
23
4. De werkgever legt de gegevens van de vervangende auto vast en bewaart deze bij
de loonadministratie.
Voldoet de werkgever niet aan de voorwaarden, dan moet hij de grondslag voor de bijtelling
baseren op de vervangende auto.
Naar inhoudsopgave
6.1.3. Convenant BOVAG Autodealers
Voor de autodealers die eerst gebruik konden maken van de autodealerregeling leidt de
nieuwe handreiking tot extra administratieve lasten. Om die enigszins te beperken hebben
de Belastingdienst en de BOVAG een convenant gesloten. Dealers die lid zijn van de
BOVAG kunnen gebruikmaken van een door BOVAG ontwikkeld registratiesysteem.
Naar inhoudsopgave
6.1.4.Geen bijtelling en toezicht
Ook voor een werknemer in de autobranche geldt dat als deze niet meer dan 500
privékilometers rijdt, er geen bijtelling hoeft te worden toegepast.
De Belastingdienst onderscheidt in haar speciale handreiking over dit onderwerp de
volgende twee situaties:
1. De werknemer neemt in een kalenderjaar op één of meer dagen na werktijd een auto
mee.
2. De werknemer neemt in een kalenderjaar op geen enkele dag na werktijd een auto mee.
In de eerstgenoemde situatie moet men een rittenregistratie bijhouden, waarin ook moet
staan waarom de werknemer de auto op een gegeven moment niet meer gebruikt.
Bijvoorbeeld omdat een collega de auto gebruikt, of een klant een proefrit met de auto
maakt. In de tweede situatie mag onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van een
vereenvoudigde kilometeradministratie.
LET OP
In beide gevallen moet de werkgever toezicht uitoefenen. Hoe dat toezicht luidt kunt u lezen
in de handreiking.
Naar inhoudsopgave
6.1.5. Contactadres
Speciaal voor de autobranche geldt het volgende contactadres binnen de Belastingdienst:
Belastingdienst / Oost / Landelijk Coördinatiepunt Auto
Postbus 843
7600 AV Almelo.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
24
6.2. Vereenvoudigde rittenregistratie voor rijschoolhouders
Rijschoolhouders die bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak willen
voorkomen, kunnen volstaan met een vereenvoudigde rittenregistratie.
Medio 2011 is die rittenregistratie nog verder vereenvoudigd. Rij-instructeurs kunnen
volstaan met het noteren van de begin- en eindkilometerstand per werkdag. Samen met de
al bestaande leerlingadministratie moet dit de Belastingdienst een voldoende beeld geven
van de verreden zakelijke kilometers.
Eerst moesten de rij-instructeurs ook een overzicht bijhouden van de lesplaatsen die zij
achtereenvolgens hadden bezocht. Het was echter onduidelijk wat moest worden verstaan
onder de lesplaatsen die achtereenvolgens zijn bezocht. Zijn dit alle plaatsen waar men
doorheen is gereden? Moet men alle namen van afritten die men passeert op de snelweg
ook noteren? Volgens de BOVAG was dit praktisch niet uitvoerbaar en strookte dat niet met
het doel van de verkorte rittenregistratie. De Belastingdienst is het blijkens de verdere
vereenvoudiging eens met de BOVAG.
TIP
De rijschoolhouder kan ook zelf gebruikmaken van de handreiking. Zie ook hierna onder 9.
De ondernemer.
Naar inhoudsopgave
6.3. Vereenvoudigde registratie bestelauto’s
De Belastingdienst heeft na overleg met onder meer VNO-NCW en EVO begin 2009 op haar
site een voorbeeldafspraak over vereenvoudigde rittenregistratie voor bestelauto’s geplaatst.
Moet een werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag met
de bestelauto van de zaak maken, dan kan het bijhouden van een rittenregistratie voor hem
en zijn werkgever een grote (administratieve en financiële) last betekenen.
De werknemer mag dan om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden
privékilometers leveren met een combinatie van:
 een vereenvoudigde rittenregistratie
 de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever
Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk met de werknemer heeft
afgesproken dat:
 de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
25
 privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan
 de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie heeft
Via de site van de Belastingdienst kunt u een voorbeeldafspraak downloaden.
Naar inhoudsopgave
6.3.1. Directeur-grootaandeelhouder
Van het Coördinatiepunt privégebruik auto hebben wij vernomen dat de directeur groot
aandeelhouder in het kader van de vereenvoudigde rittenregistratie wordt gezien als een
‘gewone’ werknemer. Wordt aan de voorwaarden voldaan, dan kan hij de vereenvoudigde
rittenregistratie toepassen.
Naar inhoudsopgave
6.3.2. Ondernemer en resultaatgenieter
De regeling gold in eerste instantie niet voor ondernemers en resultaatgenieters. In een later
stadium is de regeling echter ook opengesteld voor deze categorieën belastingplichtigen.
Bent u ondernemer of resultaatgenieter en rijdt u met uw bestelauto vaak veel ritten op een
dag voor uw werk, dan kunt ook u het bewijs dat u niet meer dan 500 privékilometers rijdt,
leveren met een combinatie van:
 een vereenvoudigde rittenregistratie
 de zakelijke adressen in de (project)administratie
Privégebruik tijdens werk- en lunchtijd is niet toegestaan. U moet wel zorgen voor een
nauwkeurige registratie en de onttrekking voor het privégebruik van de bestelauto moet
terecht achterwege zijn gelaten. Bij de administratie kunt u dan gebruikmaken van het
voorbeeld van de vereenvoudigde rittenregistratie dat deel uitmaakt van de hierboven reeds
genoemde voorbeeldafspraak.
Naar inhoudsopgave
6.4. Verklaring geen privégebruik
Als een werknemer jaarlijks 500 kilometer of minder privé rijdt met de auto van de zaak, dan
kan hij een verklaring geen privégebruik aanvragen bij de Belastingdienst. Het
aanvraagformulier kan hij downloaden van de site van de Belastingdienst. Dit is een voor
bezwaar vatbare beschikking, wat inhoudt dat – als de inspecteur negatief beslist op het
verzoek – de werknemer hier bezwaar tegen kan maken. Hij kan vervolgens beroep
aantekenen bij de rechtbank indien ook op het bezwaar negatief wordt beslist. In dat soort
gevallen kan de werknemer om een versnelde behandeling vragen.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
26
Krijgt de werknemer de verklaring, dan kan hij deze overleggen aan de werkgever die
daarvan vervolgens een kopie bewaart bij zijn administratie. Vervolgens hoeft de werkgever
geen bijtelling meer toe te passen en dus ook geen loonheffingen in te houden.
Het gevolg is dat een werknemer die in een jaar toch meer dan 500 kilometer privé rijdt met
de auto, daar zelf verantwoordelijk voor is. Voldoet de werknemer niet of onvoldoende aan
de bewijslast, dan zal hij zelf een naheffingsaanslag loonbelasting (inclusief boete) krijgen.
Alleen wanneer de Belastingdienst kan bewijzen dat de werkgever wist dat een verklaring
onterecht is afgegeven, kan zij ook bij de werkgever aankloppen. De werkgever hoeft dus
niet te onderzoeken of de afgegeven verklaring in overeenstemming is met het werkelijke
privégebruik van de werknemer. De werkgever moet slechts zijn eigen wetenschap toetsen:
als de werknemer de verklaring overlegt, moet de werkgever zich in alle redelijkheid
afvragen of dit klopt met het werkelijke privégebruik. Die toetsing moet continu plaatsvinden,
dus niet alleen op het moment waarop de werknemer de kopie van de verklaring overlegt.
Als de Belastingdienst kan aantonen dat de werkgever wist dat die verklaring niet juist was,
wordt de verschuldigde loonheffing bij hem nageheven, inclusief de daarbij behorende boete.
Sinds 1 januari 2012 geldt daarbij een actieve informatieplicht voor zowel de werkgever als
de werknemer. Zie ook hierna.
De verklaring geen privégebruik auto is geen 'vrijkaartje'. De werknemer zal moeten kunnen
aantonen dat er inderdaad niet meer dan 500 km privé is gereden met de auto. Het beste
bewijs daarvoor is een sluitende kilometeradministratie.
Mocht de verklaring geen privégebruik zijn aangevraagd door een directeur groot
aandeelhouder en mocht deze naderhand niet of onvoldoende aan zijn bewijslast kunnen
voldoen, dan wordt de verschuldigde loonheffing bij de werkgever nageheven inclusief de
daarbij behorende boete. Wetenschap bij de directeur groot aandeelhouder is immers gezien
het feit dat het geen gewone werknemer betreft op een lijn te stellen met wetenschap bij de
werkgever.
Als de werknemer tijdig doorgeeft aan de werkgever dat de reeds afgegeven verklaring niet
(meer) klopt, dan moet de werkgever met ingang van het eerstvolgende tijdvak over de
bijtelling loonheffing inhouden en afdragen. Over de reeds verstreken tijdvakken krijgt de
werknemer een naheffingsaanslag.
De werknemer moet de aanvraag om een verklaring geen privégebruik auto zenden aan:
Belastingdienst/Centrale invoer
Postbus 2538
6401 DA Heerlen
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
27
6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om
Voldoet u niet aan de gestelde voorwaarden of wordt ten onrechte gebruik gemaakt van de
verklaring geen privégebruik auto, dan moet u niet alleen alsnog belasting (inclusief
eventuele rente) betalen, maar zult u ook te maken krijgen met hoge boetes.
Verzuimboete
Blijkt dat bijtelling wegens `privégebruik auto' (deels) ten onrechte niet heeft plaatsgevonden,
dan legt de inspecteur een verzuimboete op van 80 procent van het wettelijk maximum van €
5.278. In uitzonderlijke gevallen kan die boete zelfs worden verhoogd tot de volle 100% (tot €
5.278 dus). Dat is sowieso het geval wanneer de werknemer een onvolledige rittenregistratie
overlegt. Zoals al is opgemerkt zal de naheffingsaanslag (inclusief de bijbehorende boete
worden opgelegd bij de werknemer die ten onrechte een verklaring geen privégebruik aan
zijn werkgever heeft overgelegd, maar dat is anders wanneer de werkgever wist dat de
werknemer de ‘boel aan het flessen was’.
Vergrijpboete
De inspecteur mag in geval van opzet of grove schuld er ook voor kiezen om in plaats van
een verzuimboete een vergrijpboete op te leggen. Bij grove schuld kan de Belastingdienst
een vergrijpboete opleggen van 40% van het bedrag van de naheffing en bij opzet van 80%.
Heeft de werknemer een onvolledige rittenregistratie overgelegd, dan kan de inspecteur zelfs
een vergrijpboete van 100% van het bedrag van de naheffing opleggen.
TIP
Het is de vraag of de hiervóór weergegeven en op het Besluit bestuurlijke Boeten
Belastingdienst gebaseerde verhoogde boetes wel stand zullen houden. Hof ArnhemLeeuwarden heeft in ieder geval op 23 april 2014 beslist dat er geen rechtvaardiging voor de
verhoging was.
De Staatssecretaris van Financiën had in eerste instantie beroep in cassatie ingesteld tegen
de uitspraak, zodat de Hoge Raad hierover kon oordelen. Dat beroep heeft hij helaas
ingetrokken. Volgens hem kan bij een onjuiste en onvolledige kilometeradministratie vaak
sprake zijn van manipulatie, een bepaalde vorm van listigheid dan wel valsheid in geschrifte.
Daarom mogen en kunnen volgens de staatssecretaris in die gevallen ook hogere boetes
worden opgelegd dan bij andere correcties. De inspecteur heeft echter in de onderhavige
casus niet voldoende beoordeeld of de feiten voldoende ernstig zijn om een dergelijke
hogere boete op te leggen. Vandaar dat de staatssecretaris zich gelet op de feitelijke
situatie in deze zaak, in de beslissing van het Hof kan vinden.
Het is jammer dat de staatssecretaris zijn cassatieberoep heeft ingetrokken en de Hoge
Raad zich niet over de vraag heeft kunnen buigen. Volgens ons blijft er nog voldoende
ruimte om succesvol bezwaar te maken tegen de verhoogde boetes, zeker wanneer sprake
is van grove schuld. Daar doet de toelichting van de staatssecretaris op het intrekken van
zijn cassatieberoep niet aan af. Sterker nog, in een aantal gevallen zal dat juist een bijdrage
kunnen leveren aan een geslaagd bezwaar. Vanzelfsprekend is uw Flynth adviseur u graag
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
28
behulpzaam bij het maken van bezwaar.
