een schattenjacht in de bibliotheek... het middeleeuwse handschrift

advertisement
EEN SCHATTENJACHT
IN DE BIBLIOTHEEK...
HET MIDDELEEUWSE HANDSCHRIFT
VAN DE 5 TOT DE 15 EEUW IN HET WESTEN
DE
DE
INHOUDSOPGAVE
Geschiedenis en context
3
Wat is een middeleeuws handschrift?
Wie bezit boeken?
Wie kopieert boeken?
Onderwerpen van de boeken
Taal en schrift
3
3
4
5
5
Totstandkoming van een middeleeuws handschrift
6
De drager
Perkament?
Welke dieren?
Het recept van de perkamentmaker
Totstandkoming van de 'pagina'
6
6
7
7
7
De tekst
Het atelier van de kopiist
Monnikenwerk
De kopiist en het folio
8
8
8
9
De afbeelding
De verluchter
De pigmenten
Van verluchting tot miniatuur
9
9
10
10
Ontdekking van een folio
11
De boekband
12
Handschriften vandaag
12
Bibliografie
14
HET MIDDELEEUWSE HANDSCHRIFT VAN DE 5
DE
TOT DE
15
DE
EEUW IN HET
WESTEN
GESCHIEDENIS EN CONTEXT
• WAT IS EEN MIDDELEEUWS HANDSCHRIFT?
De term handschrift of manuscript is afkomstig
van het Latijnse manu scriptus, 'met de hand
geschreven'. Bij uitbreiding is een handschrift
een document, een volume, dat volledig met de
hand is geschreven.
In de middeleeuwen was elk boek met de hand
geschreven. Vóór de boekdrukkunst in het
Westen in de 15de eeuw werd uitgevonden, werd
elk boek volledig met de hand geschreven en
vervolgens gekopieerd naargelang de behoeften.
Elk boek was dus uniek! Het middeleeuwse
handschrift was niet alleen geschreven, maar kon
ook worden beschilderd. De tekst werd versierd
en geïllustreerd met schilderwerken die we 'verluchtingen' noemen.
In het begin van de middeleeuwen behielden de
handschriften aanvankelijk de vorm van een rol
(volumen), naar het voorbeeld van de papyri. In
de 5de eeuw vond een nieuwe vorm ingang, die
van de codex. Een codex bestaat uit pagina's
met randen die worden uitgesneden en samengebracht in een katern. Het is de vorm van de
boeken zoals we ze ook vandaag nog kennen!
Een codex bezit vele troeven in vergelijking met
een rol: men kan schrijven op beide zijden van
de pagina's, hij kan meer tekst bevatten en is
gemakkelijker te schrijven, te lezen, te vervoeren en op te bergen. Ongeveer 40 rollen passen
in 5 codices. Geen wonder dus dat deze nieuwe
boekvorm enorme voordelen bood voor het
schrift.
• WIE BEZIT BOEKEN?
Van de 5de tot de 12de eeuw waren handschriften
voornamelijk bestemd voor kloosters, kerken en
kathedralen die boeken nodig hadden voor hun
monniken en priesters. Verder bezaten alleen
rijke heren enkele handschriften.
In de 12de en de 13de eeuw kende het boek een
nooit gezien succes. Het was de tijd waarin universiteiten en scholen begonnen zich te ontwik-
Educatieve dienst - KBR
kelen. Studenten en professoren hadden op hun
beurt nood aan boeken. Tegelijk stelden ook
koningen, edelen, aristocraten en de burgerij
(handelaars, ambtenaren, juristen…) steeds meer
belang in handschriften en kochten ze talrijke
werken. Sommige belangrijke figuren, zoals Jean
de Berry en de Bourgondische hertogen, stelden
echte bibliotheken samen die 'librijen' werden
genoemd.
3
• WIE KOPIEERT BOEKEN?
Van de 5de tot de 12de eeuw werden handschriften
vooral binnen de Kerk gemaakt, waar 'monnikenkopiisten' werden belast met het kopiëren van
teksten. Ze werkten in kopieerateliers die men
scriptoria (scriptorium in het enkelvoud) noemde en
die in de kloosters waren gevestigd. Gewoonlijk
werkten verschillende monniken aan eenzelfde
tekst, terwijl anderen, die gespecialiseerd waren
in het versieren, daarna de tekst onder handen
namen om het handschrift te verluchten. Het
kwam echter ook vrij vaak voor dat slechts één
monnik zowel de tekst kopieerde als de versieringen maakte.
