VGM boekje VGM boekje 1 51 VOORWOORD 62BELEIDSVERKLARING 73 WET- EN REGELGEVING 73.1Arbeidsreglementering 73.2 Welzijn op het werk 93.3Risicoanalyse 93.4VCA 103.5LMRA 113.6Veiligheidspaspoort 113.7 Handboek KAM 123.8 Regels bij opdrachtgevers 133.9Klachten 144 GEVAARLIJKE STOFFEN 144.1Asbest 164.2 Keramische vezels 174.3Kwarts 184.4 Radioactieve slakkenwol 194.5Legionella 204.6Grenswaarden 204.7Veiligheidsinformatiebladen 224.8 Symbolen en etikettering 234.9Gevaarsymbolen 275 MACHINES EN GEREEDSCHAPPEN 275.1Inleiding 27 5.2 Machinerichtlijn en СЄ markering 285.3Keuring 285.4Vorkheftrucks 295.5 Haakse slijpers 305.6 Luchthamers - compressoren 315.7 Snijbranders en lasapparatuur 335.8 Gas- en zuurstofflessen 356Straling 367ELEKTRICITEIT 378 BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR 389 WERKEN OP HOOGTE 389.1 Stalen steigers 389.2 Mobiele stellingen (Rolsteigers) 399.3 Ladders en trappen 399.4Hoogwerkers 409.5Werkbakken 419.6 Daken en vloeropeningen 42 10HIJSWERK 4210.1Kranen 4210.2Hijsgereedschap 4410.3 Aanslaan van lasten 4410.4Communicatie 4510.5 Hand- en armseinen 4611 VACUÜM ZUIGWERK 4812 BESLOTEN RUIMTEN 5013 LICHAMELIJKE BELASTING 5013.1 Struikelen en uitglijden 5013.2 Tillen en dragen 5013.3 Duwen en trekken 5113.4Trillingen 5214 SCHADELIJK GELUID 5315 PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN 5315.1Algemeen 5315.2Werkkleding 5415.3Hoofdbescherming 54 15.4Gehoorbescherming 5515.5Oogbescherming 5515.6Adembescherming 5715.7Voetbescherming 5715.8Handbescherming 5715.9Valbescherming 5816MILIEU 5816.1Sloopmaterialen 5816.2 Milieugevaarlijke stoffen 5916.3Energieverbruik 5916.4 Vervuiling bodem en oppervlaktewater 6017NOODSITUATIES 60 17.1 Eerste hulp op het werk 6017.2Brandbestrijding 6217.3 Ontruiming en evacuatie 6217.4Ongevallen 6317.5 Melden ongevallen en incidenten 64 BIJLAGE I: BELEIDSVERKLARING 66 BIJLAGE II: WERKLOCATIE-REGELS 1 VOORWOORD Het uitvoeren van werkzaamheden waarbij geen enkel risico bestaat voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer(s) is praktisch ondenkbaar. Dit VGM-boekje bevat onderwerpen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu die ertoe moeten leiden dat de risico’s worden beperkt en beheersbaar blijven. Deze onderwerpen zijn specifiek gericht op de activiteiten van Koole in België. Dit VGM-boekje wordt aan elke medewerker van Koole NV uitgereikt. Bij ingrijpende- of belangrijke wijzigingen zal een nieuwe versie worden uitgebracht. De voorgaande versie komt daarmee automatisch te vervallen. Wij hopen dat dit VGM-boekje als nuttig en zinvol wordt ervaren. Mochten er toch opmerkingen- of ideeën zijn, dan kan dit te allen tijde worden gemeld aan de KAM-coördinator. Tot slot rekenen wij op de volle medewerking en inzet van alle medewerkers, teneinde de veiligheid en gezondheid op het werk op het hoogste niveau te houden. VGM BOEK JE KOOLE 5 2 BELEIDSVERKLARING Koole NV is in het bezit van 3 certificaten. De vertaling van de hieraan gekoppelde normen en wet- en regelgeving, is opgenomen in het handboek KAM van Koole NV. De basis van het handboek KAM is vastgelegd in de Beleidsverklaring. Zie hiervoor bijlage 1. Kernpunten uit de beleidsverklaring zijn: • Continuïteit en winstgevendheid • Klanttevredenheid • Veiligheid en gezondheid op de werkvloer • Zorg voor het milieu • Continue verbetering • Betrokkenheid van medewerkers bij de invulling van het beleid Ook is de beleidsverklaring te vinden op onze website: www.koole.eu 6 VERSIE: 2015- 01 3 WET- EN REGELGEVING 3.1 Arbeidsreglementering De arbeidsreglementering omvat onder meer alle regels over de arbeidstijd, de verplichtingen van de werkgever en de werknemer, de documenten die de arbeidsbetrekking regelen, de specifieke beschermingsmaatregelen voor jonge werknemers. Deze regels zijn onder meer vastgelegd in de Arbeidswet van 16 maart 1971. Uitgebreide informatie over welzijn op het werk is te vinden op de website www.werk.belgië.be 3.2 Welzijn op het werk 3.2.1 Welzijnswet De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, ook de “welzijnswet” genoemd, is de basiswet op het vlak van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Deze wet schept een kader waarin de uitvoeringsbesluiten genomen worden. Deze uitvoeringsbesluiten worden voor het merendeel gebundeld in de Codex over het welzijn op het werk. 3.2.2 Interne dienst voor Preventie en bescherming op het werk Elk bedrijf beschikt over een dienst voor Preventie en Bescherming op het werk. De persoon belast met deze dienst is de preventieadviseur, eventueel bijgestaan door adjuncten of een veiligheidsadviseur. De preventieadviseur heeft in de eerste plaats een adviserende bevoegdheid. De taken van de VGM BOEK JE KOOLE 7 dienst voor Preventie en Bescherming liggen wettelijk vast. Hieronder vallen onder meer: • het regelmatig bezoeken van de werkplaatsen, • het waken over de toepassing van de voorschriften, • het opsporen van risico’s, • het onderzoeken van ongevallen, • het formuleren van voorstellen, • het opvolgen van de wetgeving, • het onderhouden van contacten met externe diensten, • het secretariaatswerk van het comité voor Preventie en Bescherming op het werk. De preventieadviseur voert zijn taak uit in onafhankelijkheid van werkgever en werknemers. Hij staat dan ook steeds ter beschikking van beide partijen. 3.2.3 Arbeidsgeneeskundige dienst De arbeidsgeneesheer waakt over de gezondheid, arbeidsomstandigheden en hygiëne. De arbeidsgeneesheer werkt nauw samen met de preventieadviseur. Tot de specifieke taken van de arbeidsgeneesheer horen onder meer de medische onderzoeken. Alle werknemers zijn verplicht een medisch onderzoek te ondergaan bij hun aanwerving, verandering van arbeidspost of bij hervatting van de arbeid na afwezigheid van minstens 4 weken t.g.v. ziekte, ongeval of bevalling. Werknemers die aan specifieke risico’s zijn blootgesteld, worden periodiek onderzocht. Elke werknemer kan zelf spontaan de arbeidsgeneesheer raadplegen als hij met bepaalde vragen of gezondheidsproblemen zit in verband met zijn werk. Koole NV is aangesloten bij de externe bedrijfsgeneeskundige dienst IDEWE aan de Entrepotkaai 15 te Antwerpen, tel.: 03/215.83.83. De arbeidsgeneesheer voor Koole NV is: Dr. David Guiliani. 8 VERSIE: 2015- 01 3.3 Risicoanalyse Zoals vastgelegd in het KB van 27 maart 1998 is elke werkgever verantwoordelijk voor een structurele planmatige aanpak van preventie door middel van een risicobeheerssysteem. Een onderdeel hiervan bestaat uit het uitvoeren van een Risicoanalyse. In dit document zijn t.a.v. de bedrijfsvoering op systematische wijze alle denkbare veiligheidsrisico’s onderzocht en vastgelegd, met hierbij vermelding van de genomen- en e.v.t. nog te nemen maatregelen. Ook voor Koole NV is een Risicoanalyse opgesteld die ter inzage ligt bij de KAM-coördinator. 3.4 VCA VCA betekent Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers en is destijds vanuit de petrochemische industrie in het leven geroepen. Door middel van VCA-certificatie kan binnen een bedrijf op gestructureerde wijze een veiligheidszorgsysteem worden opgezet. Er zijn 3 niveaus voor VCAcertificering: 1. VCA* (een ster) 2. VCA** (twee sterren) 3. VCA-P (Petrochemie) Sinds begin 2014 is Koole NV gecertificeerd voor VCAPetrochemie. Jaarlijks wordt het VCA-systeem getoetst door een extern bureau (Certificerende Instelling). Enkele verplichtingen uit de VCA checklist zijn: • Er moet voor het bedrijf een VGM-actieplan zijn opgesteld • Alle werknemers moeten in het bezit zijn van het certificaat “Basisveiligheid” (B-VCA) en leidinggevenden “Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden” (VOL-VCA). VGM BOEK JE KOOLE 9 • Er moeten periodiek veiligheidsinspecties worden uitgevoerd. • Minimaal 10x per jaar moet er een toolboxmeeting worden gehouden • Materieel en gereedschap moet periodiek worden gekeurd. • Incidenten en ongevallen moeten worden geregistreerd en geanalyseerd. De meeste grote opdrachtgevers in Nederland en België hebben voor de aannemers die voor hen werken, het VCA-certificaat verplicht gesteld. 3.5 LMRA LMRA is de afkorting voor Laatste Minuut Risico Analyse Vanuit de VCA norm is de LMRA verplicht voor bedrijven met een VCA** of VCA-P certificaat. Begin 2010 is door Koole een eigen LMRA kaartje ontwikkeld (foto) dat aan alle medewerkers wordt verstrekt. De gedachte achter LMRA is om ongevallen op het werk te voorkomen. Het LMRA kaartje dient daarbij slechts als hulpmiddel! De werkwijze bij LMRA is dat dagelijks bij aanvang van de werkzaamheden, de volgende 3 stappen worden doorlopen: 10 VERSIE: 2015- 01 1. W at zijn de mogelijke gevaren en risico’s bij het uitvoeren van de werkzaamheden; 2. Welke maatregelen moeten genomen worden om deze gevaren en risico’s te elimineren of te beperken; 3. Het daadwerkelijk uitvoeren van deze maatregelen. LMRA is in feite een korte risicobeoordeling door degenen die de werkzaamheden gaan uitvoeren. Ook bij veranderingen in het werk of nieuwe werkzaamheden moet de LMRA opnieuw worden uitgevoerd. 3.6 Veiligheidspaspoort Alle medewerkers van Koole dienen in het bezit te zijn van het groene veiligheidspaspoort. Ook dit paspoort vindt zijn oorsprong in de petrochemie en staat onder supervisie van de Stichting Samenwerken Voor Veiligheid (SSVV). Het Veiligheidspaspoort wordt ingevuld en uitgegeven door de KAM-coördinator. Naast persoons- en bedrijfsgegevens, worden in dit paspoort gegevens genoteerd over gevolgde veiligheidsopleidingen- en trainingen evenals data van medische keuringen. Belangrijke klanten van Koole hebben het veiligheidspaspoort verplicht gesteld voor alle werknemers van aannemers -incl. onderaannemers en inleenkrachten- die op hun terrein werkzaamheden verrichten. 