WHITEPAPER Alles over de auto van de zaak Flynth adviseurs en accountants Versie 2015.1/6 januari 2015 Voorwoord Heeft u als werknemer of als ondernemer een auto van de zaak ter beschikking, dan zal in veel gevallen een vast forfaitair bedrag worden opgeteld bij uw fiscale loon of uw fiscale winst. Bent u werknemer, dan moet uw werkgever maandelijks een bedrag aan loonheffingen over de bijtelling inhouden en betalen. Bent u ondernemer dan leidt de bijtelling – of beter gezegd onttrekking – tot een extra te betalen inkomstenbelasting/premie volksverzekering en (eventueel) inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringwet. Voor personen die een resultaat uit overige werkzaamheden genieten, ook wel resultaatgenieters genoemd, zoals freelancers, gelden dezelfde regels voor de bijtelling als voor ondernemers. TIP De bijtelling voor de auto van de zaak van de ondernemer bedraagt – voor de inkomstenbelasting – nooit meer dan de werkelijk gemaakte kosten ter zake van de auto in het desbetreffende jaar. Zie daarover paragraaf 9.1. Werkelijke kosten maximale bijtelling. In een aantal gevallen kunt u aan de bijtelling/onttrekking ontkomen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer u kunt bewijzen dat u in het jaar niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto van de zaak. Voor de daarvoor bij te houden rittenregistratie kunt u gebruikmaken van ons rittenregistratieboekje dat u, mits nog voorradig, op http://www.flynth.nl/ kunt aanvragen. Daarnaast vindt u op onze website een rekenmodel dat kan worden gebruikt in de (meest voorkomende) situatie waarin de auto maar één gebruiker heeft. Maar er zijn ook andere situaties waarin bijtelling (deels) achterwege kan blijven. Daarnaast geldt niet voor alle auto’s dezelfde forfaitaire bijtelling. Kortom u krijgt te maken met een oerwoud aan regels. In deze uitgave geven we een samenvatting van die regels. U kunt deze uitgave uitprinten voor eigen gebruik. Veel eenvoudiger is het echter om gebruik te maken van de digitale versie. U kunt dan immers gemakkelijker door de tekst zoeken en optimaal gebruikmaken van de in het document opgenomen hyperlinks. Ga in ieder geval altijd na of u de meest recente versie gebruikt. De regelgeving verandert voortdurend. Arnhem, 5 januari 2015 © Flynth, januari 2015 - Flynth heeft deze uitgave met bijzondere zorg samengesteld. Desondanks kan Flynth geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 1 Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................... 1 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 5 2. Welk bijtellingspercentage? ................................................................................................................. 8 2.1. Toe te passen percentage auto’s met CO2-uitstoot van maximaal 50 gram. ............................ 10 2.1.1. Auto’s met eerste tenaamstelling van vóór 1 januari 2012 ..................................................... 10 2.1.2. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2012 of 2013 ........................................................... 10 2.1.3. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2014 of 2015 ........................................................... 10 2.2. Toe te passen percentage overige auto’s .................................................................................. 11 2.2.1. Overgangsregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling vóór 1 juli 2012 ....................................................................................................................................... 11 2.2.2. 60-maandenregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling van ná 30 juni 2012 ....................................................................................................................................... 12 3. Niet gehele jaar dezelfde auto ........................................................................................................... 13 3.1. Geen vol jaar een auto van de zaak? ......................................................................................... 13 3.2. Een andere auto? ....................................................................................................................... 13 3.3. Meer dan één auto tegelijk? ....................................................................................................... 14 3.4. Brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL) ......................................................... 16 3.5. Brancheregeling privégebruik deelauto ...................................................................................... 17 4. Aard en inrichting auto van belang .................................................................................................... 19 4.1. Ook geen forfaitaire bijtelling voor bestelauto mét bijrijdersstoel? ............................................. 19 4.2. Bijzondere categorieën personenauto’s ..................................................................................... 20 4.3. Per 2016 uitbreiding naar bepaalde auto’s met dubbele cabine en een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 ............................................................................................................... 20 5. De basis voor de bijtelling.................................................................................................................. 21 5.1. Regeling voor oldtimers .............................................................................................................. 21 6. Werkgevers en werknemers – tegemoetkomingen ........................................................................... 22 6.1. Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor autobranche ........................................................ 22 6.1.1. Belangrijkste kenmerken handreiking ..................................................................................... 22 6.1.2. Rekenen met vaste auto ......................................................................................................... 23 6.1.3. Convenant BOVAG Autodealers ............................................................................................. 24 6.1.4.Geen bijtelling en toezicht ........................................................................................................ 24 6.1.5. Contactadres ........................................................................................................................... 24 6.2. Vereenvoudigde rittenregistratie voor rijschoolhouders ............................................................. 25 Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 2 6.3. Vereenvoudigde registratie bestelauto’s .................................................................................... 25 6.3.1. Directeur-grootaandeelhouder ................................................................................................ 26 6.3.2. Ondernemer en resultaatgenieter ........................................................................................... 26 6.4. Verklaring geen privégebruik ...................................................................................................... 26 6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om .......................................................................................... 28 6.4.2. Gevolgen intrekking verklaring geen privégebruik .................................................................. 30 6.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ....................................................................... 31 6.6. Niet buiten werktijd gebruikte bestelauto.................................................................................... 32 6.7. Verbod op privégebruik bestelauto ............................................................................................. 32 6.8. Afkoop bij wisselend gebruik van een bestelauto ...................................................................... 33 6.9. Tegemoetkomingen bij privégebruik personenauto's ................................................................. 34 6.10. (Collectieve) afspraak met de Belastingdienst ......................................................................... 34 6.11. Wachtdienstregeling ................................................................................................................. 34 6.12 Vrije bewijsleer .......................................................................................................................... 35 6.12.1. Black box-systeem ................................................................................................................ 35 6.12.2. Rittenregistratiesystemen met keurmerk ............................................................................... 36 7. Eigen bijdrage .................................................................................................................................... 37 7.1. Eigen bijdrage bij lease: belangrijke rechtspraak ....................................................................... 37 8. Vergoeding voor parkeergelegenheid ............................................................................................... 39 9. De ondernemer .................................................................................................................................. 40 9.1. Werkelijke kosten maximale bijtelling ......................................................................................... 40 9.2. Vereenvoudigde rittenregistratie bestelauto ............................................................................... 41 9.3. Vereenvoudigde rittenregistratie rijschoolhouders ..................................................................... 41 9.4. De ondernemer met een aantal auto’s van de zaak .................................................................. 41 9.4.1. Specifieke regeling autodealers .............................................................................................. 42 9.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ....................................................................... 42 10. Gebruik auto voor andere doelen .................................................................................................... 44 10.1. Werknemer gebruikt de auto van de zaak voor zijn onderneming ........................................... 44 10.2. Gebruik auto van de zaak voor resultaat uit (andere) werkzaamheid ...................................... 45 10.3. Gebruik auto van de zaak voor een (andere) dienstbetrekking ............................................... 45 10.4. Vervoer in verband met geneeskundige hulp of ziekenbezoek ............................................... 45 10.5. Gebruik auto van de zaak voor reizen in het kader van giften ................................................. 46 11. Normale eisen aan de rittenadministratie ........................................................................................ 47 11.1. Ritten met gemengd karakter ................................................................................................... 47 11.2. Toelichting tot het invullen van het rittenregistratieboekje/ rekenmodel .................................. 47 Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 3 11.2.1. Codering van (privé)ritten ...................................................................................................... 48 12. Milieu-investeringsaftrek voor ondernemers ................................................................................... 49 12.1. Milieu-investeringsaftrek voor volledig elektrische personen- en bedrijfsauto's ...................... 49 12.2. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan nul en ten hoogste 30 gr/km ....................................................................................................... 49 12.3. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan 30 en ten hoogste 50 gr/km ........................................................................................................ 51 12.4. Milieu-investeringsaftrek en Vamil voor oplaadpalen ............................................................... 51 12.5. Milieu-investeringsaftrek voor aardgasauto’s bestemd voor zakelijk vervoer .......................... 51 13. BTW, BPM en MRB ......................................................................................................................... 52 13.1 BTW ........................................................................................................................................... 52 13.1.1. Algemeen .............................................................................................................................. 52 13.1.2. Btw-correctie privégebruik auto huidig regime ...................................................................... 52 13.2. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ........................................................... 55 13.2.1. Algemeen .............................................................................................................................. 55 13.2.2. Schijven en tarieven .............................................................................................................. 57 13.2.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers ............................................................................. 61 13.2.4. Werknemersvrijstelling buitenlandse personenauto’s ........................................................... 61 13.2.5. Ondernemers- en bestuurdersvrijstelling buitenlandse personenauto .................................. 62 13.2.6. Invoer van gebruikte auto's uit andere EG-lidstaten ............................................................. 63 13.2.7. Verrekening bij terbeschikkingstelling van maximaal vier jaar .............................................. 64 13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine ....................... 64 13.3. Motorrijtuigenbelasting (MRB) .................................................................................................. 65 13.3.1. Algemeen .............................................................................................................................. 65 13.3.2. Vrijstelling personenauto’s met lage CO2-uitstoot ................................................................. 65 13.3.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers ............................................................................. 66 13.3.4. Vrijstelling oldtimers............................................................................................................... 66 13.3.5. Aanpak misbruik MRB buitenlandse kentekens vanaf 1 januari 2014 .................................. 67 13.3.6. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine ....................... 68 TIP: U kunt via de inhoudsopgave rechtstreeks doorklikken naar het onderwerp van uw keuze. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 4 1. Inleiding Bij werknemers, waaronder de directeur grootaandeelhouder (dga), wordt de bijtelling sinds 1 januari 2006 in de loonheffingen verwerkt als loon in natura. Bent u ondernemer en heeft u uw auto op uw eigen zaak staan, dan kunt u te maken krijgen met de bijtelling voor de inkomstenbelasting. Sinds 1 januari 2009 rekent de fiscus met verschillende bijtellingspercentages die zijn gebaseerd op CO2-uitstoot en die gelden ongeacht of de auto is ingericht als personenauto of als bestelauto. Het basis bijtelpercentage bedraagt 25%. Voor zuinige auto's geldt een verlaagd percentage van 20% en voor zeer zuinige auto's geldt een nog lager percentage van 14%. Voor nulemissie-auto’s die in 2014 of 2015 voor het eerst te naam zijn/worden gesteld geldt een bijtelling van 4%. Voor auto’s met een CO2uitstoot van meer dan 0 gr/km, maar maximaal 50 gr/km met een eerstetenaamstelling in 2014 of 2015 geldt ene bijtellingsprecentage van 7%. Voor auto’s met een CO2 uitstoot van 50 gr/km of minder die vóór 2014 voor het eerste zijn tenaamgesteld geldt een bijtellingspercentage van 0% (zie ook hierna onder 2.1.). LET OP We hebben het vaak over een standaardbijtelling van tenminste(!) 25% van de catalogusprijs. De inspecteur kan namelijk bij veel privékilometers ('excessief privégenot') een hogere bijtelling in aanmerking nemen. Voor auto’s met een lagere CO2-uitstoot wordt van de aldus berekende bijtelling 5%, 11%, 18% of 21% van de cataloguswaarde afgetrokken. De inspecteur moet dan wel kunnen aantonen dat het voordeel dat de werknemer heeft groter is dan 25% van de cataloguswaarde. Dat laatste is meestal zo moeilijk dat de inspecteur zich daar niet aan waagt en toch het forfaitaire percentage van 25% als uitgangspunt neemt. Daarmee komen we uit op een percentage van een bijtelling van 25%, 20%, 14%, 7% of 4% van de catalogusprijs. Bent u werknemer en beschikt u over een auto van de werkgever? Dan moet uw werkgever meestal tenminste 25% van de cataloguswaarde van de auto bij uw salaris optellen. Zoals al hiervoor is opgemerkt gelden in een aantal gevallen lagere percentages. Krijgt u uw salaris maandelijks uitbetaald, dan moet uw werkgever iedere maand over 1/12 deel van deze bijtelling loonbelasting/premies volksverzekeringen inhouden en afdragen. Daarnaast is hij over de bijtelling werkgeversheffing zorgverzekeringswet verschuldigd en moet hij (sinds 1 januari 2013) premies werknemersverzekeringen over de bijtelling betalen. Betreft het een bestelauto, dan mag de Belastingdienst alleen bijtelling berekenen als de auto naar aard en inrichting voor meer dan 10% geschikt is voor privégebruik. LET OP Sinds 1 januari 2013 moet de werkgever ook premies werknemersverzekeringen over de bijtelling betalen. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 5 Dat is de hoofdregel. Dit geldt overigens ook als een werknemer een auto in eigen bezit heeft en de werkgever alle kosten hiervan vergoedt. Ook dan geldt de bijtelling. Om bijtelling te voorkomen, moet u bewijzen dat u niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden. Daarvoor kunt u het Flynth-rittenregistratieboekje gebruiken en/of het rekenmodel dat Flynth daarvoor heeft ontwikkeld. Let wel op: de Belastingdienst kan en zal van u verlangen dat u extra bewijsmateriaal levert, zoals uw afsprakenagenda of garagenota's. TIP Ook de kilometers die u maakt om tussen de middag thuis te gaan lunchen mag u tot de zakelijke kilometers rekenen. De ritten tussen uw woning en de plaats van de werkzaamheden die in de loop van een werkdag plaatsvinden vallen immers voor de bijtelling van de auto van de zaak onder het woon-werkverkeer. En die woon-werkkilometers worden voor de bijtelling tot de zakelijke kilometers gerekend. Nauwelijks invloed van werkkostenregeling Uiterlijk vanaf 1 januari 2015 moet een werkgever de zogenaamde werkkostenregeling toepassen op vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan zijn werknemers. Voor de regels rondom de auto van de zaak verandert er daardoor echter feitelijk nauwelijks iets. Voor de mogelijke onbelaste vergoeding voor parkeerruimte bij de woning van de werknemer verwijzen u naar hetgeen daarover in hoofdstuk 8 is opgemerkt onder het kopje Vergoeding voor parkeergelegenheid. In dit kader zij wel opgemerkt dat vergoedingen voor boetes niet onder de vrije ruimte te brengen zijn. Dat geldt vanaf 1 januari 2015 ook voor buitenlandse boetes. Volgens het Handboek Loonheffingen geldt een uitzondering voor verkeersboetes die de werkgever zelf heeft gekregen en die hij niet op zijn werknemer verhaalt. Deze laatstbedoelde niet verhaalde boetes mag de werkgever volgens het Handboek wel onder de vrije ruimte brengen. Verdere aanscherping in de toekomst De in deze white paper opgenomen percentages zijn vooral gebaseerd op de Autobrief die op 1 juni 2011 naar de Tweede kamer is gestuurd en die regels bevatte voor de jaren tot en met 2015. Het was de bedoeling van de staatssecretaris van Financiën om nog in 2015 te komen met de zogenaamde Autobrief 2.0 die zou leiden tot een stevige aanpassing per 1 januari 2016 van het fiscale autodossier. Deze brief verschijnt echter pas half 2015, waardoor de wetswijzigingen naar verwachting ook niet vóór 1 januari 2017 kunnen ingaan. Door dit uitstel zijn er enkele wetswijzigingen nodig voor het tussenjaar 2016. Zonder de noodzakelijke wijzigingen zouden in 2016 de verlaagde bijtellingspercentages voor elektrische voertuigen en de vrijstelling in de MRB voor zeer zuinige auto’s vervallen. Inmiddels hebben de beide Kamers ingestemd met de volgende wijzigingen per 1 januari 2016: Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 6 1. Aanscherpen bijtellingscategorieën. 2. Aanscherpen CO2-grenzen BPM en hogere tarieven van de drie hoogste categorieën. 3. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 50 gram/km, wordt de MRB omgezet in een halftarief. Dit in plaats van het volledige tarief in 2016. Voor nulemissieauto’s (CO2-uitstoot van 0 gram/km) geldt een volledige vrijstelling. Daar waar mogelijk zal in de desbetreffende paragrafen/hoofdstukken kort worden ingegaan op de genoemde wijzigingen per 1 januari 2016. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 7 2. Welk bijtellingspercentage? Het bijtellingspercentage is afhankelijk van de CO2-uitstoot en, tot en met 2014, mede afhankelijk van de brandstof. Als gevolg van het doorslaggevend succes van de verlaagde bijtellingspercentages voor de (zeer) zuinige auto’s is in 2011 besloten om de verschillende schijven te heroverwegen en de daarbij behorende CO2-drempels in de jaren daarna te verscherpen. Dit heeft geleid tot de volgende structuur: 2011 2012 2012 1 jan 1 juli ≤50 ≤50 2013 2014 2015 Diesel 0% bijtelling ≤50 4%-bijtelling 0 0 7% bijtelling >0 - ≤50 >0 - ≤50 14% bijtelling ≤95 >50 - ≤95 >50 - ≤91 >50 - ≤88 >50 - ≤85 >50 - ≤82 20% bijtelling >95 - ≤116 >95 - ≤116 >91 - ≤114 >88 - ≤112 >85 - ≤111 >82 - ≤110 25% bijtelling >116 >116 >114 >112 >111 >110 Auto’s van 15 jaar of >116 >116 >114 >112 >111 >110 0 ≤50 ≤50 ≤50 4%-bijtelling 0 0 7% bijtelling >0 - ≤50 >0 - ≤50 ouder: 35% bijtelling* Overig 0% bijtelling 14% bijtelling >0 - ≤110 >50 - ≤110 >50 - ≤102 >50 - ≤95 >50 - ≤88 >50 - ≤82 20% bijtelling >110 - ≤140 >110 - ≤140 >102 - ≤132 >95 - ≤124 >88 - ≤117 >82 - ≤110 25% bijtelling >140 > 140 >132 >124 >117 >110 Auto’s van 15 jaar of >140 > 140 >132 >124 >117 >110 ouder: 35% bijtelling* * Bij auto’s die ouder zijn dan 15 jaar, berekent u de bijtelling over de waarde in het economische verkeer van de auto in plaats van over de catalogusprijs. Zie ook verderop onder het kopje De basis voor de bijtelling. privégebruik auto. Hoofdregel is dat voor de vraag welke bijtelling geldt, wordt aangesloten bij het regime (de schijven) zoals dat geldt op het moment waarop de auto voor het eerst op kenteken wordt gezet. Daar gelden echter wel de nodige beperkingen in de tijd bij. In paragraaf 2.1. en 2.2. vindt u een nadere toelichting hierop. Verdere aanscherping in de toekomst Zoals opgemerkt in de inleiding zal de regeling op basis van de nog in 2015 te verschijnen Autobrief 2.0 (vermoedelijk per 1 januari 2017) worden aangescherpt. 2016 is derhalve een overgangsjaar. Voor dat overgangsjaar gelden de volgende percentages: Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 8 CO2-uitstoot in gram/km Onttrekking/bijtelling na korting* 0 meer dan 0, maar niet meer dan 50 meer dan 50, maar niet meer dan 106 4% 15% 21% meer dan 106 25% * Gemakshalve wordt ervan uitgegaan dat de normale bijtelling van 25% van toepassing is en het forfaitaire biitellingspercentage van 25% als uitgangspunt kan worden genomen, waarop vervolgens de in de wet opgenomen kortingspercentage van 21%, 10% of 4% in aftrek kan worden gebracht. Zie ook LET OP in de Inleiding. Wat de Autobrief 2.0 nog voor u in petto zal hebben is vooralsnog niet duidelijk. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 9 2.1. Toe te passen percentage auto’s met CO2-uitstoot van maximaal 50 gram. 2.1.1. Auto’s met eerste tenaamstelling van vóór 1 januari 2012 Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 tot en met 50 gram waarvan de datum eerste tenaamstelling ligt vóór 1 januari 2012, geldt vanaf 2012 een bijtelling van 0% tot 1 januari 2017. Het bijtellingspercentage is gekoppeld aan het kentekenbewijs: het blijft gelden als de auto van eigenaar wisselt of als de werkgever de auto aan een andere werknemer ter beschikking stelt. TIP Heeft u een nul-emissieauto ter beschikking, dan bedroeg de bijtelling ook al in 2010 en 2011 nul procent. (Dat geldt dus niet voor de auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gr/km) Naar inhoudsopgave 2.1.2. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2012 of 2013 Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 tot en met 50 gram per kilometer waarvan de datum eerste tenaamstelling ligt in 2012 of 2013, geldt een bijtelling van 0% gedurende 60 maanden. Deze termijn van 60 maanden gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de datum eerste tenaamstelling valt. Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden moet de werkgever de bijtelling voor het privégebruik opnieuw vaststellen op basis van de op dat moment geldende schijven. Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn gekoppeld aan het kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar wisselt of als de werkgever de auto aan een andere werknemer ter beschikking stelt. Naar inhoudsopgave 2.1.3. Auto’s met een eerste tenaamstelling in 2014 of 2015 Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram en voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gram maar ten hoogste 50 gram per kilometer waarvan de datum eerste tenaamstelling ligt in 2014 of 2015, geldt een bijtelling van 4% respectievelijk 7% gedurende 60 maanden. Deze termijn van 60 maanden gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de datum eerste tenaamstelling valt. Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden moet de werkgever de bijtelling voor het privégebruik opnieuw vaststellen op basis van de op dat moment geldende schijven. Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn gekoppeld aan het Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 10 kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar wisselt of als de werkgever de auto aan een andere werknemer ter beschikking stelt. Naar inhoudsopgave 2.2. Toe te passen percentage overige auto’s Zoals al is opgemerkt geldt als hoofdregel dat wordt aangesloten bij regime zoals dat geldt op de datum waarop het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld (datum eerste tenaamstelling). De datum eerste tenaamstelling is van belang voor de vraag of u gebruik kunt maken van een overgangsregeling u de zogenoemde 60-maandenregeling moet toepassen Naar inhoudsopgave 2.2.1. Overgangsregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling vóór 1 juli 2012 Voor zuinige en zeer zuinige auto’s (20%- of 14%-bijtelling) die vóór 1 juli 2012 voor het eerst op naam zijn gesteld geldt een overgangsregeling. Daarbij zijn er drie situaties te onderscheiden. 1. De auto staat na 30 juni 2012 aan dezelfde werknemer ter beschikking als daarvóór In dat geval blijft het verlaagde tarief in ieder geval gelden zolang de werknemer in die auto blijft rijden. Dat is ook het geval wanneer de werknemer vertrekt naar een andere werkgever en de auto (of het leasecontract) door die andere werkgever wordt overgenomen. 2. De auto blijft op naam van de werkgever (of de leasemaatschappij,) maar de werkgever stelt de auto na 30 juni 2012 aan een ander werknemer ter beschikking Ook in dat geval blijft het tarief gelden zoals dat op 30 juni 2012 geldt. 3. De auto verandert na 30 juni 2012 van eigenaar In dat geval zijn er twee situaties te onderscheiden. De auto blijft ter beschikking staan aan dezelfde werknemer die de auto ook al vóór de eigendomsoverdracht ter beschikking had. In dat geval blijft het percentage gelden zoals dat ook op 30 juni 2012 geldt. Wordt de auto aan een andere werknemer ter beschikking gesteld ná de eigendomsoverdracht? Dan blijft het tarief zoals dat gold op 30 juni 2012 gelden tot 1 juli 2017. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 11 2.2.2. 60-maandenregeling voor (zeer) zuinige auto’s met datum eerste tenaamstelling van ná 30 juni 2012 Valt de datum eerste tenaamstelling ná 30 juni 2012 en geldt op datum eerste tenaamstelling een verlaagd bijtellingspercentage, dan geldt dit verlaagde bijtellingspercentage gedurende 60 maanden. De termijn start op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de datum eerste tenaamstelling valt. Op de laatste dag van de termijn van 60 maanden moet de werkgever de bijtelling voor het privégebruik opnieuw vaststellen op basis van de op dat moment geldende schijven. Dat nieuwe percentage geldt vervolgens ook weer voor 60 maanden. Het bijtellingspercentage en de termijn van 60 maanden zijn gekoppeld aan het kentekenbewijs: ze blijven gelden als de auto van eigenaar of van werknemer wisselt. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 12 3. Niet gehele jaar dezelfde auto 3.1. Geen vol jaar een auto van de zaak? Heeft u maar een deel van het jaar de beschikking over een auto van de zaak, dan moet u het werkelijk gereden aantal privé-kilometers volgens de rittenregistratie tot een jaartotaal herleiden. Die herleiding zou onder omstandigheden ertoe kunnen leiden, dat u – hoewel u in het jaar niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden – toch een bijtelling voor uw kiezen krijgt. Voorbeeld 1 U heeft van 1 januari tot en met 30 april een auto van de zaak met een catalogusprijs van € 25.000. U rijdt in die periode 100 kilometer privé met die auto. U heeft dus uiteindelijk maar 4 maanden de beschikking over de auto. Omgerekend naar een heel jaar zou u 12/4 x 100 = 300 kilometer in totaal privé rijden. Omdat u als werknemer op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt, hoeft uw werkgever niets bij te tellen. Voorbeeld 2 U rijdt in dezelfde periode niet 100 maar 200 kilometer privé met een auto die niet tot de categorieën van (zeer) zuinige auto's behoort. Omgerekend naar een heel jaar zou u 12/4 x 200 = 600 kilometer privé rijden. De bijtelling bedraagt op kalenderjaarbasis 25% van € 24.000 = € 6.000. Stel: u krijgt uw salaris eens per maand, dan bedraagt de bijtelling per maand: 1/12 x € 6.000 = € 500. De totale bijtelling bedraagt: 4 x € 500 = € 2.000. LET OP De auto staat u ook ter beschikking als u zonder de auto met vakantie gaat. Dat is zelfs het geval wanneer u de auto op het werk laat staan. De Belastingdienst laat deze regel (mogelijk) alleen niet gelden, wanneer u verplicht bent om de auto tijdens uw vakantie in te leveren bij uw werkgever en deze tijdens uw vakantie vrijelijk kan beschikken over de auto. Mocht u tijdens uw vakantie wel gebruik kunnen maken van een andere auto van uw werkgever, dan moet vanzelfsprekend ook de bijtelling voor die auto worden berekend over de periode waarin u de beschikking had over die auto. Zie ook paragraaf 3.4. over de brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL). Naar inhoudsopgave 3.2. Een andere auto? Als u in de loop van het kalenderjaar een andere auto krijgt, moet uw werkgever de bijtelling voor het privégebruik van elke auto naar tijdsgelang berekenen. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 13 Voorbeeld 1 De bijtelling geldt per kalenderjaar. Stel, u heeft een auto van € 24.000 tegen een bijtelling van 25%, dus € 6.000 op jaarbasis. Bij een loontijdvak van een maand wordt de bijtelling naar tijdsgelang per maand 1/12 van € 6.000 = € 500. Stel, u krijgt per 1 november een auto van € 30.000 tegen een bijtelling van 25%, dus € 7.500 op jaarbasis. Bij een loontijdvak van een maand wordt de bijtelling naar tijdsgelang per maand 1/12 van € 7.500 = € 625. De totale bijtelling over het kalenderjaar is dan 10 x € 500 plus 2 x € 625 = € 6.250. Voorbeeld 2 Stel nu dat u van 1 januari tot en met 31 juli een auto van € 24.000 en u niet privé rijdt met deze auto. In dat geval telt de werkgever voor de loontijdvakken van januari tot en met juli niets bij uw loon. Stel nu dat u vervolgens in de periode van 1 augustus tot en met 31 december met een nieuwe auto van uw werkgever (cataloguswaarde € 30.000) 1.000 kilometer privé rijdt. Omdat u nu op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer privé rijdt, moet uw werkgever (alsnog) voor het hele kalenderjaar privégebruik bij het loon tellen. Over de periode januari tot en met juli moet de werkgever dan bij het loon tellen 7/12 x 25% van € 24.000 = € 3.500. Er moeten dan alsnog loonbelasting/premies volksverzekeringen en werkgeversheffing zorgverzekeringswet en (sinds 1 januari 2013) premies werknemersverzekeringen over de reeds verstreken periode worden afgedragen/betaald. Bij een loontijdvak van een maand is de bijtelling € 500 per maand. Voor de reeds verstreken aangiftetermijnen moet de werkgever een correctie insturen. Vanaf 1 augustus moet uw werkgever per maand bij het loon tellen 1/12 x 25% van € 30.000 = € 625. LET OP Uit voorbeeld 2 blijkt duidelijk dat het wijzigen van het patroon – vanaf 1 augustus wordt ineens wel privé gereden met de auto van de zaak – nadelige gevolgen kan hebben voor de periode waarin geen privégebruik heeft plaatsgevonden Zie ook verderop onder 6.4. Verklaring geen privégebruik. Daarnaast geldt sinds 1 januari 2012 een actieve informatieverplichting voor zowel de werkgever als de werknemer om melding doen te doen wanneer blijkt dat zij in het verleden fouten hebben gemaakt in bepaalde verklaringen of aangiftes (waaronder de verklaring geen privégebruik auto). Zie 6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om. Naar inhoudsopgave 3.3. Meer dan één auto tegelijk? Als uw werkgever u in een jaar meer dan één auto tegelijkertijd ter beschikking stelt, dan moet hij de bijtelling voor het privégebruik voor elke auto afzonderlijk berekenen. Het totaal is Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 14 belast als privégebruik auto. Rijdt u op jaarbasis met geen enkele auto meer dan 500 kilometer privé, dan hoeft uw werkgever niets bij te tellen. Voorbeeld 1 U heeft het hele jaar een auto van de zaak met een catalogusprijs van € 24.000. U rijdt in het jaar meer dan 500 kilometer privé met deze auto. De bijtelling bedraagt dan bij een loontijdvak van een maand: 1/12 x 25% x € 24.000 = € 500. Stel nu dat uw werkgever u daarnaast in de periode juni tot en met augustus ook nog een auto met een catalogusprijs van € 30.000 ter beschikking stelt. Met deze auto rijdt u 200 km privé. Dat zou op jaarbasis uitkomen op 12/3 x 200 = 800 kilometer privé. De bijtelling is op jaarbasis 25% van € 30.000 = € 7.500. Per maand is dat dan 1/12 x € 7.500 = € 625. De totale bijtelling bedraagt nu (12 x € 500) + (3 x € 625) = € 7.875. TIP Rijdt u met één van beide auto’s wel op jaarbasis meer dan 500 privékilometers, maar kunt u ook aantonen dat u de andere auto niet voor privé gebruikt, dan hoeft uw werkgever alleen voor eerstgenoemde auto bij te tellen. Let u daarbij wel op dat de bewijslast dat u maximaal 500 km privé hebt gereden met één van de auto’s onverkort geldt. Let wel op dat dit alleen geldt bij gelijktijdigheid. Voor de situatie dat u de auto’s volgtijdelijk ter beschikking hebt verwijzen wij u naar 3.2. TIP Bent u alleenstaand of is in uw gezin maar één persoon met een rijbewijs dan brengt een redelijke toepassing van de regels met zich mee dat bij meerdere aan u ter beschikking gestelde auto's de bijtelling beperkt blijft tot één auto. In dat geval moet uw werkgever de bijtelling berekenen over de auto met de hoogste cataloguswaarde. Dat valt te lezen in paragraaf 21.3.12 van het Handboek Loonheffingen 2014 (versie oktober). Als in uw gezin twee personen een rijbewijs hebben, dan kan de bijtelling beperkt blijven tot twee auto's. U berekent de bijtelling over de twee auto's met de hoogste cataloguswaarde. Heeft u echter een eigen auto heeft die voor privégebruik net zo geschikt is als één van de beide auto’s van de zaak, dan kan de bijtelling beperkt blijven tot één auto. Weet u (of uw werkgever) niet voor hoeveel auto’s u moet bijtellen, dan wordt u verwezen naar de Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto, postbus 843, 7600 AV Almelo. Ook voor dga’s en zelfstandige ondernemers is het uitgangspunt dat de bijtelling bij alleenstaanden of in geval gezinnen met maar één persoon met een rijbewijs de bijtelling beperkt mocht blijven tot één auto. Máár zoals ook uit een arrest van 23 april 2010 blijkt zijn er dan wel situaties denkbaar waarin er wel een bijtelling geldt voor meerdere auto’s. Je kunt je afvragen of dat arrest dat over een dga ging, eigenlijk nog wel geldt voor dga’s. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 15 De tekst uit het Handboek loonheffingen lijkt immers duidelijk en uit een besluit uit 2009 blijkt dat je vertrouwen kunt ontlenen aan het handboek loonheffingen. Vooralsnog zijn we echter van mening, dat er ook nu nog situaties denkbaar zijn waarin er voor meerdere auto’s moet worden bijgeteld. Zelfs als er sprake is van een één-persoonshuishouden of er slechts één persoon binnen het gezin is met een rijbewijs. Leg uw situatie in voorkomende gevallen voor aan uw adviseur. Naar inhoudsopgave 3.4. Brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL) Afspraken tussen de belastingdienst en de Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen (VNA) hebben medio 2014 geresulteerd in een tweetal nieuwe regelingen: de Brancheregeling tijdelijk vervangend leasevoertuig en de Brancheregeling privégebruik deelauto. De Brancheregeling privégebruik deelauto wordt in paragraaf 3.5. verder toegelicht. Stel: een werknemer wil graag een (semi)elektrische auto gaan rijden. Aan de andere kant gaat hij ’s zomers altijd op vakantie met de caravan en mag de auto die hij voor ogen heeft die caravan niet trekken. Hij heeft dan voor die periode een vervangend voertuig nodig. Om dubbele bijtelling te voorkomen, moet dan wel duidelijk zijn dat hij in die periode niet de beschikking heeft over de (semi)elektrische auto (zijn hoofdauto). De Brancheregeling beschrijft hoe dubbele bijtelling kan worden voorkomen bij een tijdelijk vervangende leaseauto. De regeling is bedoeld om in situaties zoals de bovenstaande de berijder – zonder fiscale drempels - in staat te stellen het voertuig te gebruiken dat het best past bij zijn reis. Kenmerken brancheregeling De leasemaatschappij komt met zijn klant (de werkgever) overeen dat de leaseauto (de hoofdauto) mag worden vervangen door een tijdelijk vervangend leasevoertuig (TVL) als deze voor een reis of het gebruik beter past. Het TVL kan bijvoorbeeld nodig zijn door een afwijkende: aandrijflijn (bijvoorbeeld conventioneel als de hoofdauto elektrisch aangedreven wordt) uitvoering (meer zitplaatsen of bergruimte) voertuigsoort (een motorfiets of -scooter) In de periode dat een TVL de hoofdauto vervangt, staat de hoofdauto niet ter beschikking aan de werknemer. Dit wordt per tijdelijke vervanging schriftelijk vastgelegd tussen de werkgever en zijn of haar werknemer. Deze vastlegging maakt deel uit van de loonadministratie en moet binnen de aangifteperiode van het desbetreffende loontijdvak worden opgemaakt. De werknemer moet de hoofdauto, de papieren en de middelen voor Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 16 toegang tot en gebruik van de auto voor de vervangingsperiode inleveren bij de werkgever of leasemaatschappij. Er is geen sprake van dubbele fiscale bijtelling als de hoofdauto aantoonbaar is vervangen door een TVL waarvoor fiscale bijtelling wordt toegepast. Dat de hoofdauto is vervangen, wordt in beginsel aangetoond door de schriftelijke vastlegging die de werkgever met de werknemer opstelt. De leasemaatschappij waarborgt dat het opgegeven TVL in de vervangingsperiode daadwerkelijk op marktconforme voorwaarden door de werkgever is gehuurd/geleaset. In de periode waarin de hoofdauto niet ter beschikking staat, wordt de bijtelling van deze auto door de werkgever op de normale manier verwerkt. Wijkt de catalogusprijs en/of de bijtellingklasse van een ter beschikking gestelde TVL af van die van de hoofdauto? Dan moet de werkgever zorgen voor een juiste verwerking van de bijtelling van het TVL in de aangiften loonheffingen en voor herstel van de ingediende tijdvakaangiften in overeenstemming met de daarvoor geldende regels voor correctieberichten. Zo is er per saldo tijdens de vervangingsperiode bijtelling verschuldigd voor het TVL. Voorbeeld: 5 dagen TVL In mei wordt voor 5 dagen een TVL ter beschikking gesteld. Tot het loon van mei wordt dan gerekend: 5/31 van het maandbedrag van de bijtelling voor het TVL. Voor de hoofdauto is de bijtelling 26/31 van het maandbedrag van de hoofdauto. Naar inhoudsopgave 3.5. Brancheregeling privégebruik deelauto De Brancheregeling privégebruik deelauto bevestigt dat een zakelijke deel- of poolauto door werknemers privé kan worden gebruikt zonder dat dit tot bijtelling hoeft te leiden. Belangrijke voorwaarde is dat de werkgever zich als een verhuurder gedraagt. Daarvoor moet hij een marktconform tarief berekenen en een sluitende kilometerregistratie (laten) bijhouden. De in de regeling opgenomen tarieftabel wordt jaarlijks geactualiseerd. Kenmerken brancheregeling De leasemaatschappij leaset aan de klant (werkgever) één of meerdere auto's die door wisselende werknemers in beginsel uitsluitend worden gebruikt voor zakelijke ritten. Dit worden zakelijke deel- of poolauto’s genoemd. In de perioden dat deze auto's niet zakelijk worden gebruikt, kan de werkgever ze verhuren aan werknemers voor privégebruik. Als de werkgever voldoet aan deze brancheregeling is hij verhuurder van het voertuig. Dan is er geen sprake van het voor een bijtelling vereiste ‘ter beschikking stellen’. De werknemer moet wel een marktconform huurtarief voor het privégebruik van de deelauto aan zijn of haar werkgever betalen, al dan niet via de leasemaatschappij. Deze tarieven worden jaarlijks in januari vastgesteld. Dit in overleg met de belastingdienst en de VNA, en op basis van een onderbouwd voorstel van de VNA. De regeling vermeldt voor 2014 de volgende tarieven (de tarieven voor 2015 zijn thans nog niet bekend): Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 17 RDCsegmenten Voorbeeldmodel- Toetstarief per Toetstarief len dag dagdeel Toetstarief weekend (van 09.00 tot 09.00 uur) (periode van 4 uur overdag of van 17.00 's avonds t/m 09.00 uur de volgende ochtend) (periode van vrijdag 17.00 uur tot maandag 09.00 uur A (klein) Citroën C1, peugeot 107, Toyota Aygo 39,- 27,- 67,- B (kleine middenklasse) Ford Fiësta, VW 45,Polo, Nissan Juke 31,- 84,- C (middenklasse) Opel Astra, Toyota Prius 55,- 38,- 102,- D (grote middenklasse) Audi A4, BMW 3serie, Skoda Octavia 73,- 50,- 132,- De bedragen zijn inclusief btw en exclusief brandstof, afkoop eigen risico en aanvullende verzekeringen. Het gebruik van de deelauto moet door de werkgever kunnen worden aangetoond, zodat helder is in welke perioden de deelauto is gebruikt en hoeveel kilometers er per rit zijn gereden. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een ritregistratiesysteem met een certificaat van de Stichting Keurmerk Ritregistratiesystemen. Van de privékilometers moet een administratie overgelegd kunnen worden waaruit blijkt: a. door welke werknemers in welke perioden de auto is gebruikt, en b. dat deze werknemers een markconform huurtarief in rekening is gebracht De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste kwalificatie van de rit als zakelijk of privé. Woon-werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. LET OP Deze regeling geldt alleen voor zakelijke deel- of poolauto’s. Dit geldt dus niet voor auto's die de werkgever ook voor privégebruik aan werknemers ter beschikking heeft gesteld (de reguliere auto van de zaak). Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 18 4. Aard en inrichting auto van belang Betreft het en bestelauto, dan krijgt u alleen te maken met de forfaitaire bijtelling als de auto (voor meer dan 10%) geschikt is voor privégebruik. De forfaitaire bijtelling geldt niet voor bestel- of serviceauto's met slechts één zitplaats voor de bestuurder, maar geldt ook niet voor vrachtauto's, autobussen of motoren. Wél moet u in die gevallen een eventueel privégebruik op reële basis berekenen. U dient dan dus het aantal privé-kilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kilometerprijs. Zie in dit kader echter ook 4.3. Per 2016 uitbreiding naar bepaalde auto’s met dubbele cabine en een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg. Naar inhoudsopgave 4.1. Ook geen forfaitaire bijtelling voor bestelauto mét bijrijdersstoel? Is een bestelauto door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt voor vervoer van goederen, dan hoeft er geen forfaitaire bijtelling in aanmerking te worden genomen. In het verleden ging men er eigenlijk standaard van uit dat een bestelauto met bijrijdersstoel niet aan de voorwaarden voldeed en daarover dus wel de forfaitaire bijtelling moest worden toegepast. De Hoge Raad heeft twee arresten in 2009 gewezen waaruit blijkt dat de eis van het ontbreken van de bijrijdersstoel te streng is en dat er ook bij een bestelauto mét bijrijdersstoel sprake kan zijn van een auto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijk te zijn voor vervoer van goederen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij bepaalde grote bestelauto’s of wanneer de bestuurderscabine zo vervuild is en/of stinkt dat je er met goed fatsoen geen passagier in kunt meenemen (soms het geval bij bestelauto’s van (bijvoorbeeld) schilders). Als u van uw werkgever een bestelauto van de zaak ter beschikking hebt gekregen en de forfaitaire bijtelling voor deze auto volgens u op grond van bovenstaande achterwege moet blijven, leg dat dan voor aan uw werkgever. Dan kan hij het voorleggen aan zijn (Flynth)adviseur. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 19 4.2. Bijzondere categorieën personenauto’s Voor sommige categorieën personenauto's geldt, tenzij anders blijkt, dat ze voor niet meer dan 500 km voor privé-doeleinden aan werknemers ter beschikking worden gesteld. Het gaat om personenauto's die zijn ingericht en als zodanig aan de buitenkant herkenbaar zijn als politie-, brandweerauto, (dieren-)ambulance of als auto voor het vervoer stoffelijke overschotten, gevangenentransport of voor geldtransport, zolang deze voldoen aan de voorwaarden voor teruggaaf van de BPM. Eén van die voorwaarden is dat de personenauto uitsluitend bedrijfsmatig wordt gebruikt voor het specifieke doel. Mocht dat betekenen dat u deze auto mee naar huis moet nemen, dan valt ook dit woon-werkverkeer daaronder. Naar inhoudsopgave 4.3. Per 2016 uitbreiding naar bepaalde auto’s met dubbele cabine en een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 Zoals in 13.2.8.nader wordt uiteengezet worden de regels voor de BPM en de MRB per 1 januari 2016 zo gewijzigd dat bepaalde vaak zeer onzuinige, motorrijtuigen met de functie van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en een zogenoemde dubbele cabine voor de BPM en de MRB fiscaal kwalificeren als personenauto en niet als vrachtauto. Buiten het feit dat dit grote gevolgen heeft voor de voor deze auto’s te betalen BPM en MRB heeft dat ook gevolgen voor de bijtelling privé-gebruik auto. Op deze auto’s zijn dan immers vanaf 2016 ook de regels ter zake van de ‘normale’ (forfaitaire) bijtelling van toepassing. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 20 5. De basis voor de bijtelling De fiscus berekent de bijtelling voor personenauto's en bestelauto's over de cataloguswaarde inclusief BTW en BPM. Sinds 1 juli 2006 blijven accessoires die niet zijn aangebracht door (of namens) de fabrikant of importeur buiten de BPM heffing. Vanaf deze datum tellen de door een dealer ingebouwde accessoires ook niet meer mee voor de bijtelling van de auto van de zaak. Voor auto’s die sinds 1 januari 2010 op kenteken zijn gezet kunt u de cataloguswaarde ook vinden bij uw voertuiggegevens op https://ovi.rdw.nl/. Voor de waarde van auto’s van vóór 2010 zult u bij uw dealer moeten zijn, voor veel auto’s kan de waarde echter ook door uw Flynth-adviseur worden berekend. Naar inhoudsopgave 5.1. Regeling voor oldtimers De grondslag voor de bijtelling en onttrekking voor auto’s van de zaak die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen wordt gevormd door de waarde in het economische verkeer. Die waarde kan worden bepaald aan de hand van de kostprijs en restauratiekosten, de verzekerde waarde en/of veilingprijzen. Tot 1 januari 2010 werden daar de normale forfaitaire bijtellingspercentages op losgelaten. Sinds 1 januari 2010 geldt echter voor alle auto’s van de zaak die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen een ‘basisbijtellingspercentage’ van 35%. Dat percentage van 35% kan dan eventueel nog worden verlaagd met 5% van de waarde van de auto voor zuinige auto’s van de zaak en met 11% van de waarde van de auto voor zeer zuinige auto’s van de zaak. Ook de extra verlaging van de bijtelling met 18% voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0, maar maximaal 50 gr/km en 21% voor nulemissieauto’s blijft gewoon van toepassing. Of er überhaupt oldtimers zijn die voor één van de verlagingen in aanmerking komen valt echter te betwijfelen. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 21 6. Werkgevers en werknemers – tegemoetkomingen Met het opnemen van de auto van de zaak in de loonbelasting is de verantwoordelijkheid voor een juiste verantwoording van de bijtelling bij de werkgever komen te liggen. Dat leidt tot een lastenverzwaring voor de werkgever. Dat heeft ook de wetgever ingezien, vandaar dat die een aantal oplossingen biedt. Naar inhoudsopgave 6.1. Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor autobranche Werknemers in de autobranche maken vaak gebruik van verschillende (demonstratie)auto's, waarvan de catalogusprijs per model uiteen kan lopen. Voor die situaties heeft de Belastingdienst de Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche gepubliceerd. De handreiking geldt voor alle werkgevers in de autobranche die door wisselend gebruik van auto's de grondslag voor de bijtelling moeilijk kunnen vaststellen. De handreiking geldt dus niet alleen voor autodealers maar bijvoorbeeld ook voor handelaren in tweedehandse auto's, leasemaatschappijen en importeurs. U kunt de handreiking downloaden op de site van de Belastingdienst. TIP 1 De handreiking geldt ook voor de directeur groot aandeelhouders binnen de autobranche. TIP 2 Ook de (autobranche-)ondernemer zelf kan gebruikmaken van de handreiking. Zie ook hierna onder 9. De ondernemer. Naar inhoudsopgave 6.1.1. Belangrijkste kenmerken handreiking De belangrijkste kenmerken van de handreiking zijn: De werkgever moet de bijtelling per dag berekenen. De werkgever moet de bijtelling baseren op de auto die de werknemer aan het eind van de werkdag meeneemt. Deze auto blijft als basis gelden voor de bijtelling totdat de werknemer de auto weer mee naar het werk terug neemt. Voor die dagen waarop de werknemer geen auto naar huis meeneemt, moet de werkgever de bijtelling baseren op de auto waarop in de afgelopen twee maanden de grondslag het vaakst gebaseerd is. De Belastingdienst geeft het volgende voorbeeld: Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 22 Een werknemer rijdt op maandag na werktijd naar huis met auto A. Op dinsdag rijdt hij met auto A naar het werk en na werktijd met auto B naar huis. Op woensdag laat hij auto B thuis staan. Hij gaat met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij ook weer met de fiets naar huis. Op donderdag rijdt hij met auto B naar het werk en gaat hij lopend naar huis. Op vrijdag gaat hij met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij met auto C naar huis. U baseert de grondslag voor de bijtelling privégebruik op: maandag: auto A dinsdag: auto B woensdag: auto B donderdag: vaakst bijgetelde auto afgelopen twee maanden vrijdag: auto C weekend: auto C Naar inhoudsopgave 6.1.2. Rekenen met vaste auto Op de site van de Belastingdienst kunt u een mededeling vinden over de mogelijkheid om toch te rekenen met een vaste auto. Daarbij spreken de werkgever en werknemer een vaste auto af, die de werknemer na werktijd mag meenemen. De werkgever mag dan onder voorwaarden de grondslag voor de bijtelling op die vaste auto baseren. Er gelden dan wel de nodige voorwaarden. 1. Schriftelijke overeenkomst De werkgever en werknemer moeten de afspraak over de vaste auto vastleggen in een schriftelijke overeenkomst. 2. Registratie Als de werknemer een vaste auto heeft, moet de werkgever dat eenmalig registreren in zijn administratie. Bij wijziging van de vaste auto moet de werkgever dat (natuurlijk) opnieuw registreren. Uit de administratie moet immers blijken op welke vaste auto de grondslag voor de bijtelling is gebaseerd. 3. Bijtelling bij vervangende auto Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en een vervangende auto heeft, kan de werkgever de grondslag voor de bijtelling toch op de vaste auto baseren. Er gelden dan wel vier aanvullende voorwaarden: 1. De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet gebruiken. De vaste auto heeft bijvoorbeeld een onderhoudsbeurt of is door een klant meegenomen voor een proefrit. 2. De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een vervangende auto. 3. De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5 aaneengesloten dagen. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 23 4. De werkgever legt de gegevens van de vervangende auto vast en bewaart deze bij de loonadministratie. Voldoet de werkgever niet aan de voorwaarden, dan moet hij de grondslag voor de bijtelling baseren op de vervangende auto. Naar inhoudsopgave 6.1.3. Convenant BOVAG Autodealers Voor de autodealers die eerst gebruik konden maken van de autodealerregeling leidt de nieuwe handreiking tot extra administratieve lasten. Om die enigszins te beperken hebben de Belastingdienst en de BOVAG een convenant gesloten. Dealers die lid zijn van de BOVAG kunnen gebruikmaken van een door BOVAG ontwikkeld registratiesysteem. Naar inhoudsopgave 6.1.4.Geen bijtelling en toezicht Ook voor een werknemer in de autobranche geldt dat als deze niet meer dan 500 privékilometers rijdt, er geen bijtelling hoeft te worden toegepast. De Belastingdienst onderscheidt in haar speciale handreiking over dit onderwerp de volgende twee situaties: 1. De werknemer neemt in een kalenderjaar op één of meer dagen na werktijd een auto mee. 2. De werknemer neemt in een kalenderjaar op geen enkele dag na werktijd een auto mee. In de eerstgenoemde situatie moet men een rittenregistratie bijhouden, waarin ook moet staan waarom de werknemer de auto op een gegeven moment niet meer gebruikt. Bijvoorbeeld omdat een collega de auto gebruikt, of een klant een proefrit met de auto maakt. In de tweede situatie mag onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van een vereenvoudigde kilometeradministratie. LET OP In beide gevallen moet de werkgever toezicht uitoefenen. Hoe dat toezicht luidt kunt u lezen in de handreiking. Naar inhoudsopgave 6.1.5. Contactadres Speciaal voor de autobranche geldt het volgende contactadres binnen de Belastingdienst: Belastingdienst / Oost / Landelijk Coördinatiepunt Auto Postbus 843 7600 AV Almelo. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 24 6.2. Vereenvoudigde rittenregistratie voor rijschoolhouders Rijschoolhouders die bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak willen voorkomen, kunnen volstaan met een vereenvoudigde rittenregistratie. Medio 2011 is die rittenregistratie nog verder vereenvoudigd. Rij-instructeurs kunnen volstaan met het noteren van de begin- en eindkilometerstand per werkdag. Samen met de al bestaande leerlingadministratie moet dit de Belastingdienst een voldoende beeld geven van de verreden zakelijke kilometers. Eerst moesten de rij-instructeurs ook een overzicht bijhouden van de lesplaatsen die zij achtereenvolgens hadden bezocht. Het was echter onduidelijk wat moest worden verstaan onder de lesplaatsen die achtereenvolgens zijn bezocht. Zijn dit alle plaatsen waar men doorheen is gereden? Moet men alle namen van afritten die men passeert op de snelweg ook noteren? Volgens de BOVAG was dit praktisch niet uitvoerbaar en strookte dat niet met het doel van de verkorte rittenregistratie. De Belastingdienst is het blijkens de verdere vereenvoudiging eens met de BOVAG. TIP De rijschoolhouder kan ook zelf gebruikmaken van de handreiking. Zie ook hierna onder 9. De ondernemer. Naar inhoudsopgave 6.3. Vereenvoudigde registratie bestelauto’s De Belastingdienst heeft na overleg met onder meer VNO-NCW en EVO begin 2009 op haar site een voorbeeldafspraak over vereenvoudigde rittenregistratie voor bestelauto’s geplaatst. Moet een werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag met de bestelauto van de zaak maken, dan kan het bijhouden van een rittenregistratie voor hem en zijn werkgever een grote (administratieve en financiële) last betekenen. De werknemer mag dan om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van: een vereenvoudigde rittenregistratie de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk met de werknemer heeft afgesproken dat: de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 25 privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan de werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie heeft Via de site van de Belastingdienst kunt u een voorbeeldafspraak downloaden. Naar inhoudsopgave 6.3.1. Directeur-grootaandeelhouder Van het Coördinatiepunt privégebruik auto hebben wij vernomen dat de directeur groot aandeelhouder in het kader van de vereenvoudigde rittenregistratie wordt gezien als een ‘gewone’ werknemer. Wordt aan de voorwaarden voldaan, dan kan hij de vereenvoudigde rittenregistratie toepassen. Naar inhoudsopgave 6.3.2. Ondernemer en resultaatgenieter De regeling gold in eerste instantie niet voor ondernemers en resultaatgenieters. In een later stadium is de regeling echter ook opengesteld voor deze categorieën belastingplichtigen. Bent u ondernemer of resultaatgenieter en rijdt u met uw bestelauto vaak veel ritten op een dag voor uw werk, dan kunt ook u het bewijs dat u niet meer dan 500 privékilometers rijdt, leveren met een combinatie van: een vereenvoudigde rittenregistratie de zakelijke adressen in de (project)administratie Privégebruik tijdens werk- en lunchtijd is niet toegestaan. U moet wel zorgen voor een nauwkeurige registratie en de onttrekking voor het privégebruik van de bestelauto moet terecht achterwege zijn gelaten. Bij de administratie kunt u dan gebruikmaken van het voorbeeld van de vereenvoudigde rittenregistratie dat deel uitmaakt van de hierboven reeds genoemde voorbeeldafspraak. Naar inhoudsopgave 6.4. Verklaring geen privégebruik Als een werknemer jaarlijks 500 kilometer of minder privé rijdt met de auto van de zaak, dan kan hij een verklaring geen privégebruik aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier kan hij downloaden van de site van de Belastingdienst. Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking, wat inhoudt dat – als de inspecteur negatief beslist op het verzoek – de werknemer hier bezwaar tegen kan maken. Hij kan vervolgens beroep aantekenen bij de rechtbank indien ook op het bezwaar negatief wordt beslist. In dat soort gevallen kan de werknemer om een versnelde behandeling vragen. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 26 Krijgt de werknemer de verklaring, dan kan hij deze overleggen aan de werkgever die daarvan vervolgens een kopie bewaart bij zijn administratie. Vervolgens hoeft de werkgever geen bijtelling meer toe te passen en dus ook geen loonheffingen in te houden. Het gevolg is dat een werknemer die in een jaar toch meer dan 500 kilometer privé rijdt met de auto, daar zelf verantwoordelijk voor is. Voldoet de werknemer niet of onvoldoende aan de bewijslast, dan zal hij zelf een naheffingsaanslag loonbelasting (inclusief boete) krijgen. Alleen wanneer de Belastingdienst kan bewijzen dat de werkgever wist dat een verklaring onterecht is afgegeven, kan zij ook bij de werkgever aankloppen. De werkgever hoeft dus niet te onderzoeken of de afgegeven verklaring in overeenstemming is met het werkelijke privégebruik van de werknemer. De werkgever moet slechts zijn eigen wetenschap toetsen: als de werknemer de verklaring overlegt, moet de werkgever zich in alle redelijkheid afvragen of dit klopt met het werkelijke privégebruik. Die toetsing moet continu plaatsvinden, dus niet alleen op het moment waarop de werknemer de kopie van de verklaring overlegt. Als de Belastingdienst kan aantonen dat de werkgever wist dat die verklaring niet juist was, wordt de verschuldigde loonheffing bij hem nageheven, inclusief de daarbij behorende boete. Sinds 1 januari 2012 geldt daarbij een actieve informatieplicht voor zowel de werkgever als de werknemer. Zie ook hierna. De verklaring geen privégebruik auto is geen 'vrijkaartje'. De werknemer zal moeten kunnen aantonen dat er inderdaad niet meer dan 500 km privé is gereden met de auto. Het beste bewijs daarvoor is een sluitende kilometeradministratie. Mocht de verklaring geen privégebruik zijn aangevraagd door een directeur groot aandeelhouder en mocht deze naderhand niet of onvoldoende aan zijn bewijslast kunnen voldoen, dan wordt de verschuldigde loonheffing bij de werkgever nageheven inclusief de daarbij behorende boete. Wetenschap bij de directeur groot aandeelhouder is immers gezien het feit dat het geen gewone werknemer betreft op een lijn te stellen met wetenschap bij de werkgever. Als de werknemer tijdig doorgeeft aan de werkgever dat de reeds afgegeven verklaring niet (meer) klopt, dan moet de werkgever met ingang van het eerstvolgende tijdvak over de bijtelling loonheffing inhouden en afdragen. Over de reeds verstreken tijdvakken krijgt de werknemer een naheffingsaanslag. De werknemer moet de aanvraag om een verklaring geen privégebruik auto zenden aan: Belastingdienst/Centrale invoer Postbus 2538 6401 DA Heerlen Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 27 6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om Voldoet u niet aan de gestelde voorwaarden of wordt ten onrechte gebruik gemaakt van de verklaring geen privégebruik auto, dan moet u niet alleen alsnog belasting (inclusief eventuele rente) betalen, maar zult u ook te maken krijgen met hoge boetes. Verzuimboete Blijkt dat bijtelling wegens `privégebruik auto' (deels) ten onrechte niet heeft plaatsgevonden, dan legt de inspecteur een verzuimboete op van 80 procent van het wettelijk maximum van € 5.278. In uitzonderlijke gevallen kan die boete zelfs worden verhoogd tot de volle 100% (tot € 5.278 dus). Dat is sowieso het geval wanneer de werknemer een onvolledige rittenregistratie overlegt. Zoals al is opgemerkt zal de naheffingsaanslag (inclusief de bijbehorende boete worden opgelegd bij de werknemer die ten onrechte een verklaring geen privégebruik aan zijn werkgever heeft overgelegd, maar dat is anders wanneer de werkgever wist dat de werknemer de ‘boel aan het flessen was’. Vergrijpboete De inspecteur mag in geval van opzet of grove schuld er ook voor kiezen om in plaats van een verzuimboete een vergrijpboete op te leggen. Bij grove schuld kan de Belastingdienst een vergrijpboete opleggen van 40% van het bedrag van de naheffing en bij opzet van 80%. Heeft de werknemer een onvolledige rittenregistratie overgelegd, dan kan de inspecteur zelfs een vergrijpboete van 100% van het bedrag van de naheffing opleggen. TIP Het is de vraag of de hiervóór weergegeven en op het Besluit bestuurlijke Boeten Belastingdienst gebaseerde verhoogde boetes wel stand zullen houden. Hof ArnhemLeeuwarden heeft in ieder geval op 23 april 2014 beslist dat er geen rechtvaardiging voor de verhoging was. De Staatssecretaris van Financiën had in eerste instantie beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak, zodat de Hoge Raad hierover kon oordelen. Dat beroep heeft hij helaas ingetrokken. Volgens hem kan bij een onjuiste en onvolledige kilometeradministratie vaak sprake zijn van manipulatie, een bepaalde vorm van listigheid dan wel valsheid in geschrifte. Daarom mogen en kunnen volgens de staatssecretaris in die gevallen ook hogere boetes worden opgelegd dan bij andere correcties. De inspecteur heeft echter in de onderhavige casus niet voldoende beoordeeld of de feiten voldoende ernstig zijn om een dergelijke hogere boete op te leggen. Vandaar dat de staatssecretaris zich gelet op de feitelijke situatie in deze zaak, in de beslissing van het Hof kan vinden. Het is jammer dat de staatssecretaris zijn cassatieberoep heeft ingetrokken en de Hoge Raad zich niet over de vraag heeft kunnen buigen. Volgens ons blijft er nog voldoende ruimte om succesvol bezwaar te maken tegen de verhoogde boetes, zeker wanneer sprake is van grove schuld. Daar doet de toelichting van de staatssecretaris op het intrekken van zijn cassatieberoep niet aan af. Sterker nog, in een aantal gevallen zal dat juist een bijdrage kunnen leveren aan een geslaagd bezwaar. Vanzelfsprekend is uw Flynth adviseur u graag Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 28 behulpzaam bij het maken van bezwaar. Informatieplicht In een aantal gevallen moet de werknemer en/of werkgever melding doen bij de fiscus als hem/haar blijkt dat zij in het verleden fouten hebben gemaakt in bepaalde verklaringen of aangiftes. Dat is ook bij zowel de verklaring geen privégebruik auto als de hierna onder 6.5. beschreven verklaring uitsluitend zakelijke gebruik bestelauto. De informatieverplichting rijksbelastingen houdt in dat de werknemer en/of inhoudingsplichtige mededeling doet van het intrekken van de betreffende autoverklaring gedurende het belastingtijdvak vóór het doen van de aangifte. Wordt niet aan de informatieplicht voldaan, dan riskeert men een vergrijpboete die kan oplopen tot 100% van het bedrag aan belasting dat als gevolg van het niet nakomen van de verplichting niet is of zou zijn geheven, met een maximum van € 5.278. Voor de verklaring geen privégebruik auto ligt de informatieplicht bij de werknemer. De werknemer is verplicht vóórdat hij meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gereden, mee te delen dat hij de verklaring intrekt. Voor de onder 6.5. beschreven verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto ligt de informatieplicht bij zowel de werknemer als de werkgever. De werknemer moet al vóórdat hij daadwerkelijk privé gaat rijden met de bestelauto mededelen aan de inspecteur dat hij de verklaring intrekt. De werkgever moet melding doen zodra hij weet of vermoedt dat de werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik ten onrechte niet heeft ingetrokken/intrekt. Voldoet men niet (tijdig) aan de informatieplicht, dan kan men een vergrijpboete tegemoet zien tot vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de informatieplicht is ontstaan. Samenloop Is er sprake is van een samenloop van enerzijds het niet nakomen van de actieve informatieverplichting en anderzijds het niet nakomen van een aangifte- en/of betaalverplichting, dan worden twee afzonderlijke boeten opgelegd. Echter, de gezamenlijke hoogte van die boeten kan niet meer bedragen dat de wettelijke maximumboete voor het hoogst beboetbare feit van die twee gedragingen. Dit is niet van toepassing indien het tweede beboetbare feit wordt begaan terwijl voor het eerste beboetbare feit al een vergrijpboete is opgelegd. Er is geen sprake van samenloop als de beboetbare gedragingen zijn begaan door verschillende belanghebbenden. Voorbeeld Een werknemer heeft via zijn werkgever een verklaring ‘uitsluitend zakelijk gebruik Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 29 bestelauto’ aangevraagd en gekregen. In januari 2014 rijdt de werknemer toch privé met die bestelauto, zonder dit van tevoren aan de Belastingdienst te melden. Over de maand januari 2014 heeft de werkgever bewust te laat de aangifte loonheffingen betaald. In dit geval wordt zowel aan de werknemer als aan de werkgever een vergrijpboete opgelegd en is er geen sprake van samenloop. Naar inhoudsopgave 6.4.2. Gevolgen intrekking verklaring geen privégebruik In het formulier Wijziging of intrekking Verklaring geen privégebruik auto moet de werknemer ook het jaar invullen vanaf wanneer hij meer dan 500 km privé gebruik maakt van de auto van de zaak. Ook wanneer er in een jaar aanvankelijk op jaarbasis maximaal 500 km privé wordt gereden, maar om welke reden dan ook pas later in het jaar niet meer aan die eis wordt voldaan, heeft dat gevolgen voor het gehele jaar. Zo had een werknemer voor het hele jaar 2006 een auto van de zaak. In het begin van het jaar maakte de werknemer geen privé gebruik van die auto en dus overlegde hij een 'verklaring geen privégebruik' aan zijn werkgever. Die verklaring trok hij echter weer in per 1 maart, omdat hij zijn privé-auto had verkocht en vanaf dat moment wel meer privé gebruik zou gaan maken van de auto van de zaak. Volgens de Hoge Raad had de Belastingdienst terecht een naheffingsaanslag voor de loonbelasting over de maanden januari en februari 2006 opgelegd. De werknemer had de auto van de zaak immers in het kalenderjaar 2006 voor meer dan 500 kilometer privé gebruikt. In het geval waarin de Hoge Raad moest beslissen ging het over een naheffingsaanslag over de eerste twee maanden van het jaar. Het kan echter nog veel erger. Het is zelfs mogelijk dat een werknemer gedurende de eerste elf maanden voldoet aan de 500 km-eis en pas in december zoveel privé rijdt dat hij over het gehele jaar bezien wel boven de 500 km aan privégebruik uitkomt. Ook in dat geval kan de werknemer een naheffingsaanslag loonbelasting verwachten over de eerste elf maanden van het jaar. Dat zijn dus dure ritjes in die laatste maand van het jaar. Hij zou zich een hoop kunnen besparen wanneer hij voor de ritjes een andere auto zou lenen of (zelfs) huren. LET OP Dit probleem kan zich ook voordoen als u een auto gaat gebruiken met een lagere bijtelling. Heeft u een auto ter beschikking die u niet of nauwelijks privé gebruikt en waarvoor u een kilometerregistratie bijhoudt en vervangt u die in de loop van het jaar door een energiezuinige auto die u met het oog op de lagere bijtelling wel meer privé gaat gebruiken? Dan kan dat dus ook gevolgen hebben voor de bijtelling van de eerstgenoemde auto. Komt u immers op jaarbasis uit boven de 500 km privé, dan moet alsnog een bijtelling in aanmerking worden genomen voor de in de eerste maanden van het jaar gebruikte auto. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 30 TIP Rijdt u in een auto van de zaak meer dan 500 privé-kilometers, maar heeft u wel een verklaring 'geen privégebruik'? Trek deze dan zo spoedig mogelijk in. Er vindt dan nog steeds naheffing plaats, maar het kan u wel een hoge boete besparen. U kunt hiervoor het formulier 'Wijziging of intrekking verklaring geen privégebruik auto van de zaak ' downloaden van de site van de Belastingdienst. Evenals de aanvraag voor de verklaring zelf moet de werknemer het formulier waarmee hij de verklaring wil wijzigen of intrekken zenden aan: Belastingdienst/Centrale invoer Postbus 253 6401 DA Heerlen Naar inhoudsopgave 6.