1 Werkinstructie oudergesprek Aangezien kinderen een belangrijk deel van de dag op het dagverblijf zitten, delen ouders en pedagogisch medewerkers de verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Een goede informatie overdracht tussen ouders en pedagogisch medewerkers is dan ook van belang. Tijdens het oudergesprek kunnen ouders en pedagogisch medewerkers elkaar vragen stellen en ervaringen uitwisselen. Dit bevordert het inzicht in de ontwikkeling van het kind en zorgt voor een goede afstemming tussen de ouders en pedagogisch medewerkers. De oudergesprekken vinden tweemaal per jaar plaats. Gesprekken vinden plaats met ouders van kinderen die langer dan een kwartaal op het kinderdagverblijf zitten. Dit in verband met de beschikbare informatie over het kind. De gesprekken worden op de volgende manier voorbereid: De pedagogisch medewerkers vullen het formulier ‘oudergesprek’ in, bij voorkeur digitaal (zie bijlage 1). Voor het invullen van het formulier kan de informatie uit bijlage 2 als richtlijn worden gebruikt. Het formulier wordt door de pedagogisch medewerkers ingeleverd bij de manager, die de formulieren leest en controleert op taalkundige en inhoudelijke fouten. De gesprekken kunnen pas plaatsvinden na schriftelijke goedkeuring van de vestigingsmanager door middel van ondertekening van het formulier oudergesprek. De formulieren worden na het gesprek aangevuld met afspraken die met de ouders zijn gemaakt en vervolgens bewaard bij de kind gegevens. Op verzoek kunnen ouders een kopie van het formulier krijgen. Plan meer tijd in voor het gesprek wanneer je denkt dat dit nodig is. Dit kan het geval zijn bij bijvoorbeeld ontwikkelingsproblemen. Het is goed om je te bedenken dat ieder kind anders is. Het kan zijn dat een kind met bepaalde ontwikkelingen later is dan andere kinderen. Dat hoeft niet te betekenen dat er iets mis is. Het kan per kind verschillen wanneer het toe is aan bijvoorbeeld leren lopen of tot vijf tellen. Het ene kind is nu eenmaal sneller dan het andere kind. Vergelijk de groei en ontwikkeling van een kind dus niet automatisch met die van een ander kind. Ieder kind maakt zijn eigen ontwikkeling door en doet dat in zijn eigen tempo. De grenzen waarbinnen een kind zich ‘normaal’ ontwikkelt zijn vrij ruim. Waak ervoor om een kind te snel een etiket op te plakken. Bijlage 1: formulier oudergesprek Bijlage 2: achtergrondinformatie Werkinstructie oudergesprek september 2011 2 Bijlage 1 Naam kind en geboortedatum: Datum gesprek: Tijd: Groep: Pedagogisch medewerker: Akkoord manager: Inbreng ouders: 1. 2. 3. Werkinstructie oudergesprek september 2011 3 Algemeen welbevinden Afspraken/ opmerkingen ouders Werkinstructie oudergesprek september 2011 4 Sociaal-emotionele ontwikkeling Afspraken/ opmerkingen ouders Werkinstructie oudergesprek september 2011 5 Cognitieve ontwikkeling Afspraken/opmerkingen ouders Werkinstructie oudergesprek september 2011 6 Motorische ontwikkeling Afspraken/opmerkingen ouders Werkinstructie oudergesprek september 2011 7 Overige onderwerpen Afspraken/opmerkingen ouders Werkinstructie oudergesprek september 2011 8 Bijlage 2 Algemeen welbevinden Onder welbevinden wordt verstaan of het kind zich prettig voelt op de groep. Aandachtspunten hierbij zijn: Eet, drinkt en slaapt het kind voldoende? Is het kind vrolijk als het binnen komt? Komt het kind tot spel, is het ondernemend? Is het kind ontspannen? Is het kind zelfverzekerd? Is er positief contact met de pedagogisch medewerkers en andere kinderen? Ontwikkelingsgebieden Pedagogisch medewerkers hebben tot taak de sociaal- emotionele, cognitieve en motorische ontwikkeling van de aan hen toevertrouwde kinderen te begeleiden. Sociaal- emotionele ontwikkeling: kinderen zijn vanaf de geboorte bezig contact te maken met de omgeving. Ze hebben dit nodig om zelfstandig te worden. De sociaal-emotionele ontwikkeling beschrijft het proces waarin kinderen leren met zichzelf en anderen om te gaan. Cognitieve ontwikkeling: dit betreft de denk- en taalontwikkeling. Het