Titel: Boeren met Kaderrichtlijn Water BO Cluster Vitaal Landelijk Gebied Thema: Water Projectplan Animal Sciences Group Edelhertweg 15 Postbus 2176 8203 AD Lelystad Telefoon: 0320 Fax: 0320 - 293 211 - 241 584 Offertenummer: Opdrachtgever Naam 1e contactpersoon LNV: Telefoon: E-Mail: Naam 2e contactpersoon LNV: Telefoon: E-Mail: mw. N. Meijers (LNV/DL) [email protected] Opdrachtnemer ASG-Veehouderij Auteur/projectleider: Cluster: Telefoon: E-Mail: Idse Hoving Grondgebonden Veehouderij 0320-293458 [email protected] Samenwerking Partners: Datum Versie: Stichting Reinwater 8 maart 2006 Animal Sciences Group Edelhertweg 15 Postbus 2176 8203 AD Lelystad Telefoon: 0320 Fax: 0320 - 293 211 - 241 584 E-mail [email protected] Internet http://www.asg.wur.nl/po © Animal Sciences Group Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de uitgever deze uitgave of delen van deze uitgave te kopiëren, te vermenigvuldigen, digitaal om te zetten of op een andere wijze beschikbaar te stellen. Samenvatting 1.1. Beleidsprobleem waarvoor onderzoek wordt uitgevoerd Met de aanscherping van de mestwetgeving in de vorm van Mestgebruiksnormen beoogt het Ministerie van LNV de nutriëntenbelasting van het grond- en oppervlaktewater te verlagen. Naar verwachting is dit echter niet altijd voldoende om aan de gestelde eisen van de KRW te voldoen. Inzicht in aanvullende effectgerichte maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren is zodoende gewenst. 1.2. Samenvatting en beslispunten Het project is bedoeld om 1) inzicht te krijgen in de kwaliteit van oppervlaktewater op melkveebedrijven, 2) te bepalen welke (no regret) bedrijfsmaatregelen de waterkwaliteit verbeteren en 3) veehouders handvaten te geven waarmee zij de waterkwaliteit in grote lijn zelf kunnen beoordelen, zodat zij meer oog krijgen voor het milieu in kavelsloten en de invloed van verontreinigingen hierop. 1.3. Op te leveren product Doe-het-zelf-test KRW Bepaling chemische en ecologische kwaliteit kavelsloten Vertaling van onderzoeksresultaten in bedrijfsmaatregelen Rapportage onderzoeksresultaten Praktijkartikel agrarisch vakblad Artikel H2O Brochure voor melkveehouders over de doe-het-zelf-test en de no-regret-maatregelen 1.4. Kosten Type kosten (€) Personele kosten Materiële kosten Onvoorzien Totaal (excl. BTW) 1.5. Financiering (€) 78.638,- LNV 28.093,- PZ (aanvraag) 3.269,110.000,- Totaal (excl. BTW) 2006 85.000,20.000,105.000,- 2007 5.000,5.000,- Planning Tijd Maart - april 2006 Activiteit Expertbeoordeling Doe-het-zelf-test drinkwaterkwaliteit (LTONoord) April - september 2006 Bepaling chemische en ecologische kwaliteit kavelsloten Oktober - december 2006 Rapportage en publicatie onderzoeksresultaten Januari - december 2006 Kennisuitwisseling door middel van KRW-spelbijeenkomsten Januari - februari 2007 Brochure voor melkveehouders 1.6. Communicatie en kennisdoorwerking Stichting Reinwater organiseert in samenwerking met ASG spelbijeenkomsten, waarbij met directbetrokkenen een concreet gebied onder de loop genomen wordt. Het proces om gezamenlijk voor een specifiek gebied tot de noodzakelijke maatregelen te komen staat centraal. 1. 1.1 Projectdefinitie Probleemstelling Landbouw wordt als één van de vervuilers van het grond- en oppervlaktewater aangemerkt. Zodoende wordt van de landbouw een inspanning gevraagd om de waterkwaliteit te verbeteren, ondanks dat de Europese Kaderrichtlijn Water vooralsnog alleen geldt voor de grotere wateren en niet voor boeren kavelsloten. Met de aanscherping van de mestwetgeving in de vorm van Mestgebruiksnormen beoogt het Ministerie van LNV de nutriëntenbelasting van het grond- en oppervlaktewater te kunnen verlagen. Naar verwachting is dit echter niet altijd voldoende om aan de gestelde eisen van de KRW te voldoen. Inzicht in aanvullende