VGM boekje

advertisement
VGM boekje
VGM boekje
1
51
VOORWOORD
62BELEIDSVERKLARING
73
WET- EN REGELGEVING
73.1Arbeidsreglementering
73.2 Welzijn op het werk
93.3Risicoanalyse
93.4VCA
103.5LMRA
113.6Veiligheidspaspoort
113.7 Handboek KAM
123.8 Regels bij opdrachtgevers
133.9Klachten
144
GEVAARLIJKE STOFFEN
144.1Asbest
164.2 Keramische vezels
174.3Kwarts
184.4 Radioactieve slakkenwol
194.5Legionella
204.6Grenswaarden
204.7Veiligheidsinformatiebladen
224.8 Symbolen en etikettering
234.9Gevaarsymbolen
275
MACHINES EN GEREEDSCHAPPEN
275.1Inleiding
27
5.2 Machinerichtlijn en СЄ markering
285.3Keuring
285.4Vorkheftrucks
295.5 Haakse slijpers
305.6 Luchthamers - compressoren
315.7 Snijbranders en lasapparatuur
335.8 Gas- en zuurstofflessen
356Straling
367ELEKTRICITEIT
378
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
389
WERKEN OP HOOGTE
389.1 Stalen steigers
389.2 Mobiele stellingen (Rolsteigers)
399.3 Ladders en trappen
399.4Hoogwerkers
409.5Werkbakken
419.6 Daken en vloeropeningen
42
10HIJSWERK
4210.1Kranen
4210.2Hijsgereedschap
4410.3 Aanslaan van lasten
4410.4Communicatie
4510.5 Hand- en armseinen
4611
VACUÜM ZUIGWERK
4812
BESLOTEN RUIMTEN
5013
LICHAMELIJKE BELASTING
5013.1 Struikelen en uitglijden
5013.2 Tillen en dragen
5013.3 Duwen en trekken
5113.4Trillingen
5214
SCHADELIJK GELUID
5315
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
5315.1Algemeen
5315.2Werkkleding
5415.3Hoofdbescherming
54
15.4Gehoorbescherming
5515.5Oogbescherming
5515.6Adembescherming
5715.7Voetbescherming
5715.8Handbescherming
5715.9Valbescherming
5816MILIEU
5816.1Sloopmaterialen
5816.2 Milieugevaarlijke stoffen
5916.3Energieverbruik
5916.4 Vervuiling bodem en oppervlaktewater
6017NOODSITUATIES
60
17.1 Eerste hulp op het werk
6017.2Brandbestrijding
6217.3 Ontruiming en evacuatie
6217.4Ongevallen
6317.5 Melden ongevallen en incidenten
64
BIJLAGE I: BELEIDSVERKLARING
66
BIJLAGE II: WERKLOCATIE-REGELS
1
VOORWOORD
Het uitvoeren van werkzaamheden waarbij geen enkel
risico bestaat voor de veiligheid en gezondheid van de
werknemer(s) is praktisch ondenkbaar. Dit VGM-boekje bevat
onderwerpen op het gebied van veiligheid, gezondheid en
milieu die ertoe moeten leiden dat de risico’s worden beperkt
en beheersbaar blijven. Deze onderwerpen zijn specifiek
gericht op de activiteiten van Koole in België.
Dit VGM-boekje wordt aan elke medewerker van Koole NV
uitgereikt. Bij ingrijpende- of belangrijke wijzigingen zal een
nieuwe versie worden uitgebracht. De voorgaande versie
komt daarmee automatisch te vervallen.
Wij hopen dat dit VGM-boekje als nuttig en zinvol wordt
ervaren. Mochten er toch opmerkingen- of ideeën zijn, dan
kan dit te allen tijde worden gemeld aan de KAM-coördinator.
Tot slot rekenen wij op de volle medewerking en inzet van
alle medewerkers, teneinde de veiligheid en gezondheid op
het werk op het hoogste niveau te houden.
VGM BOEK JE KOOLE
5
2
BELEIDSVERKLARING
Koole NV is in het bezit van 3 certificaten. De vertaling van
de hieraan gekoppelde normen en wet- en regelgeving,
is opgenomen in het handboek KAM van Koole NV. De basis
van het handboek KAM is vastgelegd in de Beleidsverklaring.
Zie hiervoor bijlage 1.
Kernpunten uit de beleidsverklaring zijn:
• Continuïteit en winstgevendheid
• Klanttevredenheid
• Veiligheid en gezondheid op de werkvloer
• Zorg voor het milieu
• Continue verbetering
• Betrokkenheid van medewerkers bij de invulling van het
beleid
Ook is de beleidsverklaring te vinden op onze website:
www.koole.eu
6
VERSIE: 2015- 01
3
WET- EN REGELGEVING
3.1
Arbeidsreglementering
De arbeidsreglementering omvat onder meer alle regels
over de arbeidstijd, de verplichtingen van de werkgever en
de werknemer, de documenten die de arbeidsbetrekking
regelen, de specifieke beschermingsmaatregelen voor
jonge werknemers. Deze regels zijn onder meer vastgelegd
in de Arbeidswet van 16 maart 1971. Uitgebreide informatie over welzijn op het werk is te vinden op de website
www.werk.belgië.be
3.2
Welzijn op het werk
3.2.1 Welzijnswet
De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk, ook de
“welzijnswet” genoemd, is de basiswet op het vlak van de
veiligheid en de gezondheid op het werk. Deze wet schept
een kader waarin de uitvoeringsbesluiten genomen worden.
Deze uitvoeringsbesluiten worden voor het merendeel gebundeld in de Codex over het welzijn op het werk.
3.2.2 Interne dienst voor Preventie en bescherming op het
werk
Elk bedrijf beschikt over een dienst voor Preventie en
Bescherming op het werk. De persoon belast met deze dienst
is de preventieadviseur, eventueel bijgestaan door adjuncten
of een veiligheidsadviseur. De preventieadviseur heeft in de
eerste plaats een adviserende bevoegdheid. De taken van de
VGM BOEK JE KOOLE
7
dienst voor Preventie en Bescherming liggen wettelijk vast.
Hieronder vallen onder meer:
• het regelmatig bezoeken van de werkplaatsen,
• het waken over de toepassing van de voorschriften,
• het opsporen van risico’s,
• het onderzoeken van ongevallen,
• het formuleren van voorstellen,
• het opvolgen van de wetgeving,
• het onderhouden van contacten met externe diensten,
• het secretariaatswerk van het comité voor Preventie en
Bescherming op het werk.
De preventieadviseur voert zijn taak uit in onafhankelijkheid
van werkgever en werknemers. Hij staat dan ook steeds ter
beschikking van beide partijen.
3.2.3 Arbeidsgeneeskundige dienst
De arbeidsgeneesheer waakt over de gezondheid, arbeidsomstandigheden en hygiëne. De arbeidsgeneesheer werkt
nauw samen met de preventieadviseur. Tot de specifieke
taken van de arbeidsgeneesheer horen onder meer de medische onderzoeken. Alle werknemers zijn verplicht een
medisch onderzoek te ondergaan bij hun aanwerving,
verandering van arbeidspost of bij hervatting van de arbeid
na afwezigheid van minstens 4 weken t.g.v. ziekte, ongeval
of bevalling. Werknemers die aan specifieke risico’s zijn
blootgesteld, worden periodiek onderzocht. Elke werknemer
kan zelf spontaan de arbeidsgeneesheer raadplegen als hij
met bepaalde vragen of gezondheidsproblemen zit in verband met zijn werk. Koole NV is aangesloten bij de externe
bedrijfsgeneeskundige dienst IDEWE aan de Entrepotkaai 15
te Antwerpen, tel.: 03/215.83.83. De arbeidsgeneesheer voor
Koole NV is: Dr. David Guiliani.
8
VERSIE: 2015- 01
3.3
Risicoanalyse
Zoals vastgelegd in het KB van 27 maart 1998 is elke werkgever verantwoordelijk voor een structurele planmatige aanpak van preventie door middel van een risicobeheerssysteem.
Een onderdeel hiervan bestaat uit het uitvoeren van een
Risicoanalyse. In dit document zijn t.a.v. de bedrijfsvoering
op systematische wijze alle denkbare veiligheidsrisico’s
onderzocht en vastgelegd, met hierbij vermelding van de
genomen- en e.v.t. nog te nemen maatregelen. Ook voor
Koole NV is een Risicoanalyse opgesteld die ter inzage ligt bij
de KAM-coördinator.
3.4
VCA
VCA betekent Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist
Aannemers en is destijds vanuit de petrochemische industrie
in het leven geroepen. Door middel van VCA-certificatie kan
binnen een bedrijf op gestructureerde wijze een veiligheidszorgsysteem worden opgezet. Er zijn 3 niveaus voor VCAcertificering:
1. VCA* (een ster)
2. VCA** (twee sterren)
3. VCA-P (Petrochemie)
Sinds begin 2014 is Koole NV gecertificeerd voor VCAPetrochemie. Jaarlijks wordt het VCA-systeem getoetst door
een extern bureau (Certificerende Instelling). Enkele verplichtingen uit de VCA checklist zijn:
• Er moet voor het bedrijf een VGM-actieplan zijn
opgesteld
• Alle werknemers moeten in het bezit zijn van het certificaat “Basisveiligheid” (B-VCA) en leidinggevenden “Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden” (VOL-VCA).
VGM BOEK JE KOOLE
9
• Er moeten periodiek veiligheidsinspecties worden
uitgevoerd.
• Minimaal 10x per jaar moet er een toolboxmeeting
worden gehouden
• Materieel en gereedschap moet periodiek worden
gekeurd.
• Incidenten en ongevallen moeten worden geregistreerd
en geanalyseerd.
De meeste grote opdrachtgevers in Nederland en België
hebben voor de aannemers die voor hen werken, het
VCA-certificaat verplicht gesteld.
3.5
LMRA
LMRA is de afkorting voor
Laatste Minuut Risico Analyse
Vanuit de VCA norm is de
LMRA verplicht voor bedrijven
met een VCA** of VCA-P
certificaat. Begin 2010 is door
Koole een eigen LMRA kaartje
ontwikkeld (foto) dat aan alle
medewerkers wordt verstrekt.
De gedachte achter LMRA is
om ongevallen op het werk te
voorkomen. Het LMRA kaartje
dient daarbij slechts als hulpmiddel!
De werkwijze bij LMRA is dat dagelijks bij aanvang van de
werkzaamheden, de volgende 3 stappen worden doorlopen:
10
VERSIE: 2015- 01
1. W
at zijn de mogelijke gevaren en risico’s bij het uitvoeren van de werkzaamheden;
2. Welke maatregelen moeten genomen worden om deze
gevaren en risico’s te elimineren of te beperken;
3. Het daadwerkelijk uitvoeren van deze maatregelen.
LMRA is in feite een korte risicobeoordeling door degenen
die de werkzaamheden gaan uitvoeren. Ook bij veranderingen in het werk of nieuwe werkzaamheden moet de LMRA
opnieuw worden uitgevoerd.
3.6
Veiligheidspaspoort
Alle medewerkers van Koole dienen in het bezit te zijn van
het groene veiligheidspaspoort. Ook dit paspoort vindt
zijn oorsprong in de petrochemie en staat onder supervisie
van de Stichting Samenwerken Voor Veiligheid (SSVV). Het
Veiligheidspaspoort wordt ingevuld en uitgegeven door
de KAM-coördinator. Naast persoons- en bedrijfsgegevens,
worden in dit paspoort gegevens genoteerd over gevolgde
veiligheidsopleidingen- en trainingen evenals data van medische keuringen. Belangrijke klanten van Koole hebben het
veiligheidspaspoort verplicht gesteld voor alle werknemers
van aannemers -incl. onderaannemers en inleenkrachten- die
op hun terrein werkzaamheden verrichten.
