Achtergrondinformatie over knopen Griet van Ranst 2 Materialen en methoden om knopen te vervaardigen Agaat: is een microkristallijn kwartsaggregaat dat als siersteen toepassing vindt. Werd ontgonnen aan de Nahe in Duitsland (thans uitgeput) De kleur komt door de verontreiniging. Aluminium: zilverachtig glanzend, blauwachtig zeer licht metaal, uit bauxiet verkregen. (bauxiet is een soort klei), Vanaf 1860 werd het gebruikt voor knopen. Vooral in de periode 1930-1940. Aventurine: is goudkleurig glas met glinsterende schubjes. Later werd het de naam voor een gesteente dat er als dik glas uitziet; de verzamelnaam voor twee sierstenen en een imitatie ervan. Naargelang de ingesloten kristallen of mineralen, kan het verschillende kleuren hebben. Bakeliet: werd in 1907 uitgevonden door L.H.Baekeland (een Belg). Het is oorspronkelijk een merknaam van met bepaalde vulmiddel (o.a. houtmeel) voorziene thermo houdende kunststoffen op basis van fenolformaldehyde. Brons: metaalmengsel uit koper en tin, vaak met een bijvoeging van zink. Burwood: The Burwood Products Comagny of Traverse City, Michigan, maakte van de jaren ’20 tot 1937 knopen en gespen in gemalen hout met vulmiddelen, lijm en kleurstof. Caseïne (Lat. Caseus = kaas) is een fosforproteïde dat aan calcium en tricalciufosfaat gebonden in melk van zoogdieren voorkomt. Deze verbinding wordt kaasstof genoemd. Caseïne vormt het hoofdbestanddeel (83%) van melkeiwit. Caseïneplastiek of kunsthoorn (galactiet): Het eiwit caseïne wordt na de plastische vormgeving in een formaldehydebad uitgehard. Is waterabsorberend. Celluloid: werd in 1870 door Hyatt uitgevonden. Was de eerste kunststof. Bestaat voor 80% uit cellulosenitraat met een stikstofgehalte van ca 11 %, de rest bestaat uit kamfer. Positief is zijn hardheid, buigzaamheid en elasticiteit. Negatief is de brandbaarheid. Corozo: of plantaardig ivoor. Het gebruik van de noot van een palmboom uit Zuid-Amerika of Soedan, heeft vanaf 1867 een ware revolutie ontketend in de knopenproductie. In bepaalde periodes werd meer dan de helft van de knopen uit deze noot vervaardigd en het was tot 1930 de grootste rivaal van celluloid. De klassieke mantel en tailleurknoop. Eboniet: zwart van ebbenhout, zwart glimmend gevulkaniseerd gummi. Zie ook rubber. Email: gemalen of gesmolten zachte glassoorten, waaraan dekkende en kleurende stoffen kunnen worden toegevoegd, worden door verhitting op metaal aangebracht. 1. Cloisonné: Effen kleurvlakken op kleine vlakke siervoorwerpen. Een variant hiervan is het draad email, waarbij ingelegde ronde of getorste filigraan draden als omlijning dienst doen. Zij worden op een vlakke, reeds met een eerste email laag bedekte plaat gekleefd en in de gevormde vakjes wordt een nieuw laagje kleuremail gelegd, waarbij de draden boven het email blijven uitsteken. Een andere variant is het venster email, waarbij de metaalbandjes een open netwerk vormen zonder plaat als achtergrond. 2. Champlevé : In koper of brons uitgestoken vormen werden gevuld met email. 3. Aanbrengen van veelkleurige email op rondplastisch edel smeedwerk zonder enige scheiding van metaaldammen of –randen tussen de kleuren. Een verwante techniek is het geschilderd email op vlakke of vlakreliëf plaat. Op een eenkleurige grondlaag wordt, zoals bij aardewerk schilderen, met het penseel de voorstelling opgestreken in grisaille of in verschillende kleuren(metaaloxides gebonden in olie of terpentijn), soms verschillende lagen boven elkaar en onder een doorschijnende deklaag. Het inbakken gebeurt laag voor laag op steeds lagere temperatuur. Sedert 1700 werden te Limoges, Blois, Parijs, Genéve en Londen miniatuurportretjes uitgevoerd in zeer fijn geschilderd email op witte email achtergrond. Git: is gagaat, een zeer zwarte glinsterende en harde delfstof die enige overeenkomst heeft met steenkool. Git komt veel voor in Whitby (Engeland) Spanje, Frankrijk en Pruisen. En wordt gebruikt in rouwsieraden. Gagaat is een soort zwart barnsteen, gestolde hars uit prehistorische densoort. Glas: doorschijnende, harde en broze stof uit een samenstelling van zand, potas of soda ontstaan. Goud: kostbaar metaal met gele kleur en sterke glans. Gutta percha: het ingedroogde melksap