7.2 Eisen aan de constructie van de schachtringen

advertisement
1. ------IND- 2017 0203 D-- NL- ------ 20170614 --- --- PROJET
Federaal Instituut voor wegen
Aanvullende technische
contractvoorwaarden en richtlijnen
voor civieltechnische werken
ZTV-ING
Deel 5
Tunnelbouw
Hoofdstuk 3
Machinale schildboormethode
Aangemeld overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015
betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van
de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
Inhoud
Bladzijde
blz.
1
Algemeen .............................................. 4
5.3
Schildconstructie .................................. 10
1.1
Toepassingsgebied ................................ 4
5.3.1
Schildmantel ......................................... 10
1.2
Definities ................................................ 4
5.3.2
Schildstaartafdichting ........................... 10
1.3.
Eisen aan de betrokkenen ..................... 4
5.3.3
Ringspleetpersing ................................. 10
2
Geotechnische onderzoeken .............. 4
5.4
Graafpersen .......................................... 11
3
Bewijzen voor de stabiliteit ................. 5
5.5
3.1
Algemeen ............................................... 5
Plaatsingsinrichting voor de
schachtringelementen .......................... 11
3.2
Effecten .................................................. 5
5.6
Personen- en materiaalsluizen ............. 11
3.2.1
Doorlopende belasting ........................... 5
5.7
Besturings- / controlevoorzieningen ..... 11
3.2.2
Veranderlijke lasten ............................... 6
5.8
Aanvullende voorzieningen .................. 11
3.2.3
Overige belastingen ............................... 6
5.9
Onderhoud en reparatie ....................... 11
3.3
Bewijsvoering en bemeting van de
uitbouw ................................................... 6
5.10
Proefbedrijf ........................................... 11
5.11
Veiligheidseisen .................................... 11
3.3.1
Algemeen ............................................... 6
6
Tunnelbouw ........................................ 11
3.3.2
Berekeningsmodellen ............................ 6
6.1
Algemeen.............................................. 11
3.3.3
Vaststelling van het snedeformaat......... 7
6.2
Begin- en eindprocedures .................... 11
3.3.4
Grenstoestand van het draagvermogen 7
6.3
Stabiliteit van het werkfront .................. 12
3.3.5
Grenstoestand van de geschiktheid
voor gebruik ........................................... 7
6.3.1
Algemeen.............................................. 12
6.3.2
Vormen van werkfrontondersteuning ... 12
3.4
Metingen tijdens de uitvoering ............... 7
6.4
Bewaking en besturing ......................... 13
4
Begeleiding van de bouw .................... 8
6.4.1
Verplaatsing van de graafmachine ....... 13
4.1
Algemeen ............................................... 8
6.4.2
4.2
Vastlegging van de toestand en
veiligstellen van de bewijsvoering .......... 8
Vastlegging en protocollering van
gegevens .............................................. 13
6.4.3
4.3
Uitvoeringsdocumenten ......................... 8
Voorbeschouwing en beoordeling
achteraf van de graafwerken ................ 13
4.3.1
Algemeen ............................................... 8
6.5
Kwaliteitscontrole .................................. 14
4.3.2
Stabiliteitsbewijzen en werktekeningen . 8
6.6
Calamiteitenplan ................................... 14
4.3.3
Bouwtijd- en werkplan ............................ 8
7
Constructie .......................................... 14
4.3.4
Inrichtingsplanning voor de bouwplaats. 8
7.1
Algemeen.............................................. 14
4.3.5
Taakspecificatie ..................................... 9
7.2
4.3.6
Tunnelbouwhandboek............................ 9
Eisen aan de constructie van de
schachtringen ....................................... 14
4.3.7
Schachtringhandboek ............................ 9
7.2.1
Afmetingen ........................................... 14
4.3.8
Storingenanalyse ................................... 9
7.2.2
Betontechnologie .................................. 14
4.4
Vergunningen en beschermende
maatregelen tijdens de bouwtijd ............ 9
7.2.3
Minimale wapening en betondekking ... 15
7.2.4
Constructie in het voegenbereik ........... 15
5
Machinetechniek ................................ 10
7.2.5
Toleranties en controlemetingen .......... 15
5.1
Algemeen ............................................. 10
7.3
Ringbouw .............................................. 16
5.2
Afbouwsysteem .................................... 10
7.3.1
Ringgeometrie ...................................... 16
5.2.1
Opzet.................................................... 10
7.3.2
Koppeling van schachtringelementen .. 16
5.2.2
Graven door los gesteente .................. 10
7.3.3
Ringspleetpersing ................................. 16
5.2.3
Graven door vast gesteente ................ 10
8
Bescherming tegen water .................. 16
2
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
8.1
Algemeen ..............................................16
8.2
Enkelwandige constructies ...................16
8.2.1
Constructieprincipes .............................16
8.2.2
Eisen m.b.t. tot het afdichtingsframe/profiel ....................................................17
8.3
Dubbelwandige constructies .................17
8.3.1
Constructieprincipes .............................17
8.3.2
Afdichting met kunststof
afdichtingsstrook ...................................17
8.3.3
Binnenwand met waterdichte
betonconstructie (WUB-KO) .................17
9
Tunnelafwatering ................................19
9.1
Algemeen ..............................................19
9.2
Afwateringsmaatregelen tijdens de
bouwperiode .........................................19
9.3.
Afwateringsinstallaties ..........................19
10
Bouwkundige brandveiligheid...........19
10.1
Algemeen ..............................................19
10.2
Thermische effecten .............................19
10.3
Brandveiligheidsmaatregelen voor de
constructie.............................................19
10.3.1 Enkelwandige constructies ...................19
10.3.2 Dubbelwandige constructies .................20
10.4
Brandveiligheidsmaatregelen voor de
binnenafwerking van de tunnel .............20
11
Afbouw, portalen en dwarsgangen ...20
11.1
Algemeen ..............................................20
11.2
Wegenbouw en bodemafdichting .........20
11.2.1 Enkelwandige constructies ...................20
11.2.2 Dubbelwandige constructies .................20
11.3
Wanden en plafonds .............................20
11.3.1 Enkelwandige constructies ...................20
11.3.2 Dubbelwandige constructies .................20
11.4
Akoestische bekledingen ......................21
11.5
Tussenlagen en scheidingswanden .....21
11.6
Noodpaden, leidingtracés en schachten21
11.7
Dwarsgangen ........................................21
11.8
Toegankelijkheid van de constructie ....21
12
Bouwbescheiden en documentatie ..21
Versie: 2017/05
3
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
1
Algemeen
(1) Deel 5, paragraaf 3 geldt enkel in combinatie
met Deel 1: Algemeen.
(2) Voor de planning van tunnels voor het
wegverkeer moeten de „Richtlijnen voor de
inrichting en exploitatie van verkeerstunnels“
(RABT) in acht worden genomen.
(3) Voor de planning van tunnels voor het
wegverkeer moeten de Aanbevelingen van de
Duitse Commissie voor ondergronds bouwen
(DAUB) in acht worden genomen. Het gaat hierbij
in het bijzonder om:
– de aanbevelingen voor de keuze van de
tunnelgraafmachines,
– de aanbevelingen voor de statische berekening
van schildboormachines en
– de aanbevelingen voor het ontwerp,
productie en de inbouw van schachtringen.
1.1
(4) Dubbelwandige constructie
Hierbij
wordt
de
schachtringenschaal
gecompleteerd
door
een
afgedichte,
waterondoorlatend uitgevoerde binnenschaal. In
de eindtoestand vervult de schachtringenschaal in
de regel geen afdichtende functie, maar neemt
deze uitsluitend de gronddrukbelastingen op (zie
afb. 5.3.2).
(5) In aanvulling hierop gelden de definities van de
toepasselijke DIN-normen.
1.3.
Eisen aan de betrokkenen
Van toepassing is paragraaf 1, punt 1.4.
de
Toepassingsgebied
(1) Deze paragraaf geldt voor de bouwtechnische
uitvoering van tunnels voor het wegverkeer die met
behulp van de machinale schildboormethode
worden gebouwd, d.w.z. er worden uitsluitend
regelingen voor de inzet van tunnelboormachines
met schild behandeld.
(2) Voor de uitvoering van doorsneden met een
binnendiameter van minder dan 10 m, bijv. voor
reddingstunnels,
dienen
de
regelingen
overeenkomstig te worden toegepast en moeten
de toleranties (zie nr.: 7.2.5.1) worden aangepast.
1.2
binnen de bescherming van het schild tot een
schaal gemonteerd. Deze schachtringenschaal
fungeert als definitieve constructie en vervult
permanent de draag- en afdichtingsfuncties (zie
afb. 5.3.1).
Definities
(1) Tunnelboormachines (TBM)
Zijn machines die de hele tunneldoorsnede met
een boorkop of snijwiel in één keer of in
deelvlakken met geschikte inrichtingen uitgraven.
Tijdens het uitgraafproces wordt de machine
continu of in stappen vooruit geschoven.
(2) Machinale schildboormethodes
zijn processen waarbij de hele tunneldoorsnede
met een boorkop of snijwiel in één keer of in
deelvlakken met geschikte inrichtingen wordt
uitgegraven. Het uitgraven van de bouwgrond en
de inbouw van de tunnelwand verloopt binnen de
bescherming van een schild. Daarbij worden
zowel tunnelboormachines (TBM) met schild
alsook schildmachines (SM) gebruikt.