Heel weinig mensen konden schrijven…
Tijdens de middeleeuwen was de samenleving verdeeld in drie categorieën:
de clerus, de aristocratie en de landbouwers. Lange tijd hadden alleen de
geestelijken en een handjevol aristocraten toegang tot het onderwijs, zodat
alleen zij konden schrijven. Karel de Grote (742-814 n.C.), de beroemde keizer van het Westen die vaak werd bezongen als de grondlegger van het
onderwijs, leerde pas op late leeftijd schrijven en heeft deze kunst nooit goed
beheerst. Hij kon echter heel goed lezen! Een schrijver die luisterde naar de
naam Eginhard leerde hem zijn officiële documenten ondertekenen met een speciaal teken, bijna een
tekening dat we een 'monogram' noemen: een kruis met alle letters van zijn naam Karolus (of carolus),
Latijn voor 'Karel'. We zien 4 medeklinkers op het uiteinde van elke tak en 3 klinkers, in elkaar verweven
in het centrale vierkant, die samen zijn naam vormen.
Vanaf de 12de eeuw, toen universiteiten en
scholen werden opgericht en zich ontwikkelden,
steeg de vraag naar boeken, meer bepaald bestemd
voor het onderwijs, en moest daaraan het hoofd
worden geboden. De handschriften werden nu
niet langer alleen in de kloosters gemaakt door
monniken-kopiisten. Er ontstonden nieuwe
soorten werkplaatsen, 'lekenateliers' of nietreligieuze ateliers.
De universiteiten richtten hun eigen ateliers in,
waar andere kopiisten werkten: studenten, professoren, ambachtslieden…
Kopiëren werd een nieuw vak. Terwijl sommige studenten voldoende geld hadden om de boeken te
kopen die ze voor hun studies nodig hadden, waren er meer studenten die de boeken moesten kopiëren.
Sommigen kopieerden zelfs boeken voor opdrachtgevers om een beetje geld te verdienen!
4
Educatieve dienst - KBR
Het kopiëren van boeken werd een echte handel.
Er ontstonden 'onafhankelijke' ateliers, waar
vaklieden werkten en die door vele niet-geestelijken (edelen, burgers…) werden belast met het
vervaardigen van een handschrift. Sommige
kopiisten
genoten
grote
bekendheid.
Vermogende opdrachtgevers hadden zelfs hun
eigen kopiist en favoriete verluchter!
Met deze nieuwe ateliers werd elke fase in de totstandkoming van een boek stilaan een vak op
zich. Sommige ateliers specialiseerden zich in het
kopiëren van de tekst, andere in het versieren
van de pagina's en nog andere in het vervaardigen
van boekbanden.
• ONDERWERPEN VAN DE BOEKEN
Van de 5de tot de 12de eeuw kopieerden de monniken-kopiisten vooral boeken van religieuze aard.
De bijbel was het meest gekopieerde boek. Toch
kopieerden de monniken ook andere, niet-religieuze boeken die handelden over uiteenlopende
gebieden van de kennis: grammatica, dialectica,
retorica, aritmetica, geometrie, muziek, astronomie
(liberale kunsten). Ze kopieerden ook teksten
van klassieke auteurs zoals Aristoteles, Cicero,
Plinius of Vergilius.
Het onderwijs, tot deze tijd verstrekt door monniken, steunde op de bijbel. Het universitaire
onderwijs ontwikkelde zich echter rond andere
bronnen. Universiteiten stelden belang in alle
domeinen van de wetenschap en er werden
steeds meer niet-religieuze teksten gekopieerd.
Dit belette niet dat religieuze boeken gedurende
de hele middeleeuwen werden gekopieerd.
Edelen en burgers bestelden boeken met heel
uiteenlopende onderwerpen. De literatuur ont-
wikkelde zich steeds meer. Er was niet alleen de
praktische literatuur (traktaten over de jacht,
boeken over recht…), maar ook de profane literatuur (ridderromans, hoofse romans, poëzie).