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto De staatssecretaris wil in overleg met het bedrijfsleven komen tot een alternatieve regeling voor de bijtelling privégebruik bestelauto’s, waarbij een rittenregistratie niet langer nodig is. Eén van de mogelijke oplossingen is al per 1 januari 2012 ingevoerd, namelijk de (gezamenlijke) ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik’. Met een (gezamenlijke) verklaring wordt aangegeven dat met de bestelauto geen enkele kilometer privé wordt gereden. In dat geval hoeft geen rittenregistratie te worden bijgehouden. Controle vindt plaats met behulp van ambulant toezicht, via de vele camera’s langs de weg en ‘flitsauto’s’. Daarbij kan de Belastingdienst vragen het zakelijk karakter van een bepaalde rit op een ongebruikelijk tijdstip of een bijzondere locatie aan te tonen. De werkgever moet via zijn eigen beveiligde deel op de website van de Belastingdienst de verklaring digitaal namens de werknemer indienen. Na het ‘verzenden’ moet hij een afdruk van de verklaring maken, deze door zijn werknemer laten ondertekenen en bewaren bij zijn loonadministratie. De verklaring is voor onbepaalde tijd geldig. Zowel de werkgever als de werknemer krijgt van de Belastingdienst een ontvangstbevestiging van de verklaring. LET OP In het Handboek Loonheffingen vindt u de volgende passage: Kunt u of uw werknemer het zakelijke gebruik niet aantonen? Dan gaan wij ervan uit dat uw werknemer meer dan 500 kilometer per jaar privé met de bestelauto heeft gereden. Uw werknemer krijgt een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw voor de periode waarover u ten onrechte niets hebt bijgeteld voor het privégebruik van de bestelauto. Uw werknemer krijgt ook Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 31 een boete. Toch is de (gezamenlijke) verklaring is geen vrijbrief voor de werkgever. Sterker nog, omdat hier – in tegenstelling tot de ‘gewone’ verklaring geen privégebruik – sprake is van een gezamenlijke verklaring, zal de Belastingdienst waarschijnlijk eerder bij de werkgever aankloppen en minder snel bij de werknemer wanneer de auto wél privé wordt gebruikt. Gebruikmaken van deze mogelijkheid zorgt daarom voor risico’s bij de werkgever. Daarnaast geldt niet alleen voor de werknemer, maar ook voor de werkgever een actieve informatieplicht. Zoals al onder 6.4.1. Mogelijke boetes liegen er niet om is beschreven kan de werkgever een forse boete verwachten wanneer het de inspecteur niet op de hoogte brengt zodra hij weet of vermoedt dat de werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik ten onrechte niet heeft ingetrokken/intrekt. Ook de intrekking van de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto moet plaatsvinden via het eigen beveiligde deel van de werkgever op de website van de Belastingdienst. Naar inhoudsopgave 6.6. Niet buiten werktijd gebruikte bestelauto Bijtelling kan ook achterwege worden gelaten wanneer de bestelauto buiten werktijd niet gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld indien buiten werktijd de bestelauto achter het hek blijft of de autosleutels op een centrale plaats in het bedrijf worden bewaard. Naar inhoudsopgave 6.7. Verbod op privégebruik bestelauto De bijtelling kan ook achterwege blijven als de werkgever een verbod voor privégebruik oplegt. Dit moet hij schriftelijk vastleggen en bij de loonadministratie bewaren. De werkgever moet voldoende toezicht houden op de handhaving en bij overtreding een passende sanctie opleggen. Voldoende toezicht is volgens de staatssecretaris bijvoorbeeld het controleren van kilometerstanden, toezicht houden op boetes vanwege verkeersovertredingen, schademeldingen of de leasemaatschappij melding laten maken van het aantal gereden kilometers, brandstofverbruik of tanken buiten werktijd. Een passende sanctie is bijvoorbeeld een geldboete of naheffing die in verhouding staat met de te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen, werkgeversheffing zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen of zelfs ontslag. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 32 In een eerder besluit heeft de staatssecretaris al aangegeven dat de inspecteur van de Belastingdienst bij gegronde twijfel aan bovengenoemd toezicht nader bewijs kan eisen van de werkgever. Deze moet dan aantonen dat de werknemer geen privé-kilometers (of op jaarbasis maximaal 500 km) maakt met de auto van de zaak. Daarbij zal de inspecteur zeker ook vragen hoe de werknemer en zijn gezin normaal gesproken hun privé-kilometers afleggen als dat niet met de auto van de zaak gebeurt. Uiteindelijk bepaalt de rechter of er 'voldoende toezicht' is. U kunt een voorbeeldovereenkomst downloaden van de site van de Belastingdienst. Naar inhoudsopgave 6.8. Afkoop bij wisselend gebruik van een bestelauto Wordt een bestelauto door twee of meer werknemers gebruikt én rechtvaardigt de aard van de werkzaamheden dat doorlopend wisselend personeel gebruikmaakt van de bestelauto, dan geldt voor de werkgever een eindheffing van € 300 per auto per jaar bijtelling. Bij een maandaangifte betekent dat € 25 per maand. In dat geval vindt dus niet ook nog eens bijtelling plaats bij de individuele werknemers. Een voorbeeld is de situatie van een installatiebedrijf met tien werknemers en vijf bestelauto's. Het is dan mogelijk dat werknemer A een bestelauto op maandagmorgen meeneemt voor een klus en vervolgens werknemer B de auto weer meeneemt voor een andere klus, op dinsdag de auto weer wordt meegenomen door werknemer C en zo de gebruiker steeds wisselt. In dergelijke gevallen is de geschetste 'afkoopregeling' toepasselijk. Dat geldt natuurlijk niet voor de situatie waarin u en uw collega allebei een bestelauto van de zaak hebben en besluiten de auto's maar dagelijks te gaan ruilen. In dat geval wordt het afwisselend gebruik niet opgeroepen door de aard van het werk. LET OP Ter voorkoming van problemen achteraf luidt het advies aan werkgevers om in de hiervóór geschetste situaties vooraf een en ander kort te sluiten met de Belastingdienst. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 33 6.9. Tegemoetkomingen bij privégebruik personenauto's De laatste drie genoemde versoepelingen zijn ook in de wet opgenomen, maar de wettelijke bepalingen hebben alleen betrekking op bestelauto's. Het is best mogelijk dat u in een personenauto van uw werkgever rijdt en uw werkgever het u verbiedt om die auto privé te gebruiken en overtreding van het verbod ook bestraft. Of misschien moet u de auto wel iedere avond op het terrein van uw werkgever achterlaten en kunt u als gevolg daarvan helemaal geen privé gebruik maken van de auto. Voor de autoverhuurbranche is via de site van de Belastingdienst een Voorbeeldovereenkomst verbod op privégebruik en gebruik woon-werkverkeer personenauto’s te downloaden. Zoals al eerder is opgemerkt geldt er een zogenaamde vrije bewijsleer. Ook hier adviseren wij echter te allen tijde vooroverleg met de fiscus. Daarmee voorkomt u misschien dat het uitdraait op een procedure en het aan de rechter zal zijn om te beslissen of voldoende wordt bewezen dat er maximaal 500 km in privé wordt gereden met de auto. De hiervóór geschetste afkoopmogelijkheid geldt alleen bij bestelauto's. Naar inhoudsopgave 6.10. (Collectieve) afspraak met de Belastingdienst Als uw situatie niet voor één van de bovengenoemde versoepelingsregelingen in aanmerking komt, maar werknemers wél jaarlijks 500 km of minder privé-kilometers maken met een auto van de zaak, dan is het raadzaam altijd een (collectieve) afspraak te maken met de Belastingdienst. Zowel werkgever als werknemer komen dan niet achteraf voor verrassingen te staan. Naar inhoudsopgave 6.11. Wachtdienstregeling Als een auto voor een wachtdienst (een roulatiesysteem waarbij de werknemer een bepaalde periode oproepbaar moet zijn) wordt gebruikt, mag u de gereden kilometers tijdens deze wachtdienst als zakelijke kilometers aanmerken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: U heeft als werknemer geen invloed op de keuze van de aangeschafte auto. U beschikt privé over een auto die ook (of zelfs meer) voor privégebruik geschikt is. U bent verplicht om tijdens de wachtdienst binnen een redelijke afstand van de woonplaats te blijven. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 34 U moet het aantal kilometers dat u tijdens de wachtdienst rijdt en het aantal en de plaats van de werkzaamheden waarvoor u bent opgeroepen bijhouden. LET OP Uit redelijk recente uitspraken van Hof Den Haag en Hof Amsterdam blijkt dat het voortdurend beschikbaar moeten zijn voor oproepdiensten niet betekent dat alle gereden kilometers als zakelijke kilometers kunnen worden aangemerkt. Dan geldt de wachtdienstregeling dus niet. De inmiddels door de Hoge Raad bevestigde uitspraak van Hof Amsterdam betrof een situatie waarin een storingsmonteur (X) vanaf 2006 een 24-uurs storingsdienst draaide en 24-uur per dag beschikbaar moest zijn voor dit werk. Als X buiten werktijd gebruik maakt van de auto, bijvoorbeeld voor een verjaardagsbezoek, zonder dat sprake is van een oproep, is volgens het hof het privékarakter zo overheersend dat de aldus gereden kilometers niet als zakelijke kilometers kunnen worden aangemerkt. Dat bij een dergelijk verjaardagsbezoek de echtgenote van X de privéauto gebruikt, opdat zij over eigen vervoer beschikt indien X een oproep krijgt, maakt dit niet anders. Alleen in het geval dat X tijdens een dergelijke privérit wordt opgeroepen voor storingswerkzaamheden, kunnen de kilometers die worden gereden vanaf het moment van oproepen worden aangemerkt als zakelijke kilometers. Bij het uitblijven van een dergelijke oproep tijdens een rit buiten werktijd, moeten de gereden kilometers worden aangemerkt als privékilometers. Naar inhoudsopgave 6.12 Vrije bewijsleer De werkgever en werknemer zijn vrij in het aantonen dat de werknemer niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto van de zaak. Brengen de hiervoor genoemde tegemoetkomingen geen oplossing, of is sprake van een andere situatie, dan kunt u ook op een andere manier tegenbewijs leveren. De bewijslast die op u drukt is echter wel zwaar. Om problemen achteraf te voorkomen doet de werkgever er goed aan om vooraf met de Belastingdienst te overleggen. Naar inhoudsopgave 6.12.1. Black box-systeem Het zogenoemde black box-systeem met bijbehorende software legt automatisch een veelheid aan ritgegevens vast. Dit kan een gemakkelijk alternatief zijn voor het bijhouden van de rittenregistratie. De gebruiker moet wel steeds het karakter van de rit bepalen. Daarom moet hij/zij de rittenregistratie met een black box-systeem onderbouwen met andere gegevens, zoals een agenda. Duidelijk is, dat alleen het installeren van een black box de Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 35 bijtelling niet voorkomt of vermindert. Een oplossing hiervoor is om een aanvullende afspraak te maken met de inspecteur, dat de kilometers die de werknemer rijdt gedurende bepaalde werktijden als zakelijk worden beschouwd. De inspecteur zal dan voorwaarden opstellen voor het op objectieve wijze vastleggen van de tijden en de gereden afstanden. Daarin kan een black box-systeem prima voorzien. Naar inhoudsopgave 6.12.2. Rittenregistratiesystemen met keurmerk Sinds eind 2013 bestaan er verschillende rittenregistratiesystemen met een door de Belastingdienst afgegeven keurmerk. De vraag waar de gebruiker is geweest, hoe hij daar is gekomen etc., oftewel, de output van de rittenregistratie staat met een Keurmerksysteem niet meer ter discussie. Maar ook hierbij geldt dat de gebruiker zelf verantwoordelijk blijft voor het indrukken van de knop: privé of zakelijk. Hij moet dus wel kunnen aantonen dat de rit een privé of zakelijk karakter had. Daarom geldt ook hier wel weer dat de rittenregistratie moet kunnen worden onderbouwd met andere gegevens, zoals een agenda. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 36 7. Eigen bijdrage Als u voor het privégebruik van de auto een vergoeding moet betalen aan uw werkgever, dan kan de werkgever deze ieder loontijdvak in mindering brengen op de berekende bijtelling. Voorbeelden zijn bijdragen voor parkeerkosten, accessoires, een hoger leasebedrag voor een auto uit een duurdere klasse, de afkoopsom van het leasebedrag bij het einde van de dienstbetrekking en een vast bedrag per gereden privé-kilometer. LET OP Voorwaarde voor de verrekening is dat werkgever en werknemer vooraf zijn overeengekomen dat de eigen bijdrage een bijdrage is voor privégebruik. Voor de eigen bijdrage van de werknemer bij schade geldt een aanvullende voorwaarde: de schade mag niet het gevolg zijn van onrechtmatig of onzorgvuldig handelen van de werknemer. Hebben werkgever en werknemer afgesproken dat een door de werknemer betaalde eigen bijdrage volledig is bedoeld als een bijdrage voor het privégebruik, dan mag de werkgever de hele bijdrage in mindering brengen op de bijtelling. Maar dan moeten zij feitelijk niet iets anders hebben afgesproken. Bijvoorbeeld als de werknemer ook een zogenaamde bovennormbijdrage moet betalen als hij geen privégebruik heeft. Zie ook hierna onder 7.1. Eigen bijdrage bij lease: belangrijke rechtspraak. Kosten die aan derden zijn betaald, komen slechts bij hoge uitzondering in mindering op de bijtelling. Bijvoorbeeld als de kosten zijn betaald ten behoeve van de werkgever én contractueel is bepaald dat de betaling als bijdrage voor het privégebruik wordt aangemerkt. Is de eigen bijdrage in verband met het privégebruik van de auto van de zaak in een loontijdvak hoger dan de bijtelling voor het desbetreffende loontijdvak, dan mag uw werkgever in dat loontijdvak rekenen met het negatieve bedrag. Voorwaarde is wel dat over het gehele jaar bezien de bijtelling uitgaat boven de eigen bijdrage. In het Handboek loonheffngen wordt in het kader van het voorgaande opgemerkt: Verder moet u onderscheid maken tussen betalingen aan u en betalingen aan derden. Een betaling aan derden vermindert de bijtelling privégebruik auto niet. Dit is alleen anders als u met uw werknemer hebt afgesproken dat hij de betaling aan derden voor u of namens u doet en u die betaling verrekent als bijdrage voor het privégebruik. Naar inhoudsopgave 7.1. Eigen bijdrage bij lease: belangrijke rechtspraak Het is mogelijk dat er een norm-leasebedrag geldt en dat wanneer de werknemer een duurdere auto uitkiest en het normleasebedrag wordt overschreden, er door de werknemer Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 37 een eigen bijdrage (bovennormbijdrage) is verschuldigd. In een zaak die in 2008 bij Hof Den Bosch speelde, bleek uit het opgemaakte reglement dat de werknemer de bovennormbijdrage altijd verschuldigd was, ook als de auto voor niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis werd gebruikt voor privé-doeleinden. Volgens Hof Den Bosch volgde hieruit dat de bovennormbijdrage niet alleen zag op het privégebruik, maar ook op het zakelijke gebruik van de auto. Daarom moest de bovennormvergoeding worden gesplitst naar rato van het zakelijk en het privégebruik en mocht alleen het deel dat zag op het privégebruik in mindering worden gebracht. In een vergelijkbare zaak had Rechtbank Haarlem nog in het voordeel van de belastingplichtige beslist en het privé-motief van de bovennormbijdrage als doorslaggevend aangemerkt. Dus daar hoefde de bovennormbijdrage niet te worden verdeeld naar gelang het aantal verreden privé- en zakelijke kilometers. Inmiddels heeft de Hoge Raad medio 2010 conform de uitspraak van Hof Den Bosch beslist. Werkgevers met een regeling waarin een verschil wordt gemaakt in de behandeling van de ‘normbijdrage’ en de bovennormbijdrage waarbij die bovennormbijdrage ook verschuldigd is door werknemers die op jaarbasis 500 km of minder rijden met de auto van de zaak, doen er goed aan om samen met hun adviseur te bezien of de regeling moet/kan worden aangepast. Flynth heeft inmiddels voor twee mogelijke alternatieven schriftelijk groen licht gekregen van het speciale Landelijk Coördinatiecentrum auto (LCA) van de Belastingdienst. LET OP In het voorbeeld was de verwerking van de in rekening gebrachte normbijdrage niet in geschil, omdat die bijdrage alleen hoefde te worden betaald door werknemers die meer dan 500 kilometer privé reden met de auto. Zou ook daar geen onderscheid zou zijn gemaakt, dan had de rechter ongetwijfeld ook beslist dat de normbijdrage had moeten worden gesplitst. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 38 8. Vergoeding voor parkeergelegenheid Vergoedt, of verstrekt uw werkgever parkeergelegenheid voor de auto van de zaak op de werkplek, dan is die vergoeding/verstrekking onbelast. Vergoedt of verstrekt uw werkgever parkeergelegenheid in of bij uw woning, dan geldt onder de werkkostenregeling het volgende: Heeft de werknemer een parkeervergunning of een stalling op zijn naam voor een parkeergelegenheid bij zijn woning die ook gebruikt kan worden voor andere vervoermiddelen? Dan is de vergoeding van de kosten van de parkeervergunning of stalling, of de verstrekking of terbeschikkingstelling ervan, loon van de werknemer. De werkgever mag echter dit loon wel als eindheffingsloon onderbrengen in zijn vrije ruimte. Heeft de werknemer een parkeervergunning op kenteken of een stalling die alleen bestemd is voor het vervoermiddel van de zaak, dan hoort de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling van de vergunning of stalling niet tot het loon. In dat geval is sprake van zogenaamde intermediaire kosten. Als de werknemer het vervoermiddel van de zaak in zijn garage zet, is er soms sprake van een reële (zakelijke) verhuursituatie. Dat is het geval als de werknemer de garage uitsluitend voor het vervoermiddel van de zaak gebruikt. In dat geval kan de werkgever de werknemer voor het gebruik van de garage een onbelaste vergoeding geven in de vorm van huur. Blijft de garage gedeeltelijk ter beschikking van de werknemer staan - bijvoorbeeld voor opslag -, dan is er geen sprake van een reële verhuursituatie. In dat geval is een vergoeding voor het gebruik van de garage loon.Is sprake van loon, dan kan de werkgever – wanneer hij gebruik maakt van de werkkostenregeling - . dit loon ook als eindheffingsloon onderbrengen in zijn vrije ruimte. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 39 9. De ondernemer De bijtelling van de auto van de zaak die de ondernemer zelf gebruikt wordt niet in de loonheffing betrokken. De ondernemer moet de bijtelling voor het privégebruik van die auto bij zijn winst optellen en is daar dus inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekeringswet over verschuldigd. Het is voor een ondernemer niet goed mogelijk om voor zichzelf een verbod op het privégebruik van een auto in te stellen. Dit maakt een rittenregistratie (in de meeste gevallen) noodzakelijk. Het is mogelijk om met de inspecteur te overleggen of de registratie achterwege kan blijven in specifieke gevallen. Bijvoorbeeld als er in het ondernemersgezin slechts één rijbewijs aanwezig is en men beschikt over een privé-auto die veel geschikter is voor het privégebruik dan de bedrijfsauto. Kilometers die de ondernemer rijdt voor andere werkzaamheden zijn in beginsel privékilometers. Daarop gelden echter een aantal uitzonderingen. Wij verwijzen u daarvoor naar hetgeen hierna is opgemerkt onder het 10. Gebruik auto voor andere doeleinden. Naar inhoudsopgave 9.1. Werkelijke kosten maximale bijtelling De bijtelling voor de auto van de zaak van de ondernemer bedraagt nooit meer dan de werkelijk gemaakte kosten ter zake van de auto in het desbetreffende jaar. Bij de berekening van de autokosten blijft voor deze regeling de boekwinst (of het verlies) die in een bepaald jaar bij verkoop van de auto wordt behaald buiten beschouwing. Een eventuele afboeking van een zogenaamde herinvesteringsreserve op de auto is evenmin van invloed op de bijtelling. Wordt dus een herinvesteringsreserve afgeboekt op de aanschaffingsprijs van de auto, dan moet de ondernemer bij de berekening van de bijtelling een fictieve afschrijving over het bedrag van deze afboeking in aanmerking nemen. Betreft het een auto die tot de handelsvoorraad behoort, dan vind daarop geen afschrijving plaats, maar wel incidenteel een afwaardering. In dergelijke gevallen mag geen fictieve afschrijving in aanmerking genomen worden, maar moet/mag wel rekening worden gehouden met een gerealiseerd verkoopverlies of een afwaardering wegens waardedaling. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 40 9.2. Vereenvoudigde rittenregistratie bestelauto Bent u ondernemer of resultaatgenieter en rijdt u met uw bestelauto vaak veel ritten op een dag voor uw werk, dan kunt u het bewijs dat u niet meer dan 500 privékilometers rijdt, leveren aan de hand van een vereenvoudigde rittenregistratie. Voor de uitwerking daarvan en de voorwaarden daaraan verwijzen wij graag naar hetgeen hierover reeds onder 6.3. Vereenvoudigde registratie bestelauto’s is opgemerkt. Naar inhoudsopgave 9.3. Vereenvoudigde rittenregistratie rijschoolhouders De onder 6.2 beschreven vereenvoudigde rittenregistratie voor rij-instructeurs geldt ook voor de rijschoolhouder zelf. Dat betekent dus dat de rijschoolhouder kan volstaan met het noteren van de begin- en eindkilometerstand per werkdag. Samen met de al bestaande leerlingadministratie moet dit de Belastingdienst een voldoende beeld geven van de verreden zakelijke kilometers. Naar inhoudsopgave 9.4. De ondernemer met een aantal auto’s van de zaak Voor de vaststelling van de autokosten tellen in principe alle auto's mee die in de onderneming aanwezig zijn en voor privégebruik ter beschikking staan. Ongeacht of deze tot de handelsvoorraad behoren of als bedrijfsmiddel te boek staan. In een besluit heeft de staatssecretaris aangegeven dat voor de betrokkene (en het gezin) voor twee auto's een bijtelling in aanmerking moet worden genomen. Is sprake van een alleenstaande ondernemer/directeur-grootaandeelhouder of als in het gezin slechts één persoon een rijbewijs heeft, is de norm bijtelling voor één auto. Mocht de inspecteur van mening zijn dat er voor meer auto's moet worden bijgeteld, dan ligt de bewijslast daarvoor bij hem. Het besluit is inmiddels ingetrokken. Vooralsnog gaan wij er echter vanuit dat het standpunt van de staatssecretaris niet is gewijzigd. Heeft u als ondernemer (en het gezin) gedurende de loop van het jaar de beschikking over één of enkele specifieke auto('s), dan zal voor de berekening van de onttrekking/bijtelling worden aangesloten bij de voor die auto's geldende catalogusprijs, dan wel (voor auto's ouder dan vijftien jaar) de waarde in het economische verkeer. Is sprake van (ook voor privéAlles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 41 doeleinden ter beschikking staande) auto's die afwisselend daarvoor worden gebruikt, dan wordt uitgegaan van de gewogen gemiddelde catalogusprijs van de auto's die de betrokkene, gelet op zijn of haar positie in het bedrijf, ter beschikking staan. Naar inhoudsopgave 9.4.1. Specifieke regeling autodealers Door (veel) wisselend gebruik van auto’s is het in de autobranche vaak moeilijk om de grondslag voor de bijtelling van het privégebruik vast te stellen. Hiervóór hebben we al gewezen op de Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche. Deze handreiking is ook van toepassing op de ondernemer zelf. Een korte samenvatting van de handreiking en de daaraan verbonden voorwaarden vindt u elders in dit document in paragraaf 6.1 Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor autobranche. Wilt u aantonen dat u überhaupt niet meer dan 500 km op jaarbasis privé rijdt met een auto, dan kunt u niet volstaan met verwijzen naar een handelaarskenteken, omdat dit slechts één bewijsstuk is dat er geen privégebruik is gemaakt van de auto. U doet er dan goed aan aanvullend bewijs te overleggen, bijvoorbeeld een volledig bijgehouden rittenregistratie. Wilt u als garagehouder aannemelijk maken, dat bepaalde kilometers zijn gereden als proefrit, dan is het verstandig dat bij iedere proefrit door de cliënt een verklaring wordt ondertekend met de begin- en eindstand van de kilometerteller. Overleg met de inspecteur over de manier waarop u dit tegenbewijs kunt leveren is dan uiteraard verstandig. Zo zal de inspecteur bijvoorbeeld gevoelig kunnen zijn voor het argument dat uw privé-auto('s) uw behoefte volledig dekken en dat daarom gebruik van auto's uit het wagenpark niet voor de hand ligt. Naar inhoudsopgave 9.5. Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto Heeft u als ondernemer een bestelauto ter beschikking waar u geen enkel privé-kilometer mee rijdt, dan kunt u sinds 1 januari 2012 een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto indienen. U hoeft in uw aangifte inkomstenbelasting geen rekening te houden met het voordeel van het privégebruik van de bestelauto én u hoeft geen rittenregistratie bij te houden. Controle vindt plaats met behulp van ambulant toezicht, via de vele camera’s langs de weg en ‘flitsauto’s’. Daarbij kan de Belastingdienst vragen het zakelijk karakter van een bepaalde Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 42 rit op een ongebruikelijk tijdstip of een bijzondere locatie aan te tonen. U moet de verklaring digitaal indienen via uw eigen beveiligde deel op de website van de Belastingdienst. De verklaring is voor onbepaalde tijd geldig. Zodra u weer privé gaat rijden moet u de verklaring digitaal intrekken. Ook dat moet u doen via uw eigen beveiligde deel op de website van de Belastingdienst. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 43 10. Gebruik auto voor andere doelen Kilometers die de werknemer/ondernemer rijdt voor een andere dienstbetrekking of een andere onderneming zijn in beginsel privé-kilometers. Dat geldt niet in de onderstaande situaties. Bij loon uit (andere) dienstbetrekking: als de auto van de zaak mede namens de andere werkgever ter beschikking wordt gesteld, of als de werknemer de andere dienstbetrekking uitoefent binnen het kader van de eerste dienstbetrekking. Bij winst uit (andere) onderneming: als een zakelijke vergoeding voor de kosten van dat gebruik in de winst is opgenomen, of als het loon uit dienstbetrekking deel uitmaakt van de winst uit onderneming. Hieronder volgen een aantal voorbeelden uit de praktijk, waarbij ook de gevolgen bij gebruik van de auto van de zaak voor andere doeleinden worden geschetst. LET OP Een hoog aantal kilometers in verband met de andere werkzaamheden en overig privégebruik zou kunnen leiden tot een hogere bijtelling respectievelijk onttrekking voor privégebruik. Zie ook `LET OP’ onderaan 1. Inleiding. Naar inhoudsopgave 10.1. Werknemer gebruikt de auto van de zaak voor zijn onderneming Wanneer een werknemer zijn auto van de zaak tevens gebruikt voor zijn eigen onderneming, dan kan hij een evenredig deel van de bijtelling ten laste van zijn winst uit onderneming brengen. Daarvoor geldt de volgende formule: kilometers voor de eigen onderneming/totale privé-kilometers x het loon in natura. Het loon in natura komt overeen met het bruto bedrag van de bijtelling voor privégebruik vermeerderd met het bedrag waarmee de vergoeding aan de werkgever de bruto-bijtelling overtreft (c.q. de voor privérekening genomen kosten deze bijtelling overtreft). Voorbeeld Werknemer X heeft een auto van werkgever A ter beschikking met een cataloguswaarde inclusief accessoires van € 20.000. Voor het privégebruik betaalt hij een vergoeding aan de Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 44 werkgever A van € 1.400. De gereden kilometers bedragen in het jaar 30.000 km. Hiervan is 14.000 km (vanuit de dienstbetrekking bij A bezien) voor privé-doeleinden gereden. De werkgever moet nu op het maandelijkse loon over € 300 (1/12 van {(25% x € 20.000) -/- € 1.400}) loonheffing inhouden en afdragen. Binnen het privégebruik moet iedere 'soort' kilometers op zijn eigen merites worden bezien. Stel nu dat X in verband met zijn onderneming 7.500 km rijdt. Het door X ten laste van zijn ondernemingsresultaat te brengen bedrag luidt dan als volgt: 7.500/15.000 x € 3.600 = € 1.800. Naar inhoudsopgave 10.2. Gebruik auto van de zaak voor resultaat uit (andere) werkzaamheid Het voorgaande geldt ook wanneer de werknemer de auto van de zaak gebruikt voor resultaat uit overige werkzaamheden. In dat geval kan hij een evenredig deel van de bijtelling ten laste van het resultaat brengen aan de hand van de hiervoor weergegeven formule. Naar inhoudsopgave 10.3. Gebruik auto van de zaak voor een (andere) dienstbetrekking Wanneer de werknemer/ondernemer de auto van de zaak gebruikt voor andere in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden, dan geldt de normale bijtelling/onttrekking. De (andere) werkgever kan dan eventueel wel een belastingvrije reiskostenvergoeding verstrekken. Naar inhoudsopgave 10.4. Vervoer in verband met geneeskundige hulp of ziekenbezoek Gebruikt de werknemer/ondernemer de auto in verband met genees-/verloskundige hulp (bijvoorbeeld artsenbezoek), dan mag hij een evenredig deel van de bijtelling in aanmerking nemen bij de becijfering van zijn specifieke zorgkosten. Wanneer er sprake is van een eigen bijdrage kan het evenredig deel van de bruto bijtelling worden vermeerderd met een evenredig deel van het bedrag waarmee de vergoeding aan de werkgever de bruto-bijtelling overtreft. Voor een voorbeeld van een cijfermatige uitwerking verwijzen wij u naar het voorbeeld onder het kopje Werknemer gebruikt de auto van de zaak voor zijn onderneming. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 45 Wordt de auto gebruikt voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de werknemer/ondernemer bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde én de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de werknemer/ondernemer en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs de meest gebruikelijke weg meer dan 10 kilometer is, dan mag de werknemer/ondernemer € 0,19 per kilometer in aanmerking als uitgave voor ziekenbezoek. Naar inhoudsopgave 10.5. Gebruik auto van de zaak voor reizen in het kader van giften Als de door de werknemer/ondernemer verreden kilometers volgens de giftenregeling als gift in aanmerking kunnen worden genomen en hij/zij ziet af van vergoeding van die kosten, dan mag hij/zij € 0,19 per kilometer als gift in aanmerking nemen. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 46 11. Normale eisen aan de rittenadministratie De Belastingdienst accepteert de administratie in ieder geval als deze sluitend is en kan worden onderbouwd met een agenda en (afschriften van) garagenota’s. Er mogen geen hiaten in de administratie zitten. Voor het bijhouden van uw rittenadministratie kunt u gebruikmaken van ons rittenregistratieboekje dat u, mits nog voorradig, op http://www.flynth.nl/ kunt aanvragen. Daarnaast vindt u op onze website een rekenmodel dat kan worden gebruikt in de (meest voorkomende) situatie waarin de auto maar één gebruiker heeft. TIP Ook de kilometers die u maakt om tussen de middag thuis te gaan lunchen mag u tot de zakelijke kilometers rekenen. De ritten tussen uw woning en de plaats van de werkzaamheden die in de loop van een werkdag plaatsvinden vallen immers voor de bijtelling van de auto van de zaak onder het woon-werkverkeer. En die woon-werkkilometers worden voor de bijtelling tot de zakelijke kilometers gerekend. 11.1. Ritten met gemengd karakter Wordt een rit gemaakt met zowel een zakelijk doel als een privédoel, dan gaat het erom wat het hoofddoel van de rit is. Wordt tijdens een rit met een zakelijk hoofddoel tevens een privédoel bezocht, dan geldt als zakelijk de afstand die zou zijn afgelegd als het privédoel niet zou zijn bezocht en geldt de rest van de afgelegde afstand (de ‘omrijkilometers’) als gebruik voor privédoeleinden. Wordt tijdens een rit met als hoofddoel een privébestemming tevens een zakelijk doel wordt bezocht, dan geldt het omgekeerde. In juni 2014 oordeelde de Hoge Raad over een situatie waarin een directeurgrootaandeelhouder (dga) met de auto van de zaak naar Oostenrijk reed. Hij bezocht een zakenrelatie én genoot van een skivakantie met zijn gezin. Volgens de inspecteur golden de ritten naar Oostenrijk en terug als privé, terwijl de dga deze als zakelijke had aangemerkt. Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat er sprake was van privéritten. Naar inhoudsopgave 11.2. Toelichting tot het invullen van het rittenregistratieboekje/ rekenmodel Ter zake van het bijhouden van het rittenregistratieboekje en het rekenmodel kan nog het volgende worden opgemerkt: Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 47 11.2.1. Codering van (privé)ritten Zoals u onder het 10. Gebruik auto voor andere doelen kunt lezen kan het bijhouden van bijzondere privé-kilometers voordelen bieden. Daar is in zowel het rittenregistratieboekje als in het digitale rekenmodel rekening mee gehouden. U kunt onderstaande codes gebruiken voor de overige privé-ritten: Zi Regelmatig ziekenbezoek* D reizen tweede dienstbetrekking O reizen i.v.m. onderneming/res. overige werkzaamheden** A reizen i.v.m. bezoek arts of tandarts etc.*** G reizen aan te merken als gift * Reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, indien de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs de meest gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer) ** ‘Res. overige werkzaamheden’ (res. = resultaat) staat voor werkzaamheden die u buiten dienstbetrekking verricht, maar die geen winst uit onderneming vormen, zoals bijvoorbeeld freelance werkzaamheden. U kunt een zogenaamde VAR (verklaring arbeidsrelatie) aanvragen bij de Belastingdienst. Het aanvraagformulier kunt u downloaden van de site van de Belastingdienst, www.Belastingdienst.nl. De VAR biedt meer zekerheid, maar is slechts één jaar geldig. *** Vervoer dat in aanmerking komt voor als specifieke zorgkosten aan te merken kosten Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 48 12. Milieu-investeringsaftrek voor ondernemers Naast de verlaagde bijtelling voor de loonbelasting genieten energiezuinige auto’s nog meer tegemoetkomingen. Voor de eventuele vrijstellingen voor de BPM en de MRB verwijzen wij u naar hetgeen daarover hierna nog in hoofdstuk 13 wordt opgemerkt. Voor ondernemers bestaat er daarnaast nog mogelijk recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA). Zoals verwacht zijn de investeringsfaciliteiten drastisch beperkt per 1 januari 2014. Zo zijn de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL) volledig afgeschaft voor alle personenauto’s. Daarnaast is de MIA volledig komen te vervallen voor de zeer zuinige auto’s en geldt deze alleen nog maar voor (semi-)elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 50 gr/km of minder en voor bepaalde bedrijfsauto’s op aardgas. De MIA is afhankelijk CO2-uitstoot en kent vanaf 1 januari 2014 een plafond in het investeringsbedrag. Investeringen in elektrische en hybride auto’s worden ook in 2015 nog fiscaal ondersteund. Hybride auto’s met dieselmotoren komen echter niet meer in aanmerking, omdat die nog te veel schadelijke stoffen uitstoten. Ook in 2015 gelden plafonds. Hierna vindt u samenvatting. TIP In principe moet voor de MIA en Vamil sprake zijn van ‘niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen’. In een besluit wordt geregeld dat vanaf 17 maart 2014 wordt aangesloten bij de ‘ruime’ definitie voor ‘nieuwe vervoermiddelen’ in de omzetbelasting. Dat betekent dat sinds 17 maart 2014 ook jong gebruikte auto’s van maximaal zes maanden oud of met ten hoogste 6000 kilometer op de teller in aanmerking kunnen komen voor de MIA. 12.1. Milieu-investeringsaftrek voor volledig elektrische personen- en bedrijfsauto's Volledig elektrische personen- en bedrijfsauto’s komen voor ten hoogste € 50.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor een milieu-investeringsaftrek van 36%. Naar inhoudsopgave 12.2. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan nul en ten hoogste 30 gr/km Plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan nul en ten hoogste 30 gr/km komen voor ten hoogste € 35.000 van het investeringsbedrag per auto in aanmerking voor een milieu-investeringsaftrek van 27%. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 49 Hybride auto’s met dieselmotoren komen in 2015 niet meer voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking, Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 50 12.3. Milieu-investeringsaftrek voor plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan 30 en ten hoogste 50 gr/km Plugin-hybride personenauto's met een CO2-uitstoot van meer dan 30 en ten hoogste 50 gr/km komen voor ten hoogste € 12.500 van het investeringsbedrag in aanmerking voor een milieu-investeringsaftrek van 13,5%. Hybride auto’s met dieselmotoren komen in 2015 niet meer voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking. Naar inhoudsopgave 12.4. Milieu-investeringsaftrek en Vamil voor oplaadpalen Oplaadpunten voor elektrische voer-of vaartuigen komen in aanmerking voor een milieuinvesteringsaftrek van 36% en 75% Vamil. Dergelijke oplaadpunten bestaan uit: een oplaadsysteem, (eventueel) een meet- en regelsysteem, (eventueel) een betaalsysteem, (eventueel) een lockerkast met een stroomafnamepunt per locker, (eventueel) een stekkerherkenningssysteem, exclusief zonnepanelen. Naar inhoudsopgave 12.5. Milieu-investeringsaftrek voor aardgasauto’s bestemd voor zakelijk vervoer Aardgasauto’s bestemd voor het vervoer van goederen of personen over de openbare weg, waarvoor in het kentekenregister de vermelding van de Europese voertuigcategorie N1 (bestelauto) dan wel de vermelding ‘taxi’ is opgenomen, komen voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor een milieu-investeringsaftrek van 13,5%. Onder aardgas wordt in dit kader ook verstaan biogas dat tot aardgaskwaliteit of beter is opgewerkt. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 51 13. BTW, BPM en MRB 13.1 BTW 13.1.1. Algemeen In de regel heeft een ondernemer recht op aftrek van de btw in de kosten van auto's van de zaak. Particulieren hebben die mogelijkheid niet. Privéritten met een auto van de zaak zijn zo voordeliger dan privéritten met een privé-auto. Om die ongelijkheid te voorkomen moet een ondernemer in de aangifte over het laatste tijdvak van het kalenderjaar een correctie opnemen van de btw met betrekking tot auto's van de zaak die hij in zijn eerdere aangiften heeft afgetrokken. De staatssecretaris van financiën heeft in een besluit nadere regels gegeven hoe die correctie kan worden berekend. Naar inhoudsopgave 13.1.2. Btw-correctie privégebruik auto huidig regime Met ingang van 1 juli 2011 is de wet- en regelgeving inzake de bepaling van de btw-correctie wegens privégebruik van een auto van de zaak gewijzigd. Daarbij is de tot dan toe bestaande koppeling met de forfaitaire regels in de inkomstenbelasting en loonbelasting losgelaten. In de nieuwe situatie wordt het gebruik van de auto voor privédoeleinden voor de omzetbelasting als (fictieve) dienst aangemerkt. Het gebruik van auto's voor privédoeleinden van de ondernemer zelf of zijn personeel zonder dat daar een vergoeding tegenover staat, vormt nu een belaste dienst. Uitgangspunt daarbij blijft dat de ondernemer de 'btw-correctie' moet aangeven op basis van het werkelijk privégebruik door werknemers die een auto van de zaak hebben. Onder het privégebruik voor de btw valt ook het zogenoemde woon-werkverkeer. In een besluit is goedgekeurd dat de verschuldigde btw in verband met privégebruik ook mag worden gesteld op 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) van de betreffende auto. Bij de berekening van de btw-correctie op basis van de forfaitaire methode wordt dus geen rekening meer gehouden met de bijtelling voor de inkomstenbelasting en loonbelasting. Daarom kunnen ook auto's waarvoor een verklaring geen privégebruik is afgegeven, te maken krijgen met een btw-correctie. Ditzelfde geldt voor bestelauto's waarvoor de € 300 eindheffing wordt toegepast, en auto's die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor vervoer van goederen. Woon-werkverkeer wordt nu immers voor de btw als privégebruik aangemerkt. Wanneer kan worden aangetoond dat er geen Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 52 sprake is van privégebruik (en geen woon-werkverkeer!), hoeft er geen correctie plaats te vinden. Met name voor de hiervoor genoemde groep auto's waarvoor sinds 1 juli 2011 wél een btwcorrectie mogelijk is, kan het bijhouden van een kilometeradministratie interessant zijn. Een correctie op basis van de daadwerkelijke kilometers kan dan wel eens voordeliger zijn dan gebruikmaken van de goedkeuring en 2,7% van de cataloguswaarde corrigeren. Voorbeeld Een werknemer heeft de beschikking over een (bestel)auto met een cataloguswaarde van € 30.000. Hij maakt 15.000 privékilometers op jaarbasis. De zakelijke kilometers bedragen 10.000 per jaar. De ondernemer moet in de laatste btw-aangifte over het boekjaar een correctie van de vooraftrek aangeven op basis van het werkelijke privégebruik van de auto, tenzij hij een beroep doet op het besluit. In dat laatste geval mag de btw-correctie worden gesteld op 2,7% * catalogusprijs (incl. btw en bpm). Kiest de ondernemer niet voor de goedkeuring in het besluit, maar gaat hij voor de correctie uit van de werkelijke zakelijke kilometers, dan komt slechts 10/25 deel van de btw voor aftrek in aanmerking. In dat geval moet de ondernemer aan het einde van het jaar een correctie van 15/25 van de afgetrokken btw in de autokosten aangeven. Maakt de ondernemer in dit voorbeeld gebruik van het besluit, dan bedraagt de aan te geven btw-correctie: € 30.000 * 2,7% = € 810. Welke optie voor hem het voordeligst is, zal sterk afhangen van de btw die in verband met de auto in rekening is gebracht, en de verhouding zakelijke kilometers-totale kilometers. Bedraagt in het bovenstaande voorbeeld de btw in de kosten bijvoorbeeld in een jaar € 2.000, dan zou de ondernemer op basis van de werkelijke zakelijke kilometers maar 10/25 * € 2.000= € 800 in aftrek kunnen brengen en moet hij een correctie van € 1.200 aangeven. Bij toepassing van het besluit behoeft hij maar € 810 als correctie aan te geven en heeft hij per saldo een aftrek van € 1.190 Woon-werkverkeer Als gekozen wordt om op basis van daadwerkelijk gebruik een btw-correctie toe te passen, is het van belang om het woon-werkverkeer bij te houden. Woon-werkverkeer wordt immers voor de omzetbelasting als privékilometers aangemerkt. Voor de omzetbelasting wordt onder woon-werkverkeer verstaan: het (heen en/of terug) reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Als een dergelijke overeenkomst niet is gesloten, dan geldt voor een werknemer dat alle reizen (heen en/of terug) van zijn woon- of verblijfplaats naar een bedrijfsadres van zijn werkgever als woon-werkverkeer kwalificeren. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 53 Deze definitie heeft tot gevolg dat de (heen en/of terug) reizen naar andere plaatsen dan de hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet worden aangemerkt als woonwerkverkeer. Zo zal het reizen van een bouwvakker naar de bouwplaats in de regel geen woon-werkverkeer zijn (tenzij dit als vaste werkplaats is overeengekomen). Ook bijvoorbeeld het reizen van een onderhoudsmonteur naar het adres van een klant valt daar dan niet onder. Wanneer het privégebruik van een (bestel)auto alléén bestaat uit woon-werkverkeer keurt de staatssecretaris in een besluit goed dat het niet per se nodig is om een volledige kilometeradministratie bij te houden om de ter zake verschuldigde btw te berekenen. Een werkgever kan er in dat geval namelijk ook voor kiezen om uit te gaan van een vast aantal van 214 werkdagen per kalenderjaar. Het aantal werkdagen (214) kan naar evenredigheid worden toegepast in het geval dat: de werknemer op minder dan 5 dagen per week werkt. de dienstbetrekking begint of eindigt in de loop van het kalenderjaar. Auto gekocht zonder aftrek van btw of een ‘oudere’ auto Het is mogelijk dat de ondernemer bij aanschaf van een auto geen btw in aftrek heeft kunnen brengen (bijvoorbeeld omdat de auto is aangeschaft onder de margeregeling). De btw die drukt op het gebruik en onderhoud komt wel voor aftrek in aanmerking voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste handelingen. Wanneer geen kilometeradministratie voorhanden is kan de ondernemer gebruikmaken van een goedkeuring en een correctie toepassen van 1,5% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm). Het percentage van 1,5% mag ook worden toegepast als het om een auto gaat die na afloop van het vierde jaar volgende op het jaar waarin de ondernemer de auto is gaan gebruiken nog door de ondernemer wordt gebruikt. BTW en betaalde eigen bijdragen voor privégebruik auto door de werknemer Als een werkgever een eigen bijdrage aan zijn werknemer vraagt voor het privégebruik, is deze vergoeding met omzetbelasting belast. Zonder nadere regelgeving zou de werkgever dan niet langer een btw-correctie voor het privégebruik hoeven aan te geven. Daarom is bepaald dat bij een lage vergoeding de btw-correctie moet worden verhoogd naar de 'normale waarde'. Deze normale waarde is de waarde van deze dienst die de werknemer zou moeten betalen als hij een zelfde auto onder de zelfde voorwaarden in gebruik zou willen krijgen van een zelfstandige leverancier bij vrije mededinging. Het is wel duidelijk dat dit nog niet zo eenvoudig is te achterhalen. Er is daarom goedgekeurd dat in plaats van btwheffing over de normale waarde, het hiervoor genoemde forfait van 2,7% van de catalogusprijs (incl. btw en BPM) ook in deze situatie toegepast mag worden. TIP Het is mogelijk dat de regeling van de btw-correctie wegens privégebruik van een auto van de zaak indien de werknemer daarvoor een vergoeding betaalt, niet in overeenstemming Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 54 met de Europese btw-richtlijn is. Zie ook hierna onder Massaal bezwaar en Proefprocedures. Massaal bezwaar en proefprocedures Inmiddels zijn door Flynth proefprocedures opgestart omdat wij van mening zijn dat ook de nieuwe regeling niet in overeenstemming is met de Europese btw-richtlijn. In deze procedures stellen wij ons onder meer op het standpunt dat nog steeds sprake is van een milieuheffing onder de nieuwe regeling, aangezien de hoogte van de verschuldigde BPM o.a. afhangt van de CO2 uitstoot. Ook wordt de correctie naar de ‘normale waarde’ betwist. Veel belastingplichtigen hebben in afwachting van deze procedures bezwaar gemaakt tegen de btw-correctie over 2011, 2012, 2013 en 2014. Ook Flynth heeft massaal bezwaar gemaakt voor haar klanten. Daarbij hebben wij gebruik kunnen maken van de door de Belastingdienst - na overleg met Flynth en andere adviesorganisaties en koepelorganisaties - geboden mogelijkheid om middels lijsten voor meerdere klanten tegelijk bezwaar te maken. TIP De definitieve beslissing in de opgestarte proefprocedures zal nog een tijd op zich laten wachten. Inmiddels heeft de Belastingdienst laten weten dat wanneer u over 2011 al bezwaar heeft gemaakt tegen aangegeven privégebruik auto voor de btw voor u of voor uw klanten, u dat voor het jaar 2012, 2013 en 2014 niet opnieuw hoeft te doen. Zij behandelt dan de jaren 2012, 2013 en 2014 ambtshalve. LET OP De btw-correctie voor privégebruik moet worden verwerkt in de aangifte over het laatste heffingstijdvak van het kalenderjaar. Het komt nogal eens voor dat in afwijking daarvan de correctie pas via een suppletie-aangifte wordt aangegeven. In dat laatste geval kan geen gebruik worden gemaakt van de collectieve bezwaarprocedure. In dat geval zal een afzonderlijk bezwaar moeten worden ingediend. Is sprake van een negatieve suppletie, dan kan geen bezwaar worden gemaakt. Naar inhoudsopgave 13.2. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) 13.2.1. Algemeen Personenauto's in Nederland zijn duur. Dat komt niet op de laatste plaats door de BPM. Die BPM wordt geheven in de volgende gevallen: 1. Ter zake van de registratie van een personenauto, bestelauto of motorrijwiel in Nederland in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 55 2. 3. 4. 5. 6. 7. kentekens. Voor een bestelauto hoeft geen BPM te worden betaald als deze uiterlijk 1 juli 2005 voor het eerst in gebruik is genomen, zie ook 13.2.3; Als een geregistreerd motorrijtuig zodanig wordt veranderd dat het de hoedanigheid verkrijgt van een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto, is de belasting verschuldigd ter zake van de registratie als personenauto, als motorrijwiel of als bestelauto dan wel, als geen nieuw kenteken wordt opgegeven, ter zake van de aanvang van het gebruik als personenauto, motorrijwiel of bestelauto in Nederland; Als een motorrijtuig waarvoor een vrijstelling geldt op basis van CO2-uitstoot (nulemissieauto’s en zeer zuinige auto’s) zodanig wordt aangepast dat deze niet meer voldoet aan de voorwaarden. In dat geval is de belasting verschuldigd ter zake van de aanvang van het gebruik met dit motorrijtuig in gewijzigde staat in Nederland; Als de motor van een personenauto waarvan de belasting is bepaald tijdens de eerste drie jaren na het tijdstip van inschrijving in het register in een zodanige staat is gebracht dat de CO2-uitstoot meer bedraagt dan de CO2-uitstoot waarover de belasting is betaald, is het verschil tussen deze belasting en de belasting die zou zijn verschuldigd bij deze hogere CO2-uitstoot verschuldigd ter zake van de aanvang van het gebruik met deze personenauto in gewijzigde staat in Nederland; Als een niet geregistreerde personenauto feitelijk ter beschikking staat aan een in Nederland wonend natuurlijk persoon of gevestigd lichaam, is de belasting verschuldigd ter zake van de aanvang van het gebruik van de weg in Nederland. Voor bestelauto’s geldt dit alleen als de bestelauto in gebruik is genomen op of na 1 juli 2005. Dit betekent dus dat het voor Nederlandse ingezetenen in principe niet mogelijk is in Nederland gebruik te maken van een in het buitenland geregistreerde personenauto zonder BPM te betalen. Slechts personen die werkzaam zijn voor een in een andere EUlidstaat gevestigde werkgever, of bestuurders van buitenlandse lichamen worden, onder voorwaarden, toegestaan in Nederland gebruik te maken van een niet in Nederland geregistreerde personenauto zonder BPM te betalen. Daarnaast geldt er ook een vrijstelling van BPM (en MRB) wanneer slechts voor een korte periode gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse weg. De vrijstelling geldt voor maximaal 2 weken, gerekend vanaf het moment dat men voor het eerst met het motorrijtuig op de Nederlandse weg komt. In dat laatste geval moet men, om die vrijstelling te krijgen, daarvan melding doen middels een online formulier. Zie ook de site van de Belastingdienst; Als de kentekenhouder niet meer voldoet aan de voorwaarden van de ondernemersregeling (zie ook 13.2.3) of gehandicaptenregeling Als de kentekenhouder niet meer voldoet aan de regeling taxivervoer of openbaar vervoer. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 56 13.2.2. Schijven en tarieven Voor de BPM moet een verschil worden gemaakt tussen personenauto’s en andere voertuigen. Schijven en tarieven personenauto’s In tegenstelling tot voorgaande jaren is de BPM vanaf 2013 alleen gebaseerd op de feitelijke CO2-uitstoot. In de Wet uitwerking Autobrief die eind 2011 is aangenomen, is het verloop van de diverse schijven tot 2015 opgenomen. Op grond van het aangenomen Belastingplan 2014 worden vanaf 1 januari 2015 alleen de ‘echte’ nulemissie-auto’s vrijgesteld van BPM en wordt voor 2015 een aparte schijf geïntroduceerd voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0, maar maximaal 82 gr/km. Het verloop ziet er dan als volgt uit: De vrijstelling in de BPM voor nulemissie-auto’s geldt tot en met 2017. Diesel 2011 2012 2012 2013 2014 2015 1 jan. 1 juli <96 <96 <92 <89 <86 0 1e schijf 96-155 96-155 92-143 89-131 86-120 0-82 2e schijf 156-232 156-232 144-211 132-192 121-175 83-110 3e schijf >232 >232 212-225 193-215 176-197 111-160 4e schijf nvt nvt >225 >215 >197 161-180 Vrijgesteld 5e schijf >180 Overig 2011 2012 2012 1 jan. 1 juli <111 <111 1e schijf 111-180 111-180 2e schijf 181-270 181-270 3e schijf >270 >270 4e schijf nvt nvt >242 Vrijgesteld 2013 2014 2015 <103 <96 <89 0 103-159 96-140 89-124 0-82 160-237 141-208 125-182 83-110 238-242 209-229 183-203 111-160 >229 >203 161-180 5e schijf Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants >180 57 Nieuw in 2015 is de vaste voet in de BPM, waardoor voor iedere auto ten minste met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gr/km, dus los van de CO₂-uitstoot € 175 moet worden betaald (in 2014 was er geen vaste voet). Verder is nieuw dat met ingang van 2015 de BPM vanaf een CO₂-uitstoot van 1 gr/km begint op te lopen (in 2014 begon de BPM op te lopen vanaf een CO₂-uitstoot van 88 gr/km bij benzine-auto’s en 85 gr/km bij dieselauto’s). Ook zijn er vanaf 2015 geen aparte tarieven en CO₂-grenzen meer voor diesel- en benzineauto’s. De dieseltoeslag per gram CO₂-uitstoot boven de 70 gram CO₂-uitstoot per kilometer is verhoogd van € 72,93 naar € 86,00. Als de hoogte van de CO2-uitstoot niet kan worden aangetoond, wordt deze gesteld op 507 gram per kilometer. Voor dieselpersonenauto is dat 356 gram per kilometer. Een en ander leidt tot de volgende heffing van van de BPM op personenauto’s voor 2015:: Bij een CO2 uitstoot van Maar niet bedraagt de belasting meer dan meer dan voor een personenauto op diesel het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat I II III IV 0 0 0 - 82 175 6 82 gram/km 110 667 € 69 110 gram/km 160 € 2.599 € 112 160 gram/km 180 € 8.199 € 217 180 gram/km - € 12.539 € 434 Dieseltoeslag Het bedrag van de belasting op grond van de tabel wordt in geval van een personenauto op Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 58 diesel vermeerderd met een bedrag van € 86 per gram/km CO2-uitstoot boven de 70 gram/km CO2-uitstoot. Tarieven bestelauto’s Voor alle motorrijtuigen (dus ook bestelauto’s) met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer hoeft geen BPM te worden betaald. Voor overige bestelauto’s geldt het volgende: Tabel bpm-tarief Brandstof Diesel Overig % nettocatalogusprijs 37,7 37,7 Vermindering Verhoging € 273 € 1.283 Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 59 Verdere aanpassingen op 1 januari 2016 Of en welke veranderingen in de medio 2015 nog te verschijnen Autobrief 2.0 voor de BPM zal bevatten is nog niet bekend. Op grond van het aangenomen Belastingplan 2015 vinden er in ieder geval wel aanpassingen per 1 januari 2016 plaats. De CO2-uitstootgrenzen worden verder aangescherpt en de BPM gaat omhoog voor de 3 hoogste tarieven. Dat leidt tot het volgende schema in 2016: Bij een CO2 uitstoot van Maar niet bedraagt de belasting meer dan meer dan voor een personenauto op diesel het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat I II III IV 0 0 0 - 79 € 175 €6 79 gram/km 106 € 649 € 69 106 gram/km 155 € 2.512 € 123 155 gram/km 174 € 8.539 € 238 174 gram/km - € 13.061 € 476 Voor de specifieke aanpassingen die zien op bepaalde auto’s met dubbele cabine verwijzen wij u naar 13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine. Naar inhoudsopgave Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 60 13.2.