proces van het opnemen en verwerken van kennis staat hierbij centraal. Houdt er rekening mee dat baby’s de eerste zeven maanden van hun leven nog niet echt denken. Alle acties en reacties zijn reflexen die automatisch gebeuren, zonder dat er over nagedacht wordt. Motorische ontwikkeling: dit heeft betrekking op het leren bewegen. In de eerste jaren groeit een kind enorm en maakt het lichaam verschillende veranderingen door. Gedurende deze periode leert het kind zich veel lichamelijke vaardigheden aan. Werkinstructie oudergesprek september 2011 9 Groei en ontwikkeling 4-6 maanden Sociaalemotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Spraaktaalontwikkeling Ontwikkeling van zelfstandigheid Lacht hard Speelt met zijn handen Houdt een voorwerp met beide handen vast Draait, kirt en maakt klanken voor in de mond Eet zachte voeding zoals een fruithap Reageert verschillend op vertrouwde en vreemde gezichten Beweegt speeltjes in zijn hand in de richting van de mond Wanneer het kind onder zijn oksel vastgehouden, staande wordt neergezet, buigt hij zijn benen en/of veert hij op en neer Maakt geluiden als mmm en sss Zuigt eten van een lepel Lacht vrolijk wanneer hij gekieteld wordt Verandert zijn houding om een voorwerp beter te kunnen zien Brengt handen naar mond Herhaalt bepaalde geluidjes voortdurend Doet bij het naderen van de lepel zijn mond open Lacht als iemand een gek gezicht trekt Kijkt graag uit het raam Graait naar een speeltje dat voor zijn gezicht gehouden wordt Maakt ritmische keten van geluidjes: 'mem mem - mem 'en ge - ge - ge' Herkent de fles en grijpt ernaar Kan zich enige tijd goed met speelgoed bezig houden Steekt zijn handen uit naar speeltjes Steekt zijn hand uit naar een speeltje dat buiten zijn bereik ligt Betast gezicht, haren, etc. als hij bij iemand op schoot zit/opgetild wordt Probeert bewegende voorwerpen te pakken Maakt in buikligging zwembewegingen met armen en benen Strekt zijn handjes uit naar vertrouwd persoon Doet moeite om voorwerpen die hij kan zien te pakken te krijgen al lukt dat nog niet Rolt van buik naar rug Grijpt naar zijn eigen spiegelbeeld en slaat erop Pakt kleinere voorwerpen op en bekijkt ze Als je zijn handen pakt probeert hij zich vanuit rugligging op te trekken Houdt eten in zijn mond, laat het er niet meteen weer uitlopen Tilt voorwerpen op met één hand Werkinstructie oudergesprek september 2011 10 Groei en ontwikkeling 7-9 maanden Sociaalemotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Spraaktaalontwikkeling Ontwikkeling van zelfstandigheid Reageert op verstopspelletjes Trekt een doek die op zijn gezicht gelegd wordt weg Houdt twee dingen gelijktijdig vast, elk in één hand Reageert op het roepen van zijn naam Kan zonder hulp de fles in zijn mond stoppen Begint te huilen als een speeltje van hem wordt afgepakt Kijkt naar speeltjes die uit de box zijn gevallen Raakt met zijn handen, zijn voeten aan Maakt geluiden als mama, baba en lala Houd zelf zijn fles of beker vast en pakt die weer op als die uit zijn hand is gegleden Toont weerstand als iemand een speeltje van hem probeert af te pakken Kijkt hoe een speeltje valt, als hij het per ongeluk laat vallen Heft vanuit rugligging zijn hoofd op Doet volwassenen na Trekt aan zijn sokken Vindt het leuk om speeltjes weg te gooien met de bedoeling dat de ander ze weer terugbrengt Laat speeltjes expres vallen en tilt ze weer op Gebruikt één hand om een speeltje vast te houden en de andere om mee te spelen Drinkt uit een kopje dat voor hem wordt vastgehouden Wind zich op als hij alleen wordt gelaten in een ruimte Speelt tegelijkertijd met twee speeltjes Rolt zich om van rug naar buik Eet vast voedsel Schrikt op als iemand nee zegt Laat één van de twee die hij vast heeft vallen als hij een derde optilt Pakt speeltjes van ene in andere hand Biedt speeltjes aan maar geeft ze nog niet Krijgt meer oog voor kleine bewegingen zoals het gordijn dat door de wind beweegt Kan, als hij wordt neergezet, even zonder hulp zitten Doet eenvoudige