Twee ook vandaag nog heel bekende voorbeelden
zijn de 'Roman de la Rose' en 'Van den Vos
Reynaerde'.
Terwijl het boek aanvankelijk veel succes kende
als bewaarder van het verleden en hulpmiddel
in het onderwijs, ging het in de loop van de
middeleeuwen een nieuwe rol vervullen: het
werd een voorwerp van aanzien en macht. Met
een boek kon de eigenaar ervan tonen hoe rijk
hij was of zijn koninklijke afkomst verkondigen.
Op het einde van de middeleeuwen lieten rijke
heren weelderig versierde historische kronieken
schrijven waarin hun voorvaderen en hun politieke
macht werden bezongen. Ook getijdenboeken,
rijkelijk geïllustreerde gebedenboeken, waren
heel populair en talrijke personen wilden hun
eigen getijdenboek bezitten.
• TAAL EN SCHRIFT
Tijdens de middeleeuwen werd het Latijn geschreven en gesproken door geestelijken en geletterden.
In onze gewesten sprak de rest van de bevolking,
de meerderheid dus, Oud-Nederlands en OudFrans. Tot in de 12de eeuw schreef men vooral
in het Latijn, terwijl het Nederlands en het Frans
nu en dan schuchter om het hoekje kwamen
kijken. Beetje bij beetje begonnen ook aristocraten
en burgers deze zogenaamde 'landstalen' of
'volkstalen' (gesproken door de meerderheid van
een bevolking) te beoefenen.
Educatieve dienst - KBR
Karolingisch
schrift
Gotisch schrift
5
Vanaf de 4de eeuw kreeg het schrift de vorm van
een heel sierlijke hoofdletter die men unciaal
noemde. Door de eeuwen kende het schrift in het
Westen, van gewest tot gewest, heel verschillende
vormen. In de 8ste eeuw legde Karel de Grote
één enkel schrifttype op voor heel West-Europa:
het Karolingisch schrift, een heel leesbaar schrift,
eenvoudig en afgerond. Vanaf de 11de eeuw evolueerde het Karolingisch schrift geleidelijk naar een
andere schriftvorm, het gotisch schrift, dat er
gebroken en hoekig uitzag. Dit schrifttype werd
vooral gebruikt in Frankrijk, Engeland en de
Lage landen. In de 15de eeuw vond men in de
grafische kwaliteiten van het Karolingisch schrift de
nodige inspiratie om een nieuw type schrift te
creëren, het humanistisch schrift, dat meer
bepaald model stond voor de typografische lettertekens die de boekdrukkunst in de 15de eeuw
gebruikte.
Het Latijnse alfabet verscheen al in de 7de eeuw v.C. Het was afkomstig van het Etruskische alfabet,
waarvan de Romeinen 20 letters overnamen. Ze voegden er zelf de letters G, Y en Z aan toe. Pas in
de middeleeuwen verschenen de letters U, W en J. Vanaf dan telde het alfabet dus 26 letters.
TOTSTANDKOMING VAN EEN MIDDELEEUWS HANDSCHRIFT
• DE DRAGER
Perkament?
Vandaag maakt papier deel uit van onze dagelijkse
leefwereld en we vinden het overal rondom ons.
In de middeleeuwen was dit helemaal niet het
geval! In die tijd schreef men op dierenhuid.
Deze drager werd 'perkament' genoemd. Pas op het
einde van de middeleeuwen, in de 14de eeuw,
werden enkele handschriften op papier vervaardigd.
Het woord perkament is afkomstig van het
Latijnse pergamena, 'huid van Pergamon'.
Vanwaar deze benaming? Hoewel men al lang op
dierenhuiden schreef, werd de vervaardiging
ervan vervolmaakt in de 2de eeuw v.C. in de
bibliotheek van Pergamon in Klein-Azië (vandaag
Bergama in Turkije). Deze vervolmaking was het
gevolg van een crisis. Ptolemaeus V Epiphanus,
een farao die van 204 tot 180 v.C. over Egypte
regeerde, verbood de uitvoer van papyrus naar
de stad Pergamon. Door gebruik te maken van
een gemakkelijk beschikbare grondstof en de
bereidingstechnieken te vervolmaken, had
Pergamon echter geen papyrus uit Egypte meer
nodig.
