Paleoklimatologie: wetenschap die de vroegere klimaten op aarde onderzoekt en de mechanismen die de veranderingen hebben veroorzaakt. Manieren om klimaten uit het verleden te reconstrueren Proxy-indicatoren: deze indicatoren zeggen indirect iets over het klimaat in het verleden. We kunnen zelf niet terug gaan in de tijd om het te meten, maar m.b.v deze indicatoren kunnen we er toch iets over te weten komen. Isotopen: isotopen zijn atomen met dezelfde chemische eigenschappen maar verschillende atoomgewichten o Doel: de afwisseling van warmere en koudere perioden vaststellen. o Voorbeeld: van het zuurstofatoom komen twee isotopen voor: het 16Oisotoop en het 18O-isotoop. Het 18O-isotoop is zwaarder dan het 16Oisotoop.Een eigenschap van het 16O-isotoop is dat het veel sneller verdampt dan het 18O-isotoop. Wanneer er in een bepaalde bodem dus zeer veel 16O-isotopen voorkomen, kun je stellen dat dat wijst op een koelere bodem in het verleden. De 16O-isotopen zijn namelijk niet verdampt. Wanneer er in een bodem relatief weinig 16O voorkomt en dus relatief veel 18O, duidt dat op een warmere periode. Hier zijn de 16O-isotopen namelijk verdampt en de 18O niet. De C-14 methode: ouderdomsbepaling waarbij het gehalte aan radioactieve koolstof wordt nagegaan. o Doel: de leeftijd van organisch materiaal bepalen o Hoe werkt het: Dit is een methode waarmee ook met isotopen wordt gewerkt. In dit geval met het 14C-isotoop: een koolstofisotoop. De hoeveelheid 14C in de lucht om ons heen al miljoenen jaren min of meer constant is. Maar in dood materiaal neemt de hoeveelheid C14 iedere 5.736 jaar met 50% af (halfwaardetijd). Door de hoeveelheid C14 in het dode materiaal te vergelijken met de hoeveelheid in de lucht kan aan de hand van de halveringstijd de ouderdom van het materiaal dus worden bepaald. Hoe minder C14 hoe ouder het materiaal. Aan de hand van welk materiaal het is kunnen weer conclusies worden getrokken over de klimaten die in die periode heersten, want planten en dieren kunnen alleen onder bepaalde omstandigheden leven. Geomorfologie: wetenschap o Doel: het beschrijven en verklaren van de vormen in het landschap. o Voorbeeld: de aanwezigheid van stuwwallen zwerfstenen en keileem in het Nederlandse landschap tonen aan dat ons land ooit met ijs was bedekt. Ook in oude bodems kan veel informatie te vinden zijn. Palynologie: de wetenschap die zich met fossiele stuifmeelkorrels en sporen van mossen en varens bezighoudt. o Doel: een beeld te vormen van de vegetatiegeschiedenis o Hoe werkt het: stuifmeelkorrels van bomen, struiken en planten blijven goed bewaard. Door het tellen van de pollen van diverse vegetatiesoorten kun je veranderingen in vegetatie vaststellen en dus veranderingen in het klimaat o nadelen: pollen kunnen door de wind op een andere plek terecht zijn gekomen pollen kunnen uit oudere afzettingen zijn afgesleten en opnieuw zijn afgezet in jongere sedimenten dendrochronologie: ouderdomsbepaling door vergelijkend onderzoek van de jaarringen van bomen. Geeft ook informatie over klimaatsveranderingen. o de hoeveelheid ringen zegt iets over de leeftijd van de boom o de dikte van de jaarringen geven aanwijzingen over het klimaat in die tijd. Vooral neerslag speelt een grote rol, hoe meer neerslag hoe dikker de jaarring. historische bronnen ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Klimaat van vroeger Als je ver terug in de tijd gaat kan je vaak alleen iets zeggen over gemiddelde temperaturen voor de gehele aarde. precambrium: temperatuur tussen de 0 en 80 graden celcius. hoe bewezen: Er zijn restanten gevonden van eencellige organismen die bij een hogere temperatuur niet konden leven. verschillende ijstijden (in het precrambium). Hoe bewezen: Er zijn tillieten (verharde moreneafzettingen) gevonden, deze vormen een bewijs voor vergletsjering, dat weer een bewijs is voor lagere temperaturen waarom: is een gevolg van horizontale en verticale bewegingen van toenmalige continenten en hun ligging nabij de polen. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Klimaat in latere perioden. fossielen- en gesteenteonderzoek reconstructie van plaattektonische bewegingen perm: relatief koude periode hoe bewezen: Er was een supercontinent: Pangea weinig beweging was van de lithosferische platen geen nieuwe oceanische korst aangemaakt oceanen werden dieper lage zeespiegelstand Meer gesteente werden blootgesteld aan verwering en erosie Het afbraakmateriaal dat hierdoor ontstond kwam in de oceanen terecht De flora en fauna in de oceanen kregen beschikking over meer voedingsstoffen sterke plantengroei onttrekking van veel CO2 aan de atmosfeer door fotosynthese laag CO2 gehalte vermindering van het broeikaseffect afkoeling groeien van de ijskappen dalen van de zeespiegel Nederland in het perm Lag ter hoogte van de huidige Sahara en maakte deel uit van een grote laagvlakte Het gebied overstroomde een aantal keer Als de zee zich had teruggetrokken verdampte het water door het droge klimaat Zoutkristallen gingen zich op de bodem afzetten zoutsteenlaag in de Nederlandse bodem. Het krijt: warmste periode ooit Hoe bewezen: Het pangea, het oercontinent, diende als een afdeklaag van de aardmantel. Hierdoor kon de aarde een deel van zijn interne warmte niet kwijt. Daarom keerden de convectiestroom om, en brak het Pangea open de continenten dreven uit elkaar veel beweging van lithosferische platen vulkaanuitbarstingen er kwam veel meer CO2 in de lucht + er werd veel nieuwe oceanische korst aangemaakt (door magma) zeespiegel steeg + het werd warmer op aarde (door broeikaseffect) ijskappen smolten zeespiegel steeg door de warmte zette het water uit zeespiegel steeg. == het klimaat op de aarde was gematigd tot subtropisch van de evenaar tot de polen, de zeespiegel stond zo’n 300 meter hoger dan nu, hoogste CO2 gehalte ooit. actualiteitsprincipe: dit principe gaat ervan uit dat natuurprocessen in het verleden en het heden op dezelfde manier verlopen en wordt gebruikt bij de verklaring van geologische verschijnselen overgang krijt- tertiair: enorme meteorietinslag (krijgt/tertiair-inslag) abrupte klimaatverandering bewijzen mariene sedimenten gevonden met een relatief hoog gehalte van het element iridium. Iridium is op aarde zeer zeldzaam, maar in meteorieten is het relatief veel aanwezig op de rand van het Mexicaanse schiereiland Yucatan is een inslagkrater gevonden die uit die tijd stamt en het juiste formaat heeft Er zijn mineralen gevonden die normaal gesproken niet op aarde voorkomen Er is in sedimenten veel koolstof aangetroffen, dit komt door de branden die na de klap over de gehele wereld moeten heebben gewoed. resultaten vorming van geweldige hoeveelheden stikstofoxiden chemische reactie met ozon in de atmosfeer ozonlaag werd dunner veel meer ultraviolette straling van de zon binnen fijn stof in atmosfeer blokkeerde het zonlicht en vervuilde de atmosfeer afkoeling die een paar jaar geduurd kan hebben + verstoren van fotosynthese hele voedselketens werden vernietigd ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Kwartair: afwisseling van glacialen en interglacialen glaciaal: ijstijd interglaciaal; warmere tijden tussen de glacialen Factoren die leiden tot wel of geen ijstijd o conditionele factoren: de randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat een ijstijd plaatsvindt o het verschuiven van continenten o veel land in de omgeving van de polen (ijskappen kunnen alleen ontstaan op land) o sturende mechanismen: factoren die bijdragen aan een gebeurtenis, maar niet de randvoorwaarden ervoor zijn. o variaties in de baan van de aarde om de zon o de stand van de aardas zei verdelen de hoeveelheid straling over zomer en winter en over oceanen en continenten. voorbeeld positieve terugkoppelingen: temperatuur daalt, ijskappen worden gevormd, ijs weerkaats meer zonlicht dan bos, dus wordt het nog kouder, ijskap groeit, ijskap wordt hoger, en hoe hoger je komt hoe kouder het is, dus groeit de ijskappen nog meer. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Milankovitch: De hoeveelheid zonnestraling hangt samen met het seizoen, maar ook met deze 3 cycli: o excentriciteit: de ellipsvormige baan van de aarde rond de zon wisselt om de 100.000- 400.000 jaar. Soms is hij bijna rond, soms meer ovaal. o scheefstelling: de hoek van de aardas ten opzichte van de baan van de aarde om de zon. o precessie: een schommeling van de aardas. Dit heeft als gevolg dat winter en zomer op een ander punt van de baan van de aarde om de zon worden bereikt. vb: Als de winter wordt bereikt als de zon het dichtst bij de aarde is, krijgt de aarde in die winter meer zon dan als de winter wordt bereikt als de zon het verst van de aarde af is. Kleine verschillen in de hoeveelheid zon, kunnen grote gevolgen hebben voor de temperatuur. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Andere factoren o positieve en negatieve terugkoppelingsmechanismen o winden, neerslag en verdamping o stand van de aardas o broeikasgassen (zoals Ch4) o zeestromen o uitstraling van de zon het aantal zonnevlekken hoe meer zonnevlekken hoe warmer de zon en des te warmen is de aarde o vulkanische activiteit