van Palaguium Gutta en Payea Leerii, tropische bomen in Maleisië en Indonesië. Wordt bij verwarming plastisch, bij afkoeling weer hard. Thermoplastische kunststoffen hebben het product verdrongen. Hoorn: hoornstof of keratine, een uit dierlijke cellen gevormd materiaal dat bestaat uit eiwitten met een hoog cystine gehalte. Harde hoornstof bevindt zich o.a. in nagels, haren, klauwen, veren, snavels, horens en hoornschilden van schilpadden. Hout: voornaamste, harder bestanddeel van bomen en heesters. IJzer: onedel grauw metaal waarvan men alle mogelijke voorwerpen vervaardigt. Ivoor: glanzend witte, duurzame en veerkrachtige stof, waaruit de slagtanden van de olifant bestaan. Jade: steen tegen pijn in de zijde, veelal groen, soms bruin, zeer taai gesteente de Chinezen, waarvan zij vazen, sieraden, amuletten enz. vervaardigden. Jasper-ware: Typisch aardewerk, vervaardigd in de fabriek van Josiah Wedgwood (1730-1795), de ontdekker van de witte aardewerkscherf(moest niet meer geglazuurd worden). Keramiek: kunst om aardewerk, porselein, enz. te vervaardigen. Kristal: helder, doorschijnend, hard gesteente, dat in stukken van regelmatige vorm, door platte vlakken begrensd, in de natuur voorkomt(bergkristal). Of fijne soort van geslepen glas. Koper: roodglanzend, rekbaar en moeilijk smeltbaar metaal. Leder: wordt vervaardigd van een dierlijke huid die zodanig is dat ze vrij goed bestand is tegen allerlei weersinvloeden. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van de huiden van runderen, geiten, schapen, varkens en buffels. Voor fijne lederwaren en schoenen maakt men bovendien gebruik van zogenaamd reptielleer zoals slang, krokodil,schildpad en hagedis. De verwerking van de huiden vindt in 3 fasen plaats: 1 De voorbereiding bestaat uit weken, waarbij gezouten huiden ontzout worden en gedroogde huiden het natuurlijke watergehalte terugkrijgen. Vervolgens wordt bij het ontharingsproces de bovenlaag, de opperhuid met haar verwijderd, zodat men de eigenlijke lederhuid en het onderhuids bindweefsel overhoudt.. Bij de volgende behandeling, het ontvlezen, wordt ook het bindweefsel verwijderd zodat men de lederhuid overhoudt. 2 Het looien, waardoor het leder vast, hard en waterdicht wordt, was vroeger een zeer langdurig proces (2 à 3 jaar) omdat men enkel over plantaardige looistoffen, schorsen, beschikte. Tegenwoordig gebeurt het chemisch en vlugger. 3 De afwerking: Het leder wordt gespoeld, geverfd, gevet, gefixeerd en gedroogd. Tenslotte wordt het soepel gemaakt door het aan een kneedproces te onderwerpen. Lithografie: vlaksteendruk. De eerste knopen met een lithografie(vanaf 1830) waren papiertjes op een houten of benen schijfje en een rand in metaal, zonder bescherming van de tekening. Later werd een vernis aangebracht. Daarna een glazen of een celluloid bescherming en werden de monturen versierd. Lucite: zie Plexiglas Messing: ook wel een geelkoper genoemd, een koperzink legering met minstens 56% koper. Het percentage zink varieert van 5 tot 41%. Andere legerende elementen zijn tin(1 tot 5% ). Lood(0,1 tot7%), nikkel, ijzer en aluminium. De kleur van messing is afhankelijk van het kopergehalte en ligt tussen warmrood en grijsgeel. Rode messing wordt ook tombac genoemd. Opalineglas: melkglas met een geringe concentratie van witte deeltjes, waardoor het sterker doorschijnend is. Blank glas met een laagje melkglas overtrokken wordt ook wel opalineglas genoemd. Papier-maché: product van vervezeld oud papier dat na vermenging met porseleinaarde en hars in vormen wordt geperst en vervolgens wordt gedroogd. Parel: een meestal bolvormige opeenhoping van parelmoer binnen de mantel van sommige soorten mosselachtigen. Parelmoer: de binnenlaag van de schelpen van weekdieren. Enkel Nautilussoorten, pareloesters en zwanemossel leveren parelmoer met handelswaarde. Passementerie: afwerking of versieringsmateriaal in de vorm van band, koord, franje, kwastjes van katoen, wol, zijde of goud- en zilverdraad. Plastiek: waarvan knopen werden gemaakt: ambrolithe, bakeliet, buffoline, celluloid, eboniet, orlon, nylon, polyester, rhodoïd, galalithe. Plexiglas: merknaam voor polymethylmetacrylaat (evenals Lucite en Perspex ). Een veel toegepaste, glasheldere kunststof, gekenmerkt door haar hoge lichtdoorlaatbaarheid. (zelfs UV licht). Porselein: een hard, niet poreus, doorschijnend en meestal wit keramisch product. De belangrijkste grondstoffen zijn kaolien of porseleinaarde (40-65%), veldspaat (15-35) en kwarts (12-30%). Rubber: of verouderd caoutchouc(Fr.) een macro moleculair materiaal dat als gevolg van zijn chemische configuratie unieke eigenschappen bezit, waarvan speciaal de elasticiteit karakteristiek is. Vandaar dat rubbers als elastomeren worden aangeduid. De grondstof, ruwe rubber, is een polymeer verkregen latex, aanvankelijk van plantaardige, later ook van synthetische herkomst. Voor knopen wordt het vulkanisatie proces (uitgevonden door Charles Goodyear in 1839 toevoegen van bijvoorbeeld zwavel en verhitten) uitgevoerd. 1. 2. 3. De plasticiteit vermindert sterk, de elasticiteit neemt toe. Het temperatuurtraject waarbij rubber bruikbaar is, wordt sterk uitgebreid. Mechanische eigenschappen zoals treksterkte, rek bij breuk, blijvende deformatie, slijtageweerstand, hysterisis e.d. worden gunstiger. 4. Ruwe rubber lost op in diverse oplosmiddelen, maar gevulkaniseerd rubber niet. In dezelfde oplossingen treedt dan slechts zwelling op. Wanneer men rubber met veel zwavel (40-50 delen op 100 delen rubber) lange tijd vulkaniseert, ontstaat een harde stof, het zogenaamde eboniet.. Saffier: edelsteen, formeel alleen de blauwe variëteit van het mineraal korund; in de handel wordt de naam echter ook gebruikt voor andere variëteiten van korund (bijv. gele en groene saffier)/ De kleuren worden veroorzaakt door de aanwezigheid van ijzer(blauw), titaan, vanadium en chroom. Vroeger werd ook lapis lazuli wel saffier genoemd. Satsuma: Japans aardewerk, ivoorkleurig; de oudste voorwerpen zijn versierd met bloemmotieven en weinig goud, de latere producten met geometrische figuren, meer goud, en tenslotte ook met afbeeldingen van vogels en bloemen. Schildpad: materiaal bestaande uit de hoornschilden (3- 6 mm dik) van enkele soorten zeeschildpadden, die door verhitting van het rugschild zij losgemaakt. Smaragd: één van de kostbaarste edelstenen, een doorschijnende groene variëteit van het mineraal beryl. De kleur wordt veroorzaakt door een zeer gering gehalte aan chroom. Vindplaatsen: Colombia, de Oeral en Zimbabwe. Staal: verzamelnaam voor technische ijzerkoolstof legeringen die goed meed baar zijn en geen vrije koolstof bevatten. Staal bevat naast ijzer en koolstof altijd een aantal andere elementen, als verontreiniging of opzettelijk toegevoegd en pas wanneer deze een arbitrair vastgesteld percentage overschrijden, spreekt men van een gelegeerd staal. Ongelegeerd staal, ook wel koolstofstaal genoemd, is goed smeedbaar tot ca. 1500 graden Celsius. Daarboven neemt de smeedbaarheid snel af, maar de gietbaarheid neemt toe, zodat boven de 2000 graden Celsius van gietijzer wordt gesproken. Strass: genoemd naar een Weense juwelier G.F. Strass 1700-1773. Loodhoudend glas met een hoge lichtbreking en een sterke dispersie. De hardheid is gering. Het materiaal diende oorspronkelijk als imitatie van diamant, doch wordt thans in allerlei kleuren vervaardigd, o.a. ter imitatie van topaas, saffier, smaragd en robijn. Syroco: in Syracuse, New York, gefabriceerd tussen 1918 en 1925. Zeer gelijkend aan de Burwood knopen. Tin: chemisch element, zilverwit glanzend metaal. Reeds ca. 3000 jaar v Chr. Was tin in de vorm een brons ( een tin koper legering) bekend bij de Egyptnaren en de Soemeriërs. Tin is ook een legering element in messing (1 tot 5 %) en andere koperlegeringen Tombak: zie messing. Einde 18e eeuw en gedurende de 19e eeuw werden hierin knopen vervaardigd. Topaas: gele siersteen. Wedgewood: zie jasper- ware Zilver: een vrij zacht, wit glanzend metaal, ook gebruikt als edel metaal in de edelsmeedkunst. Zilver is één van de langst gekende metalen. 3 Bibliografie Verschuerens modern woordenboek, Antwerpen-Utrecht, Standaard uitgeverij, 1968 N.Fink en M. Ditzler, Boutons, Parijs, Media Serges/Books &Co, 1999 E. Hughes em M Lester, The Big Book of Buttons, Boyertown-Pennsylvania, Boyertown Publishing Company, 1981 Grote Winkler Prins Encyclopedie, Amsterdam-Brussel, Elsevier Nederland, 1779