Van papyrus tot perkament…
Al in het 3de millennium v.C. schreef men op dierenhuiden, maar het gebruik daarvan was niet verspreid.
Vóór het perkament gebruikte men als schriftdrager vooral een plant die langs de oevers van de Nijl
in Egypte groeide: papyrus. Vanaf de 2de eeuw v.C. werd papyrus beetje bij beetje vervangen door
perkament.
In 105 n.C., toen het gebruik van perkament al op grote schaal was verspreid, vond Tsai Lun in China
het papier uit. In Europa leerde men papier pas in de 12de eeuw kennen en het gebruik ervan werd
pas echt populair vanaf de 15de eeuw, onder meer dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst.
6
Educatieve dienst - KBR
Welke dieren?
Het recept van de perkamentmaker
De voorkeur ging vooral uit naar de huid van
schapen en kalveren. In het Middellandse
Zeegebied werd vaak geitenleer gebruikt.
De kwaliteit van het perkament was afhankelijk
van het soort huid en van de leeftijd van het dier.
De huid van doodgeboren en jonge kalveren of
van jonge geiten was bijzonder in trek. Men
vond de kwaliteit van dit soort huid beter dan
gelijk welke andere soort, omdat hij dun was, een
mooie kleur bezat en de kleuren ook heel goed
bewaarde. Dit type perkament werd 'velijn'
genoemd.
De perkamentmaker was gespecialiseerd in het
bereiden van de dierenhuid tot perkament. In
een eerste fase dompelde hij de huid onder in
een kalkoplossing om de haren en het vlees
gemakkelijker te kunnen verwijderen. Daarna
maakte hij de huid schoon met water en spande
hij hem op een raamwerk. Eens de huid droog,
krabde hij aan weerskanten de rest van de haren
en het vlees weg met een mes. Vervolgens
schuurde hij de huid glad met een puimsteen om
hem zo effen mogelijk te maken, waarna hij de
huid bedekte met krijt om te beletten dat de inkt
te snel in het perkament zou doordringen.
Gespannen, schoongekrabd en gladgeschuurd
werd de huid glad en soepel.
Georganiseerde steden…
Ten tijde van de scriptoria werd het handschrift van begin
tot einde in het klooster vervaardigd; dit gold ook voor
het klaarmaken van de huiden. In de 12de eeuw steeg de
vraag naar boeken heel sterk en begonnen ateliers zich te
specialiseren in het bereiden van de huiden. Steden werden
groter en bouwden omwallingen. Alle ambachtslieden
(slagers, schrijnwerkers, wevers…) waren binnen de stadsmuren gevestigd. De leerlooiers echter, en dus ook de
perkamentmakers die vele huiden moesten bereiden, vestigden zich buiten de stad, op de oevers van
rivieren. Niet alleen vergemakkelijkte de nabijheid van water hun werk, deze ligging - ver van de woningen
- spaarde de stad ook van kwalijke geuren.
Totstandkoming van de 'pagina'
Het perkament werd in stukken of vellen gesneden, folio's genoemd. Elk vel kon in twee (in folio),
in vier (in quarto) of in acht (in octavo) worden
gevouwen, afhankelijk van het door de kopiist
gewenste formaat. Dit zijn de bladen. Uit één
Educatieve dienst - KBR
huid konden ongeveer 5 vellen worden gewonnen.
In twee gevouwen, leverde dit 10 pagina's
(recto/verso) op. Verschillende bladen werden in
elkaar geschoven en ingebonden om samen een
codex te vormen.
7
• DE TEKST
Het atelier van de kopiist
De monnik-kopiist werkte in het scriptorium, dat
naast de bibliotheek van het klooster lag. In het
scriptorium was het warm, want gewoonlijk lag het
boven de keuken en was het zuidwaarts gericht.
Er was immers een minimum aan warmte nodig
om de inkt behoorlijk op te lossen en om te
voorkomen dat het perkament zou gaan krullen
door te veel vocht!