effectgerichte maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren is zodoende gewenst. - 1.2 Welk type onderzoek betreft het (aankruisen) Kennis voor vaststellen van beleidsprioriteit Kennis voor beleidsontwikkeling Kennis voor beleidsorganisatie en implementatie Kennis voor beleidsmonitoring Kennis voor beleidsevaluatie Kennis voor aanpak van incidenten Achtergrond Kaderrichtlijn Water Volgens de KRW moeten in 2009 de stroomgebiedsbeheersplannen vastgesteld zijn. In deze plannen staan de gewenste doelen voor ecologische en chemische waterkwaliteit en de te nemen maatregelen om deze doelen te halen. De KRW kent een resultaatsverplichting voor het uitvoeren van deze maatregelen. Vanwege deze resultaatsverplichting is het belangrijk dat maatregelen het gewenste effect opleveren, uitvoerbaar zijn en niet onverantwoordelijke hoge kosten met zich mee brengen. Juist vanwege deze gewenste haalbaarheid en betaalbaarheid van maatregelen is inzicht in effectgerichte maatregelen voor LNV van groot belang. Benodigde inspanningen van de landbouwsector De huidige mestwetgeving is gericht op het terugdringen van nutriëntenverliezen en daarmee het verminderen van de bijdrage van de landbouw aan de eutrofiëring van het oppervlaktewater. Ten behoeve van de analyse van de Evaluatie Meststoffenwet is de eutrofiëringstoestand en de ontwikkelingen daarin over de afgelopen twee decennia onderzocht (Portielje, 2004). In de landbouw beïnvloede wateren is de mediane totaal-P concentratie over de periode 1985-2002 op landelijke schaal forse daling van P en N, waarbij alleen voor N de daling synchroon loopt met het recente mestbeleid (MINAS) en de afnemende mestoverschotten. De daling van P houdt mogelijk ook verband met het saneren van puntbronnen. Het is de vraag of de Nederlandse boeren extra maatregelen moeten nemen en welke maatregelen zij moeten nemen om aan de KRW te voldoen. Voorbeelden hiervan zijn: extensivering, verminderd gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, ander maai- en baggerbeheer van watergangen, verandering van waterpeilen en het verbreden van mestvrije zones. Deze maatregelen hebben ingrijpende gevolgen omdat ze effect hebben op het bedrijfsinkomen. Vandaar dat er in de landbouwsector een aanzienlijke weerstand is tegen dit soort maatregelen en de KRW in het algemeen. De weerstand wordt in de hand gewerkt door een gebrek aan kennis over de KRW. Over uitzonderingsmogelijkheden, de hoogte van doelen en de criteria die gehanteerd zullen worden zijn vooralsnog onbekend. Motivering Het is onbekend hoe de kwaliteit van het oppervlaktewater op melkveebedrijven zich verhoudt tot de gewenste waterkwaliteit volgens de doelstellingen van de KRW. Gericht onderzoek is essentieel om hier meer inzicht in te krijgen. De volgende onderzoeksvragen zijn daarbij aan de orde: 1) Volgens welke meetstrategie kun je de waterkwaliteit op bedrijfsniveau vaststellen? 2) Welke waarnemingen zijn van belang 3) Wat zijn de meest kritische factoren voor de belasting van oppervlaktewater op melkveebedrijven? 4) Welke maatregelen verbeteren de waterkwaliteit. Het project is bedoeld om inzicht te krijgen in de waterkwaliteit op melkveebedrijven in relatie tot de KRW en om veehouders handvaten te geven waarmee zij de waterkwaliteit in grote lijn zelf kunnen beoordelen, zodat zij meer oog krijgen voor het milieu in kavelsloten en de invloed van verontreinigingen hierop. Vooralsnog zijn alleen referenties en maatlatten ontwikkeld voor de natuurlijke wateren, welke de basis vormen voor de doelstellingen van sterk veranderde wateren (Reeze, 2004). Afgezien van de KRW hebben veehouders zelf ook baat bij schoon slootwater, omdat zeker in gebieden met watervoerende sloten veelal het vee uit de sloot gedrenkt wordt. De dierprestaties en de gezondheid