Boek 4 1. Wat is Biologie? Leer van het leven 2. Noem de 6 stappen waaruit een natuurwetenschappelijk onderzoek bestaat Observatie Probleemstelling Hypothese Experimentele fase Resultaten Conclusie 3. Hoe heet het glaasje dat op een voorwerpglas ligt? dekglaasje 4. Wat is een orgaanstelsel? Meerdere organen die samen aan dezelfde taak werken. 5. Wat is de betekenis van PPM? Parts per million 6. Wat is het Nederlandse woord voor semipermeabel? Half doorlatend 7. Waarom wordt een celmembraan selectief permeabel genoemd? Een celmembraam laat bepaalde stoffen de cel ingaan, maar houdt andere stoffen tegen. Op deze manier wordt de samenstelling van het cytoplasma geregeld door het celmembraan. 8. Wat is diffusie? Transport van hoge naar lage concentratie. 9. Wat is het externe milieu? Milieu buiten het organisme. 9a Bevindt de darminhoud zich in het interne of externe milieu? Extern 10. Wat is een osmotische waarde? De osmotische waarde is gelijk aan de druk die de opgeloste deeltjes zouden uitoefenen als ze zich als gas in dezelfde ruimte zouden bevinden. 11. Wat is Turgor? Celspanning 12. Wat is plasmolyse? Het loslaten van het celmembraan van de celwand. 11. Wat is het verschil tussen levensloop en levenscyclus? Levensloop: de groei en ontwikkeling van één individu, van geboorte tot sterven. Levenscyclus houdt niet op, gaat door, inclusief voortplanting. Geldt dus niet voor een individu, maar voor de soort. 12. Wat is het doel van een hypothese? De veronderstelling scherp formuleren. 13. Noem 2 belangrijke organen boven het middenrif. Hart, longen, grote hersenen, kleine hersenen, ogen, oren …… 14. Wat is het voordeel van een gestroomlijnde lichaamsvorm bij vogels en zoogdieren? Minder weerstand. 15. Noem de verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen? Celwand, vacuole, plastiden 16. Hoe noem je een deel van een cel met een eigen functie? Organel. 17. Wat is cytoplasma? Stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen( o.a. zouten, eiwitten en vetachtige stoffen. De buitenste laag van het cytoplasma is een dun vlies: het celmembraan. 18. Van welke factoren is de diffusiesnelheid afhankelijk? Diffusieoppervlak, afstand, drukverschil of concentratieverschil. Daarnaast ook van temperatuur, de aard van de stof en het medium. 19. Wat gebeurt er bij turgor? Drukt celmembraan tegen celwand Boek 5 1. Welke kleuren licht worden vooral gebruikt bij de fotosynthese? Ultraviolet en oranjerood 2. Wat is het verschil tussen koolstofassimilatie en fotosynthese? Fotosynthese is koolstofassimilatie m.b.v. lichtenergie 3. Leg het verschil uit tussen assimilatie en dissimilatie? Assimilatie is opbouw, dissimilatie is afbraak 4. Wat is functie van een enzym? Versnellen van een dissimilatiereactie 5. Wat is koolstofassimilatie? En noem een voorbeeld. Het maken van organische moleculen uit anorganische moleculen. Voorbeeld: fotosynthese 6. Gaan de voedingszouten via de houtvaten of de bastvaten omhoog? Houtvaten 7. Wat is basale stofwisseling? Stofwisseling in rust. 8. Waarvan is de intensiteit van fotosynthese afhankelijk? Hoeveelheid licht Concentratie koolstofdioxide Bladgroen Hoeveelheid water 9. Teken de werking van een enzym op een substraat met het eindproduct. 10. Wat is stofwisseling? Het totaal van alle chemische processen in de cellen van een individu. 11. Noem 4 voorbeelden van organische stoffen. Suiker Glucose Koolhydraten Zetmeel Eiwit Vet Aminozuur Glycerol Vetzuur Glycogeen 12. In je lichaam wordt bij dissimilatie energie vrijgemaakt. In welke energievormen kan de energie weer vrij komen? Kinetische energie, warmte, chemische energie, licht, elektrische energie. 13. Wat is chemische energie? Energie in moleculen 14. Wat gebeurt er als een enzym boven de maximumtempratuur komt, en wat gebeurt er onder de minimum tempratuur? Boven de maximumtemperatuur vervormen de enzymen zich en worden ze onbruikbaar. Onder de minimumtemperatuur bewegen de enzymen helemaal niet. 15. Noem de reactievergelijking van de aërobe dissimilatie van glucose. C6H12O6 + 6O2 -> 6CO2 + 6H20 + energie 16. Welke 2 bacteriën worden nitrificerende bacteriën genoemd? Nitraatbacterie en nitrietbacterie 17. Hoe is de naam van een enzym opgebouwd? De naam van het substraat met ‘’ase‘’ erachter. 18. Welke PH is zuurder? 1: een PH van 11 2: een PH van 4 Antwoord is 2!!