De omstandigheden waarin en het materieel
waarmee de kopiist moest werken, waren vrij
primitief. Hij zat op een stoel en schreef op een
bordje dat hij op zijn knieën legde of aan zijn
stoel bevestigde. Soms ook schreef hij rechtopstaand. Later waren kopiisten, ongeacht of ze al
dan niet tot de clerus behoorden, beter uitgerust
en schreven ze aan een lessenaar. De verlichting
kwam van een kaars of een lantaarn boven de
lessenaar. Om te schrijven hadden ze een ganzenveer of, in vroeger tijden, een schrijfriet. Ze
hadden ook een inktpot voor de inkt, gewoonlijk
zwart voor de tekst, een liniaal om de pagina in
te delen, een zakmes, een krabber om een fout te
verbeteren en de inkt op het perkament weg te
krabben. Met hetzelfde mes kon de kopiist ook
zijn veer, dat snel versleet, aanscherpen.
Monnikenwerk
De kopiisten schreven, maar vonden zelf niets
uit. Ze kopieerden teksten en boeken. De oude
teksten die we vandaag kennen, hebben zij
gekopieerd. Originele handschriften, door de
auteur zelf geschreven en die door de eeuwen als
basis hebben gediend om kopieën te maken, zijn
uiterst zeldzaam.
Het werk van de kopiist was lang en moeilijk. Hij
kalligrafeerde met de pen. Hij moest zonder
ophouden schrijven, heel nauwgezet en zonder
fouten te maken! Om een dun boekje te kopiëren
waren vaak lange maanden van heel intense
arbeid vereist. Voor sommige heel dikke boeken
hadden kopiisten jaren werk nodig. Gewoonlijk
kopieerde een kopiist per dag niet meer dan 5
pagina's van ongeveer veertig regels.
8
Vaak losten verschillende kopiisten elkaar af om
eenzelfde handschrift te kopiëren. In lekenateliers
werd een handschrift in verschillende katernen
verdeeld om gemakkelijker en sneller kopieën te
kunnen maken. Men moest immers voldoen aan
de vraag. Eenzelfde handschrift kon dus tegelijk
door verschillende kopiisten worden gekopieerd,
in stukken. Zo konden boeken sneller worden
geproduceerd of was eenzelfde boek in delen
beschikbaar om tegelijk door verschillende personen te worden gekopieerd.
Educatieve dienst - KBR
Foutloos?
Kopiisten maakten vaak fouten. Ze hadden een lange en moeilijke taak en het hoeft ons dus niet te
verbazen dat hun aandacht soms wel eens verslapte. De laatste regel van een handschrift bereiken gaf
voldoening en werd door de kopiist zelfs als een bevrijding ervaren.
De kunst van het kopiëren bestond er echter in een tekst trouw over te nemen. Sommige kopiisten
voegden een nota toe waarin ze verklaarden dat ze de tekst zodanig hadden gerespecteerd dat ze zelfs
de fouten hadden overgeschreven die ze hadden gevonden. Dit was echter niet altijd het geval. Het
gebeurde vaak dat kopiisten de te kopiëren teksten verbeterden, inkortten en wijzigden.
De kopiist en het folio
Vaak hield de kopiist zich uitsluitend bezig met de tekst. De
versiering werd toevertrouwd aan
monniken of personen die daarin
waren gespecialiseerd.
De kopiist begon met het afbakenen van het te beschrijven oppervlak. Hij deelde het in met behulp
van lijnen en kolommen om er
woorden te plaatsen, en stelde
ook de randen vast. We noemen
dit 'liniëren'. Hij gebruikte daarvoor een stift, d.i. een puntig
instrument dat in het perkament
werd gedrukt en zo groeven
maakte voor de regels. Later
gebruikte de kopiist daarvoor een
loodstift of inkt.
De kopiist bracht ook de volledige
lay-out van de pagina aan. Hij hield
plaats vrij voor de verluchtingen die
later werden aangebracht, eens de
volledige tekst was gekopieerd:
geschilderde letters (initialen), titels
van werken en hoofdstukken
(rubrieken), randen (versierd
staafwerk). Daarna kon de kopiist
zijn tekst kalligraferen met een veer
en zwarte inkt. Heel uitzonderlijk
kopieerde hij de tekst in kleur.