(3) Enkelwandige constructie
2
Geotechnische onderzoeken
(1)
De geotechnische onderzoeken dienen
volgens paragraaf 1 nr. 2 te worden verricht.
(2)
Bovendien dienen de proces- en
machinerelevante bouwgrondinvloeden te worden
benoemd en moeten de daaruit resulterende
consequenties voor het machine-ontwerp en de
aandrijving worden aangegeven, bijv. met
betrekking tot:
– verwerking van stenen en zwerfkeien,
– verwerking van rotsblokken en gesteente,
– obstakels in de bouwgrond,
– extra maatregelen om de stabiliteit van het
werkfront veilig te stellen,
– holle ruimten / grove kiezellagen met een risico
op suspensieverlies,
– slijtage- en verklevingsproblemen als gevolg
van mineralogie / kwelverschijnselen,
– drijfzandlagen met een risico op instabiliteit van
het werkfront,
– gespannen
grondwaterverhoudingen,
hoofdstroomrichtingen van het grondwater,
stromingssnelheid,
waterstanden,
getijdeinvloeden,
– grondwaterchemie, bijv. het zoutgehalte van het
grondwater,
– behandeling van organische bestanddelen,
– zettingsgevoeligheid van de bouwgrond,
– injecteerbaarheid van de bouwgrond,
Hierbij worden prefabelementen (schachtringdelen)
4
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
– conditioneerbaarheid van de bouwgrond,
– vermogen om de machine in de bouwgrond
vast te zetten,
– uitzettingsvermogen van de bouwgrond,
gewicht van de uitbouw en de gewichten van de
overige bouwelementen.
3.2.1.2 Gronddruk, gesteentedruk
(1)
De intrinsieke grondbelasting en de
vastgestelde bodemmechanische kengetallen zijn
opgenomen in het geotechnische bericht.
– vervuiling van de bouwgrond en
– mogelijkheid tot storten van de bouwgrond.
3
Bewijzen voor de stabiliteit
3.1
Algemeen
(1) DIN EN 1991-2, DIN EN 1992-2, DIN EN 19971:2009-09 en DIN 1054 zijn van toepassing.
(2) De bewijzen voor de stabiliteit omvatten het
aangetoonde draagvermogen en de bewijzen voor
de bruikbaarheid voor het gebruiksdoel.
(3) De bewijzen voor de veilige stabiliteit van het
bouwwerk moeten voldoende informatie over de
bouw- en eindtoestanden bevatten in een
overzichtelijke en toetsbare vorm. Het gaat hierbij
in het bijzonder om:
(2) Er moet rekening worden gehouden met
bekende toekomstige ophogingen of afgravingen
van terrein.
(3) Bij constructies met een dubbele schaal moet
de buitenste schachtringenschaal voor de
eindtoestand alleen op de gronddruk afgestemd
zijn.
(4) Aard en omvang van de wisselwerkingen
tussen gesteente en uitbouw die de spannings- en
vervormingstoestanden van gesteente en uitbouw
tijdens de tunnelbouw bepalen, zoals bronnen,
verhogingen en kruipverschijnselen van het
gesteente en de effecten van aardverschuivingen,
karstvorming
en
storingszones,
dienen
controleerbaar te worden herleid en onderbouwd.
– geometrie van het bouwwerk,
3.2.1.3 Waterdruk en opwaartse druk
– aannames over de belastingen,
(1) Er moet worden gecontroleerd of de
daadwerkelijke gewichten afwijken van de
informatie in DIN EN 1997-1:2009-09 en DIN 1054,
bijv. door de zwaarte van de wapening,
uitsparingen.
– bouwmaterialen / karakteristieke waarden van
de bouwmaterialen,
– statische systemen / berekeningsmodellen /
berekeningsprocedures,
– bouwgrondopbouw en -karakteristieken,
– bepaling van de belastingen en vervormingen,
– bouwprocedures en bouwtoestanden
inachtneming van de vervormingen,
met
– veiligheidscoëfficiënten,
– stabiliteit, bruikbaarheid en vervormingen van
het bouwwerk met individuele bewijzen
daarvoor voor alle dragende delen.
(4) De bewijzen voor de stabiliteit van het
werkfront zijn geregeld in punt 6.3.
(5)
Aanwijzingen voor de bewijzen voor de
stabiliteit in los gesteente omvatten o.a. de
aanbevelingen voor de berekening van tunnels in
los gesteente van de Duitse associatie voor
Geotechniek E.V. (DGGT).
3.2
Effecten
3.2.1
Doorlopende belasting
3.2.1.1 Intrinsieke belasting
Onder de intrinsieke belasting vallen het eigen
Versie: 2017/05
(2) Voor wat betreft de waterdruk moet worden
uitgegaan van de lasten van het stilstaande of
stromende grondwater op basis van de hoogste te
verwachten grondwaterstand. Er moet rekening
worden gehouden met veranderingen van de
potentiële verhoudingen door bouwtoestanden en
het gereedgekomen bouwwerk.
(3) Ook dient de belasting bij de
grondwaterstand” te worden onderzocht.
“laagste
(4) In het bestek moet bij het aantonen van de
veiligheid tegen opwaartse krachten (opdrijven)
worden aangegeven in hoeverre rekening moet
worden gehouden met ingebouwde elementen,
opvulling van de ondergrond, stortingen boven de
constructie en afgravingen.
(5) Wordt de aanleg van het wegdek in het
bouwwerk uitgevoerd, dan kan dit tot aan de
onderkant van de deklaag worden ingerekend als
permanente last. Voor de bouwtoestand moet de
dimensioneringssituatie „zonder wegdek“ voor de
hele bouwperiode worden aangetoond bij de
nominale waterstand.
(6) Voor een latere vervanging van het wegdek
moet de lastsituatie „zonder wegdek“ worden
aangetoond. Deze moet worden berekend als
5
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
dimensioneringssituatie
BS-A
met
de
deelveiligheidscoëfficiënten volgens DIN 1054.
(7) Bij constructies met een dubbele schaal moet
de waterdruk voor de eindtoestand alleen op de
binnenste schaal afgestemd zijn.
3.2.1.4 Inwerkingen door slinken en kruipen
Bij dubbelwandige constructies moet rekening
worden gehouden met inwerkingen door slinken en
kruipen in overeenstemming met DIN EN 1992-2,
wanneer dit ongunstige invloeden zijn.
3.2.1.5 Permanent op het terreinoppervlak
inwerkende belastingen
Er moet rekening worden gehouden met
permanent op het terreinoppervlak inwerkende
belastingen. Hiertoe behoren ook permanent
inwerkende lasten uit verwachte veranderingen in
het terreinoppervlak.
3.2.1.6 Inwerkingen door naastgelegen
tunnelbuizen
Er moet bij alle bouwtoestanden en voor de
eindtoestand rekening worden gehouden met
inwerkingen door naastgelegen tunnelbuizen. Dit
geldt ook voor invloeden door op een later tijdstip
te bouwen naastgelegen tunnelbuizen.
3.2.2
Veranderlijke lasten
3.2.2.1 Verkeerslasten
onderscheid
worden
gemaakt
tussen
de
geïnstalleerde perskracht en de bedrijfsperskracht.
De geïnstalleerde maximale perskracht is de
kracht die maximaal mogelijk is op basis van het
ontwerp van de perssystemen en de hydrauliek.
De bedrijfsperskracht is in de regel lager en is de
kracht die bij de voorwaartse beweging maximaal
mag worden geactiveerd.
(3) Bij de passage onder wateren door moet
rekening worden gehouden met erosie door
kolkbewegingen. Bij bevaarbare wateren moet
bovendien rekening worden gehouden met de
wraklast van het relevante nominale schip, het
uitwerpen van ankers en baggertoleranties.
(4)
Indien nodig moet ook de speciale
belastingssituatie „binnendruk in de tunnel“, bijv.
een ondergelopen tunnel, worden onderzocht.
(5) Voor brandinwerkingen geldt nr. 10.
3.3
Bewijsvoering en bemeting van
de uitbouw
3.3.1
Algemeen
(1)
Voor zones in de bouwgrond met
gelijkblijvende
gronden
rotsmechanische
eigenschappen (homogene zones) moet telkens
een mechanisch model worden uitgewerkt dat de
volgende elementen omvat:
– structurele opbouw, scheur- en breukvorming,
lagenopbouw,
Van toepassing is paragraaf 1, punt 3.2.2.1
– vervormbaarheid en stevigheid van los en vast
gesteente,
3.2.2.2 Temperatuurinwerkingen
– primaire spanningen,
(1) De in te rekenen waarden voor gelijkmatige en
ongelijkmatige temperatuurveranderingen van de
tunnelbekleding tijdens de bouwfase dienen per
individueel geval te worden vastgelegd op basis
van
de
bedrijfsomstandigheden
en
bouwtoestanden van de tunnel.
– waterstanden en doorlaatbaarheid van de
bouwgrond, stromingsgedrag en
(2) Voor de eindtoestand geldt de informatie in
paragraaf 1 nr. 3.2.2.2
(2) De benodigde bodem- en rotsmechanische
karakteristieken zijn te vinden in het geotechnische
bericht.
3.2.3
Overige belastingen
(1) Als overige belastingen dient rekening te
worden gehouden met de volgende lasten:
– Tijdelijke belastingen tijdens de bouwtijd, bijv.
voorwaartse stuwkracht uit perskrachten,
naloperbelastingen, opdrijvingslasten, persdruk
uit ringspleetopvulling en
– druk- en zuigkrachten op de tunnelbekleding,
zie paragraaf 1 nr. 3.2.3.
(2) Bij de belastingen door de door perskrachten
opgewekte voorwaartse stuwkrachten moet
6
– inwerkingen uit bouwgrondverbeteringen zoals
bijv. injecties, trilverdichtingen, drainage,
bevriezing.
(3) Naast de belastingen in de definitieve toestand
dienen ook die in andere toestanden te worden
onderzocht,
bijv.
onmiddellijk
achter
de
graafmachine.
3.3.2
Berekeningsmodellen
(1) Op grond van de geotechnische onderzoeken
moet
een
mechanisch
gebergteen
berekeningsmodel in overeenstemming met
paragraaf 1, nr. 3.3.2 worden opgesteld.
(2)
De stabiliteitsbewijzen dienen op grond van
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
een
reeks
elastisch
ingebedde
staven
(beddingsmodulemethode) of op grond van
continuümmodellen te worden berekend.
(3) Bij de beddingsmodulemethode moet bij de
bepaling van de tangentiële bedding en de
tangentiële belasting rekening worden gehouden
met
de
geotechnische
en
bouwkundige
randvoorwaarden, bijv. de eigenschappen van de
ringspleetpersing. Om translatie van de tunnel te
voorkomen, dient de som van de verticaal op de
tunnel werkende belasting te worden bepaald aan
de hand van de tegengestelde belasting van de
bodem.
(4) Bij toepassing van continuümmodellen dienen
de uitbouw en de omringende ondergrond te
worden weergegeven als discrete elementen,
waarvan het mechanische gedrag overeenstemt
met de betreffende bouwmaterialen c.q. bodem. Er
dient rekening te worden gehouden met de
effecten van de natuurlijke spreiding van de
bodemparameters en de graafwerkzaamheden.
3.3.3
Vaststelling van het snedeformaat
(1) Het snedeformaat wordt bepaald volgens de
beddingsmodulemethode of het continuümmodel.
Bij toepassing van het continuümmodel dienen
voor
de
maatgevende
diameters
controleberekeningen te worden uitgevoerd
volgens een vereenvoudigd rekenmodel.
(2) De moment-verdraaiingsverhouding van de
langsvoegen dient met inachtneming van de
geometrie van de voegen en de stijfheid van het
beton, alsmede de op de langsvoegen inwerkende
normale kracht te worden geraamd.
(3) Voor zover een dwarskrachtkoppeling van
naastgelegen schachtringelementen aanwezig is,
dient daarmee rekening te worden gehouden in de
statische gegevens.
(4) De wederzijdse beïnvloeding van naast elkaar
gelegen
tunnelbuizen
moet
bij
een
middellijnafstand van minder dan 2D te worden
onderzocht.
3.3.4
Grenstoestand van het draagvermogen
(1) De veiligheid van de tunnelbuizen tegen
opwaartse druk moet voor alle relevante
belastingscombinaties volgens DIN EN 19971:2009-09 en DIN 1054 worden aangetoond.
(2) De krachtgeleiding in de langsvoegen en
ringvoegen moet worden aangetoond.
(3) Bij de dimensionering van de schachtringen
van staalbeton voor de voor de voorwaartse
beweging van de machine noodzakelijke
perskrachten moet worden aangetoond dat de
oppervlakteperskrachten
in
de
Versie: 2017/05
krachtgeleidingsvlakken tussen de ringen de
maximaal toegelaten deelvlakbelasting volgens
DIN EN 1992-2 niet overschrijden. Daarbij moet
ervan uit worden gegaan dat de bedrijfsdruk
overeenkomt met de gebruikstoestand.
(4) Moet de geïnstalleerde maximale perskracht
worden
benut,
dan
dienen
de
veiligheidscoëfficiënten met de opdrachtgever te
worden afgestemd. De daarbij optredende
trekspanningen op de spleten dienen door de
wapening te worden opgeheven.
(5) Naast de beschouwing van de deelvlakpersing
moet de werking van de perskrachten op een
individueel
segment
worden
onderzocht
(schijfbelasting). Daarbij moet rekening worden
gehouden met imperfecties.
(6) Bovendien moeten de schachtdelen zo worden
gedimensioneerd dat door de optredende
vervormingen niet de functionaliteit van de
afdichtingsprofielen verloren gaat.
3.3.5
Grenstoestand van de geschiktheid
voor gebruik
Om een toereikende dichtheid en duurzaamheid
veilig
te
stellen,
moet
de
mogelijke
scheurbreedteontwikkeling volgens DIN EN 1992-2
worden aangetoond. Bij deze bewijsvoering moet
worden
uitgegaan
van
de
rekenkundige
scheurbreedtes volgens nr. 8.
3.4
Metingen tijdens de uitvoering
(1)
De bouw van het tunnelbouwwerk moet
worden begeleid met een meettechnische
bewaking. Deze omvat
– controle van de as, de gradiënt en de
tunneldiameter ter beproeving van het
doorrijhoogteprofiel
(positieen
hoogtemetingen) tijdens het graven,
– een onderaards meetprogramma voor de
bewaking van convergenties en vervormingen,
– een bovengronds meetprogramma voor de
bewaking van zettingen en vervormingen
(nivellement-, extensometermetingen),
– een meetprogramma voor de bewaking van
vervormingen van de tunnelring als gevolg van
bouwtechnische
invloeden,
zoals
bijv.
ringspleetpersing,
machinesturing
(convergentie- en deformatiemetingen),
– een meetprogramma ter bewaking van
dichtheidsgerelateerde
verschilvervormingen
(uitlijnings- en voegmetingen) en
– een machinebesturing (zie nr. 6.4).
(2)
Om
incompatibele
vervormingen
van
7
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
bouwgrond en bouwwerk te beperken dienen voor
het bovengrondse meetprogramma prognose-,
waarschuwings- en alarmwaarden te worden
vastgelegd.
(3) Het vereiste meetprogramma moet in het
bestek
worden
opgenomen.
Vindt
de
schildverplaatsing plaats onder objecten die
bijzonder gevoelig zijn voor zetting, bijv. onder
gebouwen of verkeerswegen, dan moeten
regelmatige metingen worden verricht en moeten
de meetresultaten worden doorgegeven aan de
besturingspost voor de tunnelboormachine.
(4) Het tijdstip waarop de meetinrichtingen worden
ingebouwd en de nulmeting wordt verricht dienen
zo vroeg mogelijk met de opdrachtgever te worden
afgestemd.
(5) De meetpunten op het terreinoppervlak dienen
dusdanig op tijd te worden geïnstalleerd dat bij de
nulmeting nog geen sprake kan zijn van invloeden
door de voortstuwing van de TBM.
(6) De in het meetprogramma geplande afstanden
tussen de meetvlakken in de langsrichting van de
tunnel en de meetintervallen dienen te worden
afgestemd op ervaringsgegevens met de TBMvoortstuwing.
Met
name
bij
ongunstige
bouwgrondgesteldheden
(bijv.
kleverige,
zettingsgevoelige bodemformaties) en kritische
onderdoorvoeringen van bouwkundige installaties
of verkeerswegen dient de afstand van de
meetdiameters te worden verkleind en het aantal
metingen te worden verhoogd.
(7) Indien mogelijk dienen de meetdiameters van
de
programma’s
voor
ondergrondse
en
bovengrondse metingen te worden gecombineerd
een in te richten online-verzending aan de
opdrachtgever worden doorgegeven (zie nr. 6.4.2).
4
Begeleiding van de bouw
4.1
Algemeen
Van toepassing is paragraaf 1, nr. 4.1.
4.2
Vastlegging van de toestand en
veiligstellen van de
bewijsvoering
Van toepassing is paragraaf 1, nr. 4.2.
4.3
Uitvoeringsdocumenten
4.3.1
Algemeen
Van toepassing is paragraaf 1, nr. 4.3.1.
4.3.2
Stabiliteitsbewijzen en werktekeningen
(1) Specifieke uitvoeringsdocumenten voor de
tunnelbouw moeten minimaal worden aangeleverd
voor:
– schachtconstructies,
– constructies voor start- en doelprocessen,
– schildboormachine,
– constructie van de schachtringelementen,
– veiligheidsmaatregelen,
– uitbouwconstructie voor normale en bijzondere
doorsneden (bijv. dwarsgangen),
(8) De vervormingen van schachtringen door
bouwtechnische invloeden moeten met behulp van
metingen op minstens vijf aaneengesloten ringen
worden vastgesteld.
Daarbij dienen de
convergentie en de hoogte- en positieverandering
van iedere ring, onmiddellijk na plaatsing, na
ringspleetpersing en na de eerste belasting door
de achterloper, te worden gemeten.
– bouwtechnische voorzieningen voor exploitatieinrichtingen en
(9) De verschuivings- en voegspleetmetingen
dienen bij minimaal vijf aaneengesloten ringen te
worden vastgesteld. Daarbij dient bij elke ring
onmiddellijk na plaatsing, na de ringspleetpersing
en na de passage met de achterloper, te worden
gemeten met betrekking tot de verschuiving en
voegbreedte.
– toegangskap en
(10) De meetwaarden dienen op datamedia te
worden opgenomen. De meetgegevens moeten
worden geanalyseerd, ter beoordeling aan de
opdrachtgever beschikbaar worden gesteld en
continu worden bijgehouden. De belangrijkste
gegevens moeten worden gepresenteerd en via
4.3.4
8
– meettechnische bewakingsprogramma's.
(2) Bij een dubbelwandige constructie dienen
bovendien uitvoeringsdocumenten te worden
aangeleverd voor:
– afdichting,
– binnenwand.
4.3.3
Bouwtijd- en werkplan
Van toepassing is paragraaf 1, nr. 4.3.3.
Inrichtingsplanning voor de bouwplaats
De opdrachtnemer dient voor aanvang van de
bouw een inrichtingsplan voor de bouwplaats ter
goedkeuring aan de opdrachtgever voor te leggen.
In dit plan moet minimaal het volgende worden
aangegeven:
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
– de volledige inrichting van de bouwplaats,
– kwaliteitsborgingsprogramma's,
– aan- en afvoervoorzieningen,
– bouwplanning volgens nr. 6.5 en
– tussenopslag voor uitbreekmateriaal en
– noodplan volgens nr. 6.6
– toegangs- en bouwwegen op de bouwplaats en
daarbuiten tot en met de aansluiting op het
bestaande wegennet.
4.3.5
Taakspecificatie
(1) De opdrachtnemer dient vóór productie van de
machine de opdrachtgever een doelspecificatie
voor te leggen waarin de noodzakelijke
uitrustingen
en
inrichtingen
van
de
tunnelboormachine worden gepresenteerd. Binnen
dit kader wordt het ontwerp van de machine op de
projectspecifieke, te verwachten bedrijfssituaties
afgestemd en worden de bijbehorende machineen
procestechniek
incl.
besturingsen
bewakingsinrichtingen toegelicht.
(2) In de doelspecificatie worden minimaal de
volgende componenten behandeld:
– werkfrontondersteuning,
– materiaaltransport,
– voortstuwingsinrichting,
– besturing,
– extra
uitrustingen
(steenbreker,
injectieinrichtingen, voorafgaande exploratie),
– persluchtinrichtingen en
– overige machinetechnische uitrusting.
(3) Er moet rekening worden gehouden met
speciale veiligheidstechnische voorschriften voor
de voortstuwingsmachines.
4.3.6
Tunnelbouwhandboek
De opdrachtnemer dient vóór aanvang van de
tunnelbouw een tunnelbouwhandboek voor de
uitvoering ter goedkeuring aan de opdrachtgever
voor te leggen. Het tunnelbouwhandboek is de
leidraad voor een veilige uitvoering van het
tunnelbouwproject. In het handboek dienen
minimaal de onderstaand vermelde punten te
worden behandeld:
4.3.7
Schachtringhandboek
(1)
Het schachtringhandboek moet worden
opgesteld als kwaliteitsborgingselement voor de
schachtringelementen uit staalbeton. In dit
handboek moeten de volgende punten in detail
worden beschreven:
– een algemene beschrijving van de organisatie
en de productievoorzieningen,
– een beschrijving van de productie, de uitrusting
en de opslag van de schachtringelementen,
– een lijst van de gebruikte materialen en stoffen
met aanduiding en vermelding van de
leveranciers,
– betonproductie
met
geschiktheidscontrole, eigen
documentatie,
receptuur,
bewaking en
– productie en inbouw van de wapeningskooi met
garantie en controle van de betondekking,
– productiecontroles met basisopmeting van de
schaalconstructie,
de
schachtsegmenten,
controle van de schaal en documentatie voor
elk betonstortproces,
– nabewerking, markering en uitrusting van de
schachtsegmenten en
– beschrijving van schade en gebreken incl.
voorstellen voor het herstel daarvan.
(2) het handboek voor de schachtsegmenten moet
vóór aanvang van de productie aan de
opdrachtgever worden voorgelegd.
4.3.8
Storingenanalyse
De opdrachtnemer dient voor aanvang van de
tunnelaanleg een storingenanalyse op te stellen en
ter goedkeuring aan de opdrachtgever voor te
leggen. Door de storingenanalyse dienen
mogelijke storingssituaties bij de voortstuwing van
de machine te worden geïdentificeerd en door
geëigende maatregelen te worden vermeden.
– organisatie op de bouwplaats,
– inrichting van de bouwplaats,
– normaal bedrijf op de bouwplaats,
– speciaal bedrijf op de bouwplaats,
– arbeids- en bedrijfsveiligheid,
– veiligheidsconcept incl. storingenanalyse,
– meettechnische bewaking incl.
waarschuwingsinrichtingen,
Versie: 2017/05
4.4
Vergunningen en beschermende
maatregelen tijdens de bouwtijd
(1) De opdrachtnemer dient alle vergunningen die
op basis van zijn bouwactiviteiten nodig zijn, bij de
bevoegde instanties aan te vragen. Dit geldt ook
voor werkzaamheden in het overdruksegment met
speciale regelingen waarvoor vergunningen vereist
zijn.
9
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
(2) Voor de naleving van de toegelaten
grenswaarden moeten speciale beschermende
maatregelen tegen lawaai- en stofemissies worden
voorzien in de opdrachtbeschrijving, bijv. door
geluidsschermen of -sluizen, beschermende
poorten bij de tunnelportalen en de plaatsing van
stoffilters.
toerental van het
verstelbaar zijn.
(3) Voor
de
toestandsbepaling
en
de
bewijsvoering met betrekking tot gebouwen en
andere objecten geldt paragraaf 1, nr. 4.2.
5.2.3
(4) Noodzakelijke beschermende maatregelen aan
gebouwen en objecten, bijv. de versteviging van
fundamenten of de stabilisatie van de bodem,
dienen in het bestek te worden opgenomen.
5
Machinetechniek
5.1
Algemeen
(1) De keuze voor de tunnelgraafmachine is
afhankelijk van de geotechnische omstandigheden
in combinatie met de desbetreffende trajecten en
gradiënten.
(2)
De voorschriften met betrekking tot de
machinetechniek gelden voor het gebruik van
tunnelgraafmachines bij uitgraving over de gehele
tunneldoorsnede.
Afbouwsysteem
5.2.1
Opzet
(1) De afbouwwerktuigen moeten waarborgen dat
de verwachte bodemformaties beheerst en
zorgvuldig worden uitgegraven en afgevoerd.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de
passeerbaarheid van kunstwerken en versterkte
bodems, bijvoorbeeld in het begin- en eindgebied.
(2) De werktuigen dienen van een dusdanige
kwaliteit en ontwerp te zijn dat de slijtage tot een
minimum wordt beperkt.
Ook moet rekening
worden gehouden met de onderlinge invloed van
de verschillende werktuigen en de daaruit
voortvloeiende slijtage.
(3) Het afbouwsysteem moet de doorstroming
bevorderen. Er moet rekening worden gehouden
met het gevaar van verkleving. Eventueel moeten
extra voorzieningen worden ingebouwd, bijv.
centrumsnijders, sproeisystemen, agitatoren.
5.2.2
Graven door los gesteente
(1) De
beitelwielaandrijving
moet
twee
draairichtingen kennen, waarop de vorm van de
werktuigen moet zijn afgestemd. Er moet een
verschuiving in asrichting mogelijk zijn. Het
10
moet
traploos
(2)
Afhankelijk van
de geotechnische
verhoudingen kan de mogelijkheid om het
beitelwiel te kantelen noodzakelijk worden. Dit
moet in het bestek worden aangegeven.
Graven door vast gesteente
(1) De boorkop moet een arbeidsdraairichting en
een passieve, tegengestelde draairichting mogelijk
maken. Het toerental van de boorkop moet
minimaal in twee treden verstelbaar zijn.
(2) Afhankelijk
van
de
geotechnische
omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om de
boorkop in de asrichting te verschuiven, te
kantelen of horizontaal/verticaal te verschuiven. Dit
moet in het bestek worden aangegeven.
5.3
Schildconstructie
5.3.1
Schildmantel
De schildmantel moet worden ontworpen voor de
maximaal optredende belastingen. Daarbij moet
ook
rekening
worden
gehouden
met
procestechnische invloeden. Hiervoor dient een
testklare statica te worden overgelegd.
5.3.2
5.2
beitelwiel
Schildstaartafdichting
De schildstaartafdichting moet per segment
uitwisselbaar
zijn.
Bij
enkelvoudige
schildstaartafdichtingen met rubberprofielen of
schuim met veerplaten moet een autonome
noodafdichting worden gemaakt die is beschermd
tegen mechanische beschadigingen. Als de
schildstaartafdichting is uitgevoerd met borstels
moeten minimaal twee kamers worden gemaakt.
5.3.3
Ringspleetpersing
(1) De ringspleet tussen de buitenwelving van de
schachtring en de omringende bodem moet tijdens
de graafwerkzaamheden continu door perskanalen
in de schildstaart worden dichtgeperst.
(2) De ringspleetpersvoorziening moet in staat zijn
de persmortel gelijkmatig te verdelen en de
ringspleet middels meerdere over het schild
verdeelde perslocaties volledig dicht te persen.
Door
passende
bewakingsen
sturingsvoorzieningen moet een drukgestuurde en
volumegecontroleerde
persing
worden
gewaarborgd.
(3) Bij het graven door vast gesteente zijn ook
andere methodes mogelijk, bijv.
blazen met
parelgrind.
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
5.4
Graafpersen
De graafpersen dienen zodanig te worden
bemeten dat de noodzakelijke graaf- en
steundrukkrachten kunnen worden gegenereerd.
Het aantal en de lay-out van de graafpersen en de
schachtringenconstructie dienen op elkaar te
worden afgestemd.
5.5
Plaatsingsinrichting voor de
schachtringelementen
(1) Voor de montage van de schachtringen moet
een plaatsingsinrichting met draai- en rijaandrijving
worden voorzien. Voor de positionering van de
schachtsegmenten moet een in alle richtingen
draaibare inrichting worden geïnstalleerd.
(2) Deze inrichting moet schokvrije en rustige
bewegingen en een exact passende plaatsing van
de schachtsegmenten mogelijk maken.
(3) Deze plaatsingsinrichting moet in staat zijn om
ook ter hoogte van de schildstaartafdichting
schachtringen te verwijderen en in te bouwen.
5.6
Personen- en materiaalsluizen
Schildmachines
met
werkfrontondersteuning
moeten bij de toegang tot de afbouwkamer of het
werkfront worden voorzien van personen- en
materiaalsluizen. De sluizen moeten worden
uitgerust met alle volgens de veiligheidstechnische
voorschriften vereiste voorzieningen.
5.7
Besturings- /
controlevoorzieningen
(1) Er moet een besturingspost met controle-,
regel- en dataregistratiesystemen voor de
exploitatie van de tunnelboormachine worden
ingericht.
(2) De graafpersen moeten zijn voorzien van een
uitrusting en een hydraulisch systeem dat een
nauwkeurige
krachtoverbrenging
op
de
schachtringen
en
een
gedifferentieerde
bekrachtiging van afzonderlijke persen of groepen
persen waarborgt.
(3) Er moet een voorziening worden aangebracht
die de hoeveelheid grond die in theorie wordt
gevraagd voortdurend vergelijkt met de werkelijk
gevraagde hoeveelheid.
(4)
Er moeten
inrichtingen
voor
de
slijtagebewaking van de graafwerktuigen worden
voorzien.
5.8
Aanvullende voorzieningen
Bij behoefte kunnen in het bestek additionele
Versie: 2017/05
inrichtingen aan de machine worden vermeld. Dit
kunnen o.a. de volgende zaken zijn:
– inrichtingen voor storingssituaties en
bescherming van het personeel in
graafruimte, bijv. beschermende platen,
ter
de
– inrichtingen waarmee bijv. een vooronderzoek,
een
bouwgrondversteviging
en
een
grondwaterregulering vanuit het schild mogelijk
is,
– brekerinrichtingen om stenen, rotsblokken of
stukken ongewapend beton te reduceren tot
een vervoerbaar formaat en
– inrichtingen ter ondersteuning van het werkfront
en voor de conditionering van de bouwgrond.
5.9
Onderhoud en reparatie
(1) De mogelijkheid van een werktuigvervanging
waarbij de stabiliteit van het werkfront in stand
blijft, moet gegeven zijn.
(2) Onderhouds- en vervangingsmaatregelen van
machinecomponenten
moeten
in
de
taakspecificatie worden omschreven (zie nr. 4.3.5).
(3) Het hoofdlager van de tunnelmachine moet in
de tunnel kunnen worden vervangen.
5.10
Proefbedrijf
Voordat de machine op de bouwplaats wordt
afgeleverd
en
bij
aanvang
van
de
graafwerkzaamheden moet de functionaliteit van
de hoofdcomponenten van de tunnelboormachine
aan de opdrachtgever worden gedemonstreerd.
5.11
Veiligheidseisen
Van toepassing zijn DIN EN 16191 en DIN EN
12110.
6
Tunnelbouw
6.1
Algemeen
In het bestek moet de graafklasse volgens DIN
18312 worden aangegeven. Bovendien zijn in de
regel verdere projectspecifieke onderverdelingen
noodzakelijk.
6.2
Begin- en eindprocedures
Om de begin- en eindprocedures voor de
schildgang veilig te stellen, dienen de schachten
c.q. bouwputten aantoonbaar te voldoen aan de
geometrische, statische en bouwkundige eisen van
de tunnelgraafmachine Op zijn minst is informatie
11
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
met betrekking tot
noodzakelijk.
– de schildwieg,
(3) Indien de stabiliteit van het werkfront kan
worden aangetoond, zijn in de regel geen
veiligheidsplaten nodig.
– de toegangsconstructie,
– de in- en uitritopeningen met afdichtingen en
– speciale
maatregelen
bouwgrondstabilisatie
voor
de
vereist.
6.3
Stabiliteit van het werkfront
6.3.1
Algemeen
(1) De stabiliteit van het werkfront moet tijdens
iedere uitvoeringsfase (graven, stilstaan voor bijv.
ringbouw,
inspectie
en
onderhoud)
zijn
gewaarborgd, ook bij onvoorziene gebeurtenissen.
Voor zover noodzakelijk voor de stabiliteit, moet
het werkfront in alle of in afzonderlijke
uitvoeringsfasen worden ondersteund.
(2) De stabiliteit van het werkfront dient voor
iedere bouwtoestand door middel van calculaties
te worden aangetoond.
(3) Op zijn minst moeten de bodemmechanische
karakteristieke
waarden,
de
ingerekende
waterstanden, het berekeningsmodel en de
veiligheidscoëfficiënten
op
basis
van
de
geotechnische onderzoeken in het bestek worden
opgenomen.
(4)
Om de stabiliteit van het werkfront te
beoordelen, dient de aannemer de actuele
waterdruk, de suspensie-eigenschappen, de
bodemafbouw en de bouwgrondvervormingen
tijdens de bouw te controleren. Afhankelijk van de
gemeten bouwgrondvervormingen dienen de
eigenschappen van het steunmedium en de
steundruk ter begeleiding van het graafwerk te
worden aangepast,
(5) Om aan de vereiste waarborgen te kunnen
voldoen, kunnen extra bouwkundige maatregelen
nodig zijn, zoals bodemversterking, ophoging,
grondwaterspiegeldaling, grondwaterontspanning,
ijsvorming.
6.3.2
Vormen van werkfrontondersteuning
(1) Er wordt onderscheid gemaakt tussen de
volgende vormen van werkfrontondersteuning:
– vloeistofondersteuning,
– gronddrukondersteuning en
– persluchtondersteuning.
(2) Tijdens de verschillende uitvoeringsfasen (bijv.
graven of inspectie) zijn, afhankelijk van de
situatie, verschillende vormen van ondersteuning
12
6.3.2.1 Vloeistofondersteuning
(1) Als ondersteunend materiaal wordt afhankelijk
van de cohesie van de bouwgrond water of een
suspensie van uiteenlopende dichtheid gebruikt.
Tijdens het graven dient de afbouwkamer continu
volledig gevuld met water en onder een bepaalde
druk te worden gehouden.
(2) Naast een volledige vloeistofondersteuning is
ook een gedeeltelijke ondersteuning evt. in
combinatie met andere steunmedia mogelijk.
(3) Tijdens het graven dient de afbouwkamer
continu volledig gevuld met water en onder een
bepaalde druk te worden gehouden.
(4) De zekerheidswaarde met betrekking tot de
instabiliteit van het werkfront moet worden
aangetoond, waarbij voor de deelzekerheid voor
waterdruk van G = 1,05 en voor de gronddruk van
G = 1,5 moet worden uitgegaan. Bovendien moet
rekening worden gehouden met een regeltolerantie
van ± 10 kN/m2.
(5) De zekerheidswaarde met betrekking tot de
afbraak van de dekbodem moet worden
aangetoond, waarbij voor de gunstige duurzame
effecten (grond- en waterlast) van G,stb = 0,9 en
voor het gewicht van de bouwgrond van de laagste
waarden moet worden uitgegaan. Hierbij moet
rekening worden gehouden met de onder punt 4
bepaalde steundruk.
(6) De
bedrijfstoestanden
gedeeltelijke
of
volledige
verlaging,
bijv.
voor
een
werktuigwisseling, dienen apart te worden
aangetoond met de daarbij voorziene steunmedia.
6.3.2.2 Gronddrukondersteuning
(1)
Als ondersteunend materiaal wordt een
vloeibare en comprimeerbare grondpap gebruikt
die uit de losgekomen grond bestaat en wordt
gemengd
met
toegevoegde
conditioneringsmiddelen en die tijdens het graven
in de afbouwkamer onder een bepaalde druk moet
worden gehouden.
(2) Overeenkomstig van toepassing is nr. 6.3.2.1.
Er moet rekening worden gehouden met een
regeltolerantie van ± 30 kN/m2.
(3) Naast een volledige grondpapondersteuning is
ook een gedeeltelijke ondersteuning met grondpap
evt. in combinatie met andere steunmedia
mogelijk.
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
6.3.2.3 Persluchtondersteuning
(1) De ondersteuning van het werkfront met
perslucht dient slechts bij wijze van uitzondering te
worden toegepast.
(2) Bij het betreden met perslucht (bijv. inspectie)
moet de membraanwerking van het vrije werkfront
tot stand worden gebracht en gehandhaafd. Bij
verhoogd
persluchtverlies
dienen
extra
maatregelen te worden getroffen, bijv. verbeteren
c.q. vernieuwen van de membraanwerking door
het opspuiten van suspensie, overbrenging in de
bedrijfstoestand suspensie-ondersteuning, evt. met
bouwgrondverbetering.
(3) De luchtdruk en het luchtverbruik dienen
doorlopend te worden gemeten en bewaakt. Bij
significante veranderingen van de waarden dienen
speciale maatregelen volgens punt (2) te worden
getroffen of moet de betreding worden beëindigd.
(4) Bij ondersteuning met perslucht moet de
stabiliteit van het werkfront in overeenstemming
met nr. 6.3.2.1 punt (4) worden aangetoond.
Daarbij moet de waterdruk op het laagste punt van
het persluchtondersteunde werkfront met  = 1,05voudige zekerheid door de desbetreffende
luchtdrukordinaat worden gehouden.
(5) De zekerheidswaarde tegen het openbreken
van de deklaag (veiligheid tegen uitblazen) moet
worden aangetoond in overeenstemming met
nr. 6.3.2.1.
(6) Bij de opdrachtgever moet iedere afzonderlijke
betreding onder perslucht worden aangetoond.
6.4
Bewaking en besturing
6.4.1
Verplaatsing van de graafmachine
(1) Om de beoogde trajecten en gradiënten te
volgen dient de graafmachine te worden
aangestuurd met een geleidingssysteem.
De
foutencirkel om de theoretische as heeft een straal
van 100 mm (schildbewegingstolerantie).
(2) De luchtspleet tussen de schildstaart en de
buitenkant van de schachtringen dient regelmatig
te worden gemeten en geprotocolleerd om de
spanningsvrijheid aan te tonen.
6.4.2
Vastlegging en protocollering van
gegevens
(1) Alle meet-, graaf-, procedure- en machinegegevens die tijdens het bewegen van de
graafmachine worden verzameld, dienen “continu”
met tussenpozen van max. 10 seconden te worden
geprotocolleerd, online aan de opdrachtgever ter
beschikking
te
worden
gesteld
en
op
gegevensdragers te worden vastgelegd.
De
Versie: 2017/05
belangrijkste gegevens moeten grafisch worden
weergegeven. Hiertoe behoren:
– beweging en positie van de graafmachine,
– inbouw van de schachtringelementen,
– steundruk,
eigenschappen
steunmedium,
van
het
– inspuitdruk, boorgoedvolume, eigenschappen
van het afgescheiden boorgoed,
– pers- en voortstuwingsdruk, voorwaartse
beweging persen,
– minimaal en maximaal koppel en
boorkopinstelling van de boorkopaandrijving,
– temperaturen en drukwaarden in het
hoofdlager-afdichtingssysteem en
– positie van de schachtring in de schildstaart.
(2) Op andere metingen tijdens de uitvoering is nr.
3.4 van toepassing.
6.4.3
Voorbeschouwing en beoordeling
achteraf van de graafwerken
(1) In het kader van de risicominimalisatie en de
storingspreventie dienen wekelijkse voor- en
nabeschouwingen van de graafwerkzaamheden te
worden samengesteld.
(2) De voorbeschouwingen dienen voor een
vroegtijdige
onderkenning
van
mogelijk
risicopotentieel in de komende graaftrajecten en
de attendering van het graafpersoneel op deze
risico's. Op zijn minst de volgende informatie dient
daarin te worden opgenomen:
– geologie,
– tunnelbedekkingsverhoudingen,
– grondwatersituatie,
– bebouwingssituatie / objecten waaronder wordt
gegraven,
– informatie over mogelijke
kunstmatige obstakels,
natuurlijke
en
– informatie over gecontamineerde lagen,
– extra maatregelen met betrekking tot bijv.
vloeibaar materiaal en verkleving en slijtage
veroorzakende grondlagen en
– het
bereik
van
de
machineprocestechnische instellingsparameters.
en
(3) De nabeschouwing van de graafwerken
analyseert het voorgaande graaftraject om dit te
documenteren en daarmee een verfijning van de
prognoses mogelijk te maken.
13
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
6.5
Kwaliteitscontrole
In het kader van de kwaliteitscontrole van de
graafwerken dient het graafplan voor de volledige
graafwerkzaamheden in het tunnelbouwhandboek
te worden opgenomen. Dit plan moet alle
essentiële arbeidsprocessen en -sequenties
omvatten. Hiertoe behoren:
regelingen van paragraaf 1, nr.
overeenkomstig te worden toegepast.
5
en
7
Dichtungsrahmen
Tübbingschale
– verwachte geologie,
Anprallwand
– graafcapaciteit,
– mogelijke bereiken
inspecties,
voor
betreding
voor
– mogelijke bereiken
werktuigen,
voor
vervanging
van
– ondersteuningsmaatregelen bij het werkfront,
noodzakelijke steundrukwaarden voor de
stabiliteit van het werkfront in bedrijfstoestand,
– stabiliteit van het werkfront bij werkzaamheden
in de werk- en afbouwkamer,
Dichtungsrahmen
Tübbingschale
Anprallwand
Afdichtingsframe
Schachtringen
Botswand
Afbeelding 5.3.1:Enkelwandige constructie
– ringspleetinspuitdruk,
– volume-inschattingen voor de afgegraven
materialen en
Tübbingschale
Abdichtung
– machinetechnisch onderhoudsprogramma en
graaf-voorbeschouwing (volgens 6.4.3).
6.6
Calamiteitenplan
De opdrachtnemer dient voor noodgevallen een
calamiteiten
op
te
stellen
dat
de
veiligheidsvoorzieningen beschrijft en waarin het
regelmatige onderhoud en de controles daarvan
vastgelegd zijn en de organisatie voor
noodsituaties is geregeld. Dit rampenplan dient in
het tunnelbouwhandboek te worden opgenomen.
7
Innenschale
Constructie
Tübbingschale
Abdichtung
Innenschale
Schachtringen
Afdichting
Binnenwand
Afbeelding 5.3.2:Dubbelwandige constructie
7.1
Algemeen
(1) Paragraaf 1, punt 5.2.5, 5.2.6 en 5.2.7 zijn van
toepassing.
(2) Er moet onderscheid worden gemaakt tussen
enkel- en dubbelwandige constructies (zie afb.
5.3.1 en 5.3.2).
(3) Bij enkelwandige constructies moet rekening
worden gehouden met de agressiviteit van het
water. Aanwezig water mag hooguit „chemisch
matig reactief“ zijn volgens DIN 4030.
(4) Bij toepassing van een extra afgedichte en
waterdicht
uitgevoerde
binnenwand
moet
paragraaf 1, nr. 5 en 7, in acht worden genomen.
(5) Bij het bouwen van de botswanden dienen de
14
7.2
Eisen aan de constructie van de
schachtringen
In de regel wordt deze bouwwijze uitgevoerd in de
vorm
van
blokschachtringen.
Zij
worden
geproduceerd
in
de
vorm
van
prefab
staalbetonelementen.
7.2.1
Afmetingen
Bij
enkelvoudige
wandconstructies
dienen
schachtringelementen met een minimale dikte van
30 cm te worden gebruikt.
7.2.2
Betontechnologie
(1) Voor de productie, verwerking en bewaking
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
van het beton geldt deel 3, paragrafen 1 en 2.
(2)
De betonsamenstelling moet worden
afgestemd op de verwerkbaarheid. Daarbij moet
rekening
worden
gehouden
met
de
segmentafmetingen, de lay-out van de wapening,
de beoogde betonneermethode en het streven
naar een duurzaam beton.
(3) Alle voor de totstandkoming van het bouwwerk
beoogde betonsamenstellingen dienen minimaal
zes
weken
voor
aanvang
van
de
betonneerwerkzaamheden aan de opdrachtgever
te worden voorgelegd.
7.2.2.1 Eigenschappen
(1) Schachtringen voor enkelwandige constructies
dienen minimaal te worden vervaardigd van beton
uit vastheidsklasse C35/45.
(2) Schachtringen
voor
dubbelwandige
constructies dienen te worden vervaardigd van
beton uit vastheidsklasse C25/30.
(3) Om de ringen uit de bekisting te kunnen tillen
is een drukvastheid van minimaal 15 N/mm²
noodzakelijk
7.2.2.2 Temperatuur
Het in de bekisting ingebrachte beton mag een
maximale
temperatuur
van
65 °C
niet
overschrijden. De temperatuurgradiënt tussen
betonkern en betonoppervlak mag 20K niet
overschrijden. Bij een proefsegment moet het
temperatuurverloop tijdens de hydratatie continu
worden gemeten en geregistreerd.
7.2.3
Minimale wapening en betondekking
(1) Voor zover het draagvermogen en de
gebruiksgeschiktheid
niet
tot
grotere
wapeningsdiameters
leiden,
dient
voor
schachtringen die ook in de eindtoestand een
dragende
functie
hebben,
de
volgende
oppervlaktewapening inclusief kopse vlakken te
worden aangebracht:
– Betonstaafstaal B500B volgens DIN 488,
 10 mm met een staafafstand van 10 cm of
– betonstaalmatten B500A of B500B volgens
DIN 488 met een staafafstand van 10 cm met
een gelijkwaardige wapeningsgraad.
aangehouden, dan moet de wapening in de
omringende
gedeelten
adequaat
worden
verstevigd.
7.2.4
Constructie in het voegenbereik
(1) In de regel worden de ringvoegen vlak of met
groef-veer- of kom-nok-constructies uitgevoerd.
(2) De ringvoeg moet zo worden gevormd dat een
gedefinieerde krachtoverdracht is gegarandeerd.
(3) Buiten de krachtoverdrachtsvlakken dient de
ringvoeg duurzaam 2 tot 3 mm te bedragen.
(4) De langsvoegen worden bij enkelwandige
schachtringconstructies in de regel vlak en bij
dubbelwandige constructies vlak of gekromd
uitgevoerd.
(5) Er dient bij de montage rekening te worden
gehouden met een toegelaten offset van 15 mm
tussen twee schachtsegmenten.
7.2.5
Toleranties en controlemetingen
7.2.5.1 Toleranties
Voor het voltooide schachtringelement en de
proefschachtring dienen de toleranties van tabel
5.3.1 of figuur 5.3.2 te worden aangehouden.
Tabel 5.3.1:
Productietolerantie gereed schachtsegment in
enkelwandige constructies
Positie
Toleranties
Voegeffenheid (Fe_RF en Fe_LF)
± 0,5 mm
Breedte schachtsegment (Tb)
Dikte schachtsegment (Td)
Binnenradius van elk segment (Ri)
Buitenradius van elk segment (Ra)
Verticale afstand van de vierde
schachtelementhoek van het vlak dat
door de drie andere hoeken wordt
gevormd
± 0,7 mm
± 3,0 mm
± 1,5 mm
± 2,0 mm
Radius van de afdichtingsgroefas (Rdn)
Afdichtingsgroefbreedte (Dg_B)
Afdichtingsgroefdiepte (Dg_T)
± 1,0 mm
± 0,2 mm
± 0,2 mm
Schachtelementbooghoek
Voegverbinding langsvoeg (Fv_LF) 1)
Hoekafwijking van de langsvoeg
(voegconiciteit langsvoeg (Fk_LF))
(Schachtelementbreedte tot 1,50 m) 2)
± 0,01°
± 0,3 mm
± 0,5 mm
± 8,0 mm
1
(2) Bij de oppervlakken moet een minimale
betondekking van 40 mm en aan de kopse vlakken
van 20 mm worden aangehouden. Hierbij moet
rekening worden gehouden met een marge van 5
mm.
(3) Wordt de minimale wapening om constructieve
redenen onderbroken, bijv. bij schroefpockets of
kan de vereiste wapeningsafstand niet worden
Versie: 2017/05
) tot een contactvlakhoogte van 25 cm; bij een
contactvlakhoogte van 35 cm bedraagt de voegverbinding van
de langsvoeg ± 0,5 mm; tussenwaarden moeten lineair worden
geïnterpoleerd
) bij een schachtringbreedte ≥ 2,0 m bedraagt de voegconiciteit
van de langsvoeg ± 0,7 mm; tussenwaarden moeten lineair
worden geïnterpoleerd
2
7.2.5.2 Controlemetingen
(1) De
bekistingsvormen
van
de
15
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
schachtelementen
dienen
voor
elk
betonneerproces op maatvastheid te worden
gecontroleerd.
(3) Bij dubbele afdichtingsframes moet in de
opdrachtbeschrijving
de
aard
van
de
dichtheidscontroles worden vastgelegd.
(2) Het schachtelement moet als volgt worden
gemeten:
(4) Voor de eindtoestand is een permanente
schroefkoppeling van de schachtringen alleen
noodzakelijk aan het begin en het eind van de
uitbouw en in de extra ruimtes (bijv. dwarsgangen
en nissen) noodzakelijk. Er moeten bouten met
het materiaalnr. 1.4529 of 1.4547 conform DIN EN
ISO 3506 en conform DIN EN 10088 worden
gebruikt.
– Ruimtelijke
opmeting
van
het
schachtelement uit elke bekisting en
eerste
– Opmeting van een proefschachtring voor
aanvang van de serieproductie uit elke
bekistingsset.
De resultaten moeten aan de opdrachtgever
worden verstrekt.
(3) Het meetprogramma voor de controle van de
maatvastheid van de schachtelementen dient de
aannemer in overleg met de opdrachtgever op te
stellen.
(4) Voor aanvang van de serieproductie dienen
met het beton, de bekistingen en de
verdichtingsapparaten minimaal twee proefringen
te worden gemaakt om de geschiktheid van het
systeem aan te tonen. Door de over elkaar
liggende proefringen samen te bouwen dient de
exacte passing van de voegconstructies en de
verbindingsmiddelen
visueel
te
worden
gecontroleerd.
(5)
De montageverschuiving tussen twee
schachtelementen mag daarbij niet groter zijn dan
10 mm.
7.3.3
Ringspleetpersing
(1)
Voor de definitieve bedding van de
schachtringuitbouw dient een ringspleetpersing te
worden uitgevoerd. Van toepassing is nr. 5.3.3.
De geschiktheid van het persmateriaal dient door
proeven aan de opdrachtgever te worden
aangetoond. De proeven en de eisen aan het
persmateriaal dienen in het bestek te worden
vastgelegd.
8
Bescherming tegen water
8.1
Algemeen
7.2.5.3 Oppervlaktegesteldheid
Het betonoppervlak van de groef voor het
afdichtingsprofiel moet vlak en vrij van holten
(luchtbelvrij) zijn.
7.3
Ringbouw
7.3.1
Ringgeometrie
(1) De ringgeometrie moet zo worden gemaakt
dat de ringbouw een vooraf opgegeven ruimtelijke
curve
kan
volgen
(gradiënten,
traject,
correctiecurve). Daarbij mag geen drukuitwerking
optreden, bijv. contact met het schild.
(1) In het kader van de afdichting van tunnels
tegen externe waterdruk moet onderscheid worden
gemaakt tussen enkel- en dubbelwandige
constructies.
(2) Met betrekking tot de eisen aan de dichtheid
dienen de dichtheidsklassen volgens paragraaf 5,
tabel 5.5.1 in acht te worden genomen.
8.2
Enkelwandige constructies
8.2.1
Constructieprincipes
(2)
Langsvoegen moeten verspringend worden
aangelegd.
Kruisvoegen
moeten
worden
voorkomen.
(1) Bij enkelwandige constructies dienen voor het
afdichten van de langs- en ringvoegen
afdichtingsframes te worden gebruikt.
7.3.2
(2) De afdichtingsframes kunnen zowel alleen
buiten of aan binnen- en buitenkant worden
aangebracht.
Koppeling van schachtringelementen
(1) Tijdens de bouw moeten de schachtringen
doorgaans worden vastgeschroefd. Deze bouten
worden uiteindelijk weer verwijderd. De bouten
moeten de segmenten tegen de terugstelkracht
van het afdichtingsprofiel bij elkaar houden.
(2)
Bij het ontwikkelen van dubbele
afdichtingsframes dienen de gaten van de tijdelijke
boutverbindingen na verwijdering van de bouten te
worden afgedicht.
16
(3)
Dubbele afdichtingsframes dienen met
staafprofielen in de ringvoeg te worden vastgezet.
De aansluiting tussen profiel en afdichtingsframe
behoort waterdicht te worden uitgevoerd.
(4) Dichtheidsklasse
aangehouden.
(5) Bij
2
schachtringen
dient
voor
te
worden
enkelwandige
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
constructies bedraagt de rekenwaarde voor de
max. toelaatbare scheurbreedte 0,20 mm. In
drukkend water bedraagt de max. toelaatbare
scheurbreedte aan de drukwaterzijde 0,15 mm.
8.2.2
Eisen m.b.t. tot het afdichtingsframe/profiel
De geschiktheid van het afdichtingsframe/ -profiel
dient
conform
de
Technische
Leveringsvoorwaarden
en
Technische
controlevoorschriften voor afdichtingsprofielen
(TL/TP DP) te worden aangetoond.
betonconstructie (WUB-KO).
8.3.2
(1) De afdichting met kunststof afdichtingsstrook
dient in het algemeen bij “chemisch sterk reactief”
water conform DIN 4030 te worden uitgevoerd.
Daarbij dient men overeenkomstig volgens
paragraaf 5 te werk te gaan.
(2) Dichtheidsklasse
aangehouden.
8.3.3
8.3
Dubbelwandige constructies
8.3.1
Constructieprincipes
Bij dubbelwandige constructies kunnen de
volgende beschermingsmaatregelen tegen water
worden getroffen:
– afdichting met een kunststof afdichtingsstrook
(KAS) tussen de uitbouw van de schachtring en
de binnenwand van de tunnel of
– uitvoering van de binnenwand als waterdichte
Versie: 2017/05
Afdichting met kunststof
afdichtingsstrook
1
dient
te
worden
Binnenwand met waterdichte
betonconstructie (WUB-KO)
(1) Indien tussen binnen- en buitenwand geen
afdichtingslaag wordt aangebracht, d.w.z. als de
binnenwand moet zorgen voor de afdichting, dient
de binnenwand te worden uitgevoerd als
waterdichte betonconstructie. Daarbij dient de
constructie conform paragraaf 1 nr. 8.3 te worden
uitgevoerd.
(2) Dichtheidsklasse 2 dient te worden
aangehouden.