handelingen na zoals zwaaien Werkinstructie oudergesprek september 2011 11 Groei en ontwikkeling 10-11 maanden Sociaalemotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Spraaktaalontwikkeling Ontwikkeling van zelfstandigheid Probeert de aandacht van de volwassenen te trekken door armpjes uit te steken Kijkt om hoeken en deuren op zoek naar een verloren speeltje Draait zich zittend in allerlei richtingen om voorwerpen op te pakken Reageert als iemand zegt: 'Kom eens hier' Tilt een lepel op waarbij hij de steel beet pakt Omarmt iemand en toont genegenheid Haalt van alles uit de kast Kan alleen zitten, zoekt bij omrollen steun met handen Doet geluiden als hoesten en kuchen na Eet zelf een boterham die in stukjes is gesneden Probeert iemand te volgen Overwint hindernissen zoals kast deurtjes om iets te pakken te krijgen Begint vanuit zit te kruipen Zoekt en kijkt als iemand zegt waar is ….? Trekt de laden uit kasten Geeft iemand speeltjes wanneer je je handen ernaar uitsteekt Zoekt naar een speeltje dat verstopt wordt terwijl hij toekijkt Trekt zich ergens aan op tot staan en loopt zelf met vasthouden meubels Herkent de namen van vertrouwde voorwerpen Tilt een beker met beide handen op en drinkt eruit Toont interesse in zijn spiegelbeeld Neemt twee kleine speeltjes in één hand Leert meerdere geluiden na te doen Krijgt belangstelling voor zachte geluiden zoals een stem aan de telefoon Kan speeltjes voorzichtig neerleggen Vindt het leuk om voorwerpen ergens uit te halen en terug te leggen Kan zittend met speeltjes in hand spelen Klapt in zijn handen Gaat zelf zitten en blijft langer zitten Zwaait naar anderen Probeert bladen van een kartonnen boek om te slaan Werkinstructie oudergesprek september 2011 12 Groei en ontwikkeling 1-2 jaar Sociaal-emotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Spraaktaalontwikkeling Aandacht voor anderen neemt toe, eenkennigheid neemt weer af. Kind gaat op onderzoek uit en is op zoek naar ‘spannende dingen’; doet graag dingen die ‘verboden’ zijn. Begint te ontdekken dat voorwerpen verplaatst kunnen worden ( op de grond gooien, leeggooien). Beginnend begrip dat iets niet zomaar weg kan zijn. Staat los (14 mnd.) Loopt los ( 15 mnd.) Loopt trap op (18 mnd.) Kan op stoel klauteren (18 mnd.) Begrijpt woorden als dag en papa. Woordenschat is tussen de 3 en 50 woorden. Vaak nog wel in babytaal / brabbel taaltje Groei en ontwikkeling 2-3 jaar Sociaal-emotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Spraaktaalontwikkeling Doet vaak tegengestelde van wat gevraagd wordt. Groeiend zelfbewustzijn; Gaat 'ik' zeggen. Kan gauw boos worden en begint te protesteren. Kan eenvoudige voorwerpen benoemen, aanwijzen of gebruiken. Noemt eigen naam op vraag 'hoe heet je?' Begint geslachtsverschil te ontdekken Kan hardlopen, maar valt nog bij plotseling omkeren. Loopt trap op en af, kan bal oprapen, kan met lepel eten, kan handen wassen, kan helpen bij aankleden Gebruik van 2woord- zinnetjes Snelle groei van woordenschat (meer dan honderd woorden) Groei en ontwikkeling 3-4 jaar Sociaal-emotionele ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Spraaktaalontwikkeling Leert 'wij' zeggen, en ontwikkeld goede band met thuis. Maakt graag nieuwe vrienden. Wil liefst één vriendje tegelijk. Wil graag de beste zijn in dingen en schept hier over op. Leert te wachten op bepaalde zaken. Leeft vaak in een ‘fantasiewereld’. Kan twee cijfers herhalen en 6 lettergrepen nazeggen. Kan cirkel en vierkant natekenen. Weet eigen leeftijd te noemen. Corrigeert persoon die voorleest als deze van bekende tekst afwijkt. Kan drie cijfers nazeggen. Vaak erg actief en ondernemend. Kan op tenen lopen, klimmen en goed de trap oplopen. Kan bladzijde omslaan. Kan bal vangen. Veelal zindelijk overdag en ‘s nachts. Kan met driewieler rijden Woordenschat meestal meer dan 1000 woorden. Experimenteert en speelt met woorden. Praat veel, benoemt dingen en heeft plezier in rijmpjes. Is verstaanbaar voor vreemden Werkinstructie oudergesprek september 2011