van het vee worden negatief beïnvloed wanneer de waterkwaliteit onvoldoende is. Schoon oppervlaktewater is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook een verantwoording van de boer. Onderzoek slootbeheer Praktijkcentrum Zegveld Op Praktijkcentrum Zegveld is een aantal jaren veel geëxperimenteerd met verschillende vormen van slootkantbeheer en slootbodemonderhoud. Gebleken is dat regelmatig baggeren positief uitpakt op de waterkwaliteit (Themaboek, 1998). Er zijn echter nauwelijks chemische bepalingen gedaan of metingen aan biologische parameters. Uit proeven in de Krimpenerwaard is gebleken dat alleen al het verdiepen van de sloten een geweldige vooruitgang van de waterkwaliteit tot gevolg had (niet gepubliceerd). Het is ook algemeen bekend dat veel sloten nu niet de gewenste diepte hebben, dus baggeren kan mogelijk ook tot de no-regret-maatregelen worden gerekend. Steile oevers zijn een ramp voor de ecologie van een sloot; er kunnen zich namelijk geen waterplanten vestigen. Waterplanten zijn weer zelf een vestigingsplaats voor macrofauna en vissen en zorgen dat er minder nutriënten vrij in het water zitten. Effecten van steile versus flauwe taluds zijn in de huidige situatie op Zegveld al waar te nemen: in sloten met steile oevers komen minder waterplanten voor dan in sloten met minder steile oevers. Ook het waterpeil is van invloed op het slootklimaat. In het geplande onderzoek op Zegveld zullen deze verschillen doelgericht nader onderzocht worden. Zowel de situatie in het veld als ook reeds gerapporteerde resultaten worden nog eens beoordeeld in relatie tot de KRW. Resultaten ‘Boeren met KRW’ 2005 In 2005 hebben we ons gericht op het kwantificeren en kwalificeren van de waterkwaliteit op melkveebedrijven en het inventariseren van effectieve bedrijfsmaatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren. We zijn het project gestart met het zoeken naar meetmethoden om enerzijds volgens een statistisch betrouwbare methode en anderzijds op een praktische wijze de kwaliteit van het oppervlaktewater vast te kunnen stellen. Voor wat betreft de statistisch betrouwbare methode hebben we ervaring opgedaan met een meetstrategie van Alterra (Knotters et al., 2005). Op het melkveebedrijf van de familie Spruit en Praktijkcentrum Zegveld, hebben we de bedrijfsgemiddelde concentratie N en P in het oppervlaktewater bepaald. De resultaten van het bedrijf Spruit zijn gerapporteerd in De Vos et al. (2006). Daarnaast is op deze bedrijven, maar ook op de praktijkcentra Aver Heino en Nij Bosma Zathe de Doe-het-zelf-test van LTO-Noord gebruikt als praktische test om de waterkwaliteit te beoordelen. Het voordeel van een dergelijke test is dat ten opzichte van het uitsluitend bepalen van de chemische kwaliteit, de waterkwaliteit vanuit een veel breder perspectief wordt beoordeeld. Oorspronkelijk is de test ontwikkeld voor het bepalen van de geschiktheid van slootwater voor het drenken van vee. Volgens de eisen van de KRW wordt zodoende onvoldoende rekening gehouden met de ecologische aspecten rond waterkwaliteit. Daarom is aanvullend op de test een kartering uitgevoerd van de oever- en waterplanten om ook iets over de ecologische kwaliteit van de kavelsloten te kunnen zeggen. De resultaten zijn gepubliceerd in het blad V-focus (Hoving & Absil, 2005). 1.3 Projectdoelstelling Bepalen van effectieve (no-regret) bedrijfsmaatregelen die bijdragen aan een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit op melkveebedrijven. 