Het oog van Versus: Mijn brein en ik Mijn

advertisement
e
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 29 jrg dec. 2011 (pp. 1 - 3)
Auteur(s): R. Lulofs
Titel: Het oog van Versus: Mijn brein en ik
Jaargang: 29
29
Maand: februari
Jaartal: 2011
2011
Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor
(para-) medische, informatieve en educatieve doeleinden en ander niet-commercieel
gebruik.
Zonder kosten te downloaden van: www.versus.nl
e
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 29 jrg dec. 2011 (pp. 1 - 3)
Fysiotherapie-gerelateerde berichten uit de media besproken en becommentarieerd.
Ronald Lulofs
Fysiotherapeut-Manueel Therapeut
Particuliere Praktijk, Leidschendam
R. Lulofs
Mijn brein en ik
Breinboeken
Wij leven in een tijd van fitness studio’s, plastische chirurgie en reclame spotjes voor cosmetica en
mode. De uiterlijke lichamelijkheid lijkt ons nader aan het hart te liggen dan onze ‘vergeestelijking’. En
tegelijkertijd is het in de neurowetenschap een ware hype om onze geest op te vatten als onze
‘innerlijke lichamelijkheid’. Het lichaam als vertrekpunt voor leven en welzijn?
Eeuwenlang maakte ‘de ziel’ het mogelijk om de waarheid te schouwen, voortreffelijk van karakter te
worden of zelfs onsterfelijk te worden. Eeuwenlang stelde ‘de geest’ ons in staat onszelf op te vatten
als redelijk en verantwoordelijk voor onszelf. Raken we dat allemaal kwijt als we afscheid nemen van ‘
de ziel’ en ‘de geest’ en onszelf alleen maar beschouwen als een lichaam met een hersen- en
zenuwstelsel?
De laatste maanden wordt de markt overstelpt met boeken over het brein. Titels als ‘Wij zijn ons brein’,
‘Uw brein als medicijn’, ‘Het maakbare brein’ en het ‘Het puberende brein’ maken duidelijk dat het
brein populair is. Waarom? Wellicht omdat men vermoedt dat het brein de schatkamer is waar alles in
ligt opgeborgen. Daar liggen de antwoorden op al onze vragen. Vragen over ziekte en gezondheid,
vragen over liefde en geluk en vragen over de vrije wil. Het brein draagt al deze verborgen schatten
met zich mee en wie wil er nu niet weten waarvan hij gelukkig wordt, waarom testosteronspiegels
stijgen of dalen, wat het betekent wanneer je amygdala opflikkert op een scan en of het waar is dat alle
verschillen tussen mannen en vrouwen louter het gevolg zijn van wat suffe neurotransmitters. Ligt
alles al vast in mijn brein? Is het voorbestemd dat ik van mijn vrouw hou, dat ik supporter van Ajax
ben, dat ik niets heb met zelfbenoemde gezagsdragers, dat ik een afkeer heb van politieke partijen die
bezuinigen op het bijzonder onderwijs en dat ik het schrijven van een stukje vaak leuker vind dan het
bijwonen van een beleidsvergadering? Ik weet het niet. Maar ik wil natuurlijk wel denken dat ik toch
nog wel ergens zeggenschap over heb. Dat het mijn eigen beslissing is geweest om voor Versus te
gaan schrijven en dat dat niet voor mij bepaald is door een paar van die flutneuronen. Of wordt ik mijn
hele leven gefopt door mijn brein? Speelt het een spel en denk ik continu dat ik aan de touwtjes trek
maar ben ik gewoon een transmitter-marionet? Ook na het lezen van een aantal van die brein-boeken
kan ik u niet met zekerheid zeggen hoe het nu zit in uw of mijn bolletje. Sterker nog, bij mij is het aantal
vragen alleen maar toegenomen.
Neurosofie
Het lijkt er in ieder geval wel op alsof er een tendens bestaat in de neurowetenschappelijke hoek die
ervan uitgaat dat alles verklaard kan worden vanuit de aanwezigheid en activiteit van neuronen. De
mens is volgens een aantal brein-boek-auteurs een speelbal van hun neuronen geworden zonder vrije
wil. De filosoof en verpleeghuisarts Bert Keizer heeft voor deze groep neurowetenschappers de term
‘neurosofen’ bedacht.
In zijn column in Trouw van 10 juli 2010 schrijft hij: “ Neurosofen zijn hersenonderzoekers die hun
resultaten een filosofisch bedoelde duw geven waardoor ze menen vanuit hun laboratorium in één
klap midden in de geestesgeschiedenis van de mens te belanden. Aldaar aangekomen verbijsteren ze
omstanders door te laten zien wat die stakkers voor hun geestesleven hebben aangezien ‘eigenlijk’
niets meer is dan wat gesputter tussen neuronen”.(1)
Neurosofie is volgens Keizer het buiten zijn oevers treden van neurologische kennis waardoor toestanden die niks met neurologie te maken hebben worden ‘verklaard’ als neuronale gebeurtenissen. De
pretenties van de neurosofen zijn niet gering. Zij hebben sterk de neiging om uw neuronen aan het
e
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 29 jrg dec. 2011 (pp. 1 - 3)
denken te zetten. Zo beweren zij dat veel van onze besluiten reeds door, of in, onze hersenen zijn
genomen voordat wij in dat de gaten hebben. We worden gefopt! Het experiment van Libet zou dit
(1)
aantonen
(12 april 1916 - 23 juli 2007, een Amerikaanse neurofysioloog die mondiale bekendheid
verwierf met experimenten die de zogenaamde "bewustzijnsvertraging van een halve seconde" laten
zien).
Libet vroeg aan een aantal proefpersonen of zij op een stoel wilde gaan zitten en op momenten dat zij
daartoe de drang of intentie voelden, hun pols wilde bewegen. Tegelijkertijd maakte hij een EMG en
(1)
EEG om de activiteit van de spieren van de pols te meten .
Libet concludeerde uit zijn proef, dat de hersenen onze handelingen initiëren, geruime tijd voordat we
ons bewust worden dat we op het punt staan iets te doen. Dit experiment werd en wordt nog steeds
door velen aangehaald als bewijs dat de hersenen de dienst uitmaken en dat de vrije wil niets meer
kan zijn dan een illusie. Maar Libet zelf dacht daar heel anders over. Hij stelde dat zijn experiment liet
zien dat hersenen onze handelingen initiëren want de proefpersonen die meededen aan het
onderzoek rapporteerden dat ze nadat ze zich bewust waren van de drang de pols te buigen, dit
alsnog niet konden doen.
Zij hadden 150 milliseconden de tijd om van de handeling af te zien. Zij konden dus hun veto
uitspreken en waren dus niet machteloos en willoos. Vraag is natuurlijk, kunnen neuronen iets
besluiten? Het lijkt mij niet, ze kunnen toch ook niet knarsetanden of gras maaien.
Het lijkt inderdaad wel alsof er door de neurosofen steeds een vergissing wordt gemaakt over wat
stoffelijk is en wat geestelijk is. Keizer zegt daarover het volgende : “ Aardappels zijn stoffelijk, maar
de aardappelprijs is geestelijk. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar het is daarbij
niet het geval dat die prijs eigenlijk een aardappel is, hoewel hij wel door die aardappels wordt
bepaald.” (2).
Neuronen of gedrag?
Zo menen de neurosofen een verklaring te hebben gevonden op de vraag waarom soldaten vrijwillig
naar Afghanistan of Irak gaan vanuit hun verslaving aan dopamine. Dus alle andere eventuele, hoe
onzinnig lijkend ook, redenen worden overboord gegooid.
Dus niet omdat ze op zoek zijn naar actie, naar kameraadschappelijkheid, uit verveling, om snel wat
geld te verdienen, uit stoerdoenerij, nee louter omdat hun dopamine spiegel dat van ze vraagt. De
neurotransmitter bepaalt en de mens volgt. Maar zou iedereen met een hoog dopamine gehalte nu
vrijwillig naar Irak of Afghanistan vertrekken? Ik weet het niet maar ik twijfel wel. Zijn alle Alzheimer
patiënten dan pacifisten?
Er zal, denk ik, ongetwijfeld sprake zijn van dopamine schommelingen bij de soldaten en die hoeveelheid dopamine zal schommelen al naar gelang de frustratie of voldoening in de beleving van de
breinbezitters, maar niet iedereen met een hoog dopamine gehalte gaat toch in het wild om zich heen
schieten?
Kan een neurofysioloog eigenlijk wel iets ontdekken wat we niet al kenden uit menselijke gedragingen? Kameraadschap, gevechtsverslaving en natuurlijk het veteranensyndroom zijn al heel lang
bekend.
Door daar nu een neurotransmitter bij te gaan zoeken (te laag dopamine?) verklaar je niets en maak je
niets duidelijk. Eerst is er toch het menselijk gedrag; puberend, verliefd, dement. De hersenwetenschapper vindt daar vervolgens passende neurologie bij.
Het is toch nooit andersom. Dat betekent niet dat het neuronale correlaat om allerlei redenen niet
fascinerend is maar het is secundair en kan nooit de zaak zelf verdringen, laat staan verduidelijken.
Want als blijkt bij sectie dat iemand helemaal geen brein had gedurende zijn hele leven dan zeggen
we toch ook niet dat hij er eigenlijk nooit geweest is?
Helemaal lastig wordt het natuurlijk wanneer het om de vrije wil gaat. Hebben mensen die of niet?