3.7
Handboek KAM
KAM is de afkorting voor Kwaliteit Arbo en Milieu. In het
handboek KAM van Koole NV zijn 4 zorgsystemen ondergebracht, gebaseerd op de normen: ISO-9001 (kwaliteit),
ISO-14001 (milieu),VCA-Petrochemie (veiligheid & milieu),
en Asbestverwijdering op basis van het KB van 28 maart
2007. Doel van het KAM-systeem is dat werkzaamheden en
VGM BOEK JE KOOLE
11
activiteiten op een uniforme- en gestructureerde wijze worden uitgevoerd, volgens de in de normen vastgestelde regels.
Door de Certificerende Instelling van Koole wordt meerdere
keren per jaar een controle- ofwel audit uitgevoerd om te
kijken of het KAM-systeem goed functioneert.
3.8
Regels bij opdrachtgevers
3.8.1 Algemeen
Veel opdrachtgevers van Koole hebben eigen regels en
voorschriften op het gebied van veiligheid, gezondheid en
milieu. Deze regels zijn vaak samengevat in kleine brochures
of kaarten.
3.8.2 Toegangsbeleid
Werknemers die ingezet worden bij grote opdrachtgevers,
krijgen alleen toegang als zij in het bezit zijn van een geldige
toegangspas. Deze wordt verstrekt na vertoon van een geldig
legitimatiebewijs, (kopie-) certificaat Basisveiligheid (B-VCA)
of VOL-VCA en na het bekijken/volgen van een veiligheidsfilm
of veiligheidsinstructie van het betreffende bedrijf.
3.8.3 Werkvergunning
Bij bedrijven als Total, Esso, Solvay e.d. moet voorafgaand
aan alle werkzaamheden eerst een werkvergunning
worden uitgeschreven. Hierop staan alle maatregelen en
acties vermeld zodat de werkzaamheden op een veilige- en
verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd. Het is
doorgaans verplicht dat de houder van de werkvergunning
permanent op het werk aanwezig is.
12
VERSIE: 2015- 01
3.8.4 Sancties
Wanneer de veiligheidsregels worden overtreden, bestaat de
kans dat aan de betreffende werknemer de toegang tot het
bedrijfsterrein van de opdrachtgever wordt ontzegd. Ook
voor Koole kan dat zeer nadelige gevolgen hebben.
3.8.5 Werklocatie-regels
Voor regels die gelden op de werkvloer zie bijlage
“Werklocatie-regels”.
3.9
Klachten
Wanneer de opdrachtgever laat blijken dat hij het niet eens
is met- of niet tevreden is over- de wijze waarop het werk
wordt uitgevoerd- of is afgerond, of op een ander vlak zijn
ongenoegen uit, dan kan dit reden zijn om dit als klacht in
behandeling te nemen. Mocht zo’n situatie zich voordoen,
dan moet dit worden gemeld aan de leidinggevende op het
werk, die op zijn beurt de KAM-coördinator informeert. De
betreffende klacht wordt dan vastgelegd op het formulier
‘Kwaliteitsverbetering’. Het doel van deze registratie is
enerzijds om de klacht op te heffen (indien mogelijk- en
voor zover dat nog niet is gebeurd) en daarnaast -indien
nodig- maatregelen te nemen om herhaling in de toekomst
te voorkomen.
VGM BOEK JE KOOLE
13
4
GEVAARLIJKE STOFFEN
4.1
Asbest
Asbest is in het verleden op zeer grote schaal toegepast. Niet
alleen in de industrie maar ook in de woning- en utiliteitsbouw. Asbest is tot in de 80-er jaren onder meer verwerkt in
de navolgende onderdelen of producten:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Luchtbehandelingskanalen
Verwarmingsketels
Rioleringsbuizen
Leidingisolatie
Vloerzeil (oa.
Colovinyl-tegels)
Vensterbanken
Borstweringspanelen
Afdichtingskoord bij
fornuizen en ovens
Pakkingmateriaal
Microscopische uitvergroting
asbestvezels (crocidoliet)
De bekendste asbestsoorten zijn Chrysotiel (witte asbest),
Amosiet (bruine asbest) en Crocidoliet (blauwe asbest). Sinds
het begin van de 90-er jaren is het gebruik van asbest in ons
land verboden en bestaan er strenge eisen voor het verwijderen van asbesthoudende materialen.
Risico’s
De kenmerken van een asbestvezel zijn: deze is naaldvormig,
zeer klein (met het blote oog niet zichtbaar), hittebestendig
en ook zeer duurzaam. Dit betekent onder meer dat ingeademde asbestvezels niet of nauwelijks worden opgelost
door het longvocht en uiteindelijk kunnen doordringen in
14
VERSIE: 2015- 01
de longwand en aangrenzende organen zoals het long- en
borstvlies. Vanaf 10 tot wel 40 jaar na blootstelling aan
asbestvezels, kunnen zich ernstige ziektes openbaren zoals
longkanker, mesothelioom (kanker aan borst- of longvlies) en
asbestose (vergelijkbaar met stoflongen).
Preventie
Asbesthoudend materiaal mag uitsluitend worden verwijderd door bedrijven die in het bezit zijn vaneen geldige
ministeriele erkenning en daarnaast zijn gecertificeerd op
basis van het KB van 28 maart 2007. Belangrijke eisen bij
asbestverwijdering zijn:
• Verplichte melding aan de Toezicht Welzijn op het Werk
(TWW) en Certificerende Instelling;
• Er moet een werkplan zijn opgesteld;
• Werkzaamheden staan onder toezicht van een Werfleider
Asbest;
• Gebieden of ruimtes waaruit asbest wordt verwijderd,
moeten zijn afgebakend en gemarkeerd met signalisatielint en waarschuwingsborden;
• Asbestverwijderaars moeten ten minste 1x per jaar een
gerichte medische keuring ondergaan;
• Asbestverwijderaars moeten in het bezit zijn van een
geldig opleidingsbewijs;
• Asbesthoudend afval moet luchtdicht- en dubbel zijn
verpakt en voorzien van een asbestgevarensticker.
Een uitzondering op het bovenstaande geldt voor werkzaamheden in de categorie ‘Eenvoudige Handelingen’ waarbij het
risico op vezelemissie zeer gering is en beperkte regels van
toepassing zijn.
VGM BOEK JE KOOLE
15
4.2
Keramische vezels
Keramische vezels worden (werden) vooral gebruikt op
plaatsen waar isolatie bij hoge temperaturen nodig is, bijv.
in industriële ovens, in schoorstenen, maar ook in de ijzer- en
staalindustrie, chemische industrie en petrochemie.
Keramische vezels zijn doorgaand helder wit van kleur. De
Engelse benaming is Refractory Ceramic Fibers (RCF) of
Kaowool.
Wat betreft materiaaleigenschappen, afmeting en vorm zijn
er overeenkomsten tussen de keramische vezel en de asbestvezel. In tegenstelling tot asbest, zijn keramische vezels op
kunstmatige wijze vervaardigd en hebben doorgaans een
helder witte kleur. Zij vallen onder de groep ‘Man Made
Vitreous Fibres’ (MMVF). Ook glas- en steenwol behoren tot
deze groep, maar die worden als minder schadelijk gezien.
Risico’s
Keramische Vezels zijn op Europees niveau ingedeeld als zijnde ‘Carcinogeen - Categorie 2B’ (kan na inademen mogelijk
kanker veroorzaken).
Verder wordt bij het herhaaldelijk verhitten van keramische
vezels, boven 900° C, Cristobaliet (SiO2) gevormd. Dit is
een vorm van kwarts die zeer schadelijk voor de longen is.
Daarom staat ook Cristobaliet op de lijst van kankerverwekkende stoffen.
Preventie
Wettelijk gezien is het verwijderen van keramische vezels
(nog) niet gelijk gesteld aan asbestverwijdering. Enkele grote
multinationals, zoals Esso en BASF, hanteren daarentegen al
16
VERSIE: 2015- 01
langere tijd de regel dat keramische vezels onder asbestregime verwijderd moeten worden.
4.3
Kwarts
Kwarts komt vrij bij het slopen of mechanisch bewerken van
beton, baksteen en andere steenachtige materialen. Feitelijk gaat het om kwartsstof ofwel “kristallijne respirabele
kwarts”. Kristallijn zegt iets over de vorm en onder respirabel
wordt verstaan de (stof-) deeltjes die kunnen doordringen tot
in de longblaasjes en daar schade kunnen veroorzaken.
Risico’s
Als gevolg van het langdurig inademen van kwartsstof kunnen z.g.n. ‘stoflongen’ ontstaan. Hierbij verliest de longwand
zijn soepelheid en wordt ademen alsmaar moeilijker. Ook
kwarts is opgenomen in de eerder genoemde “Lijst met
kankerverwekkende stoffen en processen”.
Preventie
De kwartsproblematiek staat pas enkele jaren onder de aandacht. Maatregelen om blootstelling aan kwartsstof tegen te
gaan zijn nog volop in ontwikkeling. Wel is nu al wettelijk
vastgelegd dat bij de sloop van beton- en steenconstructies
altijd een P3-stofmasker moet worden gebruikt. In geval
van machinale sloop, dan moet de machine zijn voorzien
van een overdrukcabine (wanneer cabine aanwezig) met
overdruk-unit welke is voorzien van een P3-stoffilter. Verder
dient tijdens de sloop en voor verlading, het puin te worden
bevochtigd met waterrekening.
VGM BOEK JE KOOLE
17
4.4
Radioactieve slakkenwol
Tot in de 70-er jaren is steenwolisolatie toegepast dat was
gemaakt van slakken uit de ertsverwerkende industrie. Dit
materiaal is bekend onder de naam “slakkenwol”. In de genoemde periode kwam men tot de ontdekking dat dit materiaal in lichte mate radioactief was vanwege de toegepaste
slakken. De radioactiviteit van slakkenwol ligt doorgaans iets
boven de wettelijk vastgestelde grenswaarde van 100 Bq/g,
waardoor voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn.
Preventie
In de eerste plaats zal bij sloop- of demontagewerk moeten
worden vastgesteld of er daadwerkelijk slakkenwol aanwezig
is. Dit dient door een hiervoor opgeleide stralingsdeskundige
(niveau 3) te worden vastgesteld. Wanneer men te maken
heeft met radioactieve slakkenwol dan moeten de volgende
maatregelen worden genomen:
• Het werkgebied moet worden afgezet;
• Afhankelijk van de situatie, dienen eventueel aanvullende
persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gedragen,
zoals een wegwerp-overall type 5/6, PVC-handschoenen,
rubberen veiligheidslaarzen en minimaal een
P2-stofmasker;
• Verpakking en bestemming in overleg met een stralingsdeskundige.
18
VERSIE: 2015- 01
4.5
Legionella
Legionella’s zijn staafvormige, beweeglijke- en minuscule
bacteriën die in water groeien bij een temperatuur tussen
20 en 50°C. Legionellabacteriën vermenigvuldigen zich
optimaal in stilstaand water met een temperatuur tussen de
30 en 40°C. Bij een temperatuur vanaf 55 °C gaat de bacterie
dood.
