AB1602.BIJLAGE 2 Bijlage bij de annotatie Kadernota 2017 Inrichting gebonden begroten Plan van aanpak op hoofdlijnen Inleiding In 2016 gaat de Omgevingsdienst Groningen, samen met de opdrachtgevers, onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is te komen tot een inrichting- gebonden begrotingssystematiek. Wat is inrichting-gebonden begroten? Bij een inrichting-gebonden begroting wordt er voor de basistaken een kostprijs vastgesteld per type inrichting. Deelnemers betalen voor de inzet van de omgevingsdienst op basis van het inrichtingenbestand waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Aangezien het inrichtingenbestand niet snel wijzigt, biedt een inrichting-gebonden systematiek begrotingsstabiliteit voor de omgevingsdienst. Hierdoor is het voor de omgevingsdienst makkelijker om de bedrijfsvoering efficiënt in te richten en de risico’s voor de eigenaren te beperken. Voorwaarde voor een inrichting-gebonden begroting is dat er een gedeeld beeld ontstaat over de ‘standaard’ inzet per type inrichting en de financiële spelregels die gelden als opdrachtgevers er voor kiezen om in specifieke gevallen af te wijken van de standaard. Het bevoegd gezag is ter aller tijde aanzet om de inzet te bepalen. Dit uitgangspunt staat ook met inrichting-gebonden begroten niet ter discussie. In deze notie worden de hoofdlijnen van het plan van aanpak beschreven. Hiertoe worden de verschillende uitwerkingsvraagstukken toegelicht en worden de uitgangspunten voor de procesaanpak benoemd. Uitwerkingsvraagstukken In het plan van aanpak staan een zestal vraagstukken centraal. Hieronder worden de vraagstukken kort toegelicht: 1. Afbakening van het basistakenpakket Een belangrijke randvoorwaarde voor de inrichting gebonden financiering van basistaken is een eenduidige definitie van het basistakenpakket. De afspraken uit de Package Deal bieden op hoofdlijnen duidelijkheid, maar over de precieze afbakening bestaat – ook in den lande - discussie. Eén van de onderdelen in het plan van aanpak is de inventarisatie bij de opdrachtgevers hoe zij de definitie van het basistakenpakket hebben ingevuld. Na deze inventarisatie gaat de Omgevingsdienst samen met de opdrachtgevers een voorstel 1 AB1602.BIJLAGE 2 voorbereiden over de afbakening van het basistaken pakket. Het voorstel wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. 2. Inrichtingenbestand in beeld In januari 2016 zal de Omgevingsdienst ten behoeve van het leefomgevingsysteem (LOS) de inrichtingenbestanden bij de deelnemers opvragen. Deze uitvraag vormt de basis voor het in beeld krijgen van het aantal inrichtingen per deelnemer. De inrichtingen van het basistakenpakket zullen in een aantal categorieën worden ingedeeld (bijvoorbeeld: A, B, C, IPPC, BRZO). 3. Inzet per type inrichting De volgende stap is de bepaling van de gemiddelde inzet per type inrichting voor zowel vergunningverlening, toezicht en handhaving en advies. De omvang wordt bij voorkeur bepaald op basis het risicoprofiel van een inrichting. Wij kunnen ons, zeker ten aanzien van het toezicht, indenken dat de inzet hoger uitvalt naarmate het risico- profiel toeneemt en de inzet lager uitvalt bij een inrichting met een laag risicoprofiel. In de uitwerking zullen wij werken met enkele scenario’s. Met opdrachtgevers maken wij vervolgens een inschatting van het risico- profiel van hun inrichtingenbestand. 4. Consequenties in beeld Op basis van de voorgaande stappen is het mogelijk een rekenmodel te bouwen en door te rekenen wat de consequenties zijn voor: 1) de omgevingsdienst; 2) de deelnemers als totaal; 3) de deelnemers individueel. De Omgevingsdienst gaat een gebruiksvriendelijk en flexibel model te bouwen. 5. Spelregels Zoals in de kadernota reeds is aangegeven bepalen opdrachtgevers als bevoegd gezag uiteindelijk de benodigde inzet. Tegelijkertijd biedt harmonisatie van werkwijze en inzet ook efficiencywinst. Met deelnemers wordt besproken welke spelregels nodig zijn om een goed en gedragen evenwicht te vinden om over te kunnen gaan tot inrichting gebonden begroten. Deze spelregels kunnen procesmatig van aard zijn, maar ook financieel. Als bijvoorbeeld de inrichting gebonden methodiek tot verschuivingen in kosten leidt tussen deelnemers, dan is de vraag hoe hiermee het beste kan worden omgegaan. De afspraken hierover worden in de spelregels verwoord. 6. Besluitvorming Op basis van de voorgaande uitwerkingspunten is de omgevingsdienst in staat om aan te geven wat de effecten zijn bij invoering van inrichting gebonden begroten. Het al dan niet invoeren van de methodiek wordt vervolgens ter besluitvorming aan de deelnemers voorgelegd. 2 AB1602.BIJLAGE 2 Een zorgvuldig proces Binnen de omgevingsdienst wordt een kleine projectorganisatie ingericht om het proces te begeleiden. Inbreng van deelnemers In januari 2016 gaat de Omgevingsdienst met het opdrachtgeversplatform (opdrachtgevers) en met het controllersoverleg (financieel specialisten van iedere deelnemer) bespreken welke aandachtspunten er per uitwerkingsstap zijn en welke rol en inbreng de Omgevingsdienst en de deelnemers daarin willen en kunnen vervullen. Uitgangspunt daarbij is dat deelnemers bij cruciale stappen worden uitgedaagd om mee te denken en te werken. De omgevingsdienst houdt de tijdsbesteding beperkt door in de voorbereiding en uitwerking veel inzet voor haar rekening te nemen. Planning De Omgevingsdienst wil de zes uitwerkingsvraagstukken voor de zomer afronden, zodat het mogelijk is het Algemeen Bestuur een begrotings-wijziging voor te leggen. De Omgevingsdienst realiseert zich dat deze planning ambitieus is. De kwaliteit van het proces is belangrijk en snelheid geen doel op zich. De voortgang en tussentijdse resultaten zijn onderwerpen van gesprek in het opdrachtgeversplatform. Tot slot De Omgevingsdienst realiseert zich dat het proces om te komen tot een inrichting gebonden begroting een spannend en complex traject is. Tegelijkertijd is het traject een aanjager om met elkaar te verkennen waar mogelijkheden zijn om de dienstverlening te harmoniseren en de efficiency te vergroten. Het gesprek hierover ziet de Omgevingsdienst als een waarde op zichzelf. 3