Informatieplicht
In een aantal gevallen moet de werknemer en/of werkgever melding doen bij de fiscus als
hem/haar blijkt dat zij in het verleden fouten hebben gemaakt in bepaalde verklaringen of
aangiftes. Dat is ook bij zowel de verklaring geen privégebruik auto als de hierna onder 6.5.
beschreven verklaring uitsluitend zakelijke gebruik bestelauto. De informatieverplichting
rijksbelastingen houdt in dat de werknemer en/of inhoudingsplichtige mededeling doet van
het intrekken van de betreffende autoverklaring gedurende het belastingtijdvak vóór het doen
van de aangifte.
Wordt niet aan de informatieplicht voldaan, dan riskeert men een vergrijpboete die kan
oplopen tot 100% van het bedrag aan belasting dat als gevolg van het niet nakomen van de
verplichting niet is of zou zijn geheven, met een maximum van € 5.278.
Voor de verklaring geen privégebruik auto ligt de informatieplicht bij de werknemer. De
werknemer is verplicht vóórdat hij meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft
gereden, mee te delen dat hij de verklaring intrekt.
Voor de onder 6.5. beschreven verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ligt de
informatieplicht bij zowel de werknemer als de werkgever. De werknemer moet al vóórdat hij
daadwerkelijk privé gaat rijden met de bestelauto mededelen aan de inspecteur dat hij de
verklaring intrekt. De werkgever moet melding doen zodra hij weet of vermoedt dat de
werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik ten onrechte niet heeft
ingetrokken/intrekt.
Voldoet men niet (tijdig) aan de informatieplicht, dan kan men een vergrijpboete tegemoet
zien tot vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de informatieplicht is ontstaan.
Samenloop
Is er sprake is van een samenloop van enerzijds het niet nakomen van de actieve
informatieverplichting en anderzijds het niet nakomen van een aangifte- en/of
betaalverplichting, dan worden twee afzonderlijke boeten opgelegd. Echter, de gezamenlijke
hoogte van die boeten kan niet meer bedragen dat de wettelijke maximumboete voor het
hoogst beboetbare feit van die twee gedragingen. Dit is niet van toepassing indien het
tweede beboetbare feit wordt begaan terwijl voor het eerste beboetbare feit al een
vergrijpboete is opgelegd.
Er is geen sprake van samenloop als de beboetbare gedragingen zijn begaan door
verschillende belanghebbenden.
Voorbeeld
Een werknemer heeft via zijn werkgever een verklaring ‘uitsluitend zakelijk gebruik
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
29
bestelauto’ aangevraagd en gekregen. In januari 2014 rijdt de werknemer toch privé met die
bestelauto, zonder dit van tevoren aan de Belastingdienst te melden. Over de maand januari
2014 heeft de werkgever bewust te laat de aangifte loonheffingen betaald.
In dit geval wordt zowel aan de werknemer als aan de werkgever een vergrijpboete
opgelegd en is er geen sprake van samenloop.
Naar inhoudsopgave
6.4.2. Gevolgen intrekking verklaring geen privégebruik
In het formulier Wijziging of intrekking Verklaring geen privégebruik auto moet de werknemer
ook het jaar invullen vanaf wanneer hij meer dan 500 km privé gebruik maakt van de auto
van de zaak. Ook wanneer er in een jaar aanvankelijk op jaarbasis maximaal 500 km privé
wordt gereden, maar om welke reden dan ook pas later in het jaar niet meer aan die eis
wordt voldaan, heeft dat gevolgen voor het gehele jaar. Zo had een werknemer voor het hele
jaar 2006 een auto van de zaak. In het begin van het jaar maakte de werknemer geen privé
gebruik van die auto en dus overlegde hij een 'verklaring geen privégebruik' aan zijn
werkgever. Die verklaring trok hij echter weer in per 1 maart, omdat hij zijn privé-auto had
verkocht en vanaf dat moment wel meer privé gebruik zou gaan maken van de auto van de
zaak. Volgens de Hoge Raad had de Belastingdienst terecht een naheffingsaanslag voor de
loonbelasting over de maanden januari en februari 2006 opgelegd. De werknemer had de
auto van de zaak immers in het kalenderjaar 2006 voor meer dan 500 kilometer privé
gebruikt.
In het geval waarin de Hoge Raad moest beslissen ging het over een naheffingsaanslag over
de eerste twee maanden van het jaar. Het kan echter nog veel erger. Het is zelfs mogelijk
dat een werknemer gedurende de eerste elf maanden voldoet aan de 500 km-eis en pas in
december zoveel privé rijdt dat hij over het gehele jaar bezien wel boven de 500 km aan
privégebruik uitkomt. Ook in dat geval kan de werknemer een naheffingsaanslag
loonbelasting verwachten over de eerste elf maanden van het jaar. Dat zijn dus dure ritjes in
die laatste maand van het jaar. Hij zou zich een hoop kunnen besparen wanneer hij voor de
ritjes een andere auto zou lenen of (zelfs) huren.
LET OP
Dit probleem kan zich ook voordoen als u een auto gaat gebruiken met een lagere bijtelling.
Heeft u een auto ter beschikking die u niet of nauwelijks privé gebruikt en waarvoor u een
kilometerregistratie bijhoudt en vervangt u die in de loop van het jaar door een
energiezuinige auto die u met het oog op de lagere bijtelling wel meer privé gaat gebruiken?
Dan kan dat dus ook gevolgen hebben voor de bijtelling van de eerstgenoemde auto. Komt
u immers op jaarbasis uit boven de 500 km privé, dan moet alsnog een bijtelling in
aanmerking worden genomen voor de in de eerste maanden van het jaar gebruikte auto.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
30
TIP
Rijdt u in een auto van de zaak meer dan 500 privé-kilometers, maar heeft u wel een
verklaring 'geen privégebruik'? Trek deze dan zo spoedig mogelijk in. Er vindt dan nog
steeds naheffing plaats, maar het kan u wel een hoge boete besparen. U kunt hiervoor het
formulier 'Wijziging of intrekking verklaring geen privégebruik auto van de zaak '
downloaden van de site van de Belastingdienst.
Evenals de aanvraag voor de verklaring zelf moet de werknemer het formulier waarmee hij
de verklaring wil wijzigen of intrekken zenden aan:
Belastingdienst/Centrale invoer
Postbus 253
6401 DA Heerlen
Naar inhoudsopgave
6.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto
De staatssecretaris wil in overleg met het bedrijfsleven komen tot een alternatieve regeling
voor de bijtelling privégebruik bestelauto’s, waarbij een rittenregistratie niet langer nodig is.
Eén van de mogelijke oplossingen is al per 1 januari 2012 ingevoerd, namelijk de
(gezamenlijke) ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik’.
Met een (gezamenlijke) verklaring wordt aangegeven dat met de bestelauto geen enkele
kilometer privé wordt gereden. In dat geval hoeft geen rittenregistratie te worden
bijgehouden. Controle vindt plaats met behulp van ambulant toezicht, via de vele camera’s
langs de weg en ‘flitsauto’s’. Daarbij kan de Belastingdienst vragen het zakelijk karakter van
een bepaalde rit op een ongebruikelijk tijdstip of een bijzondere locatie aan te tonen. De
werkgever moet via zijn eigen beveiligde deel op de website van de Belastingdienst de
verklaring digitaal namens de werknemer indienen. Na het ‘verzenden’ moet hij een afdruk
van de verklaring maken, deze door zijn werknemer laten ondertekenen en bewaren bij zijn
loonadministratie. De verklaring is voor onbepaalde tijd geldig. Zowel de werkgever als de
werknemer krijgt van de Belastingdienst een ontvangstbevestiging van de verklaring.
LET OP
In het Handboek Loonheffingen vindt u de volgende passage: Kunt u of uw werknemer het
zakelijke gebruik niet aantonen? Dan gaan wij ervan uit dat uw werknemer meer dan 500
kilometer per jaar privé met de bestelauto heeft gereden. Uw werknemer krijgt een
naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies
werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw voor de periode waarover u ten onrechte niets
hebt bijgeteld voor het privégebruik van de bestelauto. Uw werknemer krijgt ook
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
31
een boete. Toch is de (gezamenlijke) verklaring is geen vrijbrief voor de werkgever. Sterker
nog, omdat hier – in tegenstelling tot de ‘gewone’ verklaring geen privégebruik – sprake is
van een gezamenlijke verklaring, zal de Belastingdienst waarschijnlijk eerder bij de
werkgever aankloppen en minder snel bij de werknemer wanneer de auto wél privé wordt
gebruikt. Gebruikmaken van deze mogelijkheid zorgt daarom voor risico’s bij de werkgever.
Daarnaast geldt niet alleen voor de werknemer, maar ook voor de werkgever een actieve
informatieplicht. Zoals al onder 6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om is beschreven kan
de werkgever een forse boete verwachten wanneer het de inspecteur niet op de hoogte
brengt zodra hij weet of vermoedt dat de werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk
gebruik ten onrechte niet heeft ingetrokken/intrekt.
Ook de intrekking van de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto moet plaatsvinden
via het eigen beveiligde deel van de werkgever op de website van de Belastingdienst.
Naar inhoudsopgave
6.6. Niet buiten werktijd gebruikte bestelauto
Bijtelling kan ook achterwege worden gelaten wanneer de bestelauto buiten werktijd niet
gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld indien buiten werktijd de bestelauto achter het hek blijft of
de autosleutels op een centrale plaats in het bedrijf worden bewaard.
Naar inhoudsopgave
6.7. Verbod op privégebruik bestelauto
De bijtelling kan ook achterwege blijven als de werkgever een verbod voor privégebruik
oplegt. Dit moet hij schriftelijk vastleggen en bij de loonadministratie bewaren. De werkgever
moet voldoende toezicht houden op de handhaving en bij overtreding een passende sanctie
opleggen.
Voldoende toezicht is volgens de staatssecretaris bijvoorbeeld het controleren van
kilometerstanden, toezicht houden op boetes vanwege verkeersovertredingen,
schademeldingen of de leasemaatschappij melding laten maken van het aantal gereden
kilometers, brandstofverbruik of tanken buiten werktijd.
Een passende sanctie is bijvoorbeeld een geldboete of naheffing die in verhouding staat met
de te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen, werkgeversheffing
zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen of zelfs ontslag.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
32
In een eerder besluit heeft de staatssecretaris al aangegeven dat de inspecteur van de
Belastingdienst bij gegronde twijfel aan bovengenoemd toezicht nader bewijs kan eisen van
de werkgever. Deze moet dan aantonen dat de werknemer geen privé-kilometers (of op
jaarbasis maximaal 500 km) maakt met de auto van de zaak. Daarbij zal de inspecteur zeker
ook vragen hoe de werknemer en zijn gezin normaal gesproken hun privé-kilometers
afleggen als dat niet met de auto van de zaak gebeurt. Uiteindelijk bepaalt de rechter of er
'voldoende toezicht' is.
U kunt een voorbeeldovereenkomst downloaden van de site van de Belastingdienst.
Naar inhoudsopgave
6.8. Afkoop bij wisselend gebruik van een bestelauto
Wordt een bestelauto door twee of meer werknemers gebruikt én rechtvaardigt de aard van
de werkzaamheden dat doorlopend wisselend personeel gebruikmaakt van de bestelauto,
dan geldt voor de werkgever een eindheffing van € 300 per auto per jaar bijtelling. Bij een
maandaangifte betekent dat € 25 per maand. In dat geval vindt dus niet ook nog eens
bijtelling plaats bij de individuele werknemers.
Een voorbeeld is de situatie van een installatiebedrijf met tien werknemers en vijf
bestelauto's. Het is dan mogelijk dat werknemer A een bestelauto op maandagmorgen
meeneemt voor een klus en vervolgens werknemer B de auto weer meeneemt voor een
andere klus, op dinsdag de auto weer wordt meegenomen door werknemer C en zo de
gebruiker steeds wisselt. In dergelijke gevallen is de geschetste 'afkoopregeling' toepasselijk.