17
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
Radien
Detail Längsfuge
Dichtungsnut Fugenverschränkung Längsfuge
18
Radii
Details langsvoeg
Afdichtingsgroef, voegverbinding langsvoeg
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
Dichtunggsnuttiefe (Dg_T)
Innenradius Ri ± 1,5 mm
Außenradius Ra ± 2 mm
Radius Dichtungsnutachse Rdn ± 1,0 mm
Tübbingdicke und Bogenwinkel
Tübbingdicke (Td) ± 3 mm
Bogenwinkel ±0,01°
Fugenebenheit (Längs- und Ringfuge)
Ringfuge
Längsfuge
Breite und Winkelabweichung der Längsfuge (Fugenkonizität
Längsfuge)
Elementlänge (EL)
Tübbingbreite (Tb) ± 0,7 mm
Winkeiabweichung der Längsfuge (Fugenkonizität Längsfuge)
Dichtungsnutachse
Dichtungsnutbreite (Dg_B) ± 0,2 mm
Radius der Dichtungsnutachse Rdn ± 1,0 mm
Kontaktfläche
Fugenverschränkung Längsfuge (Fv_LF)
Afdichtingsgroefdiepte (Dg_T)
Binnenradius Ri ± 1,5 mm
Buitenradius Ra ± 2 mm
Radius afdichtingsgroefas Rdn ± 1,0 mm
Schachtelementdikte en booghoek
Dikte schachtelement (Td) ± 3 mm
Booghoek ±0,01°
Voegvlakheid (langs- en ringvoeg)
Ringvoeg
Langsvoeg
Breedte- en hoekafwijking van de langsvoeg (voegconiciteit van
de langsvoeg)
Elementlengte (EL)
Schachtelementbreedte (Tb) ± 0,7 mm
Hoekafwijking van de langsvoeg (voegconiciteit langsvoeg)
Afdichtingsgroefas
Afdichtingsgroefbreedte (Dg_B) ± 0,2 mm
Radius afdichtingsgroefas Rdn ± 1,0 mm
Contactvlak
Voegverbinding langsvoeg (Fv_LF)
Afbeelding 5.3.3:Toleranties gereed schachtsegment in enkelwandige constructies
9
9.1
graafwerkzaamheden dienen in acht te worden
genomen.
Tunnelafwatering
Algemeen
(1)
Er moet principieel onderscheid worden
gemaakt tussen de waterafvoer tijdens de
bouwfase en afwatering na voltooiing van het
bouwwerk.
(2)
Al het toestromende water en andere
vloeistoffen dienen te worden vergaard en volgens
de voorschriften en voorwaarden van het
waterrecht, voordat deze in de lozingswaterloop
worden geleid, afhankelijk van de vervuilingsgraad
worden behandeld in een bezinkingsbassin, lichtevloeistoffen-afscheider
en/of
een
neutraliseringsinstallatie. Dit moet in het bestek
worden opgenomen.
(3) Voor de afvoer van het water dient de
aannemer een op de plaatselijke randvoorwaarden
afgestemd concept op te stellen en samen met het
inrichtingsplan voor de bouwplaats aan de
opdrachtgever te worden overhandigd.
9.2
Afwateringsmaatregelen tijdens
de bouwperiode
(1) Tijdens de bouwperiode van een tunnel
kunnen de volgende soorten water vrijkomen:
– verbruikswater,
(3) Bij dubbelwandige constructies behoort het
bestek een grens voor de maximaal toelaatbare
hoeveelheid lekwater tijdens de bouw te
vermelden.
(4) Tijdens de bouw behoren de hoeveelheden
toestromend water te worden geprotocolleerd.
(5) Plaatselijk wegstromend water behoort te
worden opgevangen en afgeleid.
9.3.
Afwateringsinstallaties
Van toepassing is paragraaf 1, punt 9.3.
10
Bouwkundige
brandveiligheid
10.1
Algemeen
Van toepassing is paragraaf 1, punt 10.1.
10.2
Thermische effecten
Van toepassing is paragraaf 1, punt 10.2.
10.3
Brandveiligheidsmaatregelen
voor de constructie
Van toepassing is paragraaf 1, punt 10.3.
– bergwater,
– hemelwater,
10.3.1 Enkelwandige constructies
– lekwater.
(1) Bij enkelwandige constructies van de
schachtringen fungeren de botswanden aan de
zijkant van de verkeersruimte tevens als
brandveiligheid. Als basismaat geldt een betonlaag
(2) De verschillende maatregelen
waterafvoer
bij
stijgende
of
Versie: 2017/05
voor de
dalende
19
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
van 6 cm. Er dient een PP-vezelbeton volgens
paragraaf 1, bijlage B te worden gebruikt.
(2) De vrije nok dient te worden voorzien van
brandveiligheidssystemen, bijv. platen of stucwerk.
Bij
de
maatvoering
van
het
brandveiligheidssysteem dient rekening te worden
gehouden met de zuig- en drukbelasting door het
wegverkeer.
(3) Behalve brandwerende platen zijn ook andere
brandveiligheidssystemen
toegestaan,
bijv.
brandwerend beton met PP-vezels bij een grotere
betondekking, mits de doeltreffendheid daarvan
wordt aangetoond
10.3.2 Dubbelwandige constructies
Bij
dubbelwandige
constructies
van
de
schachtringen zijn voor de binnenwand geen extra
brandveiligheidsmaatregelen
noodzakelijk
die
verder gaan dan paragraaf 1, nr. 10.3, mits wordt
voldaan aan de bouwkundige eisen van paragraaf
1 nr. 7.
10.4
Brandveiligheidsmaatregelen
voor de binnenafwerking van de
tunnel
Van toepassing is paragraaf 1, punt 10.4.
11
Afbouw, portalen en
dwarsgangen
11.1
Algemeen
Van toepassing is paragraaf 1, punt 11.
11.2
Wegenbouw en bodemafdichting
11.2.1 Enkelwandige constructies
(1) Bij enkelwandige constructies kan de bodem
van de tunnel worden gebouwd zoals afgebeeld in
figuur 5.3.4 of 5.3.5. In de regel worden systemen
met bodemopvulling ontwikkeld.
(2) Bij systemen met bodemopvulling gelden voor
de bodemopvulling de Aanvullende Technische
Contractvoorwaarden voor grondwerkzaamheden
in de wegenbouw (ZTVE-StB).
drainagevoorziening te worden aangebracht.
(6) Bij systemen op palen (zie figuur 5.3.5) dient
de rijweg te worden gebouwd volgens deel 7,
paragraaf 1.
(7) Er dient een geschikte drainagevoorziening te
worden aangebracht.
11.2.2 Dubbelwandige constructies
(1) Bij dubbelwandige constructies worden in de
regel systemen met afgesloten bodem ontwikkeld
(zie figuur 5.3.6)..
(2) Net als bij de ontwikkeling van de vrije
trajecten is voor de wegenbouw geen afdichting
van de bodem aan de binnenzijde noodzakelijk.
11.3
Wanden en plafonds
11.3.1 Enkelwandige constructies
(1) Ter bescherming van de constructie van de
schachtringen tegen voertuigbotsingen en in het
kader van de bouwkundige brandveiligheid dienen
in de verkeersruimte botswanden van licht
zichtbeton te worden gemaakt (zie nr. 10.3.1).
(2) Bij de planning en vormgeving van de wanden
en plafonds dient rekening te worden gehouden
met de eisen met betrekking tot de technische
uitrusting, bijv. nissen voor alarmtelefoons. Met
name dient te worden gelet op de adequate dikte
van
het
beton
met
inachtneming
van
productietoleranties
incl.
schildverplaatsingstolerantie en de vereiste ledige
buizen en nissen.
(3) De voegen van de botsingswanden moeten
verschoven
ten
opzichte
van
de
schachtringvoegen worden gepositioneerd.
(4) Voor de ophanging van de botsingswanden
moeten bouten of andere constructie-elementen
worden gebruikt.
(5) De constructie van de schachtringen dient te
worden gescheiden van de botswanden, bijv. met
behulp van noppenfolie.
11.3.2 Dubbelwandige constructies
Van toepassing is paragraaf 1, punt 11.2.
(3) Voor het inbouwen van de bodemopvulling
dient de bodemruimte van de schachtbuizen te
worden voorzien van een scheidingslaag.
(4) De bodem kan volledig worden opgevuld, maar
er kunnen ook kanalen in worden aangebracht (zie
figuur 5.3.4).
(5) Op het laagste punt dient altijd een geschikte
20
Versie: 2017/05
ZTV-ING - Deel 5 Tunnelbouw - paragraaf 3 Machinale schildboormethode
möglicher
Kanal
möglicher Kanal
Mogelijk kanaal
Afbeelding 5.3.4:Enkelwandige constructie met
bodemopvulling
Afbeelding 5.3.6:Dubbelwandige constructie met gesloten
bodem
11.4
Akoestische bekledingen
Van toepassing is paragraaf 1, nr. 11.3
11.5
Tussenlagen en
scheidingswanden
Van toepassing is paragraaf 1, punt 11.4.
11.6
Noodpaden, leidingtracés en
schachten
Van toepassing is paragraaf 1, punt 11.5.
11.7
Dwarsgangen
Bij de constructie van de dwarsgangen dient
rekening
te
worden
gehouden
met
de
bedrijfstechnische inrichtingen.
Afbeelding 5.3.5:Enkelwandige constructie met op palen
geplaatste rijbaan
11.8
Toegankelijkheid van de
constructie
Van toepassing is paragraaf 1, punt 11.6.
12
Bouwbescheiden en
documentatie
Van toepassing is paragraaf 1, punt 12.
Versie: 2017/05
21
Download