Risico’s
Het inademen van met legionella besmette waterdampen
kan leiden tot de “Veteranenziekte”. De tijd tussen besmetting en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen
(z.g.n. incubatietijd) varieert van 2 tot 20 dagen (meestal 5tot 6 dagen). de eerste ziekteverschijnselen kenmerken zich
door een snel oplopende hoofdpijn, spierpijn en ziek gevoel,
gevolgd door een longontsteking, met koorts boven de 39°
C. De patiënt hoest en is kortademig. Snelle behandeling met
antibiotica is nodig om aantasting van andere organen te
voorkomen omdat anders onherstelbare schade kan worden
aangericht met mogelijk zelfs dodelijke afloop.
Preventie
• De Deco-Units bij Koole uitgerust met een UV-lamp die de
Legionella bacterie doodt en worden ook chloortabletten
gebruikt voor onder andere de watertanks in de Vacupakafzakaanhanger. Voor de Deco-Units die bij Koole in
gebruik zijn is een Legionella-beheersplan opgesteld.
VGM BOEK JE KOOLE
19
4.6
Grenswaarden
Grenswaarden van stoffen zijn de maximale concentraties
waaraan werknemers beroepsmatig blootgesteld mogen
worden. De grenswaarde voor gassen en dampen wordt
uitgedrukt in ml/m3 (ppm). Voor elk van de hierboven genoemde stoffen is een Grenswaarde vastgesteld. Wanneer de
grenswaarde niet wordt overschreden, bij een blootstelling
van 8 uur per dag, gedurende een arbeidzaam leven, er zeer
waarschijnlijk geen gezondheidsschade ontstaat.
Onderstaand de grenswaarden in België van stoffen waarmee men bij Koole in aanraking kan komen:
• Asbest
100.000respirabele vezels per m3 lucht
• Keramische vezels 1.000.000 respirabele vezels per m3 lucht
• Kwartsstof
0,1
milligram per m3 lucht (100 µg/m³)
• Lasrook
5
milligram per m3 lucht
• Lood (damp)
0,15
milligram per m3 lucht
Op de website www.gevaarlijkestoffen.be kan worden opgezocht wat de grenswaarde voor een bepaalde stof is. Overigens zijn niet alle stoffen in deze lijst kankerverwekkend, maar
zijn zij- of kunnen zij- bij overschrijding van de aangegeven
waarde op een andere wijze schadelijk voor de gezondheid.
Zie hiervoor verder onder “Symbolen en etikettering”. Het meten van stof- of damp-concentraties is niet altijd eenvoudig en
dient in de meeste gevallen door een gespecialiseerd bureau
met speciale apparatuur te worden uitgevoerd.
4.7
Veiligheidsinformatiebladen
Wanneer gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen, of men kan
hiermee in aanraking komen (bijv. restproduct in te slopen
leidingen), dan dienen de eigenschappen en gezondheids­
20
VERSIE: 2015- 01
risico’s van deze stoffen bekend te zijn. Hiervoor zijn de
Veiligheidsinformatiebladen (of Productveiligheidsbladen)
in het leven geroepen. De Engelstalige benaming hiervoor
is MSDS (Material Safety Data Sheet). Hierop staan de
eigenschappen en kenmerken van de stof vermeld, de gezondheidsrisico’s- en effecten, maar ook de voorgeschreven
persoonlijke beschermingsmiddelen.
VGM BOEK JE KOOLE
21
4.8
Symbolen en etikettering
EX
IN
CB
GZ
DA
EX
MU
CR
TO
ontplofbare
stoffen
houder
onder druk
gezondheidsgevaar
op lange termijn
22
ontvlambare
stoffen
schadelijke
stoffen
corrosieve
stoffen
oxyderende
stoffen
schadelijk
voor het milieu
giftige
stoffen
VERSIE: 2015- 01
4.9
Gevaarsymbolen
Volgens de nieuwe Europese ‘CLP’ regelgeving, moet op de verpakking van gevaarlijke stoffen informatie staan over gevaar
en veiligheid. Hiervoor worden onder meer gevaarsymbolen
gebruikt waarmee de gevaren-categorie wordt aangeduid.
Deze symbolen of etiketten kunnen worden aangetroffen op
spuitbussen, verblikken, jerrycans etc. Zij zijn bedoeld voor
informatieverstrekking aan de eindgebruiker. Hiernaast een
overzicht van de internationaal toegepaste GHS-gevaarsymbolen en de betekenis ervan. Met de letters bij het etiket
wordt de precieze gevaren-categorie aangeduid. Voorheen
werden hiervoor oranje etiketten gebruikt die overigens nog
op veel verpakkingen kan worden aangetroffen.
R- en S-zinnen
Ook moet op de verpakking van gevaarlijke stoffen de R- en
S-zinnen zijn vermeld. R-zinnen geven het risico van een stof aan.
Voorbeelden van R-zinnen zijn:
R 5
Ontploffingsgevaar door verwarming
R 14 Reageert heftig met water
R 34 Veroorzaakt brandwonden
De S-zinnen geven aan, welke veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden. Voorbeelden hiervan zijn:
S 1
Achter slot bewaren
S 29 Afval niet in de gootsteen werpen
S 24 Aanraking met de huid vermijden
Voor een overzicht + verklaring van R- en S-zinnen zie:
http://w w w.arbouw.nl/arbodienstverlener/pdf/overig/ren-s-zinnen.pdf/. Conform de nieuwe Europese ‘CLP’ regelgeving, worden de R- en S-zinnen vervangen door Hazard
(H)-statements en Precautionary (P) statements. Gelijktijdig
VGM BOEK JE KOOLE
23
worden ook EUH-zinnen geïntroduceerd. Dat zijn R-zinnen
(H-statements) die ofwel binnen de GHS niet opgenomen
zijn (v.b. R59 wordt EUH059) of die onder de Stoffenrichtlijn
als additionele etikettering (de zogenaamde bestaande
‘extra zinnen’ ter info voor extra veiligheid) gelden (v.b. R1
wordt EUH001).
Gevarendiamant
Op grootverpakkingen zoals opslagtanks, tankwagens ed.
wordt de zgn. gevarendiamant afgebeeld. Deze heeft 4 vakken met elk een eigen kleur voor het soort gevaar en per vak
een cijfer van 0 tot 4. Hoe hoger het cijfer, des te groter het
gevaar.
24
VERSIE: 2015- 01
Gevaar-waarschuwingsborden
Ruimtes die ingericht zijn voor opslag van gevaarlijke stoffen,
of gebieden met specifieke gevaren, moeten ook zijn voorzien van waarschuwingsborden. Dit zijn driehoekige gele
borden met zwarte rand en zwart pictogram. Voorbeelden
hiervan zijn:
giftige
stoffen
elekrische
spanning
hangende
lasten
Ontvlambare
stoffen
Gevaarsetiketten
Wanneer gevaarlijke stoffen vervoerd worden, dan moet
de (groot-) verpakking zijn voorzien van een gevaaretiket.
Deze ruitvormige etiketten kunnen onder meer worden
aangetroffen op laadbakken, gas- en zuurstof pakketten,
vracht- en tankauto’s, gasolie-tanks etc. Onderin deze
etiketten staat soms een cijfer, waarmee de gevarenklasse
wordt aangeduid. Het getal 3 bijvoorbeeld staat voor klasse
3 (brandbare vloeistoffen). Soms kunnen ook twee etiketten
worden aangetroffen. Er is dan sprake van een combinatie
van gevarenklassen. Onderstaand een 6-tal voorbeelden van
de in totaal 13 gevarenklassen.
Klasse 2
Klasse 3
VGM BOEK JE KOOLE
Klasse 9
Klasse 8
Klasse 4.3
25
ADR
Wanneer gevaarlijke stoffen over de weg vervoerd moeten
worden, dan gelden hiervoor specifieke regels die in het ADR
zijn vastgelegd. Het ADR is een internationaal verdrag waarin
gevaarlijke stoffen zijn geclassificeerd en van een code zijn
voorzien. Verder dient de chauffeur van het voertuig waarmee deze stoffen vervoerd worden, in het bezit te zijn van
een ADR-opleidingscertificaat.
Voertuigen
die
gevaarlijke
goederen of stoffen vervoeren,
moeten
zijn
voorzien
van
recht-hoekige-, oranje borden.
In het bovenste vak staat het
g evaarid entific atie - numm er,
bestaand uit twee of drie
cijfers. Hiermee wordt het soort gevaar aangeduid. In het
onderste vak wordt het UN-nummer vermeld, hetgeen een
codering is voor de gevaarlijke stof die wordt vervoerd.
UN-nummer 1202 is bijv. de code voor gasolie. Deze informatie is vooral van belang voor de brandweer i.g.v. calamiteiten.
Ook op containers en transporttanks kunnen deze borden
worden aangetroffen.
26
VERSIE: 2015- 01
5
MACHINES EN GEREEDSCHAPPEN
5.1
Inleiding
Arbeidsmiddelen is de verzamelnaam voor machines en
(hulp-) gereedschappen. Voorbeelden hiervan zijn: kranen,
vrachtauto’s, heftrucks, compressoren, steigers, ladders,
werkbakken, hijskettingen, lastrafo’s, verlengsnoeren,
kolom­boormachines, handgereedschap etc.
5.2
Machinerichtlijn en СЄ markering
De Machinerichtlijn is een Europese verordening waarin
eisen bij het in gebruik nemen van arbeidsmiddelen zijn
opgenomen. Het betreft onder andere machines, verwisselbare uitrustingsstukken, hijs- en hefgereedschappen etc.
In Nederland zijn deze verplichtingen opgenomen in het
Warenwetbesluit Machines. De belangrijkste verplichtingen
hieruit:
• Machines moeten zodanig zijn ontworpen en geproduceerd, dat zij voldoen aan de fundamentele of essentiële
eisen (artikel 3 Wwb Machines);
• Er dient een Technisch constructiedossier te worden
samengesteld. Aan de hand van dit dossier moet kunnen
worden vastgesteld of en hoe aan de fundamentele of
essentiële eisen is voldaan;
• Er moet een gebruiksaanwijzing of -handleiding zijn
opgesteld in de taal van de gebruiker en bij de machine
worden (mee)geleverd;
• Er dient een EG-verklaring van overeenstemming te
worden opgesteld. Dit is de verklaring van de fabrikant
van de machine, dat hij aan alle relevante eisen uit alle
toepasselijke CE-markeringsrichtlijnen (dus ook andere dan
de Machinerichtlijn, indien toepasselijk) heeft voldaan;
VGM BOEK JE KOOLE
27
• Op de machine moet de СЄ markering zijn aangebracht.
Wanneer een arbeidsmiddel is voorzien van een СЄ markering, dan betekent dit dat bij de fabricage hiervan, is voldaan
aan alle Europese eisen op het gebied van veiligheid en
gezondheid én de eisen uit het Nederlandse Arbobesluit.
5.3
Keuring
In de wet is vastgelegd dat arbeidsmiddelen die “onderhevig zijn aan verslechtering, welke aanleiding kunnen geven tot
gevaarlijke situaties” periodiek gekeurd
of beproefd moeten worden. Bij Koole
worden alle arbeidsmiddelen minimaal
jaarlijks gekeurd. In afwijking op deze regel geldt in België
voor hijs- en hefwerktuigen, als ook hijsgereedschappen
een 3-maandelijkse keuringstermijn. Op de machine of het
gereedschap moet een keuringssticker (zie afbeelding) zijn
aangebracht, waarop de eerstkomende keuringsdatum (jaartal + maand) staat aangegeven. Dit kan/mag ook een sticker
zijn van de betreffende keuringsinstantie.