Dat geldt natuurlijk niet voor de situatie waarin u en uw collega allebei een bestelauto van de
zaak hebben en besluiten de auto's maar dagelijks te gaan ruilen. In dat geval wordt het
afwisselend gebruik niet opgeroepen door de aard van het werk.
LET OP
Ter voorkoming van problemen achteraf luidt het advies aan werkgevers om in de hiervóór
geschetste situaties vooraf een en ander kort te sluiten met de Belastingdienst.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
33
6.9. Tegemoetkomingen bij privégebruik personenauto's
De laatste drie genoemde versoepelingen zijn ook in de wet opgenomen, maar de wettelijke
bepalingen hebben alleen betrekking op bestelauto's.
Het is best mogelijk dat u in een personenauto van uw werkgever rijdt en uw werkgever het u
verbiedt om die auto privé te gebruiken en overtreding van het verbod ook bestraft. Of
misschien moet u de auto wel iedere avond op het terrein van uw werkgever achterlaten en
kunt u als gevolg daarvan helemaal geen privé gebruik maken van de auto. Voor de
autoverhuurbranche is via de site van de Belastingdienst een Voorbeeldovereenkomst
verbod op privégebruik en gebruik woon-werkverkeer personenauto’s te downloaden.
Zoals al eerder is opgemerkt geldt er een zogenaamde vrije bewijsleer. Ook hier adviseren
wij echter te allen tijde vooroverleg met de fiscus. Daarmee voorkomt u misschien dat het
uitdraait op een procedure en het aan de rechter zal zijn om te beslissen of voldoende wordt
bewezen dat er maximaal 500 km in privé wordt gereden met de auto. De hiervóór
geschetste afkoopmogelijkheid geldt alleen bij bestelauto's.
Naar inhoudsopgave
6.10. (Collectieve) afspraak met de Belastingdienst
Als uw situatie niet voor één van de bovengenoemde versoepelingsregelingen in aanmerking
komt, maar werknemers wél jaarlijks 500 km of minder privé-kilometers maken met een auto
van de zaak, dan is het raadzaam altijd een (collectieve) afspraak te maken met de
Belastingdienst. Zowel werkgever als werknemer komen dan niet achteraf voor verrassingen
te staan.
Naar inhoudsopgave
6.11. Wachtdienstregeling
Als een auto voor een wachtdienst (een roulatiesysteem waarbij de werknemer een
bepaalde periode oproepbaar moet zijn) wordt gebruikt, mag u de gereden kilometers tijdens
deze wachtdienst als zakelijke kilometers aanmerken. Hierbij gelden de volgende
voorwaarden:
 U heeft als werknemer geen invloed op de keuze van de aangeschafte auto.
 U beschikt privé over een auto die ook (of zelfs meer) voor privégebruik geschikt is.
 U bent verplicht om tijdens de wachtdienst binnen een redelijke afstand van de
woonplaats te blijven.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
34

U moet het aantal kilometers dat u tijdens de wachtdienst rijdt en het aantal en de plaats
van de werkzaamheden waarvoor u bent opgeroepen bijhouden.
LET OP
Uit redelijk recente uitspraken van Hof Den Haag en Hof Amsterdam blijkt dat het
voortdurend beschikbaar moeten zijn voor oproepdiensten niet betekent dat alle gereden
kilometers als zakelijke kilometers kunnen worden aangemerkt. Dan geldt de
wachtdienstregeling dus niet.
De inmiddels door de Hoge Raad bevestigde uitspraak van Hof Amsterdam betrof een
situatie waarin een storingsmonteur (X) vanaf 2006 een 24-uurs storingsdienst draaide en
24-uur per dag beschikbaar moest zijn voor dit werk. Als X buiten werktijd gebruik maakt
van de auto, bijvoorbeeld voor een verjaardagsbezoek, zonder dat sprake is van een
oproep, is volgens het hof het privékarakter zo overheersend dat de aldus gereden
kilometers niet als zakelijke kilometers kunnen worden aangemerkt. Dat bij een dergelijk
verjaardagsbezoek de echtgenote van X de privéauto gebruikt, opdat zij over eigen vervoer
beschikt indien X een oproep krijgt, maakt dit niet anders. Alleen in het geval dat X tijdens
een dergelijke privérit wordt opgeroepen voor storingswerkzaamheden, kunnen de
kilometers die worden gereden vanaf het moment van oproepen worden aangemerkt als
zakelijke kilometers. Bij het uitblijven van een dergelijke oproep tijdens een rit buiten
werktijd, moeten de gereden kilometers worden aangemerkt als privékilometers.
Naar inhoudsopgave
6.12 Vrije bewijsleer
De werkgever en werknemer zijn vrij in het aantonen dat de werknemer niet meer dan 500
km privé rijdt met de auto van de zaak. Brengen de hiervoor genoemde tegemoetkomingen
geen oplossing, of is sprake van een andere situatie, dan kunt u ook op een andere manier
tegenbewijs leveren. De bewijslast die op u drukt is echter wel zwaar. Om problemen
achteraf te voorkomen doet de werkgever er goed aan om vooraf met de Belastingdienst te
overleggen.
Naar inhoudsopgave
6.12.1. Black box-systeem
Het zogenoemde black box-systeem met bijbehorende software legt automatisch een
veelheid aan ritgegevens vast. Dit kan een gemakkelijk alternatief zijn voor het bijhouden van
de rittenregistratie. De gebruiker moet wel steeds het karakter van de rit bepalen. Daarom
moet hij/zij de rittenregistratie met een black box-systeem onderbouwen met andere
gegevens, zoals een agenda. Duidelijk is, dat alleen het installeren van een black box de
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
35
bijtelling niet voorkomt of vermindert. Een oplossing hiervoor is om een aanvullende afspraak
te maken met de inspecteur, dat de kilometers die de werknemer rijdt gedurende bepaalde
werktijden als zakelijk worden beschouwd. De inspecteur zal dan voorwaarden opstellen
voor het op objectieve wijze vastleggen van de tijden en de gereden afstanden. Daarin kan
een black box-systeem prima voorzien.
Naar inhoudsopgave
6.12.2. Rittenregistratiesystemen met keurmerk
Sinds eind 2013 bestaan er verschillende rittenregistratiesystemen met een door de
Belastingdienst afgegeven keurmerk. De vraag waar de gebruiker is geweest, hoe hij daar is
gekomen etc., oftewel, de output van de rittenregistratie staat met een Keurmerksysteem niet
meer ter discussie.
Maar ook hierbij geldt dat de gebruiker zelf verantwoordelijk blijft voor het indrukken van de
knop: privé of zakelijk. Hij moet dus wel kunnen aantonen dat de rit een privé of zakelijk
karakter had. Daarom geldt ook hier wel weer dat de rittenregistratie moet kunnen worden
onderbouwd met andere gegevens, zoals een agenda.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
36
7. Eigen bijdrage
Als u voor het privégebruik van de auto een vergoeding moet betalen aan uw werkgever, dan
kan de werkgever deze ieder loontijdvak in mindering brengen op de berekende bijtelling.
Voorbeelden zijn bijdragen voor parkeerkosten, accessoires, een hoger leasebedrag voor
een auto uit een duurdere klasse, de afkoopsom van het leasebedrag bij het einde van de
dienstbetrekking en een vast bedrag per gereden privé-kilometer.
LET OP
Voorwaarde voor de verrekening is dat werkgever en werknemer vooraf zijn
overeengekomen dat de eigen bijdrage een bijdrage is voor privégebruik. Voor de eigen
bijdrage van de werknemer bij schade geldt een aanvullende voorwaarde: de schade mag
niet het gevolg zijn van onrechtmatig of onzorgvuldig handelen van de werknemer.
Hebben werkgever en werknemer afgesproken dat een door de werknemer betaalde eigen
bijdrage volledig is bedoeld als een bijdrage voor het privégebruik, dan mag de werkgever
de hele bijdrage in mindering brengen op de bijtelling. Maar dan moeten zij feitelijk niet iets
anders hebben afgesproken. Bijvoorbeeld als de werknemer ook een zogenaamde
bovennormbijdrage moet betalen als hij geen privégebruik heeft. Zie ook hierna onder 7.1.
Eigen bijdrage bij lease: belangrijke rechtspraak.
Kosten die aan derden zijn betaald, komen slechts bij hoge uitzondering in mindering op de
bijtelling. Bijvoorbeeld als de kosten zijn betaald ten behoeve van de werkgever én
contractueel is bepaald dat de betaling als bijdrage voor het privégebruik wordt aangemerkt.
Is de eigen bijdrage in verband met het privégebruik van de auto van de zaak in een
loontijdvak hoger dan de bijtelling voor het desbetreffende loontijdvak, dan mag uw
werkgever in dat loontijdvak rekenen met het negatieve bedrag. Voorwaarde is wel dat over
het gehele jaar bezien de bijtelling uitgaat boven de eigen bijdrage.
In het Handboek loonheffngen wordt in het kader van het voorgaande opgemerkt: Verder
moet u onderscheid maken tussen betalingen aan u en betalingen aan derden. Een betaling
aan derden vermindert de bijtelling privégebruik auto niet. Dit is alleen anders als u met uw
werknemer hebt afgesproken dat hij de betaling aan derden voor u of namens u doet en u
die betaling verrekent als bijdrage voor het privégebruik.
Naar inhoudsopgave
7.1. Eigen bijdrage bij lease: belangrijke rechtspraak
Het is mogelijk dat er een norm-leasebedrag geldt en dat wanneer de werknemer een
duurdere auto uitkiest en het normleasebedrag wordt overschreden, er door de werknemer
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
37
een eigen bijdrage (bovennormbijdrage) is verschuldigd. In een zaak die in 2008 bij Hof Den
Bosch speelde, bleek uit het opgemaakte reglement dat de werknemer de
bovennormbijdrage altijd verschuldigd was, ook als de auto voor niet meer dan 500 kilometer
op jaarbasis werd gebruikt voor privé-doeleinden. Volgens Hof Den Bosch volgde hieruit dat
de bovennormbijdrage niet alleen zag op het privégebruik, maar ook op het zakelijke gebruik
van de auto.
Daarom moest de bovennormvergoeding worden gesplitst naar rato van het zakelijk en het
privégebruik en mocht alleen het deel dat zag op het privégebruik in mindering worden
gebracht.
In een vergelijkbare zaak had Rechtbank Haarlem nog in het voordeel van de
belastingplichtige beslist en het privé-motief van de bovennormbijdrage als doorslaggevend
aangemerkt. Dus daar hoefde de bovennormbijdrage niet te worden verdeeld naar gelang
het aantal verreden privé- en zakelijke kilometers.
Inmiddels heeft de Hoge Raad medio 2010 conform de uitspraak van Hof Den Bosch beslist.
Werkgevers met een regeling waarin een verschil wordt gemaakt in de behandeling van de
‘normbijdrage’ en de bovennormbijdrage waarbij die bovennormbijdrage ook verschuldigd is
door werknemers die op jaarbasis 500 km of minder rijden met de auto van de zaak, doen er
goed aan om samen met hun adviseur te bezien of de regeling moet/kan worden aangepast.
Flynth heeft inmiddels voor twee mogelijke alternatieven schriftelijk groen licht gekregen van
het speciale Landelijk Coördinatiecentrum auto (LCA) van de Belastingdienst.
LET OP
In het voorbeeld was de verwerking van de in rekening gebrachte normbijdrage niet in
geschil, omdat die bijdrage alleen hoefde te worden betaald door werknemers die meer dan
500 kilometer privé reden met de auto. Zou ook daar geen onderscheid zou zijn gemaakt,
dan had de rechter ongetwijfeld ook beslist dat de normbijdrage had moeten worden
gesplitst.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
38
8. Vergoeding voor parkeergelegenheid
Vergoedt, of verstrekt uw werkgever parkeergelegenheid voor de auto van de zaak op de
werkplek, dan is die vergoeding/verstrekking onbelast.
