Les 3 Spierballen Inleiding Om inzicht te krijgen in spieren en gewrichten probeer je de volgende vragen te beantwoorden. Zoek de informatie op: www.bioplek.org- onderbouw- skelet en spieren theorie. 1. Waarmee zitten spieren aan het skelet vast? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 2. Welke 2 spieren heb je nodig om je arm te kunnen buigen en strekken? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 3. Welke spier is gespannen als je de arm buigt? Wanneer is die spier ontspannen? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 4. Welke spier is gespannen als je de arm strekt? Wanneer is die spier ontspannen? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 5. Hoe noemen we spieren die een tegenovergestelde beweging (buigen en strekken) mogelijk maken? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 6. Aan welke botten zit de buigspier van de arm vast? ………………………………………………………………………………… 7. Aan welke botten zit de strekspier van de arm vast? ………………………………………………………………………………… 8. Welk type gewricht (kogelgewricht, scharniergewricht, rolgewricht) is het ellebooggewricht? ……………………………………………………………………………….. 9. Welk type gewricht is het schoudergewricht? ……………………………………………………………………………….. Onderzoek: Wat verandert aan de dikte van de buigspier van je arm als je deze samentrekt? Is er verschil tussen je linker en rechter arm? Je hebt nodig: Een meetlint Werkwijze: *Werk met z’n tweeën, de een is proefpersoon, de ander meet. *Laat een arm slap langs het lichaam hangen. De buigspier is dan ontspannen. *Meet de omtrek van de bovenarm op het dikste gedeelte. Geef met een klein streepje de plaats aan waar je meet. Zet het resultaat in onderstaande tabel. 2 *Maak een stevige vuist en buig je arm. De buigspier is dan samengetrokken. Probeer de spierballen zo dik mogelijk te maken. *Meet dan op dezelfde plaats opnieuw de omtrek van de bovenarm. Zet het resultaat in de tabel. *Om nauwkeurige resultaten te krijgen, kun je het beste meerdere keren meten, bv 3 keer. Noteer alle metingen in de tabel en bereken het gemiddelde. *Herhaal de proef met de andere arm. *Herhaal de hele proef nu met de andere proefpersoon. Resultaten: Toestand van de buigspier Omtrek l.arm pers. 1 Omtrek r.arm pers. 1 Omtrek l.arm pers. 2 Omtrek r.arm pers. 2 ontspannen samengetrokken Verschil in cm Verwerking: *Bereken het verschil tussen de dikte van de ontspannen en de samengetrokken spier en zet dit in de tabel. *Gebruik voor het berekenen van het verschil de gemiddelde waardes van de 3 metingen. *Geef de verschillen ook weer in percentages.(%) *Maak in het kader een staafdiagram van de verschillen in %. 3 Wat ben je nu te weten gekomen? 1. Wat was het verschil in omtrek van de bovenarm bij het buigen en het ontspannen van de arm? ………………………………………………………………………………. 2. Wat kun je daaruit concluderen over de verandering in de spier bij het samentrekken? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 3. Was er een verschil tussen de linkerarm en de rechterarm? ………………………………………………………………………………… 4 4. Zo ja, hoe groot was dit verschil? ………………………………………………………………………………… 5. Kun je zelf dit verschil verklaren? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 6. Was er een verschil tussen de proefpersonen? ……………………………………………………………………………….. 1. Zo ja, wat was dan het verschil? ……………………………………………………………………………….. 2. Kun je zelf een verklaring geven tussen het verschil van de 2 proefpersonen? (bv sport, werk) ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 5