1.4 1.5 Projectresultaat Expertbeoordeling geschiktheid Doe-het-zelf-test Aanpassing van de Doe-het-zelf-test drinkwaterkwaliteit (LTO-Noord) t.b.v. beoordeling van de oppervlaktewaterkwaliteit in relatie tot de KRW eisen. Bepaling chemische en ecologische kwaliteit kavelsloten en het omgevingswater van vier melkveebedrijven gelegen op veen-, zand- en kleigrond Vertaling van onderzoeksresultaten in bedrijfsmaatregelen Eindrapport met de resultaten van het onderzoek (periode 2005-2006); Praktijkartikel agrarisch vakblad Artikel H2O Brochure voor melkveehouders over de doe-het-zelf-test en de no-regret-maatregelen Projectafbakening Het onderzoek is uitsluitend gericht op effectgerichte (no-regret)maatregelen om het slootmilieu te verbeteren en niet op het effect van een verlaagde mestgift op de belasting van het oppervlaktewater. De resultaten van het eerste onderzoeksjaar (2005) wezen uit dat de slootkarakteristiek en daaraan verbonden de wijze van slootonderhoud een grote rol spelen bij de ecologische kwaliteit van de sloten. In samenwerking met LTO-Noord (Menno Douma en Peter Prins) wordt bij het Productschap Zuivel extra financiering aangevraagd voor een uitbreiding van de bepaling van de N- en Pconcentratie in het oppervlaktewater op een klei- en zandbedrijf. Ook hier worden dan de bepalingen getoetst aan de resultaten van de Doe-het-zelf-test en de ecologische kwaliteit van de kavelsloten. 1.6 Effect / Toepassingsmogelijkheden voor de opdrachtgever Beleid De activiteiten in dit project zullen leiden tot meer inzicht in de vraag hoe de kwaliteit van het oppervlaktewater op melkveebedrijven zich verhoudt tot de gewenste waterkwaliteit volgens de doelstellingen van de KRW. De ontwikkeling en toepassing van de doe-het-zelftest en de overige metingen in dit project zullen ook leiden aanknopingspunten voor aanvullende, effectgerichte maatregelen op bedrijfsniveau. Boerenpraktijk Het benoemen en het kunnen kwantificeren van effectgerichte maatregelen is belangrijk om met boeren over de KRW te kunnen communiceren. Boeren willen pas nadenken over te nemen maatregelen als ze weten wat het effect ervan is. LTO geeft aan behoefte te hebben aan concrete onderzoeksresultaten, omdat de KRW anders erg lastig is uit te leggen. 1.7 Literatuur Dokkum, H.P., G.H.M. Counotte, G.A.L. Meijer en I.R.M. Hovenkamp-Obbema, 1998. Achtergronddocument Referentiewaarden Waterkwaliteit – diergezondheid. In opdracht van Ministerie van LNV-Directie Noord-West. Dokkum, H.P., N. de Boer, G.H.M. Counotte, J. Harmsen, I.R.M. Hovenkamp-Obbema, G.A.L. Meijer en P. Prins et al., 2000. Protocol voor de beoordeling van de bruikbaarheid van oppervlaktewater als veedrinkwater. TNO-MEP-R 2000/310 Harmsen et al., 2000. Harmsen, J., J. Dolfing, E. Querner en A. van de Toorn, 2000. Waterkwaliteit en diergezondheid. Leidraad voor te nemen maatregelen in het waterbeheer en de effecten daarvan op de waterkwaliteit van oppervlaktewater met het oog op gebruik als drinkwater voor vee. Alterra Rapport nr. 11. Hoving, I.E. en L. Absil, 2005.Kaderrichtlijn Water gaat verder dan terugbrengen bemesting. Wageningen, AgriMedia BV. V-focus december 2005. Knotters, M., 2005. Monitoringstrategie voor de oppervlaktewaterkwaliteit van melkveebedrijven in het veenweidegebied; anticiperen op de Europese Kaderrichtlijn Water. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1227 Plette, S., C. van Beek, C. van der Salm en R. Hendriks, 2004. Mest en oppervlaktewater – Een synthese van de 3 Dove projecten t.b.v. de evaluatie meststoffenwet 2004. RIZA werkdocument 2004.092X. Portielje, R., L. van Ballegooijen en a. Griffioen, 2004. Eutrofiëring van landbouwbeïnvloede wateren en meren in Nederland – toestanden en trends. RIZA rapport 2004.009 Reeze, A.J.G, 2004. Brede toepassing ecologische maatlatten EU Kaderrichtlijn Water. Rivieren en meren. RIZA rapport 2004.021 Vos, J.A. de, J. van Kleef, R.C. Nijboer, R. Wiggers, M. Knotters en T.C van Steenbergen, 2005. Waterkwaliteit. In: M.P.W. Sonneveld en J. Bouma (Eds.): Nutriëntenmanagement op het melkveebedrijf van de familie Spruit. Studie naar de bedrijfsvoering en de milieukwaliteit. Bodemkunde en Geologie, Wageningen Universiteit; rapport 2005-049: 31-42. 