Vergoedt of verstrekt uw werkgever parkeergelegenheid in of bij uw woning, dan geldt onder
de werkkostenregeling het volgende:



Heeft de werknemer een parkeervergunning of een stalling op zijn naam voor een
parkeergelegenheid bij zijn woning die ook gebruikt kan worden voor andere
vervoermiddelen? Dan is de vergoeding van de kosten van de parkeervergunning of
stalling, of de verstrekking of terbeschikkingstelling ervan, loon van de werknemer.
De werkgever mag echter dit loon wel als eindheffingsloon onderbrengen in zijn vrije
ruimte.
Heeft de werknemer een parkeervergunning op kenteken of een stalling die alleen
bestemd is voor het vervoermiddel van de zaak, dan hoort de vergoeding,
verstrekking of terbeschikkingstelling van de vergunning of stalling niet tot het loon. In
dat geval is sprake van zogenaamde intermediaire kosten.
Als de werknemer het vervoermiddel van de zaak in zijn garage zet, is er soms
sprake van een reële (zakelijke) verhuursituatie. Dat is het geval als de werknemer
de garage uitsluitend voor het vervoermiddel van de zaak gebruikt. In dat geval kan
de werkgever de werknemer voor het gebruik van de garage een onbelaste
vergoeding geven in de vorm van huur.
Blijft de garage gedeeltelijk ter beschikking van de werknemer staan - bijvoorbeeld
voor opslag -, dan is er geen sprake van een reële verhuursituatie. In dat geval is een
vergoeding voor het gebruik van de garage loon.Is sprake van loon, dan kan de
werkgever – wanneer hij gebruik maakt van de werkkostenregeling - . dit loon ook als
eindheffingsloon onderbrengen in zijn vrije ruimte.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
39
9. De ondernemer
De bijtelling van de auto van de zaak die de ondernemer zelf gebruikt wordt niet in de
loonheffing betrokken. De ondernemer moet de bijtelling voor het privégebruik van die auto
bij zijn winst optellen en is daar dus inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en
inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekeringswet over verschuldigd.
Het is voor een ondernemer niet goed mogelijk om voor zichzelf een verbod op het
privégebruik van een auto in te stellen. Dit maakt een rittenregistratie (in de meeste gevallen)
noodzakelijk. Het is mogelijk om met de inspecteur te overleggen of de registratie
achterwege kan blijven in specifieke gevallen. Bijvoorbeeld als er in het ondernemersgezin
slechts één rijbewijs aanwezig is en men beschikt over een privé-auto die veel geschikter is
voor het privégebruik dan de bedrijfsauto.
Kilometers die de ondernemer rijdt voor andere werkzaamheden zijn in beginsel privékilometers. Daarop gelden echter een aantal uitzonderingen. Wij verwijzen u daarvoor naar
hetgeen hierna is opgemerkt onder het 10. Gebruik auto voor andere doeleinden.
Naar inhoudsopgave
9.1. Werkelijke kosten maximale bijtelling
De bijtelling voor de auto van de zaak van de ondernemer bedraagt nooit meer dan de
werkelijk gemaakte kosten ter zake van de auto in het desbetreffende jaar.
Bij de berekening van de autokosten blijft voor deze regeling de boekwinst (of het verlies) die
in een bepaald jaar bij verkoop van de auto wordt behaald buiten beschouwing.
Een eventuele afboeking van een zogenaamde herinvesteringsreserve op de auto is
evenmin van invloed op de bijtelling. Wordt dus een herinvesteringsreserve afgeboekt op de
aanschaffingsprijs van de auto, dan moet de ondernemer bij de berekening van de bijtelling
een fictieve afschrijving over het bedrag van deze afboeking in aanmerking nemen.
Betreft het een auto die tot de handelsvoorraad behoort, dan vind daarop geen afschrijving
plaats, maar wel incidenteel een afwaardering. In dergelijke gevallen mag geen fictieve
afschrijving in aanmerking genomen worden, maar moet/mag wel rekening worden
gehouden met een gerealiseerd verkoopverlies of een afwaardering wegens waardedaling.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
40
9.2. Vereenvoudigde rittenregistratie bestelauto
Bent u ondernemer of resultaatgenieter en rijdt u met uw bestelauto vaak veel ritten op een
dag voor uw werk, dan kunt u het bewijs dat u niet meer dan 500 privékilometers rijdt,
leveren aan de hand van een vereenvoudigde rittenregistratie. Voor de uitwerking daarvan
en de voorwaarden daaraan verwijzen wij graag naar hetgeen hierover reeds onder 6.3.
Vereenvoudigde registratie bestelauto’s is opgemerkt.
Naar inhoudsopgave
9.3. Vereenvoudigde rittenregistratie rijschoolhouders
De onder 6.2 beschreven vereenvoudigde rittenregistratie voor rij-instructeurs geldt ook voor
de rijschoolhouder zelf. Dat betekent dus dat de rijschoolhouder kan volstaan met het
noteren van de begin- en eindkilometerstand per werkdag. Samen met de al bestaande
leerlingadministratie moet dit de Belastingdienst een voldoende beeld geven van de
verreden zakelijke kilometers.
Naar inhoudsopgave
9.4. De ondernemer met een aantal auto’s van de zaak
Voor de vaststelling van de autokosten tellen in principe alle auto's mee die in de
onderneming aanwezig zijn en voor privégebruik ter beschikking staan. Ongeacht of deze tot
de handelsvoorraad behoren of als bedrijfsmiddel te boek staan.
In een besluit heeft de staatssecretaris aangegeven dat voor de betrokkene (en het gezin)
voor twee auto's een bijtelling in aanmerking moet worden genomen. Is sprake van een
alleenstaande ondernemer/directeur-grootaandeelhouder of als in het gezin slechts één
persoon een rijbewijs heeft, is de norm bijtelling voor één auto. Mocht de inspecteur van
mening zijn dat er voor meer auto's moet worden bijgeteld, dan ligt de bewijslast daarvoor bij
hem. Het besluit is inmiddels ingetrokken. Vooralsnog gaan wij er echter vanuit dat het
standpunt van de staatssecretaris niet is gewijzigd.
Heeft u als ondernemer (en het gezin) gedurende de loop van het jaar de beschikking over
één of enkele specifieke auto('s), dan zal voor de berekening van de onttrekking/bijtelling
worden aangesloten bij de voor die auto's geldende catalogusprijs, dan wel (voor auto's
ouder dan vijftien jaar) de waarde in het economische verkeer. Is sprake van (ook voor privéAlles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
41
doeleinden ter beschikking staande) auto's die afwisselend daarvoor worden gebruikt, dan
wordt uitgegaan van de gewogen gemiddelde catalogusprijs van de auto's die de
betrokkene, gelet op zijn of haar positie in het bedrijf, ter beschikking staan.
Naar inhoudsopgave
9.4.1. Specifieke regeling autodealers
Door (veel) wisselend gebruik van auto’s is het in de autobranche vaak moeilijk om de
grondslag voor de bijtelling van het privégebruik vast te stellen. Hiervóór hebben we al
gewezen op de Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche. Deze
handreiking is ook van toepassing op de ondernemer zelf. Een korte samenvatting van de
handreiking en de daaraan verbonden voorwaarden vindt u elders in dit document in
paragraaf 6.1 Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor autobranche.
Wilt u aantonen dat u überhaupt niet meer dan 500 km op jaarbasis privé rijdt met een auto,
dan kunt u niet volstaan met verwijzen naar een handelaarskenteken, omdat dit slechts één
bewijsstuk is dat er geen privégebruik is gemaakt van de auto. U doet er dan goed aan
aanvullend bewijs te overleggen, bijvoorbeeld een volledig bijgehouden rittenregistratie.
Wilt u als garagehouder aannemelijk maken, dat bepaalde kilometers zijn gereden als
proefrit, dan is het verstandig dat bij iedere proefrit door de cliënt een verklaring wordt
ondertekend met de begin- en eindstand van de kilometerteller. Overleg met de inspecteur
over de manier waarop u dit tegenbewijs kunt leveren is dan uiteraard verstandig. Zo zal de
inspecteur bijvoorbeeld gevoelig kunnen zijn voor het argument dat uw privé-auto('s) uw
behoefte volledig dekken en dat daarom gebruik van auto's uit het wagenpark niet voor de
hand ligt.
Naar inhoudsopgave
9.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto
Heeft u als ondernemer een bestelauto ter beschikking waar u geen enkel privé-kilometer
mee rijdt, dan kunt u sinds 1 januari 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik
bestelauto indienen. U hoeft in uw aangifte inkomstenbelasting geen rekening te houden met
het voordeel van het privégebruik van de bestelauto én u hoeft geen rittenregistratie bij te
houden.
Controle vindt plaats met behulp van ambulant toezicht, via de vele camera’s langs de weg
en ‘flitsauto’s’. Daarbij kan de Belastingdienst vragen het zakelijk karakter van een bepaalde
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
42
rit op een ongebruikelijk tijdstip of een bijzondere locatie aan te tonen. U moet de verklaring
digitaal indienen via uw eigen beveiligde deel op de website van de Belastingdienst.
De verklaring is voor onbepaalde tijd geldig. Zodra u weer privé gaat rijden moet u de
verklaring digitaal intrekken. Ook dat moet u doen via uw eigen beveiligde deel op de
website van de Belastingdienst.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
43
10. Gebruik auto voor andere doelen
Kilometers die de werknemer/ondernemer rijdt voor een andere dienstbetrekking of een
andere onderneming zijn in beginsel privé-kilometers. Dat geldt niet in de onderstaande
situaties.
Bij loon uit (andere) dienstbetrekking:
 als de auto van de zaak mede namens de andere werkgever ter beschikking wordt
gesteld, of
 als de werknemer de andere dienstbetrekking uitoefent binnen het kader van de eerste
dienstbetrekking.
Bij winst uit (andere) onderneming:
 als een zakelijke vergoeding voor de kosten van dat gebruik in de winst is opgenomen, of
 als het loon uit dienstbetrekking deel uitmaakt van de winst uit onderneming.
Hieronder volgen een aantal voorbeelden uit de praktijk, waarbij ook de gevolgen bij gebruik
van de auto van de zaak voor andere doeleinden worden geschetst.
LET OP
Een hoog aantal kilometers in verband met de andere werkzaamheden en overig
privégebruik zou kunnen leiden tot een hogere bijtelling respectievelijk onttrekking voor
privégebruik. Zie ook `LET OP’ onderaan 1. Inleiding.
Naar inhoudsopgave
10.1. Werknemer gebruikt de auto van de zaak voor zijn onderneming
Wanneer een werknemer zijn auto van de zaak tevens gebruikt voor zijn eigen onderneming,
dan kan hij een evenredig deel van de bijtelling ten laste van zijn winst uit onderneming
brengen. Daarvoor geldt de volgende formule: kilometers voor de eigen onderneming/totale
privé-kilometers x het loon in natura.
Het loon in natura komt overeen met het bruto bedrag van de bijtelling voor privégebruik
vermeerderd met het bedrag waarmee de vergoeding aan de werkgever de bruto-bijtelling
overtreft (c.q. de voor privérekening genomen kosten deze bijtelling overtreft).
Voorbeeld
Werknemer X heeft een auto van werkgever A ter beschikking met een cataloguswaarde
inclusief accessoires van € 20.000. Voor het privégebruik betaalt hij een vergoeding aan de
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
44
werkgever A van € 1.400. De gereden kilometers bedragen in het jaar 30.000 km. Hiervan is
14.000 km (vanuit de dienstbetrekking bij A bezien) voor privé-doeleinden gereden. De
werkgever moet nu op het maandelijkse loon over € 300 (1/12 van {(25% x € 20.000) -/- €
1.400}) loonheffing inhouden en afdragen.
Binnen het privégebruik moet iedere 'soort' kilometers op zijn eigen merites worden bezien.
Stel nu dat X in verband met zijn onderneming 7.500 km rijdt. Het door X ten laste van zijn
ondernemingsresultaat te brengen bedrag luidt dan als volgt:
7.500/15.000 x € 3.600 = € 1.800.
Naar inhoudsopgave
10.2. Gebruik auto van de zaak voor resultaat uit (andere) werkzaamheid
Het voorgaande geldt ook wanneer de werknemer de auto van de zaak gebruikt voor
resultaat uit overige werkzaamheden. In dat geval kan hij een evenredig deel van de bijtelling
ten laste van het resultaat brengen aan de hand van de hiervoor weergegeven formule.