3.7 Handboek KAM KAM is de afkorting voor Kwaliteit Arbo en Milieu. In het handboek KAM van Koole NV zijn 4 zorgsystemen ondergebracht, gebaseerd op de normen: ISO-9001 (kwaliteit), ISO-14001 (milieu),VCA-Petrochemie (veiligheid & milieu), en Asbestverwijdering op basis van het KB van 28 maart 2007. Doel van het KAM-systeem is dat werkzaamheden en VGM BOEK JE KOOLE 11 activiteiten op een uniforme- en gestructureerde wijze worden uitgevoerd, volgens de in de normen vastgestelde regels. Door de Certificerende Instelling van Koole wordt meerdere keren per jaar een controle- ofwel audit uitgevoerd om te kijken of het KAM-systeem goed functioneert. 3.8 Regels bij opdrachtgevers 3.8.1 Algemeen Veel opdrachtgevers van Koole hebben eigen regels en voorschriften op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Deze regels zijn vaak samengevat in kleine brochures of kaarten. 3.8.2 Toegangsbeleid Werknemers die ingezet worden bij grote opdrachtgevers, krijgen alleen toegang als zij in het bezit zijn van een geldige toegangspas. Deze wordt verstrekt na vertoon van een geldig legitimatiebewijs, (kopie-) certificaat Basisveiligheid (B-VCA) of VOL-VCA en na het bekijken/volgen van een veiligheidsfilm of veiligheidsinstructie van het betreffende bedrijf. 3.8.3 Werkvergunning Bij bedrijven als Total, Esso, Solvay e.d. moet voorafgaand aan alle werkzaamheden eerst een werkvergunning worden uitgeschreven. Hierop staan alle maatregelen en acties vermeld zodat de werkzaamheden op een veilige- en verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd. Het is doorgaans verplicht dat de houder van de werkvergunning permanent op het werk aanwezig is. 12 VERSIE: 2015- 01 3.8.4 Sancties Wanneer de veiligheidsregels worden overtreden, bestaat de kans dat aan de betreffende werknemer de toegang tot het bedrijfsterrein van de opdrachtgever wordt ontzegd. Ook voor Koole kan dat zeer nadelige gevolgen hebben. 3.8.5 Werklocatie-regels Voor regels die gelden op de werkvloer zie bijlage “Werklocatie-regels”. 3.9 Klachten Wanneer de opdrachtgever laat blijken dat hij het niet eens is met- of niet tevreden is over- de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd- of is afgerond, of op een ander vlak zijn ongenoegen uit, dan kan dit reden zijn om dit als klacht in behandeling te nemen. Mocht zo’n situatie zich voordoen, dan moet dit worden gemeld aan de leidinggevende op het werk, die op zijn beurt de KAM-coördinator informeert. De betreffende klacht wordt dan vastgelegd op het formulier ‘Kwaliteitsverbetering’. Het doel van deze registratie is enerzijds om de klacht op te heffen (indien mogelijk- en voor zover dat nog niet is gebeurd) en daarnaast -indien nodig- maatregelen te nemen om herhaling in de toekomst te voorkomen. VGM BOEK JE KOOLE 13 4 GEVAARLIJKE STOFFEN 4.1 Asbest Asbest is in het verleden op zeer grote schaal toegepast. Niet alleen in de industrie maar ook in de woning- en utiliteitsbouw. Asbest is tot in de 80-er jaren onder meer verwerkt in de navolgende onderdelen of producten: • • • • • • • • • Luchtbehandelingskanalen Verwarmingsketels Rioleringsbuizen Leidingisolatie Vloerzeil (oa. Colovinyl-tegels) Vensterbanken Borstweringspanelen Afdichtingskoord bij fornuizen en ovens Pakkingmateriaal Microscopische uitvergroting asbestvezels (crocidoliet) De bekendste asbestsoorten zijn Chrysotiel (witte asbest), Amosiet (bruine asbest) en Crocidoliet (blauwe asbest). Sinds het begin van de 90-er jaren is het gebruik van asbest in ons land verboden en bestaan er strenge eisen voor het verwijderen van asbesthoudende materialen. Risico’s De kenmerken van een asbestvezel zijn: deze is naaldvormig, zeer klein (met het blote oog niet zichtbaar), hittebestendig en ook zeer duurzaam. Dit betekent onder meer dat ingeademde asbestvezels niet of nauwelijks worden opgelost door het longvocht en uiteindelijk kunnen doordringen in 14 VERSIE: 2015- 01 de longwand en aangrenzende organen zoals het long- en borstvlies. Vanaf 10 tot wel 40 jaar na blootstelling aan asbestvezels, kunnen zich ernstige ziektes openbaren zoals longkanker, mesothelioom (kanker aan borst- of longvlies) en asbestose (vergelijkbaar met stoflongen). Preventie Asbesthoudend materiaal mag uitsluitend worden verwijderd door bedrijven die in het bezit zijn vaneen geldige ministeriele erkenning en daarnaast zijn gecertificeerd op basis van het KB van 28 maart 2007. Belangrijke eisen bij asbestverwijdering zijn: • Verplichte melding aan de Toezicht Welzijn op het Werk (TWW) en Certificerende Instelling; • Er moet een werkplan zijn opgesteld; • Werkzaamheden staan onder toezicht van een Werfleider Asbest; • Gebieden of ruimtes waaruit asbest wordt verwijderd, moeten zijn afgebakend en gemarkeerd met signalisatielint en waarschuwingsborden; • Asbestverwijderaars moeten ten minste 1x per jaar een gerichte medische keuring ondergaan; • Asbestverwijderaars moeten in het bezit zijn van een geldig opleidingsbewijs; • Asbesthoudend afval moet luchtdicht- en dubbel zijn verpakt en voorzien van een asbestgevarensticker. Een uitzondering op het bovenstaande geldt voor werkzaamheden in de categorie ‘Eenvoudige Handelingen’ waarbij het risico op vezelemissie zeer gering is en beperkte regels van toepassing zijn. VGM BOEK JE KOOLE 15 4.2 Keramische vezels Keramische vezels worden (werden) vooral gebruikt op plaatsen waar isolatie bij hoge temperaturen nodig is, bijv. in industriële ovens, in schoorstenen, maar ook in de ijzer- en staalindustrie, chemische industrie en petrochemie. Keramische vezels zijn doorgaand helder wit van kleur. De Engelse benaming is Refractory Ceramic Fibers (RCF) of Kaowool. Wat betreft materiaaleigenschappen, afmeting en vorm zijn er overeenkomsten tussen de keramische vezel en de asbestvezel. In tegenstelling tot asbest, zijn keramische vezels op kunstmatige wijze vervaardigd en hebben doorgaans een helder witte kleur. Zij vallen onder de groep ‘Man Made Vitreous Fibres’ (MMVF). Ook glas- en steenwol behoren tot deze groep, maar die worden als minder schadelijk gezien. Risico’s Keramische Vezels zijn op Europees niveau ingedeeld als zijnde ‘Carcinogeen - Categorie 2B’ (kan na inademen mogelijk kanker veroorzaken). Verder wordt bij het herhaaldelijk verhitten van keramische vezels, boven 900° C, Cristobaliet (SiO2) gevormd. Dit is een vorm van kwarts die zeer schadelijk voor de longen is. Daarom staat ook Cristobaliet op de lijst van kankerverwekkende stoffen. Preventie Wettelijk gezien is het verwijderen van keramische vezels (nog) niet gelijk gesteld aan asbestverwijdering. Enkele grote multinationals, zoals Esso en BASF, hanteren daarentegen al 16 VERSIE: 2015- 01 langere tijd de regel dat keramische vezels onder asbestregime verwijderd moeten worden. 4.3 Kwarts Kwarts komt vrij bij het slopen of mechanisch bewerken van beton, baksteen en andere steenachtige materialen. Feitelijk gaat het om kwartsstof ofwel “kristallijne respirabele kwarts”. Kristallijn zegt iets over de vorm en onder respirabel wordt verstaan de (stof-) deeltjes die kunnen doordringen tot in de longblaasjes en daar schade kunnen veroorzaken. Risico’s Als gevolg van het langdurig inademen van kwartsstof kunnen z.g.n. ‘stoflongen’ ontstaan. Hierbij verliest de longwand zijn soepelheid en wordt ademen alsmaar moeilijker. Ook kwarts is opgenomen in de eerder genoemde “Lijst met kankerverwekkende stoffen en processen”. Preventie De kwartsproblematiek staat pas enkele jaren onder de aandacht. Maatregelen om blootstelling aan kwartsstof tegen te gaan zijn nog volop in ontwikkeling. Wel is nu al wettelijk vastgelegd dat bij de sloop van beton- en steenconstructies altijd een P3-stofmasker moet worden gebruikt. In geval van machinale sloop, dan moet de machine zijn voorzien van een overdrukcabine (wanneer cabine aanwezig) met overdruk-unit welke is voorzien van een P3-stoffilter. Verder dient tijdens de sloop en voor verlading, het puin te worden bevochtigd met waterrekening. VGM BOEK JE KOOLE 17 4.4 Radioactieve slakkenwol Tot in de 70-er jaren is steenwolisolatie toegepast dat was gemaakt van slakken uit de ertsverwerkende industrie. Dit materiaal is bekend onder de naam “slakkenwol”. In de genoemde periode kwam men tot de ontdekking dat dit materiaal in lichte mate radioactief was vanwege de toegepaste slakken. De radioactiviteit van slakkenwol ligt doorgaans iets boven de wettelijk vastgestelde grenswaarde van 100 Bq/g, waardoor voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn. Preventie In de eerste plaats zal bij sloop- of demontagewerk moeten worden vastgesteld of er daadwerkelijk slakkenwol aanwezig is. Dit dient door een hiervoor opgeleide stralingsdeskundige (niveau 3) te worden vastgesteld. Wanneer men te maken heeft met radioactieve slakkenwol dan moeten de volgende maatregelen worden genomen: • Het werkgebied moet worden afgezet; • Afhankelijk van de situatie, dienen eventueel aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gedragen, zoals een wegwerp-overall type 5/6, PVC-handschoenen, rubberen veiligheidslaarzen en minimaal een P2-stofmasker; • Verpakking en bestemming in overleg met een stralingsdeskundige. 