5.4
Vorkheftrucks
Gemotoriseerde
transportwerktuigen,
waaronder
de
vorkheftruck, worden volgens de wet (Besluit Machines)
aangemerkt als ‘gevaarlijk’. De belangrijkste oorzaken van
ongevallen bij het werken met de heftruck zijn:
• Beknelling;
• Kantelen van de heftruck;
• Vallende- of onstabiele lading;
• Beperkt gezichtsveld bij het rijden met lading.
28
VERSIE: 2015- 01
Regels voor (het juist gebruik van-) een vorkheftruck zijn:
• De heftruck moet bij een hefhoogte vanaf 1.8 m zijn
voorzien van een veiligheidskooi;
• Een aanduiding van de maximale heflast moet op de
heftruck zijn aangegeven;
• Na gebruik de contactsleutels verwijderen zodat onbevoegden niet met de heftruck kunnen rijden;
• Wanneer de last het zicht belemmerd, dan achteruit
rijden;
• Altijd rijden met laag geheven last of vorken en nooit
keren op een helling.
Bijna alle medewerkers van Koole NV hebben een opleiding
“veilig werken met de vorkheftruck” gevolgd.
5.5
Haakse slijpers
De haakse slijper is een van de gevaarlijkste handgereedschappen waarmee bij Koole wordt gewerkt. Door onjuist
gebruik kunnen hiermee ernstige ongelukken gebeuren.
Op een haakse slijper kunnen verschillende soorten schijven
gemonteerd worden, afhankelijk van het soort werk. Voor
metaalbewerking is er de afbraamschijf, bedoeld voor het
weghalen van oneffenheden, scherpe randen e.d. De doorslijpschijf wordt gebruikt voor het doorslijpen van stukken
metaal. De belangrijkste risico’s bij het gebruik van een
haakse slijper zijn:
• Rondvliegende deeltjes van een stukgesprongen schijf;
• Het in aanraking komen van de schijf met ledematen;
• Lawaai;
• Het veroorzaken van brand door rondvliegende vonken.
VGM BOEK JE KOOLE
29
Preventieve maatregelen bij het werken met haakse slijpers:
• Zorg voor een juiste houding en positie t.o.v. het door te
slijpen materiaal en vermijd situaties waarbij de haakse
slijper op gezichtshoogte gehouden wordt , of de armen
gestrekt;
• Gebruik altijd een gelaatsscherm, adequate gehoorbescherming (otoplastieken of oorkappen) en brandvertragende werkkleding;
• Verwijder nooit de handgreep en/of de beschermkap;
• Zorg ervoor dat blusmiddelen binnen handbereik zijn en
brandbare delen vooraf zijn verwijderd of anders met
branddekens zijn afgeschermd;
• Gebruik geen schijven die over datum zijn (houdbaarheidsdatum). Deze datum staat meestal op de metalen
ring rond het gat. Dit heeft te maken met veroudering
van het bindmiddel dat bij fabricage aan de schijf is
toegevoegd;
• Vervang tijdig versleten- of beschadigde schijven;
• Leg de haakse slijper niet weg als de schijf nog draait;
5.6
Luchthamers - compressoren
Tijdens het werken met een luchthamer / sloophamer is er
altijd sprake van een zeer hoog geluidsniveau en kunnen trillingen leiden tot gezondheidsschade aan handen en armen.
Preventieve maatregelen bij het werken met luchthamers en
compressoren:
• Zorg ervoor dat de beitel geborgd is tegen loskomen;
• Zorg ervoor dat de slanguiteinden voorzien zijn van
luchtslangklemmen;
• Zorg ervoor dat de koppelingen van de luchtslang
geborgd zijn;
30
VERSIE: 2015- 01
• De maximale druk moet op de luchtslang vermeld staan;
• Houd luchtslangen stevig vast bij het openen van de
luchtafsluiters;
• Draag gehoor- en oogbescherming;
• Draag een stofmasker type FFP3;
• Gebruik eventueel trillingdempende handschoenen
5.7
Snijbranders en lasapparatuur
Bij Koole wordt veelvuldig gebruik gemaakt van autogene
apparatuur. Bij autogeen snijden of lassen wordt gewerkt
met een gasvlam. Het hiervoor gebruikte gas wordt gemengd
met zuurstof.
De risico’s tijdens het werken met autogene apparatuur zijn:
• Brand- en explosiegevaar: Als gevolg van verhitting van
vaten en leidingwerk kunnen steekvlammen en explosies
ontstaan door bijvoorbeeld de aanwezigheid van
restproduct;
• Blootstelling aan schadelijke dampen: Bij het doorbranden
van gegalvaniseerd- of met loodmenie behandeld metaal,
kunnen zeer giftige dampen vrijkomen;
• Lawaai: De geluidsproductie bij snijbranden kan gemakkelijk een niveau van 95 dB(A) of hoger bereiken;
• Overmatige hitte: Door warmtestraling vanaf het te
bewerken object kan een groot temperatuurverschil
ontstaan tussen voor- en achterzijde van het lichaam of
lichaamsdeel. Hierdoor kunnen gezondheidsklachten
ontstaan.
VGM BOEK JE KOOLE
31
Preventieve maatregelen bij het werken met autogene
apparatuur zijn:
• Inspecteer de directe omgeving of het te bewerken object
op aanwezigheid van brandbare- of explosieve stoffen;
• Houdt altijd een brandblusser en/of andere blusmiddelen
binnen handbereik;
• Stel de werkdruk nooit hoger in dan noodzakelijk;
• Zorg voor goed sluitende kleding en voorkom dat hete
spatten in schoenen, kraag e.d. terecht kunnen komen;
• Bescherm het gezicht en de ogen tegen warmtestraling
en hete spatten;
• Controleer voor aanvang van het werk de slangen,
verbindingen en branders op lekkage;
• Zorg voor voldoende afscherming op plaatsen waar door
vonken brand kan ontstaan, bijvoorbeeld door gebruik te
maken van branddekens;
• Controleer een half uur na afloop op een beginnende- of
smeulbrand.
Een andere manier van lassen is elektrisch lassen, met
gebruikmaking van een laselektrode. Bijkomende risico’s bij
elektrisch lassen zijn:
• Ultraviolette straling welke schadelijk is voor de ogen
waardoor hoornvliesontsteking kan ontstaan (zgn.
lasogen);
• Elektrocutie door de te gebruiken spanning tussen 60 en
85 volt wisselspanning. Dit ligt boven de veilige spanning
van 50 volt.
32
VERSIE: 2015- 01
5.8
Gas- en zuurstofflessen
Gas
Bij Koole wordt gas gebuikt bij
laswerk en snijbranden. Veelgebruikte gassen zijn acetyleen en
propaan. Acetyleen is kleurloos
en ruikt enigszins naar knoflook. Mengsels van acetyleen
en lucht zijn extreem explosief.
Zuurstof
Wanneer zuurstof in aanraking
komt met olie, vet, stof (overall!), roest en metaaldeeltjes,
kan dit zeer snel tot ontbranding komen. Zuurstof is iets
zwaarder dan lucht en bij lekkage blijft daarom de zuurstof
laag bij de grond hangen of in
kelders e.d.
Kleurcodering
Gasflessen zijn voorzien van een kleurcode waardoor te zien
is welk gas de fles bevat. Voorbeelden hiervan zijn:
• acetyleen:kastanjebruin
• argon:donkergroen
• propaan:
grijs, groen of blauw (afh. van leverancier)
• kooldioxide:grijs
• stikstof:zwart
• zuurstof:wit
VGM BOEK JE KOOLE
33
Preventie
Flessen met brandbaar gas bij voorkeur niet samen met
zuurstofflessen opslaan. Bij zuurstofflessen mogen ook geen
andere brandbare stoffen worden opgeslagen. Verdere
aandachtspunten zijn:
• Flessen rechtop laten staan en tegen omvallen beschermen;
• Vallen en stoten moet worden voorkomen;
• Tijdens vervoer altijd beschermkap over afsluiters;
• Vulling van gasflessen controleren op druk (acetyleen bij
15°C druk niet hoger dan 17 kg/cm2);
• Beschermen tegen extreme warmte.
34
VERSIE: 2015- 01
6
STRALING
Er zijn 2 soorten straling te onderscheiden:
1. Ioniserende- ofwel radioactieve straling
2. Niet-ioniserende straling
Ad 1) Radioactieve straling
Bronnen die radioactieve straling afgeven zijn o.a.:
brandmelders,
controleapparatuur
voor
lasnaden
(röntgenstralen) en ook slakkenwol op basis van ertsslakken
zoals in 4.4 beschreven. Bij blootstelling aan een te hoge dosis
radioactieve straling kan op korte termijn stralingsziekte
ontstaan met een grote verscheidenheid aan zeer schadelijke
effecten op het menselijk lichaam.
Ad 2) Niet-ioniserende straling
Dit is elektromagnetische straling met een onderverdeling in:
Ultraviolet licht (Uv-straling) wordt voornamelijk door de zon
uitgestraald, maar ook bij elektrische lassen. Bij overmatige
of langdurige blootstelling aan Uv-straling bestaat er risico
voor brandwonden (zonnebrand), hoornvliesontsteking
(lasogen!)
Zichtbaar licht kent geen bijzondere risico’s
Infrarood licht (IR-licht) komt o.a. vrij bij elektrisch en autogeen lassen. IR-straling wordt ook gebruikt bij het drogen,
harden en smelten van materialen.
Radiofrequente straling ofwel radiogolven kunnen bij hoge
dosering onder meer hoofdpijn en slaapstoornissen veroorzaken
VGM BOEK JE KOOLE
35
7
ELEKTRICITEIT
De meeste elektrische gereedschappen werken op een
(wissel-)spanning van 220 volt en soms ook 380 volt. In
beide gevallen spreekt men van laagspanning. Blootstelling
hieraan kan zeer ernstige gevolgen hebben zoals zware
brandwonden of een acute hartaanval. Mede daarom moet
elektrisch gereedschap jaarlijks worden gekeurd.
Bij 50 volt wisselspanning of 120 volt gelijkspanning is
sprake van veilige spanning en veroorzaakt blootstelling
hieraan doorgaans geen gezondheidsschade. Gebruik van
gereedschap met veilige spanning is onder meer verplicht
in besloten ruimten. Met hoogspanning (1000 volt of
hoger) heeft men bij Koole zelden te maken, behalve bij
machinaal graafwerk waarbij de mogelijkheid bestaat
dat hoogspanningskabels in de grond worden geraakt.
Elektrisch(e) gereedschap-, kasten, installaties-, toestellen
e.d., mogen alleen worden geopend of gerepareerd door
hiervoor opgeleid personeel of deskundigen.
36
VERSIE: 2015- 01
8
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Voorbeelden van stoffen die brandbaar of explosief zijn:
olie, benzine, oplosmiddelen, vaste stoffen (papier, hout,
plastic etc.) en poeder. Brand is het gevolg van een scheikundige reactie. Voor het ontstaan van brand zijn minimaal
3 componenten nodig:
1. Een brandbare stof;
2. Zuurstof;
3. Ontstekingsbron- of ontstekingstemperatuur.
Voor het laten branden van onder andere benzine zijn deze
3 onderdelen al voldoende. Bij andere stoffen is ook de
mengverhouding van belang en soms is naast de brandbare
stof nog een tweede stof (katalysator) nodig om een brand
te laten ontstaan. In dit laatste geval zijn dan 5 componenten
nodig.
ATEX
betekent
“ATmosphères
EXplosibles”. Dit zijn Europese richtlijnen
ten aanzien van gebieden of ruimtes
met een verhoogd explosiegevaar.