Naar inhoudsopgave
10.3. Gebruik auto van de zaak voor een (andere) dienstbetrekking
Wanneer de werknemer/ondernemer de auto van de zaak gebruikt voor andere in
dienstbetrekking verrichte werkzaamheden, dan geldt de normale bijtelling/onttrekking. De
(andere) werkgever kan dan eventueel wel een belastingvrije reiskostenvergoeding
verstrekken.
Naar inhoudsopgave
10.4. Vervoer in verband met geneeskundige hulp of ziekenbezoek
Gebruikt de werknemer/ondernemer de auto in verband met genees-/verloskundige hulp
(bijvoorbeeld artsenbezoek), dan mag hij een evenredig deel van de bijtelling in aanmerking
nemen bij de becijfering van zijn specifieke zorgkosten. Wanneer er sprake is van een eigen
bijdrage kan het evenredig deel van de bruto bijtelling worden vermeerderd met een
evenredig deel van het bedrag waarmee de vergoeding aan de werkgever de bruto-bijtelling
overtreft. Voor een voorbeeld van een cijfermatige uitwerking verwijzen wij u naar het
voorbeeld onder het kopje Werknemer gebruikt de auto van de zaak voor zijn onderneming.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
45
Wordt de auto gebruikt voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens
ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de
werknemer/ondernemer bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke
huishouding voerde én de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de
werknemer/ondernemer en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs de
meest gebruikelijke weg meer dan 10 kilometer is, dan mag de werknemer/ondernemer €
0,19 per kilometer in aanmerking als uitgave voor ziekenbezoek.
Naar inhoudsopgave
10.5. Gebruik auto van de zaak voor reizen in het kader van giften
Als de door de werknemer/ondernemer verreden kilometers volgens de giftenregeling als gift
in aanmerking kunnen worden genomen en hij/zij ziet af van vergoeding van die kosten, dan
mag hij/zij € 0,19 per kilometer als gift in aanmerking nemen.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
46
11. Normale eisen aan de rittenadministratie
De Belastingdienst accepteert de administratie in ieder geval als deze sluitend is en kan
worden onderbouwd met een agenda en (afschriften van) garagenota’s. Er mogen geen
hiaten in de administratie zitten.
Voor het bijhouden van uw rittenadministratie kunt u gebruikmaken van ons
rittenregistratieboekje dat u, mits nog voorradig, op http://www.flynth.nl/ kunt aanvragen.
Daarnaast vindt u op onze website een rekenmodel dat kan worden gebruikt in de (meest
voorkomende) situatie waarin de auto maar één gebruiker heeft.
TIP
Ook de kilometers die u maakt om tussen de middag thuis te gaan lunchen mag u tot de
zakelijke kilometers rekenen.
De ritten tussen uw woning en de plaats van de werkzaamheden die in de loop van een
werkdag plaatsvinden vallen immers voor de bijtelling van de auto van de zaak onder het
woon-werkverkeer. En die woon-werkkilometers worden voor de bijtelling tot de zakelijke
kilometers gerekend.
11.1. Ritten met gemengd karakter
Wordt een rit gemaakt met zowel een zakelijk doel als een privédoel, dan gaat het erom wat
het hoofddoel van de rit is. Wordt tijdens een rit met een zakelijk hoofddoel tevens een
privédoel bezocht, dan geldt als zakelijk de afstand die zou zijn afgelegd als het privédoel
niet zou zijn bezocht en geldt de rest van de afgelegde afstand (de ‘omrijkilometers’) als
gebruik voor privédoeleinden. Wordt tijdens een rit met als hoofddoel een privébestemming
tevens een zakelijk doel wordt bezocht, dan geldt het omgekeerde.
In juni 2014 oordeelde de Hoge Raad over een situatie waarin een directeurgrootaandeelhouder (dga) met de auto van de zaak naar Oostenrijk reed. Hij bezocht een
zakenrelatie én genoot van een skivakantie met zijn gezin. Volgens de inspecteur golden de
ritten naar Oostenrijk en terug als privé, terwijl de dga deze als zakelijke had aangemerkt.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat er sprake was van privéritten.
Naar inhoudsopgave
11.2. Toelichting tot het invullen van het rittenregistratieboekje/ rekenmodel
Ter zake van het bijhouden van het rittenregistratieboekje en het rekenmodel kan nog het
volgende worden opgemerkt:
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
47
11.2.1. Codering van (privé)ritten
Zoals u onder het 10. Gebruik auto voor andere doelen kunt lezen kan het bijhouden van
bijzondere privé-kilometers voordelen bieden. Daar is in zowel het rittenregistratieboekje als
in het digitale rekenmodel rekening mee gehouden.
U kunt onderstaande codes gebruiken voor de overige privé-ritten:
Zi
Regelmatig ziekenbezoek*
D
reizen tweede dienstbetrekking
O
reizen i.v.m. onderneming/res. overige werkzaamheden**
A
reizen i.v.m. bezoek arts of tandarts etc.***
G
reizen aan te merken als gift
* Reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan
een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij aanvang van de ziekte of
invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, indien de afstand tussen de woning of
verblijfplaats van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs
de meest gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer)
** ‘Res. overige werkzaamheden’ (res. = resultaat) staat voor werkzaamheden die u buiten
dienstbetrekking verricht, maar die geen winst uit onderneming vormen, zoals bijvoorbeeld
freelance werkzaamheden. U kunt een zogenaamde VAR (verklaring arbeidsrelatie)
aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier kunt u downloaden van de site van
de Belastingdienst, www.Belastingdienst.nl. De VAR biedt meer zekerheid, maar is slechts
één jaar geldig.
*** Vervoer dat in aanmerking komt voor als specifieke zorgkosten aan te merken kosten
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
48
12. Milieu-investeringsaftrek voor ondernemers
Naast de verlaagde bijtelling voor de loonbelasting genieten energiezuinige auto’s nog meer
tegemoetkomingen. Voor de eventuele vrijstellingen voor de BPM en de MRB verwijzen wij u
naar hetgeen daarover hierna nog in hoofdstuk 13 wordt opgemerkt. Voor ondernemers
bestaat er daarnaast nog mogelijk recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA).
Zoals verwacht zijn de investeringsfaciliteiten drastisch beperkt per 1 januari 2014. Zo zijn de
kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) en de willekeurige afschrijving
milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) volledig afgeschaft voor alle personenauto’s. Daarnaast is de
MIA volledig komen te vervallen voor de zeer zuinige auto’s en geldt deze alleen nog maar
voor (semi-)elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 50 gr/km of minder en voor bepaalde
bedrijfsauto’s op aardgas. De MIA is afhankelijk CO2-uitstoot en kent vanaf 1 januari 2014
een plafond in het investeringsbedrag. Investeringen in elektrische en hybride auto’s worden
ook in 2015 nog fiscaal ondersteund. Hybride auto’s met dieselmotoren komen echter niet
meer in aanmerking, omdat die nog te veel schadelijke stoffen uitstoten. Ook in 2015 gelden
plafonds.
Hierna vindt u samenvatting.
TIP
In principe moet voor de MIA en Vamil sprake zijn van ‘niet eerder gebruikte
bedrijfsmiddelen’. In een besluit wordt geregeld dat vanaf 17 maart 2014 wordt aangesloten
bij de ‘ruime’ definitie voor ‘nieuwe vervoermiddelen’ in de omzetbelasting. Dat betekent dat
sinds 17 maart 2014 ook jong gebruikte auto’s van maximaal zes maanden oud of met ten
hoogste 6000 kilometer op de teller in aanmerking kunnen komen voor de MIA.
12.1. Milieu-investeringsaftrek voor volledig elektrische personen- en
bedrijfsauto's
Volledig elektrische personen- en bedrijfsauto’s komen voor ten hoogste € 50.000 van het
investeringsbedrag in aanmerking voor een milieu-investeringsaftrek van 36%.
Naar inhoudsopgave
12.2. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een
CO2-uitstoot van meer dan nul en ten hoogste 30 gr/km
Plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan nul en ten hoogste 30
gr/km komen voor ten hoogste € 35.000 van het investeringsbedrag per auto in aanmerking
voor een milieu-investeringsaftrek van 27%.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
49
Hybride auto’s met dieselmotoren komen in 2015 niet meer voor milieu-investeringsaftrek in
aanmerking,
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
50
12.3. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een
CO2-uitstoot van meer dan 30 en ten hoogste 50 gr/km
Plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan 30 en ten hoogste 50
gr/km komen voor ten hoogste € 12.500 van het investeringsbedrag in aanmerking voor een
milieu-investeringsaftrek van 13,5%.
Hybride auto’s met dieselmotoren komen in 2015 niet meer voor milieu-investeringsaftrek in
aanmerking.
Naar inhoudsopgave
12.4. Milieu-investeringsaftrek en Vamil voor oplaadpalen
Oplaadpunten voor elektrische voer-of vaartuigen komen in aanmerking voor een milieuinvesteringsaftrek van 36% en 75% Vamil.
Dergelijke oplaadpunten bestaan uit: een oplaadsysteem, (eventueel) een meet- en
regelsysteem, (eventueel) een betaalsysteem, (eventueel) een lockerkast met een
stroomafnamepunt per locker, (eventueel) een stekkerherkenningssysteem, exclusief
zonnepanelen.
Naar inhoudsopgave
12.5. Milieu-investeringsaftrek voor aardgasauto’s bestemd voor zakelijk
vervoer
Aardgasauto’s bestemd voor het vervoer van goederen of personen over de openbare weg,
waarvoor in het kentekenregister de vermelding van de Europese voertuigcategorie N1
(bestelauto) dan wel de vermelding ‘taxi’ is opgenomen, komen voor 50% van het
investeringsbedrag in aanmerking voor een milieu-investeringsaftrek van 13,5%. Onder
aardgas wordt in dit kader ook verstaan biogas dat tot aardgaskwaliteit of beter is opgewerkt.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
51
13. BTW, BPM en MRB
13.1 BTW
13.1.1. Algemeen
In de regel heeft een ondernemer recht op aftrek van de btw in de kosten van auto's van de
zaak. Particulieren hebben die mogelijkheid niet. Privéritten met een auto van de zaak zijn zo
voordeliger dan privéritten met een privé-auto. Om die ongelijkheid te voorkomen moet een
ondernemer in de aangifte over het laatste tijdvak van het kalenderjaar een correctie
opnemen van de btw met betrekking tot auto's van de zaak die hij in zijn eerdere aangiften
heeft afgetrokken. De staatssecretaris van financiën heeft in een besluit nadere regels
gegeven hoe die correctie kan worden berekend.
Naar inhoudsopgave
13.1.2. Btw-correctie privégebruik auto huidig regime
Met ingang van 1 juli 2011 is de wet- en regelgeving inzake de bepaling van de btw-correctie
wegens privégebruik van een auto van de zaak gewijzigd. Daarbij is de tot dan toe
bestaande koppeling met de forfaitaire regels in de inkomstenbelasting en loonbelasting
losgelaten. In de nieuwe situatie wordt het gebruik van de auto voor privédoeleinden voor de
omzetbelasting als (fictieve) dienst aangemerkt.
Het gebruik van auto's voor privédoeleinden van de ondernemer zelf of zijn personeel zonder
dat daar een vergoeding tegenover staat, vormt nu een belaste dienst. Uitgangspunt daarbij
blijft dat de ondernemer de 'btw-correctie' moet aangeven op basis van het werkelijk
privégebruik door werknemers die een auto van de zaak hebben. Onder het privégebruik
voor de btw valt ook het zogenoemde woon-werkverkeer.
In een besluit is goedgekeurd dat de verschuldigde btw in verband met privégebruik ook mag
worden gesteld op 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) van de betreffende
auto.
Bij de berekening van de btw-correctie op basis van de forfaitaire methode wordt dus geen
rekening meer gehouden met de bijtelling voor de inkomstenbelasting en loonbelasting.