18 VERSIE: 2015- 01 4.5 Legionella Legionella’s zijn staafvormige, beweeglijke- en minuscule bacteriën die in water groeien bij een temperatuur tussen 20 en 50°C. Legionellabacteriën vermenigvuldigen zich optimaal in stilstaand water met een temperatuur tussen de 30 en 40°C. Bij een temperatuur vanaf 55 °C gaat de bacterie dood. Risico’s Het inademen van met legionella besmette waterdampen kan leiden tot de “Veteranenziekte”. De tijd tussen besmetting en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen (z.g.n. incubatietijd) varieert van 2 tot 20 dagen (meestal 5tot 6 dagen). de eerste ziekteverschijnselen kenmerken zich door een snel oplopende hoofdpijn, spierpijn en ziek gevoel, gevolgd door een longontsteking, met koorts boven de 39° C. De patiënt hoest en is kortademig. Snelle behandeling met antibiotica is nodig om aantasting van andere organen te voorkomen omdat anders onherstelbare schade kan worden aangericht met mogelijk zelfs dodelijke afloop. Preventie • De Deco-Units bij Koole uitgerust met een UV-lamp die de Legionella bacterie doodt en worden ook chloortabletten gebruikt voor onder andere de watertanks in de Vacupakafzakaanhanger. Voor de Deco-Units die bij Koole in gebruik zijn is een Legionella-beheersplan opgesteld. VGM BOEK JE KOOLE 19 4.6 Grenswaarden Grenswaarden van stoffen zijn de maximale concentraties waaraan werknemers beroepsmatig blootgesteld mogen worden. De grenswaarde voor gassen en dampen wordt uitgedrukt in ml/m3 (ppm). Voor elk van de hierboven genoemde stoffen is een Grenswaarde vastgesteld. Wanneer de grenswaarde niet wordt overschreden, bij een blootstelling van 8 uur per dag, gedurende een arbeidzaam leven, er zeer waarschijnlijk geen gezondheidsschade ontstaat. Onderstaand de grenswaarden in België van stoffen waarmee men bij Koole in aanraking kan komen: • Asbest 100.000respirabele vezels per m3 lucht • Keramische vezels 1.000.000 respirabele vezels per m3 lucht • Kwartsstof 0,1 milligram per m3 lucht (100 µg/m³) • Lasrook 5 milligram per m3 lucht • Lood (damp) 0,15 milligram per m3 lucht Op de website www.gevaarlijkestoffen.be kan worden opgezocht wat de grenswaarde voor een bepaalde stof is. Overigens zijn niet alle stoffen in deze lijst kankerverwekkend, maar zijn zij- of kunnen zij- bij overschrijding van de aangegeven waarde op een andere wijze schadelijk voor de gezondheid. Zie hiervoor verder onder “Symbolen en etikettering”. Het meten van stof- of damp-concentraties is niet altijd eenvoudig en dient in de meeste gevallen door een gespecialiseerd bureau met speciale apparatuur te worden uitgevoerd. 4.7 Veiligheidsinformatiebladen Wanneer gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen, of men kan hiermee in aanraking komen (bijv. restproduct in te slopen leidingen), dan dienen de eigenschappen en gezondheids­ 20 VERSIE: 2015- 01 risico’s van deze stoffen bekend te zijn. Hiervoor zijn de Veiligheidsinformatiebladen (of Productveiligheidsbladen) in het leven geroepen. De Engelstalige benaming hiervoor is MSDS (Material Safety Data Sheet). Hierop staan de eigenschappen en kenmerken van de stof vermeld, de gezondheidsrisico’s- en effecten, maar ook de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen. VGM BOEK JE KOOLE 21 4.8 Symbolen en etikettering EX IN CB GZ DA EX MU CR TO ontplofbare stoffen houder onder druk gezondheidsgevaar op lange termijn 22 ontvlambare stoffen schadelijke stoffen corrosieve stoffen oxyderende stoffen schadelijk voor het milieu giftige stoffen VERSIE: 2015- 01 4.9 Gevaarsymbolen Volgens de nieuwe Europese ‘CLP’ regelgeving, moet op de verpakking van gevaarlijke stoffen informatie staan over gevaar en veiligheid. Hiervoor worden onder meer gevaarsymbolen gebruikt waarmee de gevaren-categorie wordt aangeduid. Deze symbolen of etiketten kunnen worden aangetroffen op spuitbussen, verblikken, jerrycans etc. Zij zijn bedoeld voor informatieverstrekking aan de eindgebruiker. Hiernaast een overzicht van de internationaal toegepaste GHS-gevaarsymbolen en de betekenis ervan. Met de letters bij het etiket wordt de precieze gevaren-categorie aangeduid. Voorheen werden hiervoor oranje etiketten gebruikt die overigens nog op veel verpakkingen kan worden aangetroffen. R- en S-zinnen Ook moet op de verpakking van gevaarlijke stoffen de R- en S-zinnen zijn vermeld. R-zinnen geven het risico van een stof aan. Voorbeelden van R-zinnen zijn: R 5 Ontploffingsgevaar door verwarming R 14 Reageert heftig met water R 34 Veroorzaakt brandwonden De S-zinnen geven aan, welke veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden. Voorbeelden hiervan zijn: S 1 Achter slot bewaren S 29 Afval niet in de gootsteen werpen S 24 Aanraking met de huid vermijden Voor een overzicht + verklaring van R- en S-zinnen zie: http://w w w.arbouw.nl/arbodienstverlener/pdf/overig/ren-s-zinnen.pdf/. Conform de nieuwe Europese ‘CLP’ regelgeving, worden de R- en S-zinnen vervangen door Hazard (H)-statements en Precautionary (P) statements. Gelijktijdig VGM BOEK JE KOOLE 23 worden ook EUH-zinnen geïntroduceerd. Dat zijn R-zinnen (H-statements) die ofwel binnen de GHS niet opgenomen zijn (v.b. R59 wordt EUH059) of die onder de Stoffenrichtlijn als additionele etikettering (de zogenaamde bestaande ‘extra zinnen’ ter info voor extra veiligheid) gelden (v.b. R1 wordt EUH001). Gevarendiamant Op grootverpakkingen zoals opslagtanks, tankwagens ed. wordt de zgn. gevarendiamant afgebeeld. Deze heeft 4 vakken met elk een eigen kleur voor het soort gevaar en per vak een cijfer van 0 tot 4. Hoe hoger het cijfer, des te groter het gevaar. 24 VERSIE: 2015- 01 Gevaar-waarschuwingsborden Ruimtes die ingericht zijn voor opslag van gevaarlijke stoffen, of gebieden met specifieke gevaren, moeten ook zijn voorzien van waarschuwingsborden. Dit zijn driehoekige gele borden met zwarte rand en zwart pictogram. Voorbeelden hiervan zijn: giftige stoffen elekrische spanning hangende lasten Ontvlambare stoffen Gevaarsetiketten Wanneer gevaarlijke stoffen vervoerd worden, dan moet de (groot-) verpakking zijn voorzien van een gevaaretiket. Deze ruitvormige etiketten kunnen onder meer worden aangetroffen op laadbakken, gas- en zuurstof pakketten, vracht- en tankauto’s, gasolie-tanks etc. Onderin deze etiketten staat soms een cijfer, waarmee de gevarenklasse wordt aangeduid. Het getal 3 bijvoorbeeld staat voor klasse 3 (brandbare vloeistoffen). Soms kunnen ook twee etiketten worden aangetroffen. Er is dan sprake van een combinatie van gevarenklassen. Onderstaand een 6-tal voorbeelden van de in totaal 13 gevarenklassen. Klasse 2 Klasse 3 VGM BOEK JE KOOLE Klasse 9 Klasse 8 Klasse 4.3 25 ADR Wanneer gevaarlijke stoffen over de weg vervoerd moeten worden, dan gelden hiervoor specifieke regels die in het ADR zijn vastgelegd. Het ADR is een internationaal verdrag waarin gevaarlijke stoffen zijn geclassificeerd en van een code zijn voorzien. Verder dient de chauffeur van het voertuig waarmee deze stoffen vervoerd worden, in het bezit te zijn van een ADR-opleidingscertificaat. Voertuigen die gevaarlijke goederen of stoffen vervoeren, moeten zijn voorzien van recht-hoekige-, oranje borden. In het bovenste vak staat het g evaarid entific atie - numm er, bestaand uit twee of drie cijfers. Hiermee wordt het soort gevaar aangeduid. In het onderste vak wordt het UN-nummer vermeld, hetgeen een codering is voor de gevaarlijke stof die wordt vervoerd. UN-nummer 1202 is bijv. de code voor gasolie. Deze informatie is vooral van belang voor de brandweer i.g.v. calamiteiten. Ook op containers en transporttanks kunnen deze borden worden aangetroffen. 26 VERSIE: 2015- 01 5 MACHINES EN GEREEDSCHAPPEN 5.1 Inleiding Arbeidsmiddelen is de verzamelnaam voor machines en (hulp-) gereedschappen. Voorbeelden hiervan zijn: kranen, vrachtauto’s, heftrucks, compressoren, steigers, ladders, werkbakken, hijskettingen, lastrafo’s, verlengsnoeren, kolom­boormachines, handgereedschap etc. 5.2 Machinerichtlijn en СЄ markering De Machinerichtlijn is een Europese verordening waarin eisen bij het in gebruik nemen van arbeidsmiddelen zijn opgenomen. Het betreft onder andere machines, verwisselbare uitrustingsstukken, hijs- en hefgereedschappen etc. In Nederland zijn deze verplichtingen opgenomen in het Warenwetbesluit Machines. De belangrijkste verplichtingen hieruit: • Machines moeten zodanig zijn ontworpen en geproduceerd, dat zij voldoen aan de fundamentele of essentiële eisen (artikel 3 Wwb Machines); • Er dient een Technisch constructiedossier te worden samengesteld. Aan de hand van dit dossier moet kunnen worden vastgesteld of en hoe aan de fundamentele of essentiële eisen is voldaan; • Er moet een gebruiksaanwijzing of -handleiding zijn opgesteld in de taal van de gebruiker en bij de machine worden (mee)geleverd; • Er dient een EG-verklaring van overeenstemming te worden opgesteld. Dit is de verklaring van de fabrikant van de machine, dat hij aan alle relevante eisen uit alle toepasselijke CE-markeringsrichtlijnen (dus ook andere dan de Machinerichtlijn, indien toepasselijk) heeft voldaan; VGM BOEK JE KOOLE 27 • Op de machine moet de СЄ markering zijn aangebracht. Wanneer een arbeidsmiddel is voorzien van een СЄ markering, dan betekent dit dat bij de fabricage hiervan, is voldaan aan alle Europese eisen op het gebied van veiligheid en gezondheid én de eisen uit het Nederlandse Arbobesluit. 5.3 Keuring In de wet is vastgelegd dat arbeidsmiddelen die “onderhevig zijn aan verslechtering, welke aanleiding kunnen geven tot gevaarlijke situaties” periodiek gekeurd of beproefd moeten worden. Bij Koole worden alle arbeidsmiddelen minimaal jaarlijks gekeurd. In afwijking op deze regel geldt in België voor hijs- en hefwerktuigen, als ook hijsgereedschappen een 3-maandelijkse keuringstermijn. Op de machine of het gereedschap moet een keuringssticker (zie afbeelding) zijn aangebracht, waarop de eerstkomende keuringsdatum (jaartal + maand) staat aangegeven. Dit kan/mag ook een sticker zijn van de betreffende keuringsinstantie. 5.4 Vorkheftrucks Gemotoriseerde transportwerktuigen, waaronder de vorkheftruck, worden volgens de wet (Besluit Machines) aangemerkt als ‘gevaarlijk’. De belangrijkste oorzaken van ongevallen bij het werken met de heftruck zijn: • Beknelling; • Kantelen van de heftruck; • Vallende- of onstabiele lading; • Beperkt gezichtsveld bij het rijden met lading. 