• DE AFBEELDING
De verluchter
Op de plaatsen die
de kopiist vrij had
gelaten bracht de
verluchter miniaturen en verluchtingen aan. De
term 'verluchting'
wordt
gebruikt
voor alle soorten
versieringen van een handschrift. De term
'miniatuur' daarentegen verwijst naar de versieringen en illustraties met kleine afmetingen die
een tafereel vormen en vaak in een kader zijn
Educatieve dienst - KBR
gevat. Een miniatuur kan ook, meer algemeen
'verluchting' worden genoemd.
De werktuigen van de verluchter en de omstandigheden waarin hij werkte, komen overeen met
die van de kopiist. Hij beschikte over verschillende
veren, penselen en inktpotten voor de inkten en
verven in verschillende kleuren. Eerst tekende
hij de compositie met een potlood. Eens zijn
schets voltooid, bereidde hij zijn kleuren en
begon hij heel nauwgezet elk detail van de compositie te schilderen.
9
De pigmenten
In tegenstelling tot de tekst, die met zwarte inkt
werd geschreven, werden de versieringen in
kleur aangebracht. Met behulp van pigmenten
van plantaardige, minerale of dierlijke oorsprong
verkreeg men de kleuren blauw, rood, geel, groen
en wit. Door de eeuwen ontstond er een steeds
grotere verscheidenheid aan kleuren. Ook edele
metalen zoals goud en zilver werden gebruikt en
omgezet in inkt, verf of bladgoud of -zilver.
Van verluchting tot miniatuur
Handschriften werden versierd om eenvoudigweg de tekst te verluchten en te verfraaien, maar
ook om de tekst te illustreren door hem om te
zetten in beelden.
Terwijl de kunst van de verluchting tijdens de
middeleeuwen nog een bescheiden rol speelde,
gingen verluchtingen met de tijd steeds weliger
tieren, tot op het punt waarop ze bezit
namen van de volledige pagina. Er verschenen steeds meer vormen en stijlen die
de hele middeleeuwen lang evolueerden.
Vanaf de 6de eeuw werden zowel de
beginletters van boeken, van pagina's en
van paragrafen als de randen van het
boek versierd. Dit zijn de 'initialen', die
de vorm krijgen van geometrische en
figuratieve motieven: spiralen, planten- en
bloemenmotieven en dierlijke figuren. In
de 9de eeuw, met het ontstaan van de
romaanse kunst, verschijnen er letters in
de vorm van menselijke gedaanten, gevat
in een kader, die een verhaal vertellen: dit
zijn 'gehistorieerde initialen'. Naast hun
decoratieve functie zijn initialen ook
herkenningspunten die het lezen vergemakkelijken. Ook de randen werden
versierd met hetzelfde type motieven: we
hebben het over 'randversieringen' of
'versierd staafwerk'.
Toen in de 13de eeuw de gotische kunst
ontstond, werd de versiering van de letters
heel gedetailleerd. De versieringen liepen
door in de randen. Het wemelde er van
dieren, menselijke figuren, monsters en
fantastische wezens die echte tafereeltjes
vormden: men noemt ze 'drolerieën'.
10
Ook tekstregels werden aangevuld met monstertjes of geometrische motieven: de
'regelvullingen'. Op het einde van de middeleeuwen werden de handschriften verlucht
met echte ingelijste schilderijtjes die een tafereel
illustreerden. De verluchting van het middeleeuwse handschrift had hiermee zijn
hoogtepunt bereikt.
Educatieve dienst - KBR
• ONTDEKKING VAN EEN
FOLIO
Psautier de Peterborough, folio 26 recto. Psalmboek
in het Latijn, afkomstig uit Engeland, rond 1300
n.C. gemaakt op perkament. Gotisch schrift. Dit
psalter, een heel zeldzaam handschrift van hoge
kwaliteit, behoorde aanvankelijk toe aan
Geoffrey de Croylan, abt van Peterborough, en
daarna achtereenvolgens aan andere beroemde
historische personages: paus Johannes XXII,
Clemens van Hongarije, Filips VI van Valois
(opvolger van Lodewijk X) en, tot slot, Filips de
Goede, hertog van Bourgondië.