Daarom kunnen ook auto's waarvoor een verklaring geen privégebruik is afgegeven, te
maken krijgen met een btw-correctie. Ditzelfde geldt voor bestelauto's waarvoor de € 300
eindheffing wordt toegepast, en auto's die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend geschikt zijn voor vervoer van goederen. Woon-werkverkeer wordt nu immers
voor de btw als privégebruik aangemerkt. Wanneer kan worden aangetoond dat er geen
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
52
sprake is van privégebruik (en geen woon-werkverkeer!), hoeft er geen correctie plaats te
vinden.
Met name voor de hiervoor genoemde groep auto's waarvoor sinds 1 juli 2011 wél een btwcorrectie mogelijk is, kan het bijhouden van een kilometeradministratie interessant zijn. Een
correctie op basis van de daadwerkelijke kilometers kan dan wel eens voordeliger zijn dan
gebruikmaken van de goedkeuring en 2,7% van de cataloguswaarde corrigeren.
Voorbeeld
Een werknemer heeft de beschikking over een (bestel)auto met een cataloguswaarde van €
30.000. Hij maakt 15.000 privékilometers op jaarbasis. De zakelijke kilometers bedragen
10.000 per jaar. De ondernemer moet in de laatste btw-aangifte over het boekjaar een
correctie van de vooraftrek aangeven op basis van het werkelijke privégebruik van de auto,
tenzij hij een beroep doet op het besluit. In dat laatste geval mag de btw-correctie worden
gesteld op 2,7% * catalogusprijs (incl. btw en bpm).
Kiest de ondernemer niet voor de goedkeuring in het besluit, maar gaat hij voor de correctie
uit van de werkelijke zakelijke kilometers, dan komt slechts 10/25 deel van de btw voor aftrek
in aanmerking. In dat geval moet de ondernemer aan het einde van het jaar een correctie
van 15/25 van de afgetrokken btw in de autokosten aangeven.
Maakt de ondernemer in dit voorbeeld gebruik van het besluit, dan bedraagt de aan te geven
btw-correctie: € 30.000 * 2,7% = € 810. Welke optie voor hem het voordeligst is, zal sterk
afhangen van de btw die in verband met de auto in rekening is gebracht, en de verhouding
zakelijke kilometers-totale kilometers. Bedraagt in het bovenstaande voorbeeld de btw in de
kosten bijvoorbeeld in een jaar € 2.000, dan zou de ondernemer op basis van de werkelijke
zakelijke kilometers maar 10/25 * € 2.000= € 800 in aftrek kunnen brengen en moet hij een
correctie van € 1.200 aangeven. Bij toepassing van het besluit behoeft hij maar € 810 als
correctie aan te geven en heeft hij per saldo een aftrek van € 1.190
Woon-werkverkeer
Als gekozen wordt om op basis van daadwerkelijk gebruik een btw-correctie toe te passen, is
het van belang om het woon-werkverkeer bij te houden. Woon-werkverkeer wordt immers
voor de omzetbelasting als privékilometers aangemerkt.
Voor de omzetbelasting wordt onder woon-werkverkeer verstaan: het (heen en/of terug)
reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het
verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere
dagen) zijn werkzaamheden verricht. Als een dergelijke overeenkomst niet is gesloten, dan
geldt voor een werknemer dat alle reizen (heen en/of terug) van zijn woon- of verblijfplaats
naar een bedrijfsadres van zijn werkgever als woon-werkverkeer kwalificeren.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
53
Deze definitie heeft tot gevolg dat de (heen en/of terug) reizen naar andere plaatsen dan de
hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet worden aangemerkt als woonwerkverkeer. Zo zal het reizen van een bouwvakker naar de bouwplaats in de regel geen
woon-werkverkeer zijn (tenzij dit als vaste werkplaats is overeengekomen). Ook bijvoorbeeld
het reizen van een onderhoudsmonteur naar het adres van een klant valt daar dan niet
onder.
Wanneer het privégebruik van een (bestel)auto alléén bestaat uit woon-werkverkeer keurt de
staatssecretaris in een besluit goed dat het niet per se nodig is om een volledige
kilometeradministratie bij te houden om de ter zake verschuldigde btw te berekenen. Een
werkgever kan er in dat geval namelijk ook voor kiezen om uit te gaan van een vast aantal
van 214 werkdagen per kalenderjaar. Het aantal werkdagen (214) kan naar evenredigheid
worden toegepast in het geval dat:
 de werknemer op minder dan 5 dagen per week werkt.
 de dienstbetrekking begint of eindigt in de loop van het kalenderjaar.
Auto gekocht zonder aftrek van btw of een ‘oudere’ auto
Het is mogelijk dat de ondernemer bij aanschaf van een auto geen btw in aftrek heeft kunnen
brengen (bijvoorbeeld omdat de auto is aangeschaft onder de margeregeling). De btw die
drukt op het gebruik en onderhoud komt wel voor aftrek in aanmerking voor zover de auto
wordt gebruikt voor belaste handelingen. Wanneer geen kilometeradministratie voorhanden
is kan de ondernemer gebruikmaken van een goedkeuring en een correctie toepassen van
1,5% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm). Het percentage van 1,5% mag ook
worden toegepast als het om een auto gaat die na afloop van het vierde jaar volgende op het
jaar waarin de ondernemer de auto is gaan gebruiken nog door de ondernemer wordt
gebruikt.
BTW en betaalde eigen bijdragen voor privégebruik auto door de werknemer
Als een werkgever een eigen bijdrage aan zijn werknemer vraagt voor het privégebruik, is
deze vergoeding met omzetbelasting belast. Zonder nadere regelgeving zou de werkgever
dan niet langer een btw-correctie voor het privégebruik hoeven aan te geven. Daarom is
bepaald dat bij een lage vergoeding de btw-correctie moet worden verhoogd naar de
'normale waarde'. Deze normale waarde is de waarde van deze dienst die de werknemer
zou moeten betalen als hij een zelfde auto onder de zelfde voorwaarden in gebruik zou
willen krijgen van een zelfstandige leverancier bij vrije mededinging. Het is wel duidelijk dat
dit nog niet zo eenvoudig is te achterhalen. Er is daarom goedgekeurd dat in plaats van btwheffing over de normale waarde, het hiervoor genoemde forfait van 2,7% van de
catalogusprijs (incl. btw en BPM) ook in deze situatie toegepast mag worden.
TIP
Het is mogelijk dat de regeling van de btw-correctie wegens privégebruik van een auto van
de zaak indien de werknemer daarvoor een vergoeding betaalt, niet in overeenstemming
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
54
met de Europese btw-richtlijn is. Zie ook hierna onder Massaal bezwaar en
Proefprocedures.
Massaal bezwaar en proefprocedures
Inmiddels zijn door Flynth proefprocedures opgestart omdat wij van mening zijn dat ook de
nieuwe regeling niet in overeenstemming is met de Europese btw-richtlijn. In deze
procedures stellen wij ons onder meer op het standpunt dat nog steeds sprake is van een
milieuheffing onder de nieuwe regeling, aangezien de hoogte van de verschuldigde BPM o.a.
afhangt van de CO2 uitstoot. Ook wordt de correctie naar de ‘normale waarde’ betwist.
Veel belastingplichtigen hebben in afwachting van deze procedures bezwaar gemaakt tegen
de btw-correctie over 2011, 2012, 2013 en 2014. Ook Flynth heeft massaal bezwaar
gemaakt voor haar klanten. Daarbij hebben wij gebruik kunnen maken van de door de
Belastingdienst - na overleg met Flynth en andere adviesorganisaties en koepelorganisaties
- geboden mogelijkheid om middels lijsten voor meerdere klanten tegelijk bezwaar te maken.
TIP
De definitieve beslissing in de opgestarte proefprocedures zal nog een tijd op zich laten
wachten.
Inmiddels heeft de Belastingdienst laten weten dat wanneer u over 2011 al bezwaar heeft
gemaakt tegen aangegeven privégebruik auto voor de btw voor u of voor uw klanten, u dat
voor het jaar 2012, 2013 en 2014 niet opnieuw hoeft te doen. Zij behandelt dan de jaren
2012, 2013 en 2014 ambtshalve.
LET OP
De btw-correctie voor privégebruik moet worden verwerkt in de aangifte over het laatste
heffingstijdvak van het kalenderjaar. Het komt nogal eens voor dat in afwijking daarvan de
correctie pas via een suppletie-aangifte wordt aangegeven. In dat laatste geval kan geen
gebruik worden gemaakt van de collectieve bezwaarprocedure. In dat geval zal een
afzonderlijk bezwaar moeten worden ingediend. Is sprake van een negatieve suppletie, dan
kan geen bezwaar worden gemaakt.
Naar inhoudsopgave
13.2. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
13.2.1. Algemeen
Personenauto's in Nederland zijn duur. Dat komt niet op de laatste plaats door de BPM.
Die BPM wordt geheven in de volgende gevallen:
1. Ter zake van de registratie van een personenauto, bestelauto of motorrijwiel in
Nederland in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
55
2.
3.
4.
5.
6.
7.
kentekens. Voor een bestelauto hoeft geen BPM te worden betaald als deze uiterlijk 1 juli
2005 voor het eerst in gebruik is genomen, zie ook 13.2.3;
Als een geregistreerd motorrijtuig zodanig wordt veranderd dat het de hoedanigheid
verkrijgt van een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto, is de belasting
verschuldigd ter zake van de registratie als personenauto, als motorrijwiel of als
bestelauto dan wel, als geen nieuw kenteken wordt opgegeven, ter zake van de aanvang
van het gebruik als personenauto, motorrijwiel of bestelauto in Nederland;
Als een motorrijtuig waarvoor een vrijstelling geldt op basis van CO2-uitstoot (nulemissieauto’s en zeer zuinige auto’s) zodanig wordt aangepast dat deze niet meer
voldoet aan de voorwaarden. In dat geval is de belasting verschuldigd ter zake van de
aanvang van het gebruik met dit motorrijtuig in gewijzigde staat in Nederland;
Als de motor van een personenauto waarvan de belasting is bepaald tijdens de eerste
drie jaren na het tijdstip van inschrijving in het register in een zodanige staat is gebracht
dat de CO2-uitstoot meer bedraagt dan de CO2-uitstoot waarover de belasting is betaald,
is het verschil tussen deze belasting en de belasting die zou zijn verschuldigd bij deze
hogere CO2-uitstoot verschuldigd ter zake van de aanvang van het gebruik met deze
personenauto in gewijzigde staat in Nederland;
Als een niet geregistreerde personenauto feitelijk ter beschikking staat aan een in
Nederland wonend natuurlijk persoon of gevestigd lichaam, is de belasting verschuldigd
ter zake van de aanvang van het gebruik van de weg in Nederland. Voor bestelauto’s
geldt dit alleen als de bestelauto in gebruik is genomen op of na 1 juli 2005.
Dit betekent dus dat het voor Nederlandse ingezetenen in principe niet mogelijk is in
Nederland gebruik te maken van een in het buitenland geregistreerde personenauto
zonder BPM te betalen. Slechts personen die werkzaam zijn voor een in een andere EUlidstaat gevestigde werkgever, of bestuurders van buitenlandse lichamen worden, onder
voorwaarden, toegestaan in Nederland gebruik te maken van een niet in Nederland
geregistreerde personenauto zonder BPM te betalen. Daarnaast geldt er ook een
vrijstelling van BPM (en MRB) wanneer slechts voor een korte periode gebruik wordt
gemaakt van de Nederlandse weg. De vrijstelling geldt voor maximaal 2 weken,
gerekend vanaf het moment dat men voor het eerst met het motorrijtuig op de
Nederlandse weg komt. In dat laatste geval moet men, om die vrijstelling te krijgen,
daarvan melding doen middels een online formulier. Zie ook de site van de
Belastingdienst;
Als de kentekenhouder niet meer voldoet aan de voorwaarden van de
ondernemersregeling (zie ook 13.2.3) of gehandicaptenregeling
Als de kentekenhouder niet meer voldoet aan de regeling taxivervoer of openbaar
vervoer.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
56
13.2.2. Schijven en tarieven
Voor de BPM moet een verschil worden gemaakt tussen personenauto’s en andere
voertuigen.
Schijven en tarieven personenauto’s
In tegenstelling tot voorgaande jaren is de BPM vanaf 2013 alleen gebaseerd op de feitelijke
CO2-uitstoot.