2. Activiteitenplan 2.1 Globale fasering Fase 1: Selectie van twee melkveebedrijven op een zand- en een kleigrond 1 Fase 2: Uitbreiden/aanpassen/expertbeoordeling Doe-het-zelf-test drinkwaterkwaliteit (LTONoord) voor toetsing van de oppervlaktewaterkwaliteit aan de eisen van de KRW Fase 3: Bepaling N- en P-concentratie in de kavelsloten en het omgevingswater van Praktijkcentrum Zegveld, het praktijkbedrijf van de familie Spruit, een melkveebedrijf op zandgrond en een melkveebedrijf op kleigrond 1 Fase 4: Beoordeling van kavelsloten aan de eisen van de KRW met de Doe-het-zelf-test op vier melkveebedrijven 1 Fase 5: Herleiden effectieve bedrijfsmaatregelen om de slootwaterkwaliteit te verbeteren Fase 6: Eindrapportage en publicatie resultaten in vakbladen Fase 7: Brochure voor melkveehouders over de doe-het-zelf-test en de no-regretmaatregelen 1 het onderzoek op twee melkveebedrijven op een zand- en een kleigrond vindt alleen plaats bij goedkeuring aanvullende PZ-financiering 2.2 Ontwerp / Werkwijze Opzet onderzoek De landbouwsector wordt aangemerkt als een belangrijke vervuiler van het oppervlaktewater. Het is daarom zaak dat de N- en P-belasting van het grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven verlaagd wordt. Het behalen van een voldoende ecologische kwaliteit van water in de kavelsloten heeft een iets lagere prioriteit, omdat de KRW vooralsnog uitsluitend gericht is op de grote wateren. Het onderzoek is gericht op de wijze van vaststellen van de chemische en ecologische waterkwaliteit en het bepalen van effectieve bedrijfsmaatregelen. In 2005 hebben we op twee veenweidebedrijven de bedrijfsgemiddelde concentratie N en P in het oppervlaktewater bepaald en vergeleken met de gemiddelde concentratie N en P in het omgevingswater. In 2006 richten we ons op het vaststellen van effectieve bedrijfsmaatregelen. Hiertoe willen we met metingen de variatie in waterkwaliteit tussen kavelsloten kwantificeren om vervolgens te zien of deze redelijkerwijs toegeschreven kunnen worden aan de situering van kavelsloten en de slootkarakteristiek. Onder situering van een sloot verstaan we bijvoorbeeld de ligging nabij een kavelpad, overschaduwing door bomen, de mate van doorstroming van het water. Met de karakteristiek van een sloot bedoelen we bijvoorbeeld de hoogte van het slootpeil ten opzichte van het maaiveld, de waterdiepte in de sloot, de helling van het talud en de wijze van slootkantbeheer en het slootonderhoud. De variatie in chemische en ecologische waterkwaliteit tussen sloten geeft naar verwachting aanknopingspunten voor effectgerichte maatregelen. Per bedrijf worden minimaal zes sloten geselecteerd waarvan de situering van de sloten en slootkarakteristiek sterk verschillend is. De verschillen in meetwaarden tussen sloten worden statistisch getoetst. Een beperking is dat de analyse geen informatie geeft over de werkelijke oorzaak van de verschillen of een verklaring voor de hoogte van meetwaarden. Aanvullend wordt de waterkwaliteit beoordeeld volgens de Doe-het-zelf-test om een algemeen beeld te krijgen van de waterkwaliteit en om ervaring met de test op te doen. Bij goedkeuring door het Productschap Zuivel van een aanvraag voor aanvullende financiering wordt het onderzoek uitgebreid met metingen op twee extra melkveebedrijven gelegen op een zand- en kleigrond. Deze uitbreiding van het onderzoek is gewenst omdat voor melkveebedrijven op zand- en kleigrond er mogelijk andere factoren meespelen in de beoordeling van de oppervlaktewaterkwaliteit en de bedrijfsmaatregelen anders uit kunnen pakken. Voor wat betreft de kennisoverdracht rondom KRW wordt met de uitbreiding van het onderzoek een veel bredere