Liniëring
de getrokken lijnen verdelen de pagina in
twee kolommen voor de tekst en bakenen de
randen af, die nadien zullen worden versierd.
Regelvulling
fantastische wezens, monsters en draken.
Gehistorieerde initiaal
letter "D" van dominus
(heer),
geïllustreerd
door David die door de
profeet Samuel wordt
gezalfd, wat betekent
dat God hem heeft uitverkoren om op de troon te zetelen en Gods
volk, het volk van Israël, te leiden. Achter
David staat rechts zijn vader, Jesse.
Initiaal in azuurblauwe
inkt aan het begin van elke
paragraaf
Inkt
met bladgoud voor
de tekst. Dit is uitzonderlijk en levert het bewijs van de luxe van dit
handschrift. Het bladgoud dient ook om de randen te versieren.
Educatieve dienst - KBR
11
Randstaafwerk taferelen van het leven op het platteland en van diverse vormen van vermaak.
Bovenaan:
een trompetspeler, een danseres met het lichaam
van een sirene, een fantastisch wezen met zwemvliezen aan de poten speelt fluit (driegatsfluit) en
tamboerijn, een vrouw speelt tamboerijn.
Links:
wapenschilden, toegevoegd door
de eigenaar van het handschrift
om te tonen dat het hem toebehoort. Van boven naar beneden
herkennen we de wapens van het
hertogdom Limburg, het hertogdom Bourgondië, het hertogdom
Brabant en het graafschap
Holland. Het zijn de wapenschilden van Filips de Goede en
van sommige provincies die tot
zijn rijk behoorden.
Rechts:
een vrouw, een man met een
bijl, een ekster, een roodborstje, een distelvink, een
reiger, een man mikt met een
pijl en boog.
Onderaan:
van links naar rechts: een vrouw plukt bloemen, een
herder drinkt, een hond, een lepelaar (waadvogel), twee
schapen, een vrouw maakt een bloemenkrans.
Onderaan zien we ook twee medaillons met een boercentaur en een soldaat-centaur.
12
Educatieve dienst - KBR
• DE BOEKBAND
Met de boekband wordt het boek helemaal voltooid. De boekband werd gemaakt door een
andere specialist, de illigator librorum of boekbinder.
De band was gewoonlijk gemaakt van leer, soms
ook van stof, en kon worden bedrukt met diverse
motieven, ingezet met kostbare stenen, versierd
met ivoor en bedekt met gegraveerd metaal. De
boekband had zeker een decoratieve functie
wanneer het ging om heel luxueuze werken,
maar had vooral tot doel de pagina's van het
boek te beschermen en de verschillende delen
die eerst werden genaaid stevig samen te houden.
• HANDSCHRIFTEN VANDAAG
Een handschrift was een belangrijk goed: het
werd begeerd, gewenst en besteld; daarna werd
er lang op gewacht; vervolgens werd het betaald,
gerangschikt, zorgvuldig bewaard en van generatie
op generatie doorgegeven. Zijn unieke karakter,
de tijd en de materialen (perkament, inkt…) die
nodig waren om het te vervaardigen en die soms
heel duur waren, maakten van het boek een duur
en waardevol voorwerp.
Ook vandaag nog is een handschrift een zeldzaam en waardevol object! Het is een buitengewoon rijke bron voor vele onderzoekers: historici, kunsthistorici, filologen, geschiedschrijvers…
Het is een heel belangrijke historische en artistieke getuige die ons tal van inlichtingen verstrekt
over de gewoonten en gebruiken van de middeleeuwse samenleving.
Het hoeft ons niet te verwonderen dat het
handschrift vandaag met nog meer zorg dan in
het verleden wordt bewaard. Het wordt streng
bewaakt en wordt natuurlijk beschermd tegen
Educatieve dienst - KBR
diefstal, maar ook tegen geduchte vijanden van
een heel andere soort: licht, vochtigheid en
omgevingstemperatuur. Temperatuurschommelingen moeten absoluut worden vermelden.