In de Wet uitwerking Autobrief die eind 2011 is aangenomen, is het verloop van de diverse
schijven tot 2015 opgenomen. Op grond van het aangenomen Belastingplan 2014 worden
vanaf 1 januari 2015 alleen de ‘echte’ nulemissie-auto’s vrijgesteld van BPM en wordt voor
2015 een aparte schijf geïntroduceerd voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0,
maar maximaal 82 gr/km. Het verloop ziet er dan als volgt uit:
De vrijstelling in de BPM voor nulemissie-auto’s geldt tot en met 2017.
Diesel
2011
2012
2012
2013
2014
2015
1 jan.
1 juli
<96
<96
<92
<89
<86
0
1e schijf
96-155
96-155
92-143
89-131
86-120
0-82
2e schijf
156-232
156-232
144-211
132-192
121-175
83-110
3e schijf
>232
>232
212-225
193-215
176-197
111-160
4e schijf
nvt
nvt
>225
>215
>197
161-180
Vrijgesteld
5e schijf
>180
Overig
2011
2012
2012
1 jan.
1 juli
<111
<111
1e schijf
111-180
111-180
2e schijf
181-270
181-270
3e schijf
>270
>270
4e schijf
nvt
nvt
>242
Vrijgesteld
2013
2014
2015
<103
<96
<89
0
103-159
96-140
89-124
0-82
160-237
141-208
125-182
83-110
238-242
209-229
183-203
111-160
>229
>203
161-180
5e schijf
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
>180
57
Nieuw in 2015 is de vaste voet in de BPM, waardoor voor iedere auto ten minste met een
CO2-uitstoot van meer dan 0 gr/km, dus los van de CO₂-uitstoot € 175 moet worden betaald
(in 2014 was er geen vaste voet). Verder is nieuw dat met ingang van 2015 de BPM vanaf
een CO₂-uitstoot van 1 gr/km begint op te lopen (in 2014 begon de BPM op te lopen vanaf
een CO₂-uitstoot van 88 gr/km bij benzine-auto’s en 85 gr/km bij dieselauto’s). Ook zijn er
vanaf 2015 geen aparte tarieven en CO₂-grenzen meer voor diesel- en benzineauto’s. De
dieseltoeslag per gram CO₂-uitstoot boven de 70 gram CO₂-uitstoot per kilometer is
verhoogd van € 72,93 naar € 86,00.
Als de hoogte van de CO2-uitstoot niet kan worden aangetoond, wordt deze gesteld op 507
gram per kilometer. Voor dieselpersonenauto is dat 356 gram per kilometer.
Een en ander leidt tot de volgende heffing van van de BPM op personenauto’s voor 2015::
Bij een CO2 uitstoot van
Maar niet
bedraagt de belasting
meer dan
meer dan
voor een personenauto
op diesel het in kolom III
vermelde bedrag,
vermeerderd met het
bedrag dat wordt
berekend door het in
kolom IV vermelde
bedrag te
vermenigvuldigen met het
aantal gram/km CO2uitstoot dat de in kolom I
vermelde CO2-uitstoot te
boven gaat
I
II
III
IV
0
0
0
-
82
175
6
82 gram/km
110
667
€ 69
110 gram/km
160
€ 2.599
€ 112
160 gram/km
180
€ 8.199
€ 217
180 gram/km
-
€ 12.539
€ 434
Dieseltoeslag
Het bedrag van de belasting op grond van de tabel wordt in geval van een personenauto op
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
58
diesel vermeerderd met een bedrag van € 86 per gram/km CO2-uitstoot boven de 70
gram/km CO2-uitstoot.
Tarieven bestelauto’s
Voor alle motorrijtuigen (dus ook bestelauto’s) met een CO2-uitstoot van 0 gram per
kilometer hoeft geen BPM te worden betaald. Voor overige bestelauto’s geldt het volgende:
Tabel bpm-tarief
Brandstof
Diesel
Overig
% nettocatalogusprijs
37,7
37,7
Vermindering
Verhoging
€ 273
€ 1.283
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
59
Verdere aanpassingen op 1 januari 2016
Of en welke veranderingen in de medio 2015 nog te verschijnen Autobrief 2.0 voor de BPM
zal bevatten is nog niet bekend. Op grond van het aangenomen Belastingplan 2015 vinden
er in ieder geval wel aanpassingen per 1 januari 2016 plaats.
De CO2-uitstootgrenzen worden verder aangescherpt en de BPM gaat omhoog voor de 3
hoogste tarieven.
Dat leidt tot het volgende schema in 2016:
Bij een CO2 uitstoot van
Maar niet
bedraagt de belasting
meer dan
meer dan
voor een personenauto
op diesel het in kolom III
vermelde bedrag,
vermeerderd met het
bedrag dat wordt
berekend door het in
kolom IV vermelde
bedrag te
vermenigvuldigen met het
aantal gram/km CO2uitstoot dat de in kolom I
vermelde CO2-uitstoot te
boven gaat
I
II
III
IV
0
0
0
-
79
€ 175
€6
79 gram/km
106
€ 649
€ 69
106 gram/km
155
€ 2.512
€ 123
155 gram/km
174
€ 8.539
€ 238
174 gram/km
-
€ 13.061
€ 476
Voor de specifieke aanpassingen die zien op bepaalde auto’s met dubbele cabine verwijzen
wij u naar 13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine.
Naar inhoudsopgave
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
60
13.2.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers
Op 1 juli 2005 heeft de wetgever de wetgeving ten aanzien van auto's met grijs kenteken
verder aangescherpt met de bedoeling onbedoeld gebruik van grijze kentekens te bestrijden.
Vanaf die datum zijn particulieren ook bij de aanschaf van een bestelauto gewoon BPM
verschuldigd. Er gelden alleen, onder voorwaarden, tegemoetkomende regels voor
ondernemers en voor gehandicapten (in dat laatste geval voor zover de bestelauto ook
daadwerkelijk is ingericht voor het vervoer van gehandicapten).
Ondernemers die na 1 juli 2006 een bestelauto hebben aangeschaft, zijn onder voorwaarden
vrijgesteld voor BPM. De belangrijkste voorwaarden zijn dat de ondernemer door de
Belastingdienst is erkend als btw-ondernemer en dat meer dan 10% van de per jaar gereden
kilometers zakelijke kilometers zijn. De ondernemer moet blijven voldoen aan de
voorwaarden gedurende een termijn van vijf jaar gerekend vanaf de eerste tenaamstelling
van de bestelauto. Voldoet hij/zij binnen de termijn niet meer aan de voorwaarden, dan moet
hij/zij binnen een maand zelf aangifte doen en alsnog een deel van de BPM betalen. Doet
hij/zij dat niet, dan krijgt hij een naheffingsaanslag opgelegd.
Als tijdens de eerste vijf jaren niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en
beperkingen voor vrijstelling - de ondernemer verkoopt bijvoorbeeld zijn bestelauto aan een
particulier of hij stopt met zijn onderneming - dan wordt vanaf dat moment de vrijgestelde
BPM alsnog verschuldigd op basis van een forfaitaire afschrijvingstabel.
Bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto hoeft de vrijgestelde BPM niet alsnog
te worden betaald, als degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld en degene op
wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld dit gezamenlijk verzoeken, en nog steeds
wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vrijstelling is verleend. De nieuwe
kentekenhouder moet dus ook btw-ondernemer zijn. In dat geval moet ook door beide
partijen een zogenaamde doorschuifverklaring worden getekend. Doet men dat niet en
voldoet de koper binnen de termijn niet aan de voorwaarden, dan moet de verkoper de
naheffingsaanslag betalen. Heeft men wel een doorschuifverklaring, dan ligt het risico bij de
koper.
Naast de vrijstelling BPM, kunnen ondernemers ook in aanmerking komen voor toepassing
van het lage tarief voor bestelauto's in de motorrijtuigenbelasting. Zie ook 13.3.3.
Grijskentekenregeling voor ondernemers.
Naar inhoudsopgave
13.2.4. Werknemersvrijstelling buitenlandse personenauto’s
Vrijstelling voor werknemers in Nederland die gebruikmaken van een buitenlandse
personenauto
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
61
Voor personenauto's die zijn geregistreerd in het buitenland en door een in dat land
gevestigde werkgever ter beschikking zijn gesteld aan een in Nederland wonende
werknemer, kan een vrijstelling voor de BPM worden verleend. Aan het verlenen van een
dergelijke vrijstelling zijn de volgende voorwaarden verbonden:
1. De personenauto is hoofdzakelijk (70 % of meer) bestemd voor zakelijk gebruik buiten
Nederland, alsmede voor persoonlijk gebruik. Inwonende gezinsleden zijn daarin
meebegrepen.
2. De werkgever moet door middel van een schriftelijke verklaring toestaan dat de
desbetreffende auto mede voor privégebruik wordt gebruikt.
3. De werknemer kan als gevolg van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn werkgever in
beginsel geen invloed uitoefenen op de beslissing in welk land de auto wordt
geregistreerd.
Aanvraag vrijstelling
Het verzoek tot verlenen van de vrijstelling moet worden ingediend bij het douanedistrict
waaronder de berijder van de desbetreffende auto valt. Het verzoek moet worden ingediend
vóórdat men met de auto op de Nederlandse weg gaat rijden. Van gewijzigde
omstandigheden dient de douane direct op de hoogte te worden gesteld. Wanneer deze
kennisgeving achterwege wordt gelaten, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het
moment waarop de wijziging zich voordeed. Bij gebruik van de Nederlandse weg kan dan
een naheffingsaanslag BPM worden opgelegd.
Naar inhoudsopgave
13.2.5. Ondernemers- en bestuurdersvrijstelling buitenlandse personenauto
Naast de vrijstelling voor werknemers geldt er ook een vrijstelling voor de volgende
ondernemers/bestuurders:
1. hoofd van een éénmanszaak;
2. leden van een maatschap;
3. bestuurders, vennoten of aandeelhouders van rechtspersonen.
Het gaat hier dus om personen die in beginsel wel invloed kunnen uitoefenen op de
beslissing in welk land de auto wordt geregistreerd.
Deze vrijstelling wordt alleen verleend als:
1. de personenauto uitsluitend wordt gebruikt door de eigenaar of houder zelf of zijn
inwonende gezinsleden en
2. blijkens een kilometerregistratie de auto in een kalenderjaar voor minstens 50% zakelijk
buiten Nederland wordt gebruikt; waarbij de afstand die wordt overbrugd van de
woonplaats naar de in het buitenland gelegen werkplaats en omgekeerd buiten
beschouwing blijft.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
62
Aanvraag vrijstelling
Het verzoek tot verlenen van de vrijstelling moet worden ingediend bij het douanedistrict
waaronder de berijder van de desbetreffende auto valt. Het verzoek moet worden ingediend
voordat men met de auto op de Nederlandse weg gaat rijden. Van gewijzigde
omstandigheden dient de douane direct op de hoogte te worden gesteld. Wanneer deze
kennisgeving achterwege wordt gelaten, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het
moment waarop de wijziging zich voordeed. Bij gebruik van de Nederlandse weg kan dan
een naheffingsaanslag BPM worden opgelegd.
Naar inhoudsopgave
13.2.6. Invoer van gebruikte auto's uit andere EG-lidstaten
In de wet zijn forfaitaire afschrijvingstabellen opgenomen aan de hand waarvan de BPM die
nog in de prijs van een ingevoerde gebruikte auto aanwezig is kan worden bepaald. In het
verleden was het gebruik van die tabellen ook verplicht. Nadat de Nederlandse wetgever
echter door de Europese wetgever werd teruggefloten werd het ook mogelijk om aan te
sluiten bij de feitelijke waarde van de desbetreffende auto als grondslag worden genomen in
plaats van het in de wet opgenomen forfait.
Maar ook daarna was het niet stil rondom deze regeling. Want hoe bepaal je dan die
feitelijke waarde?
Een en ander heeft geleid tot de volgende situatie vanaf 1 januari 2013.
U mag de waardevermindering van de auto in ieder geval op twee verschillende manieren
vaststellen.
1. Op basis van een koerslijst of
2. Op basis van de forfaitaire tabel
U mag daarbij de voordeligste methode kiezen.
Tot 2015 kon u ook standaard kiezen voor een waardebepaling op basis van een
taxatierapport. Vanaf 1 januari 2015 geldt deze mogelijkheid echter alleen voor motorrijtuigen
met meer dan normale gebruiksschade en voor motorrijtuigen die niet in een koerslijst
voorkomen. Bij normale gebruiksschade moet u denken aan slijtage en kleine
beschadigingen die ontstaan door het gebruik van een motorrijtuig en die passen bij de
leeftijd en kilometerstand van het motorrijtuig.
Door op de hiervóór genoemde manieren te klikken kunt u de op de site van de
Belastingdienst opgenomen samenvatting van de specifieke regels (inclusief voorbeelden)
bekijken.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
63
De afschrijving wordt in ieder geval geacht 100% te zijn, wanneer het gaat om bestelauto's
van 5 jaar of meer of om personenauto's van 25 jaar of meer.
Naar inhoudsopgave
13.2.7. Verrekening bij terbeschikkingstelling van maximaal vier jaar
U heeft hiervoor al kunnen elzen over de vrijstelling van BPM bij kortstondig gebruik
(maximaal twee weken) van de auto.
Leent, huurt of leaset u een personenauto, bestelauto of motor met een buitenlands
kenteken een langere periode, maar voor een maximale duur van vier jaar (48 maanden)?
Dan hoeft u alleen BPM over te betalen over de daadwerkelijke gebruiksperiode van de auto
in Nederland. Meer informatie hierover vindt u op de site van de Belastingdienst.
13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine
Door een lacune in de wetgeving zouden nu vaak zeer onzuinige, motorrijtuigen met de
functie van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500
kg en een zogenoemde dubbele cabine voor de MRB fiscaal gekwalificeerd moeten worden
als vrachtauto en voor de BPM buiten de heffing zouden blijven. Het gaat daarbij om
voertuigen zoals de Hummer, Ford F250/F350/F450/F650, Dodge Ram 2500/3500, de GMC
High Sierra/Yukon en de Chevrolet Crew Cab/Silverado 2500. Daardoor worden dergelijke
zware en vaak vervuilende personenauto’s minder zwaar belast dan relatief zuinige, lichte
personenauto’s.
Daarom wordt de bestaande onduidelijkheid in de definitie weggenomen zodat een
motorrijtuig met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg alleen kwalificeert
als niet te zijn ingericht voor het vervoer van personen als de lengte van de niet voor
personenvervoer ingerichte ruimte groter is dan of gelijk is aan de lengte van de voor
personenvervoer ingerichte ruimte. Voertuigen met een toegestane maximum massa van
meer dan 3.500 kg waarvan de lengte van de voor personenvervoer ingerichte ruimte groter
is dan de niet voor personenvervoer ingerichte ruimte, vallen hierdoor voor zowel de BPM als
voor de MRB onder de fiscale definitie van het begrip personenauto. Dit betekent dat voor
deze voertuigen het MRB-tarief voor personenauto’s, ook in bepaalde bestaande gevallen,
van toepassing zal worden en dat bij aanschaf van een nieuw voertuig BPM verschuldigd
wordt.
Voorbeeld
Voor bijvoorbeeld een Hummer H2, rijdend op LPG, met een toegestane maximum massa
van 3.900 kg, zal een MRB-tarief van € 872 per kwartaal exclusief provinciale opcenten van
toepassing worden (tariefstelling 2014). Bij de aanschaf van een dergelijk nieuw voertuig zal
ook BPM verschuldigd zijn. Indien uitgegaan wordt van een dieselvoertuig met een, voor
deze klasse, gemiddelde CO2-uitstoot, zoals de Ford F250 Super Duty Crew Cab Lariat met
een CO2-uitstoot van 353 gr/km, zal de BPM € 110.402 gaan bedragen (uitgaande van de
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
64
tariefstelling van 2014).
Om bezitters van deze voertuigen en de autobranche de tijd te geven zich voor te bereiden
op de maatregel is inwerkingtreding van deze maatregel voorzien op 1 januari 2016.
13.3. Motorrijtuigenbelasting (MRB)
13.3.1. Algemeen
Heeft u een personenauto, bestelauto, motor of vrachtauto op uw naam staan, dan moet u
daarvoor motorrijtuigenbelasting (MRB) betalen. De MRB wordt periodiek geheven. Hoe
hoog het belasting is, hangt af van de volgende factoren:
 het soort motorrijtuig (personenauto, bestelauto, motor, vrachtauto, autobus);
 de eigen massa (het leeg gewicht) van het motorrijtuig;
 de soort brandstof bij personenauto's (benzine, diesel, lpg);
 de provincie waar de eigenaar woont (ook bekend als de provinciale opcenten). Deze
regeling geldt alleen voor personenauto's en motoren;
 de uitstoot van CO2 (zie 13.3.2. Vrijstelling personenauto’s met lage CO2-uitstoot);
 de periode waarvoor de belasting wordt betaald. Eigenaren kunnen ervoor kiezen om de
heffing een per 3 maanden of eens per jaar te betalen.
Naar inhoudsopgave
13.3.2. Vrijstelling personenauto’s met lage CO2-uitstoot
U hoefde tot 1 januari 2014 geen motorrijtuigenbelasting te betalen voor:
 personenauto's met een dieselmotor waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram
per kilometer
 voor personenauto's met een andere motor als de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110
gram per kilometer
Voor personenauto's waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer hoeft
u tot en met 2015 geen motorrijtuigenbelasting te betalen.
Tegemoetkoming in 2016
De beschreven vrijstelling in de MRB voor (semi)elektrische auto’s zou met ingang van 1
januari 2016 komen te vervallen. Het was de verwachting dat de Autobrief 2.0 met een
aangepaste regeling zou komen. Die Autobrief 2.0 zal echter pas medio 2015 verschijnen en
zal naar alle waarschijnlijkheid regels bevatten die pas zullen ingaan per 1 januari 2017.
Daarom is voor het tussenjaar 2016 bepaald dat nulemissie-auto’s nog een jaartje volledig
blijven vrijgesteld voor de MRB en zal er voor semi-elektrische auto’s een halftarief in 2016
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
65
gaan gelden. De bestaande gewichtscorrectie van 125 kilo voor alle hybride en
(semi)elektrische auto’s blijft gehandhaafd.
Naar inhoudsopgave
13.3.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers
Onder 13.2.3. wordt de grijskentekenregeling voor ondernemers in de BPM beschreven. Er
geldt ook een recht op een verlaagd tarief voor de MRB voor ondernemers die:
 Ondernemer zijn voor de omzetbelasting en een btw-nummer hebben en
 op wiens naam de bestelauto staat geregistreerd en
 die de bestelauto voor meer dan 10% van de jaarlijks verreden kilometers voor zijn
onderneming gebruikt.
Het lage tarief wordt automatisch toegepast als u als ondernemer voor de omzetbelasting
staat geregistreerd.
TIP
Er geldt onder voorwaarden ook een verlaagd tarief voor bestelauto's die zijn ingericht voor
het vervoer van een gehandicapte
Naar inhoudsopgave
13.3.4. Vrijstelling oldtimers
In 2013 waren auto’s ouder dan 30 jaar vrijgesteld van MRB, waarbij een overgangsregeling
gold voor auto’s tussen de 25 en 30 jaar.
Vanaf 1 januari 2014 geldt een vrijstelling van MRB alleen nog maar voor alle motorrijtuigen
van 40 jaar en ouder.
Overgangsregeling per 1 januari 2014
Daarnaast geldt er een overgangsregeling voor personen- en bestelauto’s rijdend op
benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn
maar nog geen 40 jaar. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief in de
MRB over het gehele kalenderjaar met een maximum van € 120 onder de voorwaarde dat er
in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt
gemaakt.
Heeft u een voertuig dat onder de overgangsregeling valt, dan benadert de Belastingdienst u
jaarlijks in het vierde kwartaal met de vraag of u vóór 1 januari van het komend kalenderjaar
kiest voor de overgangsregeling. Voldoet u vervolgens vóór aanvang van het kalenderjaar
het begunstigde tarief met een maximum van € 120, dan geldt voor u het begunstigde tarief.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
66
Als blijkt dat u gedurende de maanden januari, februari en/of december wel gebruik maakt
van uw oldtimer, dan moet u alsnog het normale MRB-tarief betalen én krijgt u een
verzuimboete die kan oplopen tot € 5.278.
LET OP
Uw keuze voor de overgangsregeling geldt in beginsel voor een geheel kalenderjaar. Stapt
u in de loop van het kalenderjaar alsnog over naar de reguliere MRB dan wordt het reguliere
tarief aan belasting nageheven over het gehele kalenderjaar.
LET OP
De overgangsregeling geldt niet voor personen- en bestelauto’s op diesel of LPG. Voor
deze auto’s is het normale tarief van toepassing.
TIP
De al bestaande mogelijkheid van de zogenoemde schorsing van het voertuig, waardoor
ook de verschuldigdheid van de MRB wordt opgeschort blijft gewoon nog open voor alle
auto’s, dus ook voor de auto’s op diesel of LPG van 26 jaar of ouder, maar nog geen 40
jaar.
Naar inhoudsopgave
13.3.5. Aanpak misbruik MRB buitenlandse kentekens vanaf 1 januari 2014
De laatste jaren blijkt dat steeds meer Nederlands ingezetenen buitenlands gekentekende
motorrijtuig gebruiken, waarvoor ten onrechte geen MRB wordt betaald. Het kabinet wil
toezicht en handhaving op het naleven van de verplichting tot betaling van het MRB
intensiveren en daartoe in het inmiddels aangenomen Belastingplan 2014 de volgende
maatregelen opgenomen:



In de Wet MRB wordt een woonplaatsvermoeden ingevoerd: een natuurlijk persoon wordt
geacht voor de MRB ingezetene van Nederland te zijn als hij is ingeschreven in de GBA
of zich had moeten inschrijven in de GBA. De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om
aan te tonen dat zijn hoofdverblijf niet in Nederland is, waardoor hij (voor de MRB) ook
niet als ingezetene wordt aangemerkt.
Tegelijkertijd geldt - eveneens met de mogelijkheid van tegenbewijs - een fictie ter zake
van de verschuldigdheid van de MRB en de aanvang van de belastingplicht, namelijk de
datum waarop de houder zich heeft ingeschreven of had moeten inschrijven in de GBA.
Betreft het geen natuurlijk persoon maar een onderneming of rechtspersoon, dan wordt
gekeken naar de datum van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van
Koophandel. Voor de BPM wordt een vergelijkbare regeling ingevoerd.
Er is sprake van een intensivering van de “controle op de weg” op locaties waar zich
grote concentraties van buitenlands geregistreerde motorrijtuigen bevinden, zoals
bouwplaatsen en agrarische gebieden waar veel buitenlanders werkzaam zijn.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
67

Naheffing van MRB is mogelijk vanaf de datum van aanvang van de belastingplicht in
plaats van over maximaal 12 maanden, zoals dat in 2013 nog gold. Daarnaast is het
mogelijk een verzuimboete (ten hoogste € 5.278) op te leggen.
Naar inhoudsopgave
13.3.6. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine
Door een lacune in de wetgeving zouden nu vaak zeer onzuinige, motorrijtuigen met de
functie van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500
kg en een zogenoemde dubbele cabine voor de MRB fiscaal gekwalificeerd moeten worden
als vrachtauto en voor de BPM buiten de heffing zouden blijven. Het gaat daarbij om
voertuigen zoals de Hummer, Ford F250/F350/F450/F650, Dodge Ram 2500/3500, de GMC
High Sierra/Yukon en de Chevrolet Crew Cab/Silverado 2500. Daardoor worden dergelijke
zware en vaak vervuilende personenauto’s minder zwaar belast dan relatief zuinige, lichte
personenauto’s.
Daarom wordt de bestaande onduidelijkheid in de definitie weggenomen zodat een
motorrijtuig met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg alleen kwalificeert
als niet te zijn ingericht voor het vervoer van personen als de lengte van de niet voor
personenvervoer ingerichte ruimte groter is dan of gelijk is aan de lengte van de voor
personenvervoer ingerichte ruimte. Zie verder paragraaf 13.2.8. Aanscherping per 1 januari
2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine.
Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants
68
Download