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers Op 1 juli 2005 heeft de wetgever de wetgeving ten aanzien van auto's met grijs kenteken verder aangescherpt met de bedoeling onbedoeld gebruik van grijze kentekens te bestrijden. Vanaf die datum zijn particulieren ook bij de aanschaf van een bestelauto gewoon BPM verschuldigd. Er gelden alleen, onder voorwaarden, tegemoetkomende regels voor ondernemers en voor gehandicapten (in dat laatste geval voor zover de bestelauto ook daadwerkelijk is ingericht voor het vervoer van gehandicapten). Ondernemers die na 1 juli 2006 een bestelauto hebben aangeschaft, zijn onder voorwaarden vrijgesteld voor BPM. De belangrijkste voorwaarden zijn dat de ondernemer door de Belastingdienst is erkend als btw-ondernemer en dat meer dan 10% van de per jaar gereden kilometers zakelijke kilometers zijn. De ondernemer moet blijven voldoen aan de voorwaarden gedurende een termijn van vijf jaar gerekend vanaf de eerste tenaamstelling van de bestelauto. Voldoet hij/zij binnen de termijn niet meer aan de voorwaarden, dan moet hij/zij binnen een maand zelf aangifte doen en alsnog een deel van de BPM betalen. Doet hij/zij dat niet, dan krijgt hij een naheffingsaanslag opgelegd. Als tijdens de eerste vijf jaren niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor vrijstelling - de ondernemer verkoopt bijvoorbeeld zijn bestelauto aan een particulier of hij stopt met zijn onderneming - dan wordt vanaf dat moment de vrijgestelde BPM alsnog verschuldigd op basis van een forfaitaire afschrijvingstabel. Bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto hoeft de vrijgestelde BPM niet alsnog te worden betaald, als degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld en degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld dit gezamenlijk verzoeken, en nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vrijstelling is verleend. De nieuwe kentekenhouder moet dus ook btw-ondernemer zijn. In dat geval moet ook door beide partijen een zogenaamde doorschuifverklaring worden getekend. Doet men dat niet en voldoet de koper binnen de termijn niet aan de voorwaarden, dan moet de verkoper de naheffingsaanslag betalen. Heeft men wel een doorschuifverklaring, dan ligt het risico bij de koper. Naast de vrijstelling BPM, kunnen ondernemers ook in aanmerking komen voor toepassing van het lage tarief voor bestelauto's in de motorrijtuigenbelasting. Zie ook 13.3.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers. Naar inhoudsopgave 13.2.4. Werknemersvrijstelling buitenlandse personenauto’s Vrijstelling voor werknemers in Nederland die gebruikmaken van een buitenlandse personenauto Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 61 Voor personenauto's die zijn geregistreerd in het buitenland en door een in dat land gevestigde werkgever ter beschikking zijn gesteld aan een in Nederland wonende werknemer, kan een vrijstelling voor de BPM worden verleend. Aan het verlenen van een dergelijke vrijstelling zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1. De personenauto is hoofdzakelijk (70 % of meer) bestemd voor zakelijk gebruik buiten Nederland, alsmede voor persoonlijk gebruik. Inwonende gezinsleden zijn daarin meebegrepen. 2. De werkgever moet door middel van een schriftelijke verklaring toestaan dat de desbetreffende auto mede voor privégebruik wordt gebruikt. 3. De werknemer kan als gevolg van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn werkgever in beginsel geen invloed uitoefenen op de beslissing in welk land de auto wordt geregistreerd. Aanvraag vrijstelling Het verzoek tot verlenen van de vrijstelling moet worden ingediend bij het douanedistrict waaronder de berijder van de desbetreffende auto valt. Het verzoek moet worden ingediend vóórdat men met de auto op de Nederlandse weg gaat rijden. Van gewijzigde omstandigheden dient de douane direct op de hoogte te worden gesteld. Wanneer deze kennisgeving achterwege wordt gelaten, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het moment waarop de wijziging zich voordeed. Bij gebruik van de Nederlandse weg kan dan een naheffingsaanslag BPM worden opgelegd. Naar inhoudsopgave 13.2.5. Ondernemers- en bestuurdersvrijstelling buitenlandse personenauto Naast de vrijstelling voor werknemers geldt er ook een vrijstelling voor de volgende ondernemers/bestuurders: 1. hoofd van een éénmanszaak; 2. leden van een maatschap; 3. bestuurders, vennoten of aandeelhouders van rechtspersonen. Het gaat hier dus om personen die in beginsel wel invloed kunnen uitoefenen op de beslissing in welk land de auto wordt geregistreerd. Deze vrijstelling wordt alleen verleend als: 1. de personenauto uitsluitend wordt gebruikt door de eigenaar of houder zelf of zijn inwonende gezinsleden en 2. blijkens een kilometerregistratie de auto in een kalenderjaar voor minstens 50% zakelijk buiten Nederland wordt gebruikt; waarbij de afstand die wordt overbrugd van de woonplaats naar de in het buitenland gelegen werkplaats en omgekeerd buiten beschouwing blijft. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 62 Aanvraag vrijstelling Het verzoek tot verlenen van de vrijstelling moet worden ingediend bij het douanedistrict waaronder de berijder van de desbetreffende auto valt. Het verzoek moet worden ingediend voordat men met de auto op de Nederlandse weg gaat rijden. Van gewijzigde omstandigheden dient de douane direct op de hoogte te worden gesteld. Wanneer deze kennisgeving achterwege wordt gelaten, wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het moment waarop de wijziging zich voordeed. Bij gebruik van de Nederlandse weg kan dan een naheffingsaanslag BPM worden opgelegd. Naar inhoudsopgave 13.2.6. Invoer van gebruikte auto's uit andere EG-lidstaten In de wet zijn forfaitaire afschrijvingstabellen opgenomen aan de hand waarvan de BPM die nog in de prijs van een ingevoerde gebruikte auto aanwezig is kan worden bepaald. In het verleden was het gebruik van die tabellen ook verplicht. Nadat de Nederlandse wetgever echter door de Europese wetgever werd teruggefloten werd het ook mogelijk om aan te sluiten bij de feitelijke waarde van de desbetreffende auto als grondslag worden genomen in plaats van het in de wet opgenomen forfait. Maar ook daarna was het niet stil rondom deze regeling. Want hoe bepaal je dan die feitelijke waarde? Een en ander heeft geleid tot de volgende situatie vanaf 1 januari 2013. U mag de waardevermindering van de auto in ieder geval op twee verschillende manieren vaststellen. 1. Op basis van een koerslijst of 2. Op basis van de forfaitaire tabel U mag daarbij de voordeligste methode kiezen. Tot 2015 kon u ook standaard kiezen voor een waardebepaling op basis van een taxatierapport. Vanaf 1 januari 2015 geldt deze mogelijkheid echter alleen voor motorrijtuigen met meer dan normale gebruiksschade en voor motorrijtuigen die niet in een koerslijst voorkomen. Bij normale gebruiksschade moet u denken aan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door het gebruik van een motorrijtuig en die passen bij de leeftijd en kilometerstand van het motorrijtuig. Door op de hiervóór genoemde manieren te klikken kunt u de op de site van de Belastingdienst opgenomen samenvatting van de specifieke regels (inclusief voorbeelden) bekijken. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 63 De afschrijving wordt in ieder geval geacht 100% te zijn, wanneer het gaat om bestelauto's van 5 jaar of meer of om personenauto's van 25 jaar of meer. Naar inhoudsopgave 13.2.7. Verrekening bij terbeschikkingstelling van maximaal vier jaar U heeft hiervoor al kunnen elzen over de vrijstelling van BPM bij kortstondig gebruik (maximaal twee weken) van de auto. Leent, huurt of leaset u een personenauto, bestelauto of motor met een buitenlands kenteken een langere periode, maar voor een maximale duur van vier jaar (48 maanden)? Dan hoeft u alleen BPM over te betalen over de daadwerkelijke gebruiksperiode van de auto in Nederland. Meer informatie hierover vindt u op de site van de Belastingdienst. 13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine Door een lacune in de wetgeving zouden nu vaak zeer onzuinige, motorrijtuigen met de functie van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en een zogenoemde dubbele cabine voor de MRB fiscaal gekwalificeerd moeten worden als vrachtauto en voor de BPM buiten de heffing zouden blijven. Het gaat daarbij om voertuigen zoals de Hummer, Ford F250/F350/F450/F650, Dodge Ram 2500/3500, de GMC High Sierra/Yukon en de Chevrolet Crew Cab/Silverado 2500. Daardoor worden dergelijke zware en vaak vervuilende personenauto’s minder zwaar belast dan relatief zuinige, lichte personenauto’s. Daarom wordt de bestaande onduidelijkheid in de definitie weggenomen zodat een motorrijtuig met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg alleen kwalificeert als niet te zijn ingericht voor het vervoer van personen als de lengte van de niet voor personenvervoer ingerichte ruimte groter is dan of gelijk is aan de lengte van de voor personenvervoer ingerichte ruimte. Voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg waarvan de lengte van de voor personenvervoer ingerichte ruimte groter is dan de niet voor personenvervoer ingerichte ruimte, vallen hierdoor voor zowel de BPM als voor de MRB onder de fiscale definitie van het begrip personenauto. Dit betekent dat voor deze voertuigen het MRB-tarief voor personenauto’s, ook in bepaalde bestaande gevallen, van toepassing zal worden en dat bij aanschaf van een nieuw voertuig BPM verschuldigd wordt. Voorbeeld Voor bijvoorbeeld een Hummer H2, rijdend op LPG, met een toegestane maximum massa van 3.900 kg, zal een MRB-tarief van € 872 per kwartaal exclusief provinciale opcenten van toepassing worden (tariefstelling 2014). Bij de aanschaf van een dergelijk nieuw voertuig zal ook BPM verschuldigd zijn. Indien uitgegaan wordt van een dieselvoertuig met een, voor deze klasse, gemiddelde CO2-uitstoot, zoals de Ford F250 Super Duty Crew Cab Lariat met een CO2-uitstoot van 353 gr/km, zal de BPM € 110.402 gaan bedragen (uitgaande van de Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 64 tariefstelling van 2014). Om bezitters van deze voertuigen en de autobranche de tijd te geven zich voor te bereiden op de maatregel is inwerkingtreding van deze maatregel voorzien op 1 januari 2016. 13.3. Motorrijtuigenbelasting (MRB) 13.3.1. Algemeen Heeft u een personenauto, bestelauto, motor of vrachtauto op uw naam staan, dan moet u daarvoor motorrijtuigenbelasting (MRB) betalen. De MRB wordt periodiek geheven. Hoe hoog het belasting is, hangt af van de volgende factoren: het soort motorrijtuig (personenauto, bestelauto, motor, vrachtauto, autobus); de eigen massa (het leeg gewicht) van het motorrijtuig; de soort brandstof bij personenauto's (benzine, diesel, lpg); de provincie waar de eigenaar woont (ook bekend als de provinciale opcenten). Deze regeling geldt alleen voor personenauto's en motoren; de uitstoot van CO2 (zie 13.3.2. Vrijstelling personenauto’s met lage CO2-uitstoot); de periode waarvoor de belasting wordt betaald. Eigenaren kunnen ervoor kiezen om de heffing een per 3 maanden of eens per jaar te betalen. Naar inhoudsopgave 13.3.2. Vrijstelling personenauto’s met lage CO2-uitstoot U hoefde tot 1 januari 2014 geen motorrijtuigenbelasting te betalen voor: personenauto's met een dieselmotor waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer voor personenauto's met een andere motor als de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110 gram per kilometer Voor personenauto's waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer hoeft u tot en met 2015 geen motorrijtuigenbelasting te betalen. Tegemoetkoming in 2016 De beschreven vrijstelling in de MRB voor (semi)elektrische auto’s zou met ingang van 1 januari 2016 komen te vervallen. Het was de verwachting dat de Autobrief 2.0 met een aangepaste regeling zou komen. Die Autobrief 2.0 zal echter pas medio 2015 verschijnen en zal naar alle waarschijnlijkheid regels bevatten die pas zullen ingaan per 1 januari 2017. Daarom is voor het tussenjaar 2016 bepaald dat nulemissie-auto’s nog een jaartje volledig blijven vrijgesteld voor de MRB en zal er voor semi-elektrische auto’s een halftarief in 2016 Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 65 gaan gelden. De bestaande gewichtscorrectie van 125 kilo voor alle hybride en (semi)elektrische auto’s blijft gehandhaafd. Naar inhoudsopgave 13.3.3. Grijskentekenregeling voor ondernemers Onder 13.2.3. wordt de grijskentekenregeling voor ondernemers in de BPM beschreven. Er geldt ook een recht op een verlaagd tarief voor de MRB voor ondernemers die: Ondernemer zijn voor de omzetbelasting en een btw-nummer hebben en op wiens naam de bestelauto staat geregistreerd en die de bestelauto voor meer dan 10% van de jaarlijks verreden kilometers voor zijn onderneming gebruikt. Het lage tarief wordt automatisch toegepast als u als ondernemer voor de omzetbelasting staat geregistreerd. TIP Er geldt onder voorwaarden ook een verlaagd tarief voor bestelauto's die zijn ingericht voor het vervoer van een gehandicapte Naar inhoudsopgave 13.3.4. Vrijstelling oldtimers In 2013 waren auto’s ouder dan 30 jaar vrijgesteld van MRB, waarbij een overgangsregeling gold voor auto’s tussen de 25 en 30 jaar. Vanaf 1 januari 2014 geldt een vrijstelling van MRB alleen nog maar voor alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder. Overgangsregeling per 1 januari 2014 Daarnaast geldt er een overgangsregeling voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief in de MRB over het gehele kalenderjaar met een maximum van € 120 onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt. Heeft u een voertuig dat onder de overgangsregeling valt, dan benadert de Belastingdienst u jaarlijks in het vierde kwartaal met de vraag of u vóór 1 januari van het komend kalenderjaar kiest voor de overgangsregeling. Voldoet u vervolgens vóór aanvang van het kalenderjaar het begunstigde tarief met een maximum van € 120, dan geldt voor u het begunstigde tarief. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 66 Als blijkt dat u gedurende de maanden januari, februari en/of december wel gebruik maakt van uw oldtimer, dan moet u alsnog het normale MRB-tarief betalen én krijgt u een verzuimboete die kan oplopen tot € 5.278. LET OP Uw keuze voor de overgangsregeling geldt in beginsel voor een geheel kalenderjaar. Stapt u in de loop van het kalenderjaar alsnog over naar de reguliere MRB dan wordt het reguliere tarief aan belasting nageheven over het gehele kalenderjaar. LET OP De overgangsregeling geldt niet voor personen- en bestelauto’s op diesel of LPG. Voor deze auto’s is het normale tarief van toepassing. TIP De al bestaande mogelijkheid van de zogenoemde schorsing van het voertuig, waardoor ook de verschuldigdheid van de MRB wordt opgeschort blijft gewoon nog open voor alle auto’s, dus ook voor de auto’s op diesel of LPG van 26 jaar of ouder, maar nog geen 40 jaar. Naar inhoudsopgave 13.3.5. Aanpak misbruik MRB buitenlandse kentekens vanaf 1 januari 2014 De laatste jaren blijkt dat steeds meer Nederlands ingezetenen buitenlands gekentekende motorrijtuig gebruiken, waarvoor ten onrechte geen MRB wordt betaald. Het kabinet wil toezicht en handhaving op het naleven van de verplichting tot betaling van het MRB intensiveren en daartoe in het inmiddels aangenomen Belastingplan 2014 de volgende maatregelen opgenomen: In de Wet MRB wordt een woonplaatsvermoeden ingevoerd: een natuurlijk persoon wordt geacht voor de MRB ingezetene van Nederland te zijn als hij is ingeschreven in de GBA of zich had moeten inschrijven in de GBA. De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om aan te tonen dat zijn hoofdverblijf niet in Nederland is, waardoor hij (voor de MRB) ook niet als ingezetene wordt aangemerkt. Tegelijkertijd geldt - eveneens met de mogelijkheid van tegenbewijs - een fictie ter zake van de verschuldigdheid van de MRB en de aanvang van de belastingplicht, namelijk de datum waarop de houder zich heeft ingeschreven of had moeten inschrijven in de GBA. Betreft het geen natuurlijk persoon maar een onderneming of rechtspersoon, dan wordt gekeken naar de datum van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voor de BPM wordt een vergelijkbare regeling ingevoerd. Er is sprake van een intensivering van de “controle op de weg” op locaties waar zich grote concentraties van buitenlands geregistreerde motorrijtuigen bevinden, zoals bouwplaatsen en agrarische gebieden waar veel buitenlanders werkzaam zijn. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 67 Naheffing van MRB is mogelijk vanaf de datum van aanvang van de belastingplicht in plaats van over maximaal 12 maanden, zoals dat in 2013 nog gold. Daarnaast is het mogelijk een verzuimboete (ten hoogste € 5.278) op te leggen. Naar inhoudsopgave 13.3.6. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine Door een lacune in de wetgeving zouden nu vaak zeer onzuinige, motorrijtuigen met de functie van personenvervoer en met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en een zogenoemde dubbele cabine voor de MRB fiscaal gekwalificeerd moeten worden als vrachtauto en voor de BPM buiten de heffing zouden blijven. Het gaat daarbij om voertuigen zoals de Hummer, Ford F250/F350/F450/F650, Dodge Ram 2500/3500, de GMC High Sierra/Yukon en de Chevrolet Crew Cab/Silverado 2500. Daardoor worden dergelijke zware en vaak vervuilende personenauto’s minder zwaar belast dan relatief zuinige, lichte personenauto’s. Daarom wordt de bestaande onduidelijkheid in de definitie weggenomen zodat een motorrijtuig met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg alleen kwalificeert als niet te zijn ingericht voor het vervoer van personen als de lengte van de niet voor personenvervoer ingerichte ruimte groter is dan of gelijk is aan de lengte van de voor personenvervoer ingerichte ruimte. Zie verder paragraaf 13.2.8. Aanscherping per 1 januari 2016 voor bepaalde auto’s met dubbele cabine. Alles over de auto van de zaak – januari 2015 – Flynth adviseurs en accountants 68