Zie hiernaast het hiervoor gebruikte
waarschuwingsbord. Hierbij worden
verschillende gevarenzones onderscheiden, afhankelijk van
de tijdsduur waarin een explosief mengsel aanwezig is- of
aanwezig kan zijn.
VGM BOEK JE KOOLE
37
9
WERKEN OP HOOGTE
9.1
Stalen steigers
Stalen steigers mogen alleen
door hiervoor opgeleide steigerbouwers worden gebouwd,
veranderd en onderhouden.
Elke steiger die klaar is voor
gebruik wordt door de steigerbouwfirma voorzien van een
groen gekleurde steigerkaart
ofwel Scafftag (zie afbeelding
hiernaast). Is deze kaart rood
i.p.v. groen, dan is de steiger
niet gereed en mag dan niet worden betreden. Verdere
regels voor stalen steigers en het gebruik van zijn:
• Staanders moeten altijd zijn voorzien van voetplaten;
• Het leuning- of hekwerk langs de werkvloer moet
minimaal 1 m hoog zijn;
• Alle werkvloeren moeten goed toegankelijk zijn d.m.v.
ladders of trappen;
• Bij gevaar voor elektrocutie moet de steiger zijn geaard
door een deskundige;
• Er mag niet worden gewerkt op trappen of ladders die óp
een steigervloer zijn geplaatst.
9.2
Mobiele stellingen (Rolsteigers)
Mobiele stellingen zijn voorzien van wieltjes en meestal
gemaakt van aluminium, waardoor een deze minder stabiel
is dan een stalen steiger. Daarom moet een mobiele stelling
zijn voorzien van zijsteunen (basisverbreders). Bij de mobiele
stelling hoort altijd een gebruiksaanwijzing en voor gebruik
38
VERSIE: 2015- 01
dient te worden gecontroleerd of alle onderdelen aanwezig
zijn en ook of ze in orde zijn. Andere belangrijke regels voor
het gebruik van mobiele stelling zijn:
• Voor het beklimmen, dienen de wielen te zijn geblokkeerd;
• Vanaf windkracht 6 mag niet op een mobiele stelling
worden gewerkt;
• Bij gebruik binnen mag de werkvloer niet hoger liggen
dan 12 m en in een buitensituatie niet hoger dan 8 m.
9.3
Ladders en trappen
Het werken van een trap of ladder is alleen bij kortdurende
werkzaamheden aan te raden. De meeste ongevallen met
trappen en ladders worden veroorzaakt door verkeerd
gebruik en gebruik van ondeugdelijk materiaal. Voor het
bereiken van daken, vloeren ed. moet de bovenkant van
de ladder minstens 1 m boven het dakvlak/vloer uitsteken.
Verdere aandachtspunten bij gebruik:
• Controleer de ladder of trap vooraf op gebreken;
• Zorg voor een stabiele ondergrond;
• Plaats een ladder onder een hoek van c.a. 75 graden;
• Plaats een ladder of trap niet voor een deur of sluit deze
anders af;
• Bij een uitgeschoven schuifladder , moeten de twee ladderdelen elkaar minstens 5 sporten overlappen;
• Reik tijdens het werken niet verder zijwaarts dan de
normale armlengte (met beide voeten op de treden/
sporten).
9.4
Hoogwerkers
Hoogwerkers zijn er in verschillende uitvoeringen. De
belangrijkste uitvoeringen zijn: knikarm-hoogwerker,
telescoop-hoogwerker en schaarhoogwerker. De belangrijkVGM BOEK JE KOOLE
39
ste risico’s zijn het kantelen van de hoogwerker, het bekneld
raken van personen die hiermee werken, of het klem raken
van de hoogwerker zelf.
Regels voor het gebruik van een mobiele hoogwerker zijn:
• In de werkbak van de hoogwerker is het dragen (en
vastmaken aan de werkbak) van een valgordel verplicht.
• Uit- of instappen op hoogte is niet toegestaan;
• De gebruikers van een hoogwerker moeten hiervoor zijn
opgeleid;
• Op de bedieningsplaats moeten duidelijke aanwijzingen
voor veilige bediening zijn aangegeven;
• Bij windkracht 6 of hoger, mag niet met de hoogwerker
worden gewerkt;
• De hoogwerker mag niet voor hijswerk worden gebruikt.
Bijna alle medewerkers van Koole NV hebben een opleiding
“veilig werken met de hoogwerker” gevolgd.
9.5
Werkbakken
Bij Koole wordt regelmatig
gewerkt vanuit een in een kraan
hangende
personenwerkbak,
ook wel manbak genoemd.
Hiervoor
gelden
specifieke
eisen. Op de buitenkant van
de werkbak moet onder meer
duidelijk zijn aangegeven: de
maximale hijslast, het maximaal aantal personen en het
eigen gewicht van de werkbak. Ook moet op de werkbak
40
VERSIE: 2015- 01
waarschuwings-signalering zijn aangebracht. Verdere regels
voor het gebruik zijn:
• In de werkbak is het dragen (en vastmaken aan de
werkbak) van valgordels verplicht;
• In- of uit- een op hoogte hangende werkbak stappen is
niet toegestaan;
• Er moet goede communicatie zijn vanuit de werkbak
met de kraanmachinist, bijv. door gebruikmaking van
portofoons;
• Wanneer personen zich op hoogte in een werkbak bevinden, dan mag de machinist de kraan niet verlaten;
• In de werkbak moet een geldig keuringsbewijs aanwezig
zijn;
• Elke keer dat de werkbak wordt gebruikt, moet deze
vooraf worden geïnspecteerd;
• Bij windkracht 6 of hoger, moet het werk vanuit de
werkbak worden
gestaakt.
9.6
Daken en vloeropeningen
De wijze van beveiligen is hier afhankelijk van verschillende
factoren:
• Afstand tot de dakrand of vloeropening;
• Aard van de werkzaamheden;
• Soort dak (vlak of hellend).
Voor kortdurend werk op een hellend dakvlak, kan bijvoorbeeld een (gezekerde) ladder worden gebruikt in combinatie
met een harnasgordel. Bij langer durend werk op een plat
dak of nabij een vloeropening, dan moet een leuning worden
aangebracht, of i.g.v. een vloeropening, dan kan deze ook
worden dichtgelegd met deugdelijk materiaal.
VGM BOEK JE KOOLE
41
10
HIJSWERK
10.1 Kranen
Machines waarmee bij Koole hijswerk wordt verricht zijn:
• Rups- of draadkraan (In België: kabelkraan);
• Telescoopkraan;
• Sloopkraan (graafmachine) voorzien van hijsfunctie.
Hijsmachinisten moeten in het bezit zijn van een geldig
hijsbewijs. Op elk van de machines moet een kraanboek aanwezig zijn en door de machinist worden bijgehouden. Ook
dienen op de kraan alle keuringscertificaten (ook die van de
bijbehorende stroppen, kettingen, hijsarmen e.d.) aanwezig
te zijn.
Weersomstandigheden
Het weer kan van invloed zijn bij hijswerk. Zo moet bij
windkracht 6 en hoger het hijswerk worden gestaakt, of
mogelijk eerder bij grote windvangende lasten. Ook bij
(dreigend) onweer moet het hijswerk worden stilgelegd. Het
stilleggen van hijswerk als gevolg van weersomstandigheden
wordt door de hijsmachinist bepaald.
10.2 Hijsgereedschap
Onder hijsgereedschap wordt verstaan de onderdelen die
niet vast aan een kraan zijn gemonteerd. Voorbeelden hiervan zijn: kettingen, kabels, stroppen, takels, balkenklemmen,
haken, D-ringen, hijsbanden en hijsjukken. Alle hijsgereedschappen moeten zijn voorzien van een uniek nummer. Dit
nummer is terug te vinden op het bijbehorende keurings-
42
VERSIE: 2015- 01
certificaat. In België geldt voor álle hijsgereedschappen een
keuringstermijn van 3 maanden!
Kettingwerk
Kettingen kunnen los worden gebruikt of als zgn. samenstel.
Voorbeeld hiervan is een tweesprong, bestaande uit twee
kettingen, waarbij één uiteinde van elke ketting samen
aan één ring is bevestigd. Op kettingwerk moet altijd zijn
aangegeven wat de maximale toegestane last is. Regels voor
gebruik van kettingwerk zijn:
• Controleer het kettingwerk voor gebruik op beschadigingen;
• Nooit de punt van een haak belasten;
• Bouten van sluitingen nooit volledig aandraaien, zij
moeten wél worden geborgd;
• Wanneer de last scherpe hoeken heeft, bescherm dan
de ketting met bijv. een autoband of een houten balk
(stophout).
Hijsbanden
In elke hijsband is een label genaaid waarop vermeld ,
de werklast, materiaal-identificatie en СЄ -markering.
De breedte van een hijsband is minimaal 5 cm en de ogen
minstens 20 cm lang (gemeten aan de binnenzijde). Door
scherpe voorwerpen kunnen hijsbanden gemakkelijk worden
beschadigd. Ook vervuiling door olie, vet en chemicaliën is
nadelig voor de levensduur. Daarom moeten hijsbanden
naast de verplichte jaarlijkse keuring elke keer voor gebruik
worden gecontroleerd. Overigens is er geen maximale
gebruikstermijn voor hijsbanden, deze is afhankelijk van de
conditie waarin deze verkeerd.
VGM BOEK JE KOOLE
43
Takels
Takels worden doorgaans handmatig aangedreven. Zij
kunnen ook worden gebruikt om een last horizontaal te
verplaatsen, bijv. met een Tirfor-takel. Ook van belang is dat
het bevestigingspunt van de takel voldoende sterk is.
10.3 Aanslaan van lasten
Onder het aanslaan van lasten wordt verstaan: het
bevestigen of vastmaken van de last aan de hijsdraad, met
gebruikmaking van het benodigde hijsgereedschap (zie
10.2). Het is aan te bevelen dat dit werk door een deskundige
ofwel ‘Rigger’ wordt uitgevoerd.
10.4 Communicatie
In geval van hijswerk is het van belang om vooraf duidelijk
af te spreken welke persoon de kraanmachinist aanwijzingen
geeft. De kraanmachinist en de seingever moeten goed met
elkaar kunnen communiceren. Dit betekent dat zij elkaar
moeten kunnen zien of anders gebruik moeten maken
van portofoons. Bij het geven van aanwijzingen worden
gestandaardiseerde hand- en armseinen gehanteerd. Zie
hiervoor de afbeeldingen onder 10.5.
4 4
VERSIE: 2015- 01
10.5 Hand- en armseinen
EINDE
einde werkzaamheden
STOPPEN
onderbreking
einde van beweging
BEGINNEN
pas op!
handpalmen naar voren
VERTICALE
AFSTAND
met handen aangeven
VIEREN
langzaam ronddraaiende beweging
HIJSEN
langzaam ronddraaiende beweging
NAAR RECHTS
wijzende beweging
NAAR LINKS = andersom
VOORUIT
handpalmen naar binnen
+ op en neer beweging
ACHTERUIT
handpalmen naar buiten
+ op en neer beweging
HORIZONTALE
AFSTAND
met handen aangeven
VGM BOEK JE KOOLE
GEVAAR
noodstop
handpalmen
naar voren
45
11
VACUÜM ZUIGWERK
Bij Koole zijn 2 soorten vacuüm zuiginstallaties in gebruik:
a)
Drukvacuüm zuigwagen “Megavac 10.000”
b)
Vacupak Zuiginstallatie
Ad a)
Met de vacuüm zuigwagen kunnen zowel droge stoffen- als
ook natte stoffen worden opgezogen. Bij het werken met
deze installatie is het onder meer van belang dat vooraf
duidelijk is welke stoffen moeten worden opgezogen zodat
eventuele aanvullende veiligheidsmaatregelen kunnen
worden genomen.
Ad b)
De Vacupak is een door Koole ontwikkelde installatie ,
bestaand uit 2 delen: een afzakaanhanger en een motorunit.
Met deze installatie kan onder geconditioneerde condities
asbesthoudend bulkmateriaal worden opgezogen en
verpakt in bigbags. Op de website www.koole.eu is onder
‘environmental’ een animatiefilm te zien waarin duidelijk
wordt hoe de Vacupak werkt.
Voor het werken met- en bedienen van deze installaties is
minimaal een degelijke instructie vereist. 2 medewerkers van
Koole BV zijn in het bezit van het SIR-diploma “Drukvacuüm
Machist” (DVM).
46
VERSIE: 2015- 01
De belangrijkste risico’s bij het werken met de vacuüm
zuiginstallaties zijn:
• Statische elektriciteit ontstaat door wrijving van 2 stoffen
langs elkaar. De mate van elektrische oplading is afhankelijk van 3 factoren: Zuigsnelheid, luchtvochtigheid en
geleidbaarheid van de stof. Om vonkvorming als gevolg
van elektrische lading te voorkomen is het daarom van
belang dat de installatie wordt geaard. Hierdoor kan de
opgebouwde elektrische lading wegvloeien;
• Beknelling van ledematen in de mond van de zuigslang.
Hier is een gedegen instructie van belang en speelt vooral
ervaring een belangrijke rol;
• Lawaai dat door de vacuüm zuiginstallatie wordt geproduceerd bereikt gemakkelijk een niveau van meer dan
90 Decibel. Het gebruik van gehoorbescherming is dan
ook verplicht! Denk hier ook aan bij het opstellen van de
zuiginstallatie -indien mogelijk- zodat de geluidsoverlast
voor omwonenden en passanten zo laag mogelijk is.
VGM BOEK JE KOOLE
47
12
BESLOTEN RUIMTEN
Kenmerken van een besloten ruimte zijn, dat er meestal maar
één kleine toegangsopening is (waardoor vluchten wordt
bemoeilijkt), weinig of geen verlichting en dat er in de ruimte
weinig tot geen ventilatie is. Voorbeelden van besloten ruimten zijn: leidingkelders, opslagtanks, destillatiekolommen,
kruipruimtes e.d.
Risico’s
De belangrijkste gevaren bij het werken in een besloten
ruimte zijn:
• Brand en explosie: Brandbare vloeistoffen of dampen
kunnen nog in de ruimte aanwezig zijn. Als de temperatuur daarbij hoger is dan normaal, is de kans op brand en
explosie ook hoger. Ook door het rotten en gisten van
bulkgoederen, kunnen explosieve mengsels ontstaan;
• Verstikking: Er kan zuurstoftekort ontstaan door chemische reacties bijv. door roestvorming in een afgesloten
ruimte, of door zuurstof-verdringende gassen zoals bijv.
stikstof of kooldioxide Het zuurstofgehalte moet tussen
de 20 en 21% liggen. Een percentage van 19% of lager is
schadelijk voor de gezondheid;
• Vergiftiging: Door de aanwezigheid van schadelijke stoffen kan vergiftiging optreden;
• Elektrocutie: Bij gebruik van elektrisch gereedschap of
verlichting, kan door defecten aan de isolatie gemakkelijk
elektrocutie optreden;
• Bewegende delen: In ketels ed. kunnen zich bewegende
delen bevinden, zoals bijv. een roerwerk, waarmee men
in aanraking kan komen.
48
VERSIE: 2015- 01
Preventie
• Wanneer zich personen in de besloten ruimte bevinden,
dan moet bij de toegang ervan altijd minstens één
persoon (mangatwacht) aanwezig zijn. Bij calamiteiten
mag de mangatwacht nooit de ruimte betreden voordat
er hulp is gearriveerd;
• Voor aanvang van het werk in een besloten ruimte moet
zijn vastgesteld of het zuurstofgehalte in orde is (tussen
19- en 21%), of de concentratie van explosieve gassen
en dampen beneden de toegestane waarden liggen.
En de hoeveelheid schadelijke stoffen en dampen moet
beneden de grenswaarde liggen. Het is heel wel mogelijk
dat men hierdoor gebruik moet maken van adembescherming (volgelaatmaskers) met aanvoer van verse lucht
(“leeflucht”) van buiten de besloten ruimte d.m.v. een
leefluchtcompressor;
• Door middel van ventilatie of afzuiging moeten voor
aanvang van- en e.v.t tijdens de werkzaamheden gevaarlijke gassen uit de ruimte worden verwijderd.
Voor het gebruik van elektrisch gereedschap, zie onder H7.
VGM BOEK JE KOOLE
49
13
LICHAMELIJKE BELASTING
13.1 Struikelen en uitglijden
Vanwege de aard van de werkzaamheden bij Koole, hebben we regelmatig te maken met een oneffen en/of gladde
ondergrond waarop gewerkt wordt. Hierdoor bestaat er een
redelijke kans op struikelen of uitglijden. Ook losliggende
kabels en slangen verhogen het struikel-risico. Aandachtspunten bij dit onderwerp zijn:
• Bij gebruikmaking van dragline-schotten of rijplaten,
deze zo goed mogelijk neerleggen en e.v.t. kromme- of
kapotte exemplaren niet gebruiken;
• Ruim de werkplek regelmatig op en hang zo mogelijk
kabels en slangen op.
13.2 Tillen en dragen
Rugpijn is een van de meest voorkomende gezondheids­
klachten in de sloopbranche. Een juiste tilhouding is daarom
zeer belangrijk. Tillen moet met een rechte rug en gebogen
benen. In een optimale situatie is een tilgewicht van maximaal 25 kg aanvaardbaar.
13.3 Duwen en trekken
Duwen en trekken dient bij voorkeur met twee handen te
gebeuren op een hoogte tussen de schouder en de heup.
Duwen geeft overigens minder risico dan trekken. Bedenk
verder dat een maximale spierinspanning hooguit 4 seconden
kan worden volgehouden.
50
VERSIE: 2015- 01
13.4 Trillingen
Het werken met handsloophamers veroorzaakt extreme
lichaamstrillingen. Ook is dit het geval bij sloopwerk met
dieplepels voorzien van hydraulische breekhamer. Door deze
trillingen kan o.a. een verhoogde hartslag en verhoogde
bloeddruk worden veroorzaakt. Effecten bij trillingen in de
handen, zijn witte vingers vanwege een slechte bloedsdoorloop, waardoor deze koud en pijnlijk aanvoelen.
VGM BOEK JE KOOLE
51
14
SCHADELIJK GELUID
Geluidsgolven zijn feitelijk luchttrillingen die via de gehoorgang het trommelvlies bereiken. De sterkte van geluid ofwel
het geluidsniveau wordt uitgedrukt in decibel (dB).
Risico’s
Gehoorschade kan optreden bij langdurige blootstelling aan
geluidsniveau’s boven 80 dB(A). Een vuistregel hiervoor is,
dat wanneer men op een meter afstand van iemand staat
en u of de andere persoon kan zich zonder stemverheffing
niet verstaanbaar maken, er al sprake is van schadelijk geluid.
Hoe harder het geluid, des te groter is de kans op blijvende
gehoorschade. Men spreekt dan van lawaaidoofheid.
Regels en voorschriften
• Boven 80 dB(A) op de werkplek, moet de werkgever
gehoorbeschermingsmiddelen verstrekken;
• Boven 85 dB(A) zijn de werknemers verplicht om gehoorbeschermingsmiddelen te dragen;
• Boven 85 dB(A) is de werkgever verplicht het lawaai te
bestrijden indien (technisch en financieel) redelijkerwijs
mogelijk.
•
Preventie
Zie onder 15.4.
52
VERSIE: 2015- 01
15
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
15.1 Algemeen
Persoonlijke Beschermingsmiddelen ofwel PBM’s moeten
werknemers beschermen tegen de risico’s voor veiligheid en
gezondheid. Op elke PBM dient het zgn. СЄ-keurmerk (zie
5.2) te zijn aangebracht. Op fabrieks- en bouwterreinen is
door middel van (ronde- blauw gekleurde-) gebodsborden
vaak aangeven welke PBM’s verplicht zijn gesteld. Hieronder
enkele voorbeelden van gebodsborden.
Veiligheidshelm
VeiligheidsGehoor­
bril
bescherming
Hand­
schoenen
Veiligheidsschoenen
De uitgifte van PBM’s wordt verzorgd door de magazijnbeheerder.
15.2 Werkkleding
Op de meeste werklocaties van Koole wordt gebruik gemaakt van de rode werkoverall. De aanduiding “proban” op
het label, betekent dat de overall vlamdovend is. Wanneer
de overall echter onder zit met vet of olie, dan juist wordt
de brandbaarheid weer verhoogd. Door het lekken- of
spuiten van zuurstof op een overall of kledingstuk, wordt de
brandbaarheid zelfs drastisch verhoogd. Soms kan door een
opdrachtgever- of na uitvoering van een Taak-Risico-Analyse
(TRA), het dragen van een zuurbestendige- en/of antistatische overall worden verplicht.
VGM BOEK JE KOOLE
53
15.3 Hoofdbescherming
Op nagenoeg alle werkplekkenen werklocaties van Koole is het
dragen van een veiligheidshelm
verplicht. De helmen bij Koole in
gebruik zijn gemaakt van ABS. De
vervangingstermijn voor helmen
wordt vermeld in de bijgeleverde
gebruiksaanwijzing. Levensduur
van een ABS veiligheidshelm
bedraagt bij normaal gebruik circa 5 jaar. Het jaar en maand
waarin de helm is gemaakt staat op de binnenkant van de
klep (zie afbeelding - jaartal i.h. midden en maand in de
rand). Wanneer een helm van hoogte valt moet hij direct
worden vervangen. Het spreekt voor zich dat in een helm niet
mag worden geboord e.d.
15.4 Gehoorbescherming
Zoals in H14 aangegeven, is bij een geluidsniveau hoger dan
80 dB(A) het dragen van gehoorbescherming verplicht.
Er zijn verschillende soorten gehoorbescherming:
• Oorkappen bedekken de oren geheel en worden gebruikt
bij geluidsniveaus vanaf ca. 95 dB. Oorkappen bieden
bij juist gebruik de hoogste bescherming, want zij het
verlagen het geluidsniveau met 15 tot 35 dB;
• Otoplastieken verzwakken het geluid met 15 tot 30 dB
en worden speciaal aangemeten. Alleen het schadelijke
geluid wordt gefilterd en stemgeluid is doorgaans wel
hoorbaar. Het is wel van belang om de otoplastieken
regelmatig schoon te maken ter voorkoming van en een
oorinfectie;
54
VERSIE: 2015- 01
• Oordopjes of oorwatten zijn gemaakt voor eenmalig
gebruik en geven de minste bescherming (10 tot 15 dB).
15.5 Oogbescherming
Voor oog- en gelaatbescherming zijn er de volgende PBM’s:
• Veiligheidsbril: Een bril -eventueel op oogsterkte- met
geharde- of kunststof glazen, speciaal gemaakt voor het
tegenhouden van rondvliegende deeltjes;
• Ruimzichtbril: Sluit aan op het gezicht, waardoor stof en
vloeistofdeeltjes niet bij het oog kunnen komen;
• Gelaatscherm: Dit zijn doorzichtige kappen van polycarbonaat, die bijv. op de veiligheidshelm kunnen worden
bevestigd. Zij beschermen het gehele gezicht tegen
stof- of vloeistofdeeltjes;
• Lasbril en laskap: De lasbril wordt gebruikt bij het lassen
met gas, is voorzien van donkere glazen en beschermt de
ogen tegen de inwerking van schadelijke lichtstraling. Dit
ter voorkoming van verblinding, lasogen en staar. In tegenstelling tot de lasbril, beschermt een laskap wél tegen
inwerking van Ultraviolet licht, dat vrijkomt bij elektrisch
lassen. Een laskap beschermt bovendien het hele gezicht
omdat Uv-straling ook de huid kan beschadigen.
15.6 Adembescherming
Algemeen
De bekendste stoffilters zijn de z.g.n. snuitjes. Deze zijn per
10- of 20 stuks verpakt en zijn bedoeld voor eenmalig gebruik. Betere bescherming wordt geboden door het gebruik
van een halfgelaatsmasker en een optimale bescherming
wordt bereikt door het gebruik van een volgelaatsmasker.
Stoffilters zijn er in de klassen P1, P2 en P3, waarvan de laatste
de hoogste filterwaarde heeft.
VGM BOEK JE KOOLE
55
Gasfilters zijn er in vele soorten en heeft te maken met welke
gas of damp men te doen heeft. Deze filters hebben ook een
kleurcode.
De meest gebruikte gas- en dampfilters zijn:
Type A (bruin):dampen van
organische stoffen
Type B (grijs):
zure gassen
Type E (geel):
zwaveldioxide
Type K (groen): ammoniak
Enkele speciale filters zijn:
Type CO (zwart): koolmonoxide
Type Hg (rood): kwik
Ook zijn er combinatiefilters zoals bijv. een ABEK-filter
(foto). Bovendien kan een gasfilter worden gecombineerd
met een stoffilter. Het gebruik van halfgelaatsmaskers heeft
de voorkeur boven het gebruik van snuitjes omdat de halfgelaatsmaskers door een betere aansluiting op het gezicht
een hogere bescherming bieden. Bovendien kunnen snuitjes
geen gassen of dampen filteren. Volgelaatmaskers worden
in combinatie met aanblaasunit + P3-filter gebruikt bij de
uitvoering van asbestsaneringswerkzaamheden.
Onafhankelijke adembescherming
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een volgelaatsmasker en
wordt de ingeademde lucht van buiten het werkgebied of
ruimte aangevoerd, door middel van een leefluchtcompressor. Deze compressoren zijn doorgaans voorzien van gas- en
dampfilters.
56
VERSIE: 2015- 01
Vluchtmasker
Op raffinaderijen, chemische fabrieken e.d. is het soms verplicht een vluchtmasker paraat te hebben en deze op te zetten
i.g.v. calamiteiten.
15.7 Voetbescherming
Op alle werken- en werklocaties van Koole is het dragen van
veiligheidsschoenen- of laarzen verplicht. Goede veiligheidsschoenen zijn voorzien van:
• Stalen neuzen, om de tenen tegen vallende voorwerpen te
beschermen;
• Stalen tussenzool, ter bescherming tegen scherpe voorwerpen;
• Antislip zool.
15.8 Handbescherming
Voor het beschermen van handen en armen zijn er vele soorten
veiligheidshandschoenen verkrijgbaar. De keuze is afhankelijk
van de toepassing. Vooral bij het werken met gevaarlijke stoffen
is een juiste keuze van belang. Voor laswerkzaamheden is er de in
stevig leer uitgevoerde lashandschoen met extra lange schacht.
15.9 Valbescherming
Bij het werken vanuit een hoogwerker of personen-werkbak
óf wanneer een bordes, leuning of steiger ontbreekt, dan
moet een veiligheids- of harnasgordel worden gedragen. Een
veiligheidsgordel heeft een maximaal toegestane valafstand
van 60 cm. Hierdoor is het dragen van een harnasgordel
praktischer wegens een toegestane valhoogte van
2 meter. De harnasgordel is voorzien van schouder- en
beenbanden, vanglijn en valdemper. Deze onderdelen vormen
samen één geheel en dienen bij elkaar te blijven en als een
geheel te worden gekeurd.
VGM BOEK JE KOOLE
57
16
MILIEU
16.1 Sloopmaterialen
Al het materiaal dat vrijkomt tijdens sloopwerk moet zoveel
mogelijk worden gescheiden en in aparte containers verladen zodat zij kunnen worden hergebruikt ofwel gerecycled.
De belangrijkste recyclebare afvalstromen zijn:
• Metalen (schroot), onder te verdelen in o.a. ijzer, roestvrijstaal, aluminium ed.
• Puin (beton en/of metselwerk)
• Hout, onder te verdelen in A-hout (volledig schoon
hout), B-hout (o.a. geschilderd, hardboard) en C-hout
(geïmpregneerd, bijv. spoorbielzen – niet recyclebaar)
• Gemengd Bouw- en Sloopafval zijn kleinere hoeveelheden materiaal van een andere samenstelling dan eerder
of hierna genoemd. Deze worden door het ontvangende
bedrijf weer uitgesorteerd t.b.v. hergebruik
In de wet is vastgelegd dat afval alleen mag worden gestort
als het niet herbruikbaar- of verbrandbaar is. Voorbeelden
hiervan zijn: asbest, vervuilde grond, teerhoudend asfalt e.d.
Verder moet ook verspreiding van zwerfvuil op de werklocatie worden tegengegaan.
16.2 Milieugevaarlijke stoffen
De hiervoor genoemde materialen die moeten worden
gestort (niet herbruikbaar- of verbrandbaar) zijn voor een
groot deel ook milieugevaarlijk. Daarnaast kunnen tijdens
sloop- en demontagewerk nog andere milieugevaarlijke
stoffen of onderdelen vrijkomen. Voorbeelden hiervan zijn:
Koelkasten, TL-buizen, CV-ketels en Airco-installaties (Freon).
58
VERSIE: 2015- 01
Het is van belang ook deze onderdelen te scheiden en apart
af te voeren.
16.3 Energieverbruik
Onnodig energieverbruik moet worden voorkomen door materieel, elektrisch gereedschap ed. uit te schakelen wanneer
het (tijdelijk) niet wordt gebruikt. Denk hierbij niet alleen
aan compressoren, kranen, bedrijfsauto’s, vorkheftrucks etc.
maar ook aan verlichting en verwarming in de keten.
16.4 Vervuiling bodem en oppervlaktewater
Bij Koole wordt veel met machines gewerkt. Dit heeft tot
gevolg dat lekkages kunnen ontstaan in bijv. hydrauliekslangen- of leidingen. In dit geval dienen direct maatregelen
te worden genomen om vervuiling van bodem en oppervlaktewater te voorkomen of anders zoveel mogelijk te beperken.
Ook tijdens het onderhoud of olie-verversen moet worden
voorkomen dat olieproducten in de bodem terechtkomen.
VGM BOEK JE KOOLE
59
17
NOODSITUATIES
17.1 Eerste hulp op het werk
In het KB van 15 december 2010 is vastgelegd dat eerste
hulp moet worden verleend aan werknemers die slachtoffer
worden van een ongeval of die onwel worden. Het belang
van deze regeling is dat de verwondingen of letsel van het
(de) slachtoffer(s) worden beperkt totdat gespecialiseerde
hulp is ingeschakeld.
Binnen de onderneming zijn meerdere medewerkers opgeleid
die eerste hulp kunnen verlenen wanneer dat nodig is.
17.2 Brandbestrijding
Brandklasse
De 4 categorieën hierbij zijn:
1. Vaste stof branden:
2. Vloeistofbranden:
3. Gasbranden:
4. Metaalbranden:
brandklasse A
brandklasse B
brandklasse C
brandklasse D
Blusmiddelen
De verschillende blusmiddelen en blusstoffen voor het
bestrijden van een kleine- of beginnende brand zijn:
• Water heeft vooral een afkoelende werking, waarbij niet
alleen door het water maar ook door stoomvorming de
warmte versneld wordt afgevoerd;
• Bij een Schuimblusser is een schuimvormend middel aan
water toegevoegd waarmee onder meer de verdamping
wordt beperkt. Door het met schuim bedekken van
de brandhaard, wordt a.h.w. de toevoer van zuurstof
afgesloten. Moderne schuimblussers zijn tevens geschikt
60
VERSIE: 2015- 01
voor het blussen van elektriciteitsbranden;
• Bij gebruik van een Koolzuurblusser (CO2) verstikt de
brand door het verdringen van de zuurstof. Doordat het
blusgas in de blusser onder hoge druk staat, koelt het af
tot ca. 80 °C onder nul. Blus daarom met een CO2-blusser
nooit op personen;
• In een poederblusser kunnen verschillende soorten bluspoeder zitten. Door het poeder wordt de brandvorming
feitelijk verstoord (negatieve katalysator);
• Zand is ook te gebruiken voor het bestrijden van kleineen beginnende brandjes.
Verder dienen ook blusmiddelen jaarlijks te worden gekeurd
en moet natuurlijk een blusser na gebruik worden vervangen.
Bestrijding
De bestrijding van de verschillende brandklassen is in onderstaande tabel per blusstof aangegeven:
blusmiddel
klasse A
klasse B
klasse C
klasse D
Water
ja
nee
nee
nee
Schuim
ja
ja
nee
nee
ABC-poeder
ja
ja
ja
nee
D-poeder
nee
nee
nee
ja
Koolzuur (CO2)
nee
ja
ja
nee
Aandachtspunten bij het voorkomen en bestrijden van brand:
• Zorg ervoor dat bij brandgevaarlijk werk (lassen, snijbranden ed.) altijd een brandblusser of brandslang binnen
handbereik is. Controleer in dit geval bovendien op brand
of smeulen, een half uur nadat het werk is beëindigd;
• Controleer bij aanvang van het werk of de blusmiddelen
in orde zijn;
VGM BOEK JE KOOLE
61
• Elektriciteitsbranden alléén bestrijden met een CO2blusser of speciale poederblusser (PG);
• Let op dat bij het blussen met een poederblusser
onherstelbare schade aan elektrische onderdelen wordt
veroorzaakt.
17.3 Ontruiming en evacuatie
In het geval van een alarmsituatie, dient de aanwezige BHV-er
ervoor zorgen dat het gebouw
of gebied direct wordt ontruimd.
Zijn aanwijzingen moeten hierbij
worden opgevolgd. Op grote
bedrijfsterreinen zoals bij Esso
en Solvay, dient men zich zo snel
mogelijk naar de verzamelplaats
te begeven. Deze is herkenbaar aan de groene borden met
wit opschrift (zie afbeelding hiernaast).
17.4 Ongevallen
Het is belangrijk dat wanneer er op het werk een ongeval
gebeurt, hierop zo snel mogelijk actie wordt ondernomen.
Waarschuw indien aanwezig direct een BHV-er en/of handel
als volgt:
1. Denk altijd éérst aan uw eigen veiligheid
2. Zorg voor eerste hulp en kijk of erger kan worden voorkomen, zoals aanrij-gevaar, brand, omvallende delen
etc.;
3. Bel het landelijke alarmnummer 112 of het alarmnummer
van het bedrijf waar u werkzaam bent. Zie hiervoor de
alarmkaart in de werfmap;
4. Zorg ervoor dat er iemand is die de hulpdiensten opvangt
om hen de ongevalsplaats aan te wijzen;
62
VERSIE: 2015- 01
5. S tel het slachtoffer gerust tot de hulpdiensten zijn gearriveerd.
17.5 Melden ongevallen en incidenten
Alle incidenten waarbij lichamelijk letsel, flinke materiele
schade- en/of flinke milieuschade is opgetreden, moeten direct worden gemeld bij uw leidinggevende of KAMcoördinator. Het is verder van belang dat alle incidenten en
óók bijna-incidenten (Near Miss) worden vastgelegd op het
hiervoor bestemde formulier uit het KAM-handboek. Het
ingevulde formulier moet worden ingeleverd bij de KAMcoördinator.
VGM BOEK JE KOOLE
63
BIJLAGE I: BELEIDSVERKLARING
Het beleid van Koole NV is in de eerste plaats gericht op een
gezonde- en rendabele bedrijfsvoering. De kwaliteit van haar
dienstverlening staat daarbij hoog in het vaandel. Dit geldt
ook voor de veiligheid en gezondheid van alle medewerkers,
waarbij al het redelijkerwijs mogelijke wordt gedaan om ook te
voorkomen dat bezoekers en het personeel van derden aan risico’s of gevaren, in welke vorm dan ook, worden blootgesteld.
De zorg voor het milieu maakt eveneens deel uit van het totale
beleid, door daar zowel intern- als ook extern op zorgvuldige
wijze mee om te gaan. Daarnaast wordt in toenemende
mate aandacht besteed aan Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen (MVO), waarbij de focus ligt op economische
prestaties, respect voor sociale- en maatschappelijke
aspecten en het in acht nemen van ecologische waarden.
Een belangrijk aspect bij het in de praktijk brengen van
dit beleid, is het opstellen en in stand houden van een
doeltreffend zorgsysteem waarbij de wensen van de klanten
en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving centraal
staan. Het laatste geldt ook voor het buitenland, in het geval
daar werkzaamheden uit te voeren.
Het uitvoeren van kwalitatief hoogwaardige werkzaamheden,
houdt in dat de daarvoor benodigde maatregelen worden
genomen en daar waar nodig aangepast of verbeterd. Dit ter
bevordering van:
• Continuïteit en winstgevendheid van de onderneming;
• Veilige omstandigheden en werkwijzen waardoor
ongevallen worden voorkomen;
64
VERSIE: 2015- 01
•
•
•
•
Klanttevredenheid;
Leverbetrouwbaarheid;
Het voorkomen en teniet doen van tekortkomingen;
Zorg voor het milieu.
De hieruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor het
opstellen en in stand houden van efficiënte procedures, het
streven naar continue verbetering, als ook het creëren van
optimale omstandigheden op het gebied van Kwaliteit Arbo
en Milieu, wordt door de directie aanvaard.
De KAM-coördinator bewaakt de doeltreffendheid van
het KAM-zorgsysteem rapporteert periodiek over het
functioneren ervan. De KAM-coördinator is tevens aangesteld
als Directievertegenwoordiger en Milieu-functionaris.
Het KAM-beleid is binnen de gehele organisatie
doorgevoerd, op basis van een zorgsysteem dat voldoet aan
de van toepassing zijnde normen, welke zijn uitgewerkt in
het handboek KAM. Van alle medewerkers van Koole NV
wordt verwacht dat zij kennis nemen van het beleid en een
actieve bijdrage leveren aan de uitvoering ervan.
Deze beleidsverklaring is voor iedereen beschikbaar via de
website www.koole.eu. Deze wordt tenminste driejaarlijks
geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd.
Getekend te Antwerpen op 25 oktober 2013,
P.B.J. Koole
Directeur
VGM BOEK JE KOOLE
R.T.J. Vosters
General Manager
65
BIJLAGE II: WERKLOCATIE-REGELS
1
Inleiding
Het doel van deze notitie is om zeker te stellen dat alle partijen
en/of personen, die in opdracht van- of namens Koole, werkzaamheden verrichten op een werf van Koole, op de hoogte
zijn van de geldende regels en afspraken en dat zij zich hieraan
conformeren. Deze notitie geldt ook voor bezoekers van Koole
op de werf.
2
Toestemming en instructie
Voor het betreden van de werf, moet vooraf toestemming worden verleend door de werfleider van Koole.
Alle personen die op de werf aan het werk gaan, in opdracht
van- of namens Koole, ontvangen van de werfleider een
werkinstructie. Men wordt geïnformeerd over aard, omvang en
bijzonderheden van de uit te voeren werkzaamheden, de hieraan verbonden risico’s en hiervoor te nemen maatregelen, o.a.
welke PBM’s moeten worden gebruikt en ook hoe te handelen
i.g.v. calamiteiten.
Voor onderaannemers en leveranciers geldt verder dat zij zich
bij aankomst én het verlaten van de werf altijd moeten melden
bij de werfleider van Koole.
3
Veiligheid en milieu
Van alle partijen en/of personen op de werf wordt verlangd,
dat zij de veiligheid ten aanzien van zichzelf en ten opzichte
van anderen niet in gevaar zullen brengen en waar mogelijk
maatregelen zullen treffen om de risico’s tot een absoluut
minimum te beperken.
66
VERSIE: 2015- 01
Met het oog op het milieu wordt van alle partijen en/of personen
op de werf verlangd dat zij hiermee op verantwoorde wijze
omgaan. Dit betekent onder meer dat milieugevaarlijke stoffen
op adequate wijze moeten worden opgevangen, opgeslagen
en afgevoerd. Verder moet stofvorming en geluidsoverlast
zoveel mogelijk worden voorkomen-, dan wel worden beperkt.
Om de risico’s tijdens het werk zo veel mogelijk te beperken
is het een goede gewoonte dat elke werknemer dagelijks
vóór aanvang van de werkzaamheden voor zichzelf de volgende
vragen beantwoord:
1. Wat kan er tijdens het werk fout gaan, wat zijn de mogelijke gevaren?
2. Wat is hiervan de oorzaak?
3. Welke maatregelen worden genomen om dit te voorkomen?
4
VCA
Alle personen die in opdracht van- of namens Koole
werkzaamheden uitvoeren op een werf, dienen aantoonbaar in
bezit te zijn van het diploma Basisveiligheid (B-VCA) of diploma
Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden (VOL-VCA).
Op meerdere werklocaties van Koole (o.a. Esso, Basf, Total),
dient men in het bezit te zijn van een geldig- en juist ingevuld
Veiligheidspaspoort.
5
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s)
Op alle werven van Koole moeten veiligheidsschoenen en passende werkkleding worden gedragen. Op locaties waar sloopen/of hijswerkzaamheden worden uitgevoerd moet bovendien
een veiligheidshelm worden gedragen. Het gebruik van specifieke- en/of aanvullende PBM’s is verder afhankelijk van lokale
veiligheidsregels (zie pictogrammen, veiligheids-instructies ed.)
VGM BOEK JE KOOLE
67
en aard van de uit te voeren werkzaamheden. Werknemers zijn
wettelijk verplicht om PBM’s op de juiste manier te gebruiken
en deze in goede staat te houden en (indien nodig vervangen).
Adembeschermingsmiddelen (ABM) moeten tijdens het gebruik
regelmatig worden schoongemaakt en natuurlijk ook na afloop
van de werkzaamheden.
6
Legitimatie
Iedereen op de werf moet zich op elk moment kunnen
legitimeren d.m.v. een geldig paspoort, ID-kaart of rijbewijs.
Personen van buiten de Europese Unie moeten daarnaast een
geldige verblijfsvergunning kunnen tonen.
7
Locale regels en voorschriften
Wanneer werkzaamheden worden verricht op een locatie waar
aanvullende regels en voorschriften gelden, dan dienen ook
deze strikt te worden nageleefd. Denk hierbij aan de geldende
maximum snelheid, verbod op niet handsfree bellen, totaal
rookverbod e.d. Bij het overtreden van deze regels kunnen
strenge sancties worden genomen.
8
Alcohol, drugs en medicijnen
Het is ten strengste verboden om op de werf drank en/of drugs
te nuttigen en/of bij zich te hebben, dan wel onder invloed te
verkeren van deze middelen. Indien men medicijnen gebruikt
die de reactiesnelheid, rijvaardigheid e.d. kunnen beïnvloeden,
dient men dit vooraf aan de werfleider te melden.
9
Gereedschap en materieel
Al het in te zetten materieel en te gebruiken gereedschap dient
in goede staat te verkeren. Dit houdt ook in dat hierop een
keuringssticker moet zijn aangebracht, waarvan de datum niet
68
VERSIE: 2015- 01
is verlopen. Ook mogen beveiligingen e.d. niet zijn verwijderd
of buiten werking gesteld. Het spreekt voor zich dat materieel
en gereedschap alleen gebruikt mag worden op de wijze
waarvoor zij bedoeld zijn.
10
Asbestsanering
Indien op de werf een asbestsanering wordt uitgevoerd,
dan is het saneringsgebied afgebakend met geel/zwart
markeringslint en waarschuwingsborden. Onder geen beding
mag dit gebied worden betreden. Zie verder het document
“Veiligheidsvoorlichting aan derden asbest”.
Wanneer tijdens het werk asbestverdacht materiaal wordt
aangetroffen, dan dient dit direct te worden gemeld aan
de leidinggevende op het werk. Er dient in dat geval een
(aanvullende-) asbestinventarisatie te worden uitgevoerd.
11
BODEMSANERING
Indien op de werf een bodemsanering wordt uitgevoerd,
dan is het saneringsgebied afgebakend met bouwhekken en
waarschuwingsborden. Onder geen beding mag dit gebied
worden betreden. Zie verder het document “Veiligheidsvoorlichting aan derden bodem”.
12
HYGIËNE
Op de werkplek mag niet worden gegeten of gedronken. Bij
het verlaten van de werkplek of werkgebied, minimaal handen
wassen en e.v.t. vuile kleding uittrekken. I.g.v. asbest- en/of
bodemsanering gelden hiervoor specifieke regels.
VGM BOEK JE KOOLE
69
13
Rookverbod
Op de werklocaties van Koole mag niet worden gerookt, met
uitzondering van hiervoor aangewezen ruimtes of gebieden.
Houdt er rekening mee dat op sommige werklocaties van
Koole een totaal rookverbod van kracht is.
14
Orde en netheid
De werkplek dient overzichtelijk en opgeruimd te zijn. Op
deze wijze kunnen ongevallen worden voorkomen. Verder
moet worden gelet op het vrij houden van doorgangen en/
of vluchtwegen.
15
Fotograferen en filmen
Het is niet toegestaan om op de werf te fotograferen en/of
te filmen.
16
Calamiteiten
Voordat men op een werf aan het werk gaat, dient men
eerst na te gaan wat de regels zijn en hoe gehandeld moet
worden in het geval van calamiteiten. Denk hierbij aan een
ongeval, ontruimingsalarm, het onverwacht vrijkomen van
(milieu-)gevaarlijke stoffen e.d. Vraag hier zo nodig naar bij de
leidinggevende van Koole.
Voor alle personen op de werf geldt dat gevaarlijke situaties
en ongevallen onmiddellijk moeten worden gemeld aan de
werfleider.
70
VERSIE: 2015- 01
VGM BOEK JE KOOLE
71
KOOLE nv
Elzasweg 13-b
2030 Antwerpen
Belgium
+32 (0) 3 475 07 83
[email protected]
www.koole.eu
72
VERSIE: 2015- 01
VGM boekje
VGM boekje
Download