Bent u een denkend brein of bent u een denkend mens?
Kortom, al dat gezoek in dat brein levert alleen maar meer vragen op. Wel interessant natuurlijk.
Ik denk dat hormoonspiegels een miniscuul detail vormen in een enorm panorama. Van een enkele
waarde van een hormoonspiegel kan je toch niets afleiden? Want als je bijvoorbeeld een hoge
concentratie testosteron meet dan mag je daar nog geen conclusies uit trekken. Die hoge concentratie
testosteron is wellicht van iemand die naar een voetbalwedstrijd is geweest waarbij zijn favoriete club
is weggespeeld. Hij heeft de hele wedstrijd staan joelen en schelden en hier en daar een paar suppor-
e
Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 29 jrg dec. 2011 (pp. 1 - 3)
ters van de tegenpartij een knal voor het hoofd gegeven. Dat kan je dan toch niet alleen verklaren
vanuit een hoog testosteron gehalte of dat je frontaal kwab even in de war was. Want de meest
supporters zitten netjes op de tribune en houden hun handen thuis. Ze kiezen daar dus klaarblijkelijk
voor.
Dus testosteron waarden op zich zeggen niets over gedrag, het lijkt niet op gedrag.
Onlangs heb ik gelezen dat bij mannen die voor hun baby zorgen het oxytocinegehalte (vasopressine)
stijgt. Meteen werd aan oxytocine de term ‘knuffelhormoon’ gegeven. Krijgen we nu een hoog oxytocinegehalte en gaan we dan lieve woordjes tegen de baby fluisteren of vertonen we liefdevol gedrag
naar de kleine toe en gaat dan het oxytocine gehalte stijgen? Louter het stijgen van het oxytocine
gehalte verklaart toch geen gedrag? Zo is bij verwaarloosde kinderen het vermogen oxytocine en
vasopressine aan te maken aangetast, maar hebben ze daarom moeite met vertrouwen en affectie?
Of hebben ze moeite met vertrouwen en affectie en maken ze daarom zo weinig oxytocine en vasopressine aan?
Het feit dat je een bepaald fenomeen óók terugziet als een chemische reactie, wil niet zeggen dat het
enkel daaruit bestaat. Als je mijn verdriet over het verlies van mijn moeder wilt bespreken in termen
van de chemische samenstelling van mijn tranen, zeg ik: nou, prima, maar het blijft ellendig. Die
chemische tranenanalyse zegt mij niets, het is geen kennis die maakt dat ik iets beter begrijp.’
Waar zit onze geest, waar zit onze ziel? Wat is bewustzijn? Ik weet het niet. Dus lees ik er maar over
en probeer zo een mening te vormen. Als ik erachter ben, laat ik het u weten maar ik vrees dat dat nog
wel even gaat duren. Bert Keizer beschreef de discussie over het geest-lichaamprobleem in ieder
geval erg grappig:
“Het is bijna onmogelijk om iets over het geest-lichaamprobleem te zeggen dat wél hout snijdt. Ik voel
nog het meest voor de fraaie uitleg van de Amerikaanse neurofilosoof Alva Noë. Noë maakt duidelijk
dat het menselijk bewustzijn in elk geval niet enkel in de hersenen zit, zoals de stemming in het feestje
niet enkel in de wijn, de verlichting of de muziek zit, maar in al die dingen samen en nog wat meer.
Voor bewustzijn heb je meer nodig dan hersens alleen. Een lichaam, onder andere. Het is net als met
andere onstoffelijke zaken, zoals democratie. Voor democratie heb je een waslijst aan zaken nodig,
zonder dat je exact kunt beschrijven welke de doorslag geven.
En je kunt al helemaal niet aanwijzen waar de democratie zich bevindt. Maar dat wil niet zegen dat er
zoiets als “democratie” is zónder die waslijst van zaken.
De geest zit in het brein zoals de stemming in een feestje, en als de stemming eruit is, dan ben je niet
geneigd om buiten te gaan kijken waar hij gebleven is. Het grappige is dat mensen dat rond de geest
wél doen, en dan nog terugkeren met verhalen ook.
Zoals Wittgenstein zei: “Elk innerlijk proces moet je uiteindelijk beoordelen aan de hand van een
uiterlijk criterium.” Als je deze gezonde regel opgeeft, dan kunnen jouw kamerplanten op dit moment
zitten te peinzen over de sonnetvorm bij P.C. Hooft – je kunt nooit weten.”(3).
Literatuur
Keizer B.
1.
Belachelijk
Belachelijk om een golflijntje op te vatten als besluit
Dagblad Trouw,
Trouw, 10 juli 2010
2.
Keizer B.
Hebt u wel eens een neurologische impuls gezien
Dagblad Trouw, 30 oktober 2010
3.
Interview B. Keizer
Filosofie Magazine, 2011
Download