groep veehouders bereikt. Doe-het-zelf-test Kwalificeren slootkwaliteit op basis van de Doe-het-zelf-test van LTO. Met de test kunnen boeren de waterkwaliteit in grote lijn zelf beoordelen, zodat zij meer oog krijgen voor het milieu in kavelsloten en de invloed van verontreinigingen hierop. Voordat we in 2006 de test gaan gebruiken wordt het voorgelegd aan een aantal experts om de bruikbaarheid voor toetsing van de oppervlaktewaterkwaliteit aan de eisen van de KRW te verbeteren. Hiertoe wordt de test uitgebreid met een aantal parameters om de ecologische kwaliteit van het slootwater te kunnen bepalen. De test wordt tweemaal in het zomerhalfjaar uitgevoerd. Chemische waterkwaliteit De concentratie N en P in kavelsloten wordt gemeten volgens de meetstrategie van Alterra (Knotters et al., 2005). Per kavelsloot wordt een mengmonster geanalyseerd. Per bedrijf wordt op vijftien tijdstippen in het zomerhalfjaar (april tot en met september) een meting uitgevoerd. Per tijdstip wordt op ongeveer 50 meetpunten een watermonster genomen. Het tijdstip van meten en de plaats van de meetpunten wordt door middel van loting bepaald. De steekproef wordt opgezet door Alterra. Op Zegveld wordt door Alterra onderzoek gedaan naar het effect van bufferstroken. Gegevensuitwisseling tussen dit onderzoek en ons onderzoek is niet of slechts in beperkte mate mogelijk, omdat ruimtelijk het schaalniveau van het onderzoek en de wijze van bemonstering sterk verschilt. In het bufferstrokenonderzoek richt men zich op het proces van nutriëntenverliezen vanuit het perceel naar de sloot, terwijl wij ons richten op het effect van de situering en karakteristiek van de sloot op chemische en ecologische kwaliteit van de sloot. De onderzoeken zijn zodoende volledig complementair. 2.3 Communicatie/Rapportage Producten Verdere ontwikkeling en breed beschikbaar stellen van Doe-het-zelf-test Eindrapportage onderzoek 2005-2006 Praktijkartikel agrarisch vakblad Artikel H2O Kennisuitwisseling door middel van KRW-spelbijeenkomsten1 Brochure voor melkveehouders over de doe-het-zelf-test en de no-regret-maatregelen Kennisuitwisseling Om boeren kennis te laten maken met de KRW organiseert Stichting Reinwater in samenwerking met ASG spelbijeenkomsten, waarbij een concreet gebied onder de loop genomen wordt. Stichting Reinwater heeft een spel ontwikkeld waarmee de systematiek van de KRW en de maatregelen die mogelijk zijn op een aansprekende manier inzichtelijk gemaakt worden. Bij voorkeur worden alle directbetrokkenen uit het gekozen gebied in de spelbijeenkomsten betrokken. Vooral boeren, natuurbeheerders, gemeenten en waterschappen spelen een belangrijke rol. Het proces om gezamenlijk voor een specifiek gebied tot de noodzakelijke maatregelen te komen staat centraal. De KRW –spelbijeenkomsten maken deel uit van het projectonderdeel ‘Kennisuitwisseling’ dat getrokken wordt door Stichting Reinwater (zie Beheersplan). ASG levert hier een bijdrage aan. 1 3. Beheersplan 3.1 Organisatie/samenwerking Nieuwe opgave vraagt om nieuwe samenwerking Stichting Reinwater heeft veel kennis over de Kaderrichtlijn Water, maar weinig over de effecten die de richtlijn zal hebben op de bedrijfsvoering van melkveebedrijven. ASG heeft juist behoefte aan meer kennis over de KRW en de waterkwaliteit en aquatische ecologie in het algemeen. Zij heeft echter wel heel veel technische en economische kennis over de bedrijfsvoering van melkveebedrijven. Doordat beide organisaties inzien dat het noodzakelijk is dat zo snel mogelijk duidelijkheid komt in de maatregelen die melkveebedrijven moeten nemen, hebben zij gezamenlijk dit project opgezet. Met deze vernieuwende samenwerking tussen een milieuorganisatie en een agrarisch onderzoeksinstituut geven twee van oudsher tegenover elkaar staande werelden elkaar