28 VERSIE: 2015- 01 Regels voor (het juist gebruik van-) een vorkheftruck zijn: • De heftruck moet bij een hefhoogte vanaf 1.8 m zijn voorzien van een veiligheidskooi; • Een aanduiding van de maximale heflast moet op de heftruck zijn aangegeven; • Na gebruik de contactsleutels verwijderen zodat onbevoegden niet met de heftruck kunnen rijden; • Wanneer de last het zicht belemmerd, dan achteruit rijden; • Altijd rijden met laag geheven last of vorken en nooit keren op een helling. Bijna alle medewerkers van Koole NV hebben een opleiding “veilig werken met de vorkheftruck” gevolgd. 5.5 Haakse slijpers De haakse slijper is een van de gevaarlijkste handgereedschappen waarmee bij Koole wordt gewerkt. Door onjuist gebruik kunnen hiermee ernstige ongelukken gebeuren. Op een haakse slijper kunnen verschillende soorten schijven gemonteerd worden, afhankelijk van het soort werk. Voor metaalbewerking is er de afbraamschijf, bedoeld voor het weghalen van oneffenheden, scherpe randen e.d. De doorslijpschijf wordt gebruikt voor het doorslijpen van stukken metaal. De belangrijkste risico’s bij het gebruik van een haakse slijper zijn: • Rondvliegende deeltjes van een stukgesprongen schijf; • Het in aanraking komen van de schijf met ledematen; • Lawaai; • Het veroorzaken van brand door rondvliegende vonken. VGM BOEK JE KOOLE 29 Preventieve maatregelen bij het werken met haakse slijpers: • Zorg voor een juiste houding en positie t.o.v. het door te slijpen materiaal en vermijd situaties waarbij de haakse slijper op gezichtshoogte gehouden wordt , of de armen gestrekt; • Gebruik altijd een gelaatsscherm, adequate gehoorbescherming (otoplastieken of oorkappen) en brandvertragende werkkleding; • Verwijder nooit de handgreep en/of de beschermkap; • Zorg ervoor dat blusmiddelen binnen handbereik zijn en brandbare delen vooraf zijn verwijderd of anders met branddekens zijn afgeschermd; • Gebruik geen schijven die over datum zijn (houdbaarheidsdatum). Deze datum staat meestal op de metalen ring rond het gat. Dit heeft te maken met veroudering van het bindmiddel dat bij fabricage aan de schijf is toegevoegd; • Vervang tijdig versleten- of beschadigde schijven; • Leg de haakse slijper niet weg als de schijf nog draait; 5.6 Luchthamers - compressoren Tijdens het werken met een luchthamer / sloophamer is er altijd sprake van een zeer hoog geluidsniveau en kunnen trillingen leiden tot gezondheidsschade aan handen en armen. Preventieve maatregelen bij het werken met luchthamers en compressoren: • Zorg ervoor dat de beitel geborgd is tegen loskomen; • Zorg ervoor dat de slanguiteinden voorzien zijn van luchtslangklemmen; • Zorg ervoor dat de koppelingen van de luchtslang geborgd zijn; 30 VERSIE: 2015- 01 • De maximale druk moet op de luchtslang vermeld staan; • Houd luchtslangen stevig vast bij het openen van de luchtafsluiters; • Draag gehoor- en oogbescherming; • Draag een stofmasker type FFP3; • Gebruik eventueel trillingdempende handschoenen 5.7 Snijbranders en lasapparatuur Bij Koole wordt veelvuldig gebruik gemaakt van autogene apparatuur. Bij autogeen snijden of lassen wordt gewerkt met een gasvlam. Het hiervoor gebruikte gas wordt gemengd met zuurstof. De risico’s tijdens het werken met autogene apparatuur zijn: • Brand- en explosiegevaar: Als gevolg van verhitting van vaten en leidingwerk kunnen steekvlammen en explosies ontstaan door bijvoorbeeld de aanwezigheid van restproduct; • Blootstelling aan schadelijke dampen: Bij het doorbranden van gegalvaniseerd- of met loodmenie behandeld metaal, kunnen zeer giftige dampen vrijkomen; • Lawaai: De geluidsproductie bij snijbranden kan gemakkelijk een niveau van 95 dB(A) of hoger bereiken; • Overmatige hitte: Door warmtestraling vanaf het te bewerken object kan een groot temperatuurverschil ontstaan tussen voor- en achterzijde van het lichaam of lichaamsdeel. Hierdoor kunnen gezondheidsklachten ontstaan. VGM BOEK JE KOOLE 31 Preventieve maatregelen bij het werken met autogene apparatuur zijn: • Inspecteer de directe omgeving of het te bewerken object op aanwezigheid van brandbare- of explosieve stoffen; • Houdt altijd een brandblusser en/of andere blusmiddelen binnen handbereik; • Stel de werkdruk nooit hoger in dan noodzakelijk; • Zorg voor goed sluitende kleding en voorkom dat hete spatten in schoenen, kraag e.d. terecht kunnen komen; • Bescherm het gezicht en de ogen tegen warmtestraling en hete spatten; • Controleer voor aanvang van het werk de slangen, verbindingen en branders op lekkage; • Zorg voor voldoende afscherming op plaatsen waar door vonken brand kan ontstaan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van branddekens; • Controleer een half uur na afloop op een beginnende- of smeulbrand. Een andere manier van lassen is elektrisch lassen, met gebruikmaking van een laselektrode. Bijkomende risico’s bij elektrisch lassen zijn: • Ultraviolette straling welke schadelijk is voor de ogen waardoor hoornvliesontsteking kan ontstaan (zgn. lasogen); • Elektrocutie door de te gebruiken spanning tussen 60 en 85 volt wisselspanning. Dit ligt boven de veilige spanning van 50 volt. 32 VERSIE: 2015- 01 5.8 Gas- en zuurstofflessen Gas Bij Koole wordt gas gebuikt bij laswerk en snijbranden. Veelgebruikte gassen zijn acetyleen en propaan. Acetyleen is kleurloos en ruikt enigszins naar knoflook. Mengsels van acetyleen en lucht zijn extreem explosief. Zuurstof Wanneer zuurstof in aanraking komt met olie, vet, stof (overall!), roest en metaaldeeltjes, kan dit zeer snel tot ontbranding komen. Zuurstof is iets zwaarder dan lucht en bij lekkage blijft daarom de zuurstof laag bij de grond hangen of in kelders e.d. Kleurcodering Gasflessen zijn voorzien van een kleurcode waardoor te zien is welk gas de fles bevat. Voorbeelden hiervan zijn: • acetyleen:kastanjebruin • argon:donkergroen • propaan: grijs, groen of blauw (afh. van leverancier) • kooldioxide:grijs • stikstof:zwart • zuurstof:wit VGM BOEK JE KOOLE 33 Preventie Flessen met brandbaar gas bij voorkeur niet samen met zuurstofflessen opslaan. Bij zuurstofflessen mogen ook geen andere brandbare stoffen worden opgeslagen. Verdere aandachtspunten zijn: • Flessen rechtop laten staan en tegen omvallen beschermen; • Vallen en stoten moet worden voorkomen; • Tijdens vervoer altijd beschermkap over afsluiters; • Vulling van gasflessen controleren op druk (acetyleen bij 15°C druk niet hoger dan 17 kg/cm2); • Beschermen tegen extreme warmte. 34 VERSIE: 2015- 01 6 STRALING Er zijn 2 soorten straling te onderscheiden: 1. Ioniserende- ofwel radioactieve straling 2. Niet-ioniserende straling Ad 1) Radioactieve straling Bronnen die radioactieve straling afgeven zijn o.a.: brandmelders, controleapparatuur voor lasnaden (röntgenstralen) en ook slakkenwol op basis van ertsslakken zoals in 4.4 beschreven. Bij blootstelling aan een te hoge dosis radioactieve straling kan op korte termijn stralingsziekte ontstaan met een grote verscheidenheid aan zeer schadelijke effecten op het menselijk lichaam. Ad 2) Niet-ioniserende straling Dit is elektromagnetische straling met een onderverdeling in: Ultraviolet licht (Uv-straling) wordt voornamelijk door de zon uitgestraald, maar ook bij elektrische lassen. Bij overmatige of langdurige blootstelling aan Uv-straling bestaat er risico voor brandwonden (zonnebrand), hoornvliesontsteking (lasogen!) Zichtbaar licht kent geen bijzondere risico’s Infrarood licht (IR-licht) komt o.a. vrij bij elektrisch en autogeen lassen. IR-straling wordt ook gebruikt bij het drogen, harden en smelten van materialen. Radiofrequente straling ofwel radiogolven kunnen bij hoge dosering onder meer hoofdpijn en slaapstoornissen veroorzaken VGM BOEK JE KOOLE 35 7 ELEKTRICITEIT De meeste elektrische gereedschappen werken op een (wissel-)spanning van 220 volt en soms ook 380 volt. In beide gevallen spreekt men van laagspanning. Blootstelling hieraan kan zeer ernstige gevolgen hebben zoals zware brandwonden of een acute hartaanval. Mede daarom moet elektrisch gereedschap jaarlijks worden gekeurd. Bij 50 volt wisselspanning of 120 volt gelijkspanning is sprake van veilige spanning en veroorzaakt blootstelling hieraan doorgaans geen gezondheidsschade. Gebruik van gereedschap met veilige spanning is onder meer verplicht in besloten ruimten. Met hoogspanning (1000 volt of hoger) heeft men bij Koole zelden te maken, behalve bij machinaal graafwerk waarbij de mogelijkheid bestaat dat hoogspanningskabels in de grond worden geraakt. Elektrisch(e) gereedschap-, kasten, installaties-, toestellen e.d., mogen alleen worden geopend of gerepareerd door hiervoor opgeleid personeel of deskundigen. 36 VERSIE: 2015- 01 8 BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR Voorbeelden van stoffen die brandbaar of explosief zijn: olie, benzine, oplosmiddelen, vaste stoffen (papier, hout, plastic etc.) en poeder. Brand is het gevolg van een scheikundige reactie. Voor het ontstaan van brand zijn minimaal 3 componenten nodig: 1. Een brandbare stof; 2. Zuurstof; 3. Ontstekingsbron- of ontstekingstemperatuur. Voor het laten branden van onder andere benzine zijn deze 3 onderdelen al voldoende. Bij andere stoffen is ook de mengverhouding van belang en soms is naast de brandbare stof nog een tweede stof (katalysator) nodig om een brand te laten ontstaan. In dit laatste geval zijn dan 5 componenten nodig. ATEX betekent “ATmosphères EXplosibles”. Dit zijn Europese richtlijnen ten aanzien van gebieden of ruimtes met een verhoogd explosiegevaar. Zie hiernaast het hiervoor gebruikte waarschuwingsbord. Hierbij worden verschillende gevarenzones onderscheiden, afhankelijk van de tijdsduur waarin een explosief mengsel aanwezig is- of aanwezig kan zijn. VGM BOEK JE KOOLE 37 9 WERKEN OP HOOGTE 9.1 Stalen steigers Stalen steigers mogen alleen door hiervoor opgeleide steigerbouwers worden gebouwd, veranderd en onderhouden. Elke steiger die klaar is voor gebruik wordt door de steigerbouwfirma voorzien van een groen gekleurde steigerkaart ofwel Scafftag (zie afbeelding hiernaast). Is deze kaart rood i.p.v. groen, dan is de steiger niet gereed en mag dan niet worden betreden. Verdere regels voor stalen steigers en het gebruik van zijn: • Staanders moeten altijd zijn voorzien van voetplaten; • Het leuning- of hekwerk langs de werkvloer moet minimaal 1 m hoog zijn; • Alle werkvloeren moeten goed toegankelijk zijn d.m.v. ladders of trappen; • Bij gevaar voor elektrocutie moet de steiger zijn geaard door een deskundige; • Er mag niet worden gewerkt op trappen of ladders die óp een steigervloer zijn geplaatst. 9.2 Mobiele stellingen (Rolsteigers) Mobiele stellingen zijn voorzien van wieltjes en meestal gemaakt van aluminium, waardoor een deze minder stabiel is dan een stalen steiger. Daarom moet een mobiele stelling zijn voorzien van zijsteunen (basisverbreders). Bij de mobiele stelling hoort altijd een gebruiksaanwijzing en voor gebruik 38 VERSIE: 2015- 01 dient te worden gecontroleerd of alle onderdelen aanwezig zijn en ook of ze in orde zijn. Andere belangrijke regels voor het gebruik van mobiele stelling zijn: • Voor het beklimmen, dienen de wielen te zijn geblokkeerd; • Vanaf windkracht 6 mag niet op een mobiele stelling worden gewerkt; • Bij gebruik binnen mag de werkvloer niet hoger liggen dan 12 m en in een buitensituatie niet hoger dan 8 m. 9.3 Ladders en trappen Het werken van een trap of ladder is alleen bij kortdurende werkzaamheden aan te raden. De meeste ongevallen met trappen en ladders worden veroorzaakt door verkeerd gebruik en gebruik van ondeugdelijk materiaal. Voor het bereiken van daken, vloeren ed. moet de bovenkant van de ladder minstens 1 m boven het dakvlak/vloer uitsteken. Verdere aandachtspunten bij gebruik: • Controleer de ladder of trap vooraf op gebreken; • Zorg voor een stabiele ondergrond; • Plaats een ladder onder een hoek van c.a. 75 graden; • Plaats een ladder of trap niet voor een deur of sluit deze anders af; • Bij een uitgeschoven schuifladder , moeten de twee ladderdelen elkaar minstens 5 sporten overlappen; • Reik tijdens het werken niet verder zijwaarts dan de normale armlengte (met beide voeten op de treden/ sporten). 9.4 Hoogwerkers Hoogwerkers zijn er in verschillende uitvoeringen. De belangrijkste uitvoeringen zijn: knikarm-hoogwerker, telescoop-hoogwerker en schaarhoogwerker. De belangrijkVGM BOEK JE KOOLE 39 ste risico’s zijn het kantelen van de hoogwerker, het bekneld raken van personen die hiermee werken, of het klem raken van de hoogwerker zelf. Regels voor het gebruik van een mobiele hoogwerker zijn: • In de werkbak van de hoogwerker is het dragen (en vastmaken aan de werkbak) van een valgordel verplicht. • Uit- of instappen op hoogte is niet toegestaan; • De gebruikers van een hoogwerker moeten hiervoor zijn opgeleid; • Op de bedieningsplaats moeten duidelijke aanwijzingen voor veilige bediening zijn aangegeven; • Bij windkracht 6 of hoger, mag niet met de hoogwerker worden gewerkt; • De hoogwerker mag niet voor hijswerk worden gebruikt. Bijna alle medewerkers van Koole NV hebben een opleiding “veilig werken met de hoogwerker” gevolgd. 9.5 Werkbakken Bij Koole wordt regelmatig gewerkt vanuit een in een kraan hangende personenwerkbak, ook wel manbak genoemd. Hiervoor gelden specifieke eisen. Op de buitenkant van de werkbak moet onder meer duidelijk zijn aangegeven: de maximale hijslast, het maximaal aantal personen en het eigen gewicht van de werkbak. Ook moet op de werkbak 40 VERSIE: 2015- 01 waarschuwings-signalering zijn aangebracht. Verdere regels voor het gebruik zijn: • In de werkbak is het dragen (en vastmaken aan de werkbak) van valgordels verplicht; • In- of uit- een op hoogte hangende werkbak stappen is niet toegestaan; • Er moet goede communicatie zijn vanuit de werkbak met de kraanmachinist, bijv. door gebruikmaking van portofoons; • Wanneer personen zich op hoogte in een werkbak bevinden, dan mag de machinist de kraan niet verlaten; • In de werkbak moet een geldig keuringsbewijs aanwezig zijn; • Elke keer dat de werkbak wordt gebruikt, moet deze vooraf worden geïnspecteerd; • Bij windkracht 6 of hoger, moet het werk vanuit de werkbak worden gestaakt. 9.6 Daken en vloeropeningen De wijze van beveiligen is hier afhankelijk van verschillende factoren: • Afstand tot de dakrand of vloeropening; • Aard van de werkzaamheden; • Soort dak (vlak of hellend). Voor kortdurend werk op een hellend dakvlak, kan bijvoorbeeld een (gezekerde) ladder worden gebruikt in combinatie met een harnasgordel. Bij langer durend werk op een plat dak of nabij een vloeropening, dan moet een leuning worden aangebracht, of i.g.v. een vloeropening, dan kan deze ook worden dichtgelegd met deugdelijk materiaal. VGM BOEK JE KOOLE 41 10 HIJSWERK 10.1 Kranen Machines waarmee bij Koole hijswerk wordt verricht zijn: • Rups- of draadkraan (In België: kabelkraan); • Telescoopkraan; • Sloopkraan (graafmachine) voorzien van hijsfunctie. Hijsmachinisten moeten in het bezit zijn van een geldig hijsbewijs. Op elk van de machines moet een kraanboek aanwezig zijn en door de machinist worden bijgehouden. Ook dienen op de kraan alle keuringscertificaten (ook die van de bijbehorende stroppen, kettingen, hijsarmen e.d.) aanwezig te zijn. Weersomstandigheden Het weer kan van invloed zijn bij hijswerk. Zo moet bij windkracht 6 en hoger het hijswerk worden gestaakt, of mogelijk eerder bij grote windvangende lasten. Ook bij (dreigend) onweer moet het hijswerk worden stilgelegd. Het stilleggen van hijswerk als gevolg van weersomstandigheden wordt door de hijsmachinist bepaald. 10.2 Hijsgereedschap Onder hijsgereedschap wordt verstaan de onderdelen die niet vast aan een kraan zijn gemonteerd. Voorbeelden hiervan zijn: kettingen, kabels, stroppen, takels, balkenklemmen, haken, D-ringen, hijsbanden en hijsjukken. Alle hijsgereedschappen moeten zijn voorzien van een uniek nummer. Dit nummer is terug te vinden op het bijbehorende keurings- 42 VERSIE: 2015- 01 certificaat. In België geldt voor álle hijsgereedschappen een keuringstermijn van 3 maanden! Kettingwerk Kettingen kunnen los worden gebruikt of als zgn. samenstel. Voorbeeld hiervan is een tweesprong, bestaande uit twee kettingen, waarbij één uiteinde van elke ketting samen aan één ring is bevestigd. Op kettingwerk moet altijd zijn aangegeven wat de maximale toegestane last is. Regels voor gebruik van kettingwerk zijn: • Controleer het kettingwerk voor gebruik op beschadigingen; • Nooit de punt van een haak belasten; • Bouten van sluitingen nooit volledig aandraaien, zij moeten wél worden geborgd; • Wanneer de last scherpe hoeken heeft, bescherm dan de ketting met bijv. een autoband of een houten balk (stophout). Hijsbanden In elke hijsband is een label genaaid waarop vermeld , de werklast, materiaal-identificatie en СЄ -markering. De breedte van een hijsband is minimaal 5 cm en de ogen minstens 20 cm lang (gemeten aan de binnenzijde). Door scherpe voorwerpen kunnen hijsbanden gemakkelijk worden beschadigd. Ook vervuiling door olie, vet en chemicaliën is nadelig voor de levensduur. Daarom moeten hijsbanden naast de verplichte jaarlijkse keuring elke keer voor gebruik worden gecontroleerd. Overigens is er geen maximale gebruikstermijn voor hijsbanden, deze is afhankelijk van de conditie waarin deze verkeerd. VGM BOEK JE KOOLE 43 Takels Takels worden doorgaans handmatig aangedreven. Zij kunnen ook worden gebruikt om een last horizontaal te verplaatsen, bijv. met een Tirfor-takel. Ook van belang is dat het bevestigingspunt van de takel voldoende sterk is. 10.3 Aanslaan van lasten Onder het aanslaan van lasten wordt verstaan: het bevestigen of vastmaken van de last aan de hijsdraad, met gebruikmaking van het benodigde hijsgereedschap (zie 10.2). Het is aan te bevelen dat dit werk door een deskundige ofwel ‘Rigger’ wordt uitgevoerd. 10.4 Communicatie In geval van hijswerk is het van belang om vooraf duidelijk af te spreken welke persoon de kraanmachinist aanwijzingen geeft. De kraanmachinist en de seingever moeten goed met elkaar kunnen communiceren. Dit betekent dat zij elkaar moeten kunnen zien of anders gebruik moeten maken van portofoons. Bij het geven van aanwijzingen worden gestandaardiseerde hand- en armseinen gehanteerd. Zie hiervoor de afbeeldingen onder 10.5. 4 4 VERSIE: 2015- 01 10.5 Hand- en armseinen EINDE einde werkzaamheden STOPPEN onderbreking einde van beweging BEGINNEN pas op! handpalmen naar voren VERTICALE AFSTAND met handen aangeven VIEREN langzaam ronddraaiende beweging HIJSEN langzaam ronddraaiende beweging NAAR RECHTS wijzende beweging NAAR LINKS = andersom VOORUIT handpalmen naar binnen + op en neer beweging ACHTERUIT handpalmen naar buiten + op en neer beweging HORIZONTALE AFSTAND met handen aangeven VGM BOEK JE KOOLE GEVAAR noodstop handpalmen naar voren 45 11 VACUÜM ZUIGWERK Bij Koole zijn 2 soorten vacuüm zuiginstallaties in gebruik: a) Drukvacuüm zuigwagen “Megavac 10.000” b) Vacupak Zuiginstallatie Ad a) Met de vacuüm zuigwagen kunnen zowel droge stoffen- als ook natte stoffen worden opgezogen. Bij het werken met deze installatie is het onder meer van belang dat vooraf duidelijk is welke stoffen moeten worden opgezogen zodat eventuele aanvullende veiligheidsmaatregelen kunnen worden genomen. Ad b) De Vacupak is een door Koole ontwikkelde installatie , bestaand uit 2 delen: een afzakaanhanger en een motorunit. Met deze installatie kan onder geconditioneerde condities asbesthoudend bulkmateriaal worden opgezogen en verpakt in bigbags. Op de website www.koole.eu is onder ‘environmental’ een animatiefilm te zien waarin duidelijk wordt hoe de Vacupak werkt. Voor het werken met- en bedienen van deze installaties is minimaal een degelijke instructie vereist. 2 medewerkers van Koole BV zijn in het bezit van het SIR-diploma “Drukvacuüm Machist” (DVM). 46 VERSIE: 2015- 01 De belangrijkste risico’s bij het werken met de vacuüm zuiginstallaties zijn: • Statische elektriciteit ontstaat door wrijving van 2 stoffen langs elkaar. De mate van elektrische oplading is afhankelijk van 3 factoren: Zuigsnelheid, luchtvochtigheid en geleidbaarheid van de stof. Om vonkvorming als gevolg van elektrische lading te voorkomen is het daarom van belang dat de installatie wordt geaard. Hierdoor kan de opgebouwde elektrische lading wegvloeien; • Beknelling van ledematen in de mond van de zuigslang. Hier is een gedegen instructie van belang en speelt vooral ervaring een belangrijke rol; • Lawaai dat door de vacuüm zuiginstallatie wordt geproduceerd bereikt gemakkelijk een niveau van meer dan 90 Decibel. Het gebruik van gehoorbescherming is dan ook verplicht! Denk hier ook aan bij het opstellen van de zuiginstallatie -indien mogelijk- zodat de geluidsoverlast voor omwonenden en passanten zo laag mogelijk is. VGM BOEK JE KOOLE 47 12 BESLOTEN RUIMTEN Kenmerken van een besloten ruimte zijn, dat er meestal maar één kleine toegangsopening is (waardoor vluchten wordt bemoeilijkt), weinig of geen verlichting en dat er in de ruimte weinig tot geen ventilatie is. Voorbeelden van besloten ruimten zijn: leidingkelders, opslagtanks, destillatiekolommen, kruipruimtes e.d. Risico’s De belangrijkste gevaren bij het werken in een besloten ruimte zijn: • Brand en explosie: Brandbare vloeistoffen of dampen kunnen nog in de ruimte aanwezig zijn. Als de temperatuur daarbij hoger is dan normaal, is de kans op brand en explosie ook hoger. Ook door het rotten en gisten van bulkgoederen, kunnen explosieve mengsels ontstaan; • Verstikking: Er kan zuurstoftekort ontstaan door chemische reacties bijv. door roestvorming in een afgesloten ruimte, of door zuurstof-verdringende gassen zoals bijv. stikstof of kooldioxide Het zuurstofgehalte moet tussen de 20 en 21% liggen. Een percentage van 19% of lager is schadelijk voor de gezondheid; • Vergiftiging: Door de aanwezigheid van schadelijke stoffen kan vergiftiging optreden; • Elektrocutie: Bij gebruik van elektrisch gereedschap of verlichting, kan door defecten aan de isolatie gemakkelijk elektrocutie optreden; • Bewegende delen: In ketels ed. kunnen zich bewegende delen bevinden, zoals bijv. een roerwerk, waarmee men in aanraking kan komen. 48 VERSIE: 2015- 01 Preventie • Wanneer zich personen in de besloten ruimte bevinden, dan moet bij de toegang ervan altijd minstens één persoon (mangatwacht) aanwezig zijn. Bij calamiteiten mag de mangatwacht nooit de ruimte betreden voordat er hulp is gearriveerd; • Voor aanvang van het werk in een besloten ruimte moet zijn vastgesteld of het zuurstofgehalte in orde is (tussen 19- en 21%), of de concentratie van explosieve gassen en dampen beneden de toegestane waarden liggen. En de hoeveelheid schadelijke stoffen en dampen moet beneden de grenswaarde liggen. Het is heel wel mogelijk dat men hierdoor gebruik moet maken van adembescherming (volgelaatmaskers) met aanvoer van verse lucht (“leeflucht”) van buiten de besloten ruimte d.m.v. een leefluchtcompressor; • Door middel van ventilatie of afzuiging moeten voor aanvang van- en e.v.t tijdens de werkzaamheden gevaarlijke gassen uit de ruimte worden verwijderd. Voor het gebruik van elektrisch gereedschap, zie onder H7. VGM BOEK JE KOOLE 49 13 LICHAMELIJKE BELASTING 13.1 Struikelen en uitglijden Vanwege de aard van de werkzaamheden bij Koole, hebben we regelmatig te maken met een oneffen en/of gladde ondergrond waarop gewerkt wordt. Hierdoor bestaat er een redelijke kans op struikelen of uitglijden. Ook losliggende kabels en slangen verhogen het struikel-risico. Aandachtspunten bij dit onderwerp zijn: • Bij gebruikmaking van dragline-schotten of rijplaten, deze zo goed mogelijk neerleggen en e.v.t. kromme- of kapotte exemplaren niet gebruiken; • Ruim de werkplek regelmatig op en hang zo mogelijk kabels en slangen op. 13.2 Tillen en dragen Rugpijn is een van de meest voorkomende gezondheids­ klachten in de sloopbranche. Een juiste tilhouding is daarom zeer belangrijk. Tillen moet met een rechte rug en gebogen benen. In een optimale situatie is een tilgewicht van maximaal 25 kg aanvaardbaar. 13.3 Duwen en trekken Duwen en trekken dient bij voorkeur met twee handen te gebeuren op een hoogte tussen de schouder en de heup. Duwen geeft overigens minder risico dan trekken. Bedenk verder dat een maximale spierinspanning hooguit 4 seconden kan worden volgehouden. 50 VERSIE: 2015- 01 13.4 Trillingen Het werken met handsloophamers veroorzaakt extreme lichaamstrillingen. Ook is dit het geval bij sloopwerk met dieplepels voorzien van hydraulische breekhamer. Door deze trillingen kan o.a. een verhoogde hartslag en verhoogde bloeddruk worden veroorzaakt. Effecten bij trillingen in de handen, zijn witte vingers vanwege een slechte bloedsdoorloop, waardoor deze koud en pijnlijk aanvoelen. VGM BOEK JE KOOLE 51 14 SCHADELIJK GELUID Geluidsgolven zijn feitelijk luchttrillingen die via de gehoorgang het trommelvlies bereiken. De sterkte van geluid ofwel het geluidsniveau wordt uitgedrukt in decibel (dB). Risico’s Gehoorschade kan optreden bij langdurige blootstelling aan geluidsniveau’s boven 80 dB(A). Een vuistregel hiervoor is, dat wanneer men op een meter afstand van iemand staat en u of de andere persoon kan zich zonder stemverheffing niet verstaanbaar maken, er al sprake is van schadelijk geluid. Hoe harder het geluid, des te groter is de kans op blijvende gehoorschade. Men spreekt dan van lawaaidoofheid. Regels en voorschriften • Boven 80 dB(A) op de werkplek, moet de werkgever gehoorbeschermingsmiddelen verstrekken; • Boven 85 dB(A) zijn de werknemers verplicht om gehoorbeschermingsmiddelen te dragen; • Boven 85 dB(A) is de werkgever verplicht het lawaai te bestrijden indien (technisch en financieel) redelijkerwijs mogelijk. • Preventie Zie onder 15.4. 52 VERSIE: 2015- 01 15 PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN 15.1 Algemeen Persoonlijke Beschermingsmiddelen ofwel PBM’s moeten werknemers beschermen tegen de risico’s voor veiligheid en gezondheid. Op elke PBM dient het zgn. СЄ-keurmerk (zie 5.2) te zijn aangebracht. Op fabrieks- en bouwterreinen is door middel van (ronde- blauw gekleurde-) gebodsborden vaak aangeven welke PBM’s verplicht zijn gesteld. Hieronder enkele voorbeelden van gebodsborden. Veiligheidshelm VeiligheidsGehoor­ bril bescherming Hand­ schoenen Veiligheidsschoenen De uitgifte van PBM’s wordt verzorgd door de magazijnbeheerder. 15.2 Werkkleding Op de meeste werklocaties van Koole wordt gebruik gemaakt van de rode werkoverall. De aanduiding “proban” op het label, betekent dat de overall vlamdovend is. Wanneer de overall echter onder zit met vet of olie, dan juist wordt de brandbaarheid weer verhoogd. Door het lekken- of spuiten van zuurstof op een overall of kledingstuk, wordt de brandbaarheid zelfs drastisch verhoogd. Soms kan door een opdrachtgever- of na uitvoering van een Taak-Risico-Analyse (TRA), het dragen van een zuurbestendige- en/of antistatische overall worden verplicht. VGM BOEK JE KOOLE 53 15.3 Hoofdbescherming Op nagenoeg alle werkplekkenen werklocaties van Koole is het dragen van een veiligheidshelm verplicht. De helmen bij Koole in gebruik zijn gemaakt van ABS. De vervangingstermijn voor helmen wordt vermeld in de bijgeleverde gebruiksaanwijzing. Levensduur van een ABS veiligheidshelm bedraagt bij normaal gebruik circa 5 jaar. Het jaar en maand waarin de helm is gemaakt staat op de binnenkant van de klep (zie afbeelding - jaartal i.h. midden en maand in de rand). Wanneer een helm van hoogte valt moet hij direct worden vervangen. Het spreekt voor zich dat in een helm niet mag worden geboord e.d. 15.4 Gehoorbescherming Zoals in H14 aangegeven, is bij een geluidsniveau hoger dan 80 dB(A) het dragen van gehoorbescherming verplicht. Er zijn verschillende soorten gehoorbescherming: • Oorkappen bedekken de oren geheel en worden gebruikt bij geluidsniveaus vanaf ca. 95 dB. Oorkappen bieden bij juist gebruik de hoogste bescherming, want zij het verlagen het geluidsniveau met 15 tot 35 dB; • Otoplastieken verzwakken het geluid met 15 tot 30 dB en worden speciaal aangemeten. Alleen het schadelijke geluid wordt gefilterd en stemgeluid is doorgaans wel hoorbaar. Het is wel van belang om de otoplastieken regelmatig schoon te maken ter voorkoming van en een oorinfectie; 54 VERSIE: 2015- 01 • Oordopjes of oorwatten zijn gemaakt voor eenmalig gebruik en geven de minste bescherming (10 tot 15 dB). 15.5 Oogbescherming Voor oog- en gelaatbescherming zijn er de volgende PBM’s: • Veiligheidsbril: Een bril -eventueel op oogsterkte- met geharde- of kunststof glazen, speciaal gemaakt voor het tegenhouden van rondvliegende deeltjes; • Ruimzichtbril: Sluit aan op het gezicht, waardoor stof en vloeistofdeeltjes niet bij het oog kunnen komen; • Gelaatscherm: Dit zijn doorzichtige kappen van polycarbonaat, die bijv. op de veiligheidshelm kunnen worden bevestigd. Zij beschermen het gehele gezicht tegen stof- of vloeistofdeeltjes; • Lasbril en laskap: De lasbril wordt gebruikt bij het lassen met gas, is voorzien van donkere glazen en beschermt de ogen tegen de inwerking van schadelijke lichtstraling. Dit ter voorkoming van verblinding, lasogen en staar. In tegenstelling tot de lasbril, beschermt een laskap wél tegen inwerking van Ultraviolet licht, dat vrijkomt bij elektrisch lassen. Een laskap beschermt bovendien het hele gezicht omdat Uv-straling ook de huid kan beschadigen. 15.6 Adembescherming Algemeen De bekendste stoffilters zijn de z.g.n. snuitjes. Deze zijn per 10- of 20 stuks verpakt en zijn bedoeld voor eenmalig gebruik. Betere bescherming wordt geboden door het gebruik van een halfgelaatsmasker en een optimale bescherming wordt bereikt door het gebruik van een volgelaatsmasker. Stoffilters zijn er in de klassen P1, P2 en P3, waarvan de laatste de hoogste filterwaarde heeft. VGM BOEK JE KOOLE 55 Gasfilters zijn er in vele soorten en heeft te maken met welke gas of damp men te doen heeft. Deze filters hebben ook een kleurcode. De meest gebruikte gas- en dampfilters zijn: Type A (bruin):dampen van organische stoffen Type B (grijs): zure gassen Type E (geel): zwaveldioxide Type K (groen): ammoniak Enkele speciale filters zijn: Type CO (zwart): koolmonoxide Type Hg (rood): kwik Ook zijn er combinatiefilters zoals bijv. een ABEK-filter (foto). Bovendien kan een gasfilter worden gecombineerd met een stoffilter. Het gebruik van halfgelaatsmaskers heeft de voorkeur boven het gebruik van snuitjes omdat de halfgelaatsmaskers door een betere aansluiting op het gezicht een hogere bescherming bieden. Bovendien kunnen snuitjes geen gassen of dampen filteren. Volgelaatmaskers worden in combinatie met aanblaasunit + P3-filter gebruikt bij de uitvoering van asbestsaneringswerkzaamheden. Onafhankelijke adembescherming Hierbij wordt gebruik gemaakt van een volgelaatsmasker en wordt de ingeademde lucht van buiten het werkgebied of ruimte aangevoerd, door middel van een leefluchtcompressor. Deze compressoren zijn doorgaans voorzien van gas- en dampfilters. 56 VERSIE: 2015- 01 Vluchtmasker Op raffinaderijen, chemische fabrieken e.d. is het soms verplicht een vluchtmasker paraat te hebben en deze op te zetten i.g.v. calamiteiten. 15.7 Voetbescherming Op alle werken- en werklocaties van Koole is het dragen van veiligheidsschoenen- of laarzen verplicht. Goede veiligheidsschoenen zijn voorzien van: • Stalen neuzen, om de tenen tegen vallende voorwerpen te beschermen; • Stalen tussenzool, ter bescherming tegen scherpe voorwerpen; • Antislip zool. 15.8 Handbescherming Voor het beschermen van handen en armen zijn er vele soorten veiligheidshandschoenen verkrijgbaar. De keuze is afhankelijk van de toepassing. Vooral bij het werken met gevaarlijke stoffen is een juiste keuze van belang. Voor laswerkzaamheden is er de in stevig leer uitgevoerde lashandschoen met extra lange schacht. 15.9 Valbescherming Bij het werken vanuit een hoogwerker of personen-werkbak óf wanneer een bordes, leuning of steiger ontbreekt, dan moet een veiligheids- of harnasgordel worden gedragen. Een veiligheidsgordel heeft een maximaal toegestane valafstand van 60 cm. Hierdoor is het dragen van een harnasgordel praktischer wegens een toegestane valhoogte van 2 meter. De harnasgordel is voorzien van schouder- en beenbanden, vanglijn en valdemper. Deze onderdelen vormen samen één geheel en dienen bij elkaar te blijven en als een geheel te worden gekeurd. VGM BOEK JE KOOLE 57 16 MILIEU 16.1 Sloopmaterialen Al het materiaal dat vrijkomt tijdens sloopwerk moet zoveel mogelijk worden gescheiden en in aparte containers verladen zodat zij kunnen worden hergebruikt ofwel gerecycled. De belangrijkste recyclebare afvalstromen zijn: • Metalen (schroot), onder te verdelen in o.a. ijzer, roestvrijstaal, aluminium ed. • Puin (beton en/of metselwerk) • Hout, onder te verdelen in A-hout (volledig schoon hout), B-hout (o.a. geschilderd, hardboard) en C-hout (geïmpregneerd, bijv. spoorbielzen – niet recyclebaar) • Gemengd Bouw- en Sloopafval zijn kleinere hoeveelheden materiaal van een andere samenstelling dan eerder of hierna genoemd. Deze worden door het ontvangende bedrijf weer uitgesorteerd t.b.v. hergebruik In de wet is vastgelegd dat afval alleen mag worden gestort als het niet herbruikbaar- of verbrandbaar is. Voorbeelden hiervan zijn: asbest, vervuilde grond, teerhoudend asfalt e.d. Verder moet ook verspreiding van zwerfvuil op de werklocatie worden tegengegaan. 16.2 Milieugevaarlijke stoffen De hiervoor genoemde materialen die moeten worden gestort (niet herbruikbaar- of verbrandbaar) zijn voor een groot deel ook milieugevaarlijk. Daarnaast kunnen tijdens sloop- en demontagewerk nog andere milieugevaarlijke stoffen of onderdelen vrijkomen. Voorbeelden hiervan zijn: Koelkasten, TL-buizen, CV-ketels en Airco-installaties (Freon). 58 VERSIE: 2015- 01 Het is van belang ook deze onderdelen te scheiden en apart af te voeren. 16.3 Energieverbruik Onnodig energieverbruik moet worden voorkomen door materieel, elektrisch gereedschap ed. uit te schakelen wanneer het (tijdelijk) niet wordt gebruikt. Denk hierbij niet alleen aan compressoren, kranen, bedrijfsauto’s, vorkheftrucks etc. maar ook aan verlichting en verwarming in de keten. 16.4 Vervuiling bodem en oppervlaktewater Bij Koole wordt veel met machines gewerkt. Dit heeft tot gevolg dat lekkages kunnen ontstaan in bijv. hydrauliekslangen- of leidingen. In dit geval dienen direct maatregelen te worden genomen om vervuiling van bodem en oppervlaktewater te voorkomen of anders zoveel mogelijk te beperken. Ook tijdens het onderhoud of olie-verversen moet worden voorkomen dat olieproducten in de bodem terechtkomen. VGM BOEK JE KOOLE 59 17 NOODSITUATIES 17.1 Eerste hulp op het werk In het KB van 15 december 2010 is vastgelegd dat eerste hulp moet worden verleend aan werknemers die slachtoffer worden van een ongeval of die onwel worden. Het belang van deze regeling is dat de verwondingen of letsel van het (de) slachtoffer(s) worden beperkt totdat gespecialiseerde hulp is ingeschakeld. Binnen de onderneming zijn meerdere medewerkers opgeleid die eerste hulp kunnen verlenen wanneer dat nodig is. 17.2 Brandbestrijding Brandklasse De 4 categorieën hierbij zijn: 1. Vaste stof branden: 2. Vloeistofbranden: 3. Gasbranden: 4. Metaalbranden: brandklasse A brandklasse B brandklasse C brandklasse D Blusmiddelen De verschillende blusmiddelen en blusstoffen voor het bestrijden van een kleine- of beginnende brand zijn: • Water heeft vooral een afkoelende werking, waarbij niet alleen door het water maar ook door stoomvorming de warmte versneld wordt afgevoerd; • Bij een Schuimblusser is een schuimvormend middel aan water toegevoegd waarmee onder meer de verdamping wordt beperkt. Door het met schuim bedekken van de brandhaard, wordt a.h.w. de toevoer van zuurstof afgesloten. Moderne schuimblussers zijn tevens geschikt 60 VERSIE: 2015- 01 voor het blussen van elektriciteitsbranden; • Bij gebruik van een Koolzuurblusser (CO2) verstikt de brand door het verdringen van de zuurstof. Doordat het blusgas in de blusser onder hoge druk staat, koelt het af tot ca. 80 °C onder nul. Blus daarom met een CO2-blusser nooit op personen; • In een poederblusser kunnen verschillende soorten bluspoeder zitten. Door het poeder wordt de brandvorming feitelijk verstoord (negatieve katalysator); • Zand is ook te gebruiken voor het bestrijden van kleineen beginnende brandjes. Verder dienen ook blusmiddelen jaarlijks te worden gekeurd en moet natuurlijk een blusser na gebruik worden vervangen. Bestrijding De bestrijding van de verschillende brandklassen is in onderstaande tabel per blusstof aangegeven: blusmiddel klasse A klasse B klasse C klasse D Water ja nee nee nee Schuim ja ja nee nee ABC-poeder ja ja ja nee D-poeder nee nee nee ja Koolzuur (CO2) nee ja ja nee Aandachtspunten bij het voorkomen en bestrijden van brand: • Zorg ervoor dat bij brandgevaarlijk werk (lassen, snijbranden ed.) altijd een brandblusser of brandslang binnen handbereik is. Controleer in dit geval bovendien op brand of smeulen, een half uur nadat het werk is beëindigd; • Controleer bij aanvang van het werk of de blusmiddelen in orde zijn; VGM BOEK JE KOOLE 61 • Elektriciteitsbranden alléén bestrijden met een CO2blusser of speciale poederblusser (PG); • Let op dat bij het blussen met een poederblusser onherstelbare schade aan elektrische onderdelen wordt veroorzaakt. 17.3 Ontruiming en evacuatie In het geval van een alarmsituatie, dient de aanwezige BHV-er ervoor zorgen dat het gebouw of gebied direct wordt ontruimd. Zijn aanwijzingen moeten hierbij worden opgevolgd. Op grote bedrijfsterreinen zoals bij Esso en Solvay, dient men zich zo snel mogelijk naar de verzamelplaats te begeven. Deze is herkenbaar aan de groene borden met wit opschrift (zie afbeelding hiernaast). 17.4 Ongevallen Het is belangrijk dat wanneer er op het werk een ongeval gebeurt, hierop zo snel mogelijk actie wordt ondernomen. Waarschuw indien aanwezig direct een BHV-er en/of handel als volgt: 1. Denk altijd éérst aan uw eigen veiligheid 2. Zorg voor eerste hulp en kijk of erger kan worden voorkomen, zoals aanrij-gevaar, brand, omvallende delen etc.; 3. Bel het landelijke alarmnummer 112 of het alarmnummer van het bedrijf waar u werkzaam bent. Zie hiervoor de alarmkaart in de werfmap; 4. Zorg ervoor dat er iemand is die de hulpdiensten opvangt om hen de ongevalsplaats aan te wijzen; 62 VERSIE: 2015- 01 5. S tel het slachtoffer gerust tot de hulpdiensten zijn gearriveerd. 17.5 Melden ongevallen en incidenten Alle incidenten waarbij lichamelijk letsel, flinke materiele schade- en/of flinke milieuschade is opgetreden, moeten direct worden gemeld bij uw leidinggevende of KAMcoördinator. Het is verder van belang dat alle incidenten en óók bijna-incidenten (Near Miss) worden vastgelegd op het hiervoor bestemde formulier uit het KAM-handboek. Het ingevulde formulier moet worden ingeleverd bij de KAMcoördinator. VGM BOEK JE KOOLE 63 BIJLAGE I: BELEIDSVERKLARING Het beleid van Koole NV is in de eerste plaats gericht op een gezonde- en rendabele bedrijfsvoering. De kwaliteit van haar dienstverlening staat daarbij hoog in het vaandel. Dit geldt ook voor de veiligheid en gezondheid van alle medewerkers, waarbij al het redelijkerwijs mogelijke wordt gedaan om ook te voorkomen dat bezoekers en het personeel van derden aan risico’s of gevaren, in welke vorm dan ook, worden blootgesteld. De zorg voor het milieu maakt eveneens deel uit van het totale beleid, door daar zowel intern- als ook extern op zorgvuldige wijze mee om te gaan. Daarnaast wordt in toenemende mate aandacht besteed aan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), waarbij de focus ligt op economische prestaties, respect voor sociale- en maatschappelijke aspecten en het in acht nemen van ecologische waarden. Een belangrijk aspect bij het in de praktijk brengen van dit beleid, is het opstellen en in stand houden van een doeltreffend zorgsysteem waarbij de wensen van de klanten en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving centraal staan. Het laatste geldt ook voor het buitenland, in het geval daar werkzaamheden uit te voeren. Het uitvoeren van kwalitatief hoogwaardige werkzaamheden, houdt in dat de daarvoor benodigde maatregelen worden genomen en daar waar nodig aangepast of verbeterd. Dit ter bevordering van: • Continuïteit en winstgevendheid van de onderneming; • Veilige omstandigheden en werkwijzen waardoor ongevallen worden voorkomen; 64 VERSIE: 2015- 01 • • • • Klanttevredenheid; Leverbetrouwbaarheid; Het voorkomen en teniet doen van tekortkomingen; Zorg voor het milieu. De hieruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor het opstellen en in stand houden van efficiënte procedures, het streven naar continue verbetering, als ook het creëren van optimale omstandigheden op het gebied van Kwaliteit Arbo en Milieu, wordt door de directie aanvaard. De KAM-coördinator bewaakt de doeltreffendheid van het KAM-zorgsysteem rapporteert periodiek over het functioneren ervan. De KAM-coördinator is tevens aangesteld als Directievertegenwoordiger en Milieu-functionaris. Het KAM-beleid is binnen de gehele organisatie doorgevoerd, op basis van een zorgsysteem dat voldoet aan de van toepassing zijnde normen, welke zijn uitgewerkt in het handboek KAM. Van alle medewerkers van Koole NV wordt verwacht dat zij kennis nemen van het beleid en een actieve bijdrage leveren aan de uitvoering ervan. Deze beleidsverklaring is voor iedereen beschikbaar via de website www.koole.eu. Deze wordt tenminste driejaarlijks geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd. Getekend te Antwerpen op 25 oktober 2013, P.B.J. Koole Directeur VGM BOEK JE KOOLE R.T.J. Vosters General Manager 65 BIJLAGE II: WERKLOCATIE-REGELS 1 Inleiding Het doel van deze notitie is om zeker te stellen dat alle partijen en/of personen, die in opdracht van- of namens Koole, werkzaamheden verrichten op een werf van Koole, op de hoogte zijn van de geldende regels en afspraken en dat zij zich hieraan conformeren. Deze notitie geldt ook voor bezoekers van Koole op de werf. 2 Toestemming en instructie Voor het betreden van de werf, moet vooraf toestemming worden verleend door de werfleider van Koole. Alle personen die op de werf aan het werk gaan, in opdracht van- of namens Koole, ontvangen van de werfleider een werkinstructie. Men wordt geïnformeerd over aard, omvang en bijzonderheden van de uit te voeren werkzaamheden, de hieraan verbonden risico’s en hiervoor te nemen maatregelen, o.a. welke PBM’s moeten worden gebruikt en ook hoe te handelen i.g.v. calamiteiten. Voor onderaannemers en leveranciers geldt verder dat zij zich bij aankomst én het verlaten van de werf altijd moeten melden bij de werfleider van Koole. 3 Veiligheid en milieu Van alle partijen en/of personen op de werf wordt verlangd, dat zij de veiligheid ten aanzien van zichzelf en ten opzichte van anderen niet in gevaar zullen brengen en waar mogelijk maatregelen zullen treffen om de risico’s tot een absoluut minimum te beperken. 66 VERSIE: 2015- 01 Met het oog op het milieu wordt van alle partijen en/of personen op de werf verlangd dat zij hiermee op verantwoorde wijze omgaan. Dit betekent onder meer dat milieugevaarlijke stoffen op adequate wijze moeten worden opgevangen, opgeslagen en afgevoerd. Verder moet stofvorming en geluidsoverlast zoveel mogelijk worden voorkomen-, dan wel worden beperkt. Om de risico’s tijdens het werk zo veel mogelijk te beperken is het een goede gewoonte dat elke werknemer dagelijks vóór aanvang van de werkzaamheden voor zichzelf de volgende vragen beantwoord: 1. Wat kan er tijdens het werk fout gaan, wat zijn de mogelijke gevaren? 2. Wat is hiervan de oorzaak? 3. Welke maatregelen worden genomen om dit te voorkomen? 4 VCA Alle personen die in opdracht van- of namens Koole werkzaamheden uitvoeren op een werf, dienen aantoonbaar in bezit te zijn van het diploma Basisveiligheid (B-VCA) of diploma Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden (VOL-VCA). Op meerdere werklocaties van Koole (o.a. Esso, Basf, Total), dient men in het bezit te zijn van een geldig- en juist ingevuld Veiligheidspaspoort. 5 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) Op alle werven van Koole moeten veiligheidsschoenen en passende werkkleding worden gedragen. Op locaties waar sloopen/of hijswerkzaamheden worden uitgevoerd moet bovendien een veiligheidshelm worden gedragen. Het gebruik van specifieke- en/of aanvullende PBM’s is verder afhankelijk van lokale veiligheidsregels (zie pictogrammen, veiligheids-instructies ed.) VGM BOEK JE KOOLE 67 en aard van de uit te voeren werkzaamheden. Werknemers zijn wettelijk verplicht om PBM’s op de juiste manier te gebruiken en deze in goede staat te houden en (indien nodig vervangen). Adembeschermingsmiddelen (ABM) moeten tijdens het gebruik regelmatig worden schoongemaakt en natuurlijk ook na afloop van de werkzaamheden. 6 Legitimatie Iedereen op de werf moet zich op elk moment kunnen legitimeren d.m.v. een geldig paspoort, ID-kaart of rijbewijs. Personen van buiten de Europese Unie moeten daarnaast een geldige verblijfsvergunning kunnen tonen. 7 Locale regels en voorschriften Wanneer werkzaamheden worden verricht op een locatie waar aanvullende regels en voorschriften gelden, dan dienen ook deze strikt te worden nageleefd. Denk hierbij aan de geldende maximum snelheid, verbod op niet handsfree bellen, totaal rookverbod e.d. Bij het overtreden van deze regels kunnen strenge sancties worden genomen. 8 Alcohol, drugs en medicijnen Het is ten strengste verboden om op de werf drank en/of drugs te nuttigen en/of bij zich te hebben, dan wel onder invloed te verkeren van deze middelen. Indien men medicijnen gebruikt die de reactiesnelheid, rijvaardigheid e.d. kunnen beïnvloeden, dient men dit vooraf aan de werfleider te melden. 9 Gereedschap en materieel Al het in te zetten materieel en te gebruiken gereedschap dient in goede staat te verkeren. Dit houdt ook in dat hierop een keuringssticker moet zijn aangebracht, waarvan de datum niet 68 VERSIE: 2015- 01 is verlopen. Ook mogen beveiligingen e.d. niet zijn verwijderd of buiten werking gesteld. Het spreekt voor zich dat materieel en gereedschap alleen gebruikt mag worden op de wijze waarvoor zij bedoeld zijn. 10 Asbestsanering Indien op de werf een asbestsanering wordt uitgevoerd, dan is het saneringsgebied afgebakend met geel/zwart markeringslint en waarschuwingsborden. Onder geen beding mag dit gebied worden betreden. Zie verder het document “Veiligheidsvoorlichting aan derden asbest”. Wanneer tijdens het werk asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen, dan dient dit direct te worden gemeld aan de leidinggevende op het werk. Er dient in dat geval een (aanvullende-) asbestinventarisatie te worden uitgevoerd. 11 BODEMSANERING Indien op de werf een bodemsanering wordt uitgevoerd, dan is het saneringsgebied afgebakend met bouwhekken en waarschuwingsborden. Onder geen beding mag dit gebied worden betreden. Zie verder het document “Veiligheidsvoorlichting aan derden bodem”. 12 HYGIËNE Op de werkplek mag niet worden gegeten of gedronken. Bij het verlaten van de werkplek of werkgebied, minimaal handen wassen en e.v.t. vuile kleding uittrekken. I.g.v. asbest- en/of bodemsanering gelden hiervoor specifieke regels. VGM BOEK JE KOOLE 69 13 Rookverbod Op de werklocaties van Koole mag niet worden gerookt, met uitzondering van hiervoor aangewezen ruimtes of gebieden. Houdt er rekening mee dat op sommige werklocaties van Koole een totaal rookverbod van kracht is. 14 Orde en netheid De werkplek dient overzichtelijk en opgeruimd te zijn. Op deze wijze kunnen ongevallen worden voorkomen. Verder moet worden gelet op het vrij houden van doorgangen en/ of vluchtwegen. 15 Fotograferen en filmen Het is niet toegestaan om op de werf te fotograferen en/of te filmen. 16 Calamiteiten Voordat men op een werf aan het werk gaat, dient men eerst na te gaan wat de regels zijn en hoe gehandeld moet worden in het geval van calamiteiten. Denk hierbij aan een ongeval, ontruimingsalarm, het onverwacht vrijkomen van (milieu-)gevaarlijke stoffen e.d. Vraag hier zo nodig naar bij de leidinggevende van Koole. Voor alle personen op de werf geldt dat gevaarlijke situaties en ongevallen onmiddellijk moeten worden gemeld aan de werfleider. 70 VERSIE: 2015- 01 VGM BOEK JE KOOLE 71 KOOLE nv Elzasweg 13-b 2030 Antwerpen Belgium +32 (0) 3 475 07 83 [email protected] www.koole.eu 72 VERSIE: 2015- 01 VGM boekje VGM boekje