Technisch wordt het bewaard bij een temperatuur van 18°C en een vochtigheidsgraad van
maximum 60%. Om het aan het publiek te
tonen, wordt het in een speciale vitrine geplaatst
die wordt verlicht met een bundel van koud licht
(maximum 50 lux) en waarin de temperatuur en
de vochtigheid constant worden gehouden. middeleeuwse handschriften worden met grote
omzichtigheid tentoongesteld en behandeld. Het
middeleeuwse handschrift was, blijft en zal altijd
een schat zijn!
13
BIBLIOGRAFIE
Comment est née l’écriture, Paris, Science et Vie, nr.
219, 2002.
SHAILOR, B. A., The Medieval Book, Toronto,
University of Toronto Press, 1991.
Le livre au Moyen Age, Paris, CNRS, 1988.
VAN DEN BERGEN – PANTENS, C., et al.,
Les chroniques de Hainaut ou les ambitions d’un prince
bourguignon, Turnhout, Brepols, 2000.
Het geïllustreerde boek in het Westen van de vroege
middeleeuwen tot heden, Brussel, Koninklijke
Bibliotheek van België, 1977.
Naissance et évolution de l’écriture, Brussel, Ed.
Société générale de banque, 1985.
BARRAL I ALTET, X., Haut Moyen-Âge, de
l’Antiquité tardive à l’An mil, Taschen, Köln, 1997.
BLASSELLE, B., À pleines pages, Histoire du livre,
Paris, Gallimard, vol. I, 1997.
ZALI, A., L’aventure des écritures, naissances, Paris,
BNF, 1997.
ZALI, A., L’aventure des écritures, matières et formes,
Paris, BNF, 1998.
ZALI, A., L’aventure des écritures, la page, Paris,
BNF, 1999.
DAIN, A., Les manuscrits, Paris, Ed. Les belles
lettres, 1975.
DALARUN, J., et al., Le Moyen Âge en lumière.
Manuscrits enluminés des bibliothèques de France, Paris,
Fayard, 2002.
DE HAMEL, C., A History of Illuminated
Manuscripts, London, Phaidon, 1994.
FREEMAN SANDLER, L., The Peterborough
Psalter in Brussels and other Fenland Manuscripts,
London, Harvey, 1974.
GASPARRI, F., Introduction à l’histoire des écritures,
Louvain-la-Neuve, Brepols, 1994.
JEAN, G., L’écriture, mémoire des hommes, Paris,
Gallimard, 2004.
LABITTE, A., L’art de l’enluminure, Paris, H.
Laurens, s. d.
LEMAIRE, J., Introduction à la codicologie, Louvainla-neuve, Université Catholique de Louvain,
1989.
MARTIN, H.-J., et al., Mise en page et mise en texte
du livre manuscrit, s. l., Promodis, 1990.
MUZERELLE, D., Vocabulaire codicologique, Paris,
Éd. CEMI, 1985.
14
Educatieve dienst - KBR
• VOOR DE KINDEREN
De middeleeuwen, Lier, Van In, 1978.
BRASSEUR, P., Actief met boeken: vertellen, ontdekken, spelen, creëren, Brussel, Casterman, 2003.
BROOKFIELD, K., L’écriture et le livre, Paris,
Gallimard, 2004.
BROOKFIELD,
Standaard, 1994.
K.,
Schrift,
Antwerpen,
GRAHAM, I., Boeken en kranten, Amsterdam, De
Lantaarn, 2000.
LAPOINTE, C., De wereld van het boek,
Meerhout, Infoboek, 1990.
boeken, Antwerpen, KCLB, 1992.
SMEYERS, K., Schapenvellen en ganzenveren: het
verhaal van het middeleeuwse boek, Leuven,
Davidsfonds-Infodok, 1999.
TYBERG, S., Het boek: van rotstekeningen tot het
gedrukte boek, Brussel, Artis-Historia, 1986.
VAN LIER, B., Van schrijver tot boekenkast: hoe een
boek wordt gemaakt, Amsterdam, Ploegsma, 1998.
VERLEYEN, K., BOB: een boekje over boeken,
Waasmunster, Abimo, 2001.
MALLIE, M., Il était un livre, Tournai,
Casterman, 1991.
OOMS, M., Van manuscript tot boek: een project over
Educatieve dienst - KBR
15
Download