de hand om een gezamenlijk doel te bereiken: een duurzaam milieu en een duurzame toekomst voor de melkveesector. Stichting Reinwater en het ASG praktijkonderzoek willen zo gezamenlijk een constructieve bijdrage leveren aan de uitvoering van de KRW. Het project is opgesplitst in twee delen, namelijk 1) kennisuitwisseling en 2) onderzoek. Dit is gedaan omdat zo het beste wordt aangesloten bij de expertise van de samenwerkingspartners Stichting Reinwater en ASG en omdat zo de financiële verantwoordelijkheid tegenover verschillende financiers inzichtelijk gehouden wordt. Doelstellingen Gehele project: Het vergroten van de kennis bij melkveehouders, beleidsmakers en waterbeheerders over de effecten van de Kaderrichtlijn Water op de agrarische bedrijfsvoering en het uitwisselen van deze kennis met andere betrekkonen bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Onderzoeksdeel: Bepalen van effectieve (no-regret) bedrijfsmaatregelen die bijdragen aan een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit op melkveebedrijven. Kennisuitwisselingdeel: Het bevorderen van de kennisuitwisseling over de uitvoerbaarheid van de KRW tussen boeren, waterbeheerders, de rijksoverheid, waterbeheerders en landbouw-, natuur- en milieuorganisaties Projectorganisatie Stichting Reinwater voert de algehele projectleiding en is verantwoordelijk voor het deel kennisuitwisseling. ASG is verantwoordelijk voor het onderzoeksgedeelte. Projectleider: Projectgroep: Remko Rosenboom, beleidsmedewerker Stichting Reinwater Stichting Reinwater en ASG Praktijkonderzoek Begeleidingsgroep: Douwe Jonkers (Ministerie van VROM) en Ruud Theunissen (RIZA) Samenwerking Stichting Reinwater In 2005 organiseerde Stichting Reinwater in samenwerking met ASG een aantal spelbijeenkomsten o.a. op de praktijkcentra Aver Heino, Zegveld en Nij Bosma Zathe. Dit heeft inmiddels een enorme spin-off gegenereerd: naar aanleiding van de workshops op de praktijkcentra werd het spel door tal van partijen aangevraagd. In 2006 wordt het spel in veel regio´s gebruikt bij de opstart van het gebiedsprocessen die in 2009 moeten leiden tot breed gedragen doelstellingen en maatregelpakketten voor de KRW. In vrijwel alle regio´s is ook de landbouw vertegenwoordigd in de deelnemersgroep. Uit de evaluatie van 2005 bleek dat de spelbenadering heel geschikt is om betrokken partijen in de regio´s te activeren en de kennis over de inhoud en betekenis van de KRW door te laten stromen naar de landbouwpraktijk en andere gebiedspartijen. Alterra De vraag naar een wetenschappelijke methode om de waterkwaliteit te bepalen bleek ook bij Alterra te bestaan en dit is voor Alterra de aanzet geweest tot het ontwikkelen van een meetstrategie. Deze meetstrategie is vervolgens gebruikt voor de projecten 'Boeren met KRW' en 'Monitoring grond- en oppervlaktekwaliteit op het melkveebedrijf van de familie Spruit'. In nauwe samenwerking tussen Alterra en ASG is de meting voor beide bedrijven op dezelfde wijze uitgevoerd, zodat de resultaten van beide locaties vergeleken kunnen worden. Een vergelijking tussen deze bedrijven is interessant omdat ze in dezelfde polder liggen en omdat het graslandbeheer en het beheer van de sloten erg verschillend is. Dit geeft aanknopingspunten voor het vaststellen van effectieve maatregelen om de slootwaterkwaliteit te verbeteren. LTO-Noord Om op een praktische wijze een indruk te krijgen van de oppervlaktewaterkwaliteit hebben we gebruik gemaakt van de Doe-het-zelf-test van LTO-Noord waarmee een eerste indruk wordt verkregen van de geschiktheid van slootwater voor het drenken van vee. Deze test is in 2000 ontwikkeld door LTO-Noord naar aanleiding van het toenmalige landelijke Actieprogramma Waterkwaliteit & Diergezondheid. De test is ingezet op het bedrijf Spruit en de praktijkcