3. Landbouw De azteken waren hele goede boeren ze maakten hun akkers op water, de Azteken bedachten een systeem: ze sloeg palen in de bodem van het meer en vervolgens maakte ze er een vlechtwerk aan vast. Het onderstelsel werd gevormd door stenen verzwaarde bossen riet en takken. Daarbovenop stortten de Azteken modder die ze uit het meer hadden gehaald. De grond werd daardoor vruchtbaar en dus konden ze op deze akkers groenten verbouwen. Op deze drijvende tuinen stonden ook huizen van boeren die de akkers bewerkten. Eén familie bewerkte ongeveer zes akkers, die ongeveer 100m lang en 10m breed waren. Om van de ene naar de andere akkers te gaan gebruikte ze bootjes, een soort kano's, waarmee ze in de kanalen tussen de akkers dreven. De Azteken hadden een veel keus in groenten en fruit, en dat was ook wel nodig, want vlees aten ze bijna nooit. Niet omdat ze het niet lekker vonden, maar ze hielden geen vee en moesten dus op jacht gaan als ze vlees wilden eten. Vlees was dus een luxe. Alleen af en toe aten ze watervogels konijnen, eekhorens, herten of wild zwijn. Maar het vlees dat de Azteken het lekkerst vonden het enige grote dier dat ze zelf fokten was hond. Het belangrijkste product was maïs. 5. Godsdienst Godsdienst was erg belangrijk in het leven van de Azteken. Zij aanbaden honderden goden en godinnen die bijna ieder aspect van het dagelijkse leven van de mensen controleerden en beïnvloedden. Zo waren er bijvoorbeeld veel landbouwgoden omdat de samenleving sterk afhankelijk was van landbouw. De Azteken dachten dat de aarde een wereld was vol goddelijke krachten, die de planten deed groeien, al het leven voortbracht maar ook de dood en alle vernietiging veroorzaakte. Voor de mensen was het leven vol angst en onzekerheid, en het was daarom belangrijk de goden gunstig te stemmen om te overleven. De Azteken hadden zo'n twee honderd feesten per jaar, die samen gingen met steeds dezelfde rituelen. Ook offerde de Azteken mensen aan de goden, ze dachten dat als de goden niet gevoed zouden worden met bloed van mensen dat er dan rampen zouden gebeuren. De goden hadden het bloed van mensen ook nodig om dingen te laten groeien en om de zon elke keer weer te laten opkomen. Het hart was het offer voor de zon. De zon maakte nadat hij werd geschapen gelijk zijn zus de maan dood. De Azteken zagen de zon als de moeder van de mensen QUETZALCOATL, "gevederde slang", de god van beschaving en kennis. (Het was de naam van een godheid, een koninklijke titel, de naam van een legendarische priester/heerser. De natuurlijke, aardse kracht wordt gesymboliseerd door de gevederde slang die opstijgt vanuit de aarde. In de oorspronkelijke Azteekse beschrijving van Quetzalcoatl staat dat hij water op zijn staart heeft tengevolge van een opkomende geweldige regenstorm. Huwelijk Gezin en huwelijk hadden een belangrijke rol in de Azteekse maatschappij. Wanneer de kindertijd afgesloten werd, rond hun twintigste jaar, konden de Azteken trouwen. De Azteekse vrouw werd gekoppeld met een man. Zij mocht dus niet zelf beslissen met wie ze wilde trouwen. Het huwelijk werd geregeld door een professionele koppelaar. Deze ging overleggen met de ouders van de potentiële bruid. Als de familie van de vrouw het huwelijksaanzoek accepteerde, werd het huwelijk georganiseerd. De huwelijksceremonie werd verspreid over 4 dagen. Op de eerste dag werd de vrouw gebaad en versierd met veren en kristalletjes door haar vrouwelijke familieleden. De bruid kreeg op deze dag ook wijze huwelijksraad van haar familie. s ’Avonds werd zij door de straten gedragen op de rug van de koppelaarster of de sterkste. Het huwelijk vond plaats in het huis van de ouders van de bruidegom. Hier moest het koppel naast elkaar zitten op een huwelijksmat terwijl de ouders kopalwierrook aanstaken. De rook moest de zegening van de goden aantrekken. Vooral de godin Chalchiúhtlicue was belangrijk, zij was immers de beschermster van het huwelijk. De mantels van de bruid en de bruidegom werden aan elkaar geknoopt om het huwelijk te voltrekken. Hierna voerde de moeder van de bruidegom het nieuwe echtpaar met enkele happen tamales. Het huwelijksfeest duurde vier dagen. Op het einde van deze ceremonie werden nog enkele afspraken gemaakt. De bruid moest nederig zijn en hard werken. Ook de man moest zich aan regels houden. Hij moest zijn vrouw liefhebben, aandacht geven en hard werken. Opvoeding In de opvoeding valt al meteen op dat de meisjes geen belangrijke plaats in de samenleving hadden. Ze leerden enkel spinnen, weven en koken. Toch werden enkele meisjes priesteressen. Zij waren meestal dochters van rijke families. Moeders leerden hun dochters weven op een weefgetouw van katoen. De geweven voorwerpen waren voor de familie of voor het betalen van belastingen De jongens leerden echter vissen en het land bewerken. Dit leerden ze van hun vader en vanaf hun vijfde ook op school. Deze school, de techpochcalli, bood gratis onderwijs. Geschiedenis, muziek, dans en godsdienst stonden op het programma. De jongens moesten ook taakjes vervullen zoals graven en water dragen. Zo werden zij voorbereid op hun toekomst als krijger. De kinderen mochten zelfs in het leger werken om de oorlog van dichtbij te bekijken. De kinderen van de adel kregen een andere opleiding. In een Calmécac (school) werden priesters, rechters, generaals en ambtenaren voorbereid op hun beroep. Daarom kregen zij vakken als astrologie, lezen, schrijven[2] en wiskunde. De kinderen zouden uiteindelijk hun vader opvolgen. Op elke school heerste er een ijzeren discipline. Wanneer kinderen zich misdroegen volgden er vreselijke straffen. De kinderen prikken met dorens, boven een vuur met pepers houden, vastbinden en in een modderplas leggen. Dit zijn maar enkele voorbeelden. Kinderen Wanneer een kind werd geboren werd dit drie weken lang gevierd. Bij rijke en belangrijke Azteken kwamen zelfs ambassadeurs uit het buitenland langs voor een eerste bezoek. Ook de priester kwam langs om de toekomst te voorspellen van het kind. Dit kwam men te weten aan de hand van voortekenen van de goden. De priester bepaalde van dat moment al waar het kind was voor voorbestemd (leger, kunstenaar…). Het pasgeboren kind kreeg een typische Azteekse naam, bijvoorbeeld Hij Die Hard Lacht Vier Aardbeving. Vaak was de naam een samenstelling van de geboortedag en dieren. Kleding De arme en de rijke Azteken hadden dezelfde kledij. De garderobe van de hogere klassen was enkel meer uitgebreid. De armere klasse (boeren en vissers) droegen een lendendoek en een mantel . De kledij werd gemaakt van agavevezels. Enkel de edelen mochten katoenen kledij dragen. Deze stoffen werden versierd met geometrische patronen, dieren en kleuren. Ze liepen blootvoets. De rijke Azteken droegen dezelfde kledij, maar zij voegden veren, bont en kralen toe. Ook droegen zij een vest of xicolli. De hogere stand hadden wel sandalen, deze werden gemaakt van dierenhuiden of plantenvezels. De Azteekse edellieden onderhielden ook hun hoofdtooi. Hun haar werd versierd met linten, hun gezichten met piercings, oorbellen. De rijke Azteken droegen dezelfde kledij, maar zij voegden veren, bont en kralen toe. Ook droegen zij een vest of xicolli. De hogere stand hadden wel sandalen, deze werden gemaakt van dierenhuiden of plantenvezels. De Azteekse edellieden onderhielden ook hun hoofdtooi. Hun haar werd versierd met linten, hun gezichten met piercings, oorbellen. Muziek en dans Muziek stond erg hoog in het vaandel bij de Azteken. Muziek werd gemaakt in functie van de godsdienst en ter ontspanning. In de calmecac, de elitescholen, werd heilige muziek en dans onderwezen. In de scholen voor de burgerkinderen werd er ook muziek bijgebracht. In tegenstelling tot de edelen leerden zij krijgs– en liefdesliederen. De muziekleraar werd erg gerespecteerd. Hij leerde de kinderen trommel spelen. De Azteken kenden al een aantal verschillende instrumenten. Trommels, ratels en raspen fluiten en trompetten zorgden voor een ritmisch geheel. De trommels werden gemaakt van boomstronken en hertenhuid. Muziek werd gespeeld op belangrijke evenementen zoals oorlogstriomfen, huwelijken, troonopvolgingen. Ook bespeelden muzikanten instrumenten op straat. Deze straatartiesten traden op samen met clowns, jongleurs of acrobaten. Dit vond plaats op marktplaatsen, maar ook in adellijke huizen. De straatartiesten maakten muziek om aan eten te komen. Vaak kregen zij een voorraad bonen, tortilla’s of groenten. Gedichten De Azteken gebruikten muziek om hun feesten op te luisteren. Niet alleen muzikanten werden uitgenodigd om gasten te vermaken. Zij maakte gebruik van metaforisch taalgebruik en lyriek. Er waren verschillende soorten genres in de Azteekse dichtkunst. Ten eerste was er de bloemenliederen. Deze beschreven vanzelfsprekend de natuur. Ten tweede was er de krijgsliederen. Het slagveld en alle gevoelens wat daarbij kwamen kijken werden als inspiratie gebruikt in deze gedichten. De voorjaarsliederen en de weesliedjes beschreven de wonderen van het leven. Gedichten waren ook religieus belangrijk. Vaak werden heldenverhalen over goden in dichtvorm verteld. De Spaanse conquistadores noemden hen Mexicas, een term die in Mexico nog steeds veel gebruikt wordt. Het gebruik om de "Azteken" zo aan te duiden is afkomstig van de Duitse wetenschapper Alexander von Humboldt en werd algemeen verspreidDe "Azteken" noemden zichzelf Culhuah, Mexicah of Tenochcah Het woord "Azteken" komt van het Nahuatl Aztecah, "mensen uit Aztlan". Aztlan was een mythische plaats ergens in het noorden waar de Azteken zeiden vandaan te komen. Voor de Azteken zelf was het niet gebruikelijk zichzelf met Aztecah aan te duiden Volgens de Azteken woonden hun voorouders in Aztlan, een eiland in een meer ergens in het noorden. Hun god Huitzilopochtli vertelde dat ze (samen met een paar andere stammen) naar een nieuw land moesten gaan. Uiteindelijk bleven alleen de Azteken over (omdat de andere stammen allemaal al een plaats gevonden hadden om zich te vestigen). De Azteken moesten zich van hun god vestigen op de plek waar een adelaar op een cactus zat en een slang verslond. Uiteindelijk zagen de Azteken dit teken op een eilandje in het Texcocomeer. De Azteken bouwden hun stad Tenochtitlan op die plek, en maakten een groot kunstmatig eiland, wat heden ten dage in het centrum van Mexico-Stad ligt. Deze "legende" staat ook afgebeeld op het wapen van Mexico dat op de vlag van Mexico wordt afgebeeld Volgens een Azteekse legende zou in het jaar ce acatl (I-riet, 1519) de god Quetzalcoatl uit het oosten komen om zijn rijk op te eisen. Daarbij kwam dat er nog meer voortekenen werden gezien, zoals een komeet en een brand in de tempel van Huitzilopochtli. Ook werd er een vis gevangen met een spiegel in zijn kop, waarin Motecuhzoma II, de Azteekse hueyi tlahtoani, marcherende soldaten zag. De Azteken gingen daarom extra veel mensen offeren. Veel steden die eerst bondgenoten waren, gingen zich nu verzetten. Toen de Spanjaarden onder leiding van Hernán Cortés in Mexico aankwamen, dachten de Azteken dat Cortés misschien wel Quetzalcoatl kon zijn. Quetzalcoatl had namelijk een blank gezicht en een gele baard, net als Cortés. Ook waren de Azteken onder de indruk van de schepen, de geweren en de kanonnen van de Spanjaarden, en ook de paarden en windhonden vonden ze bijzonder. De Azteken leefden in calpultin (enkelvoud calpulli), vergelijkbaar met clans. Meerdere calpultin vormden samen een altepetl (meervoud: altepemeh). De altepetl was de kleinste bestuurlijke eenheid, het bestond meestal uit een dorp of stad met het gebied eromheen, van "water tot berg" (altepetl betekent waterberg). Sommige altepemeh hadden andere onder hun bewind. Een altepetl zonder een andere altepetl boven zich zou je dus een land kunnen noemen. De hoogste altepemeh waren de steden van de Azteekse Driebond: Tenochtitlan, Texcoco en Tlacopan. De Azteekse bevolking was ingedeeld in twee klassen. De gewone bevolking heette de macehualtin en de adel de piltin of tlahtoanimeh. De klassen waren erfelijk, maar een macehualli kon opklimmen tot piltin door een succesvolle carrière in het leger. Dit zorgde ervoor dat de Azteken altijd genoeg soldaten konden krijgen. Andersom konden piltin hun adelstand verliezen door zwakte te tonen ten tijde van oorlog De cacaoboon is zo kostbaar dat hij gebruikt wordt als betaalmiddel. Zo kost een grote avocado drie cacaobonen, terwijl een kalkoen of een geweven mantel voor 80 tot 100 bonen van eigenaar wisselt. Ongeveer 1000 jaar lang worden de bonen als geld gebruikt. In de 15e eeuw, op het hoogtepunt van het Azteekse rijk, betalen de overwonnen buurvolken belasting in cacaobonen. Elk jaar worden 980 ladingen van elk 8000 bonen geïnd. Ze betaalde ook wel met munten De Azteken hadden een rijke keuze aan groenten en fruit, en dat was ook wel nodig, want vlees aten ze bijna nooit. Niet omdat ze het niet lekker vonden, maar ze hielden geen vee, en moesten dus op jacht gaan als ze vlees wilden eten. Vlees was dus een luxeproduct. Alleen af en toe aten ze ganzen, konijnen, eekhorens, herten of wild zwijn. Maar het vlees dat de Azteken het lekkerst vonden -het enige grote dier dat ze zelf fokten- waren honden. Honden werden speciaal vetgemest en opgegeten bij speciale feesten De meest geliefde drank was pulque: een sterk alcoholische drank gemaakt van de agave, het lijkt een beetje op bier. Dronkenschap werd steeds zwaar gestraft. Alleen ouderen mochten dronken worden Naast deze alcoholische drank dronken de Azteken ook graag chocolatl Dit was echter een heel speciale en kostbare drank, uitsluitend gemaakt voor de adel. Chocolatl is bij ons beter bekend als chocolademelk. De armsten onder de Azteken dronken meestal gewoon water, behalve bij feesten, wanneer ook zij pulque konden drinken. Een groot deel van de rijkdom van de Azteken was afkomstig van andere volken die ze overwonnen hadden. Deze volken moesten aan de Azteken een schatting (=belasting) betalen om de vrede te bewaren. Het innen van deze belastingen gebeurde volgens een goed georganiseerd systeem van belastinginners, de calpixque. Om de paar maanden stuurde de hoofdstad elke andere stad een lijst met de vereiste schatting. Als ze deze niet betaalden was het oorlog. Zo kwam het dat in Tenochtitlan het hele jaar door een toevoer van goederen had. De schatting kon bestaan uit verschillende goederen, zoals voedsel en luxeproducten, maar ook militaire uniformen of mantels en sieraden. Naast de schattingen kregen de Azteken andere benodigdheden door de handel. Sommige mannen maakten er hun beroep van om als handelaar rond te trekken, zij worden pochteca genoemd. Onder de Azteken namen deze mensen een speciale plaats in. Ze woonden in aparte stadswijken en waren verzameld in een koopmansgilde. Ze hadden eigen wetten en rechters en vereerden ook hun eigen god: Yacatecuhtli, aan wie ze offers brachten ter bescherming, als ze op reis waren. De kinderen van deze kooplui mochten alleen trouwen met kinderen van andere koopmanslieden. Door hun vele reizen en handelsactiviteiten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. een vreemd verschijnsel aan de oostelijke hemel, vuur dat de tempel van Huitzilopochtli verwoestte, een bliksemschicht die de rieten tempel van Xiuhtecuhtli verwoestte, de verschijning van wegschietend vuur over de oceaan, het "koken" en later overstromen van een meer bij Tenochtitlan, een wenende vrouw in het holst van de nacht, het vangen van een onbekend wezen met een visnet Opdracht 6 Rijke edelen woonden in grote huizen met 2 verdiepingen, met een tuin en een hoge muur eromheen. De muren waren gemaakt uit steen of uit adobe (kleiblokken bedekt met pleisterkalk). De meeste huizen van de edelen hadden een plat dak, soms met een tuin erop, en hadden de vorm van een vierkant, met een binnenplaats in het midden. De buitenmuren hadden noch ramen, noch versieringen. Aan de binnenplaats lagen grote, frisse kamers, vaak versierd met grote pilaren. Binnenshuis bevonden zich vele kamers: een eetkamer, een ontvangkamer, slaapkamers, een keuken, kamers voor de bedienden en zelfs strafkamers.De buitendeuren waren meestal gemaakt uit hout, maar binnenshuis waren er geen deuren. De deurgaten werden gewoon afgeschermd met hangende matten. De Azteken naaiden kleine belletjes aan deze matten, zodat ze zouden horen of er iemand binnenkwam. Stoombaden: Net als wij soms in de sauna gaan, hielden de Azteken ook van stoombaden. De gewone mens nam regelmatig een bad in het meer of in een rivier waarbij ze wortels van een bepaalde plant als zeep gebruikten. Maar veel huizen hadden een bijgebouwtje waarin zich een stoombad bevond. Het zag eruit als een iglo met een gat in het dak om te verluchten. In deze ‘iglo’ werd een vuur gestookt dat de muren van het badhuisje verwarmden tot ze roodgloeiend waren. Dan ging je naar binnen, en moest je net zolang water tegen de hete muren gieten tot het badhuisje helemaal gevuld was met stoom. Gewone mensen De huizen van de gewone mensen waren veel eenvoudiger en bevatten minder luxe. Ze waren zelden gebouwd in steen, maar in adobe, of in twijgen met leem bedekt. Tenslotte werden ze in felle kleuren geverfd. Wettelijk mochten deze huisjes maar uit één verdieping bestaan en niet uit twee zoals bij de rijken. Ook deze huizen hadden een plat dak, bedekt met houten pannen, of een schuin rieten dak. Deze huizen hadden ook niet zo veel verschillende kamers, maar bestonden slechts uit twee vertrekken: een kamer om in te wonen en één om in te slapen. Ze hadden ook maar één deur en geen ramen.Omdat er geen ramen waren was het meestal erg donker in huis. De enige verlichting waren toortsen van pijnboomtakken. Echte meubels waren er niet te vinden in het huis. Men sliep niet in bedden maar op rieten slaapmatjes, waarbij houten kisten stonden om de kleding in te bewaren. In de woonkamer stonden de bezittingen van het gezin, zoals gereedschap, graafstokken, voorraadpotten, enzovoort Opdracht 8 De Azteken hadden erg veel kunst. Zij maakten muurschilderingen, sieraden, tempels, standbeelden en vele andere werken. De Azteken eerden kunstenaars dan ook. De kunstenaars stonden in de Azteekse maatschappij gelijk met de ambachtslieden. Deze mensen stonden allemaal onder de noemer ‘tolteca’, dit betekent ‘kunstenaar’ en ‘artistiek vermogen’. Een kunstenaar of ambachtsman werd beschouwd als gezegende, want zij konden de heilige waarheid uitbeelden in hun werkDe Azteekse paleizen waren meestal lage regeringsgebouwen die veel kamers en kleine ramen hadden. In de tempels was er veel minder plaats. Deze geleken op piramiden en hebben veel trappen. De tempels werden gebruikt in functie van de godsdienst. De paleizen werden gebruikt als residentie, maar ook als vergaderplaats voor de raad en opslagplaats voor de schattingen. Toch zijn er in de tempels ook religieuze aspecten terug te vinden, zoals altaarkamers en ruimten voor zelfoffering (bloed). Naast religie was ook de macht van de heerser belangrijk. Hoe meer macht, hoe prachtiger de gebouwen. De tempels werden telkens op heilige plaatsen gebouwd. De Grote Tempel van Tenochtitlán stond op de plek waar Huitzilopochtli (de stamgod) volgens de Azteken geboren was. De Azteken waren echte stedenbouwers. De trappiramiden, tempels en paleizen kunnen als echt kunstwerken gezien worden. Alles werd gebouwd in functie van de goden. De bekendste tempels bevonden zich in Tenochtitlan. Boeren en slaven haalden de materialen van het vasteland. De piramiden waren hetzelfde als die in Egypte, alleen het dak verschilt. Het dak van de Azteekse tempel is plat, hierdoor kunnen de offerrituelen hier doorgaan. De tempels werden ook altijd over een oude tempel gebouwd. De Azteken wilden immers de oude tempel niet vernielen. Hierdoor ontstonden er verschillende lagen. Hoewel de Azteken geen contact hadden met Europese leiders ontwierpen ze ook al aquaducten. Deze waren nodig om zoet water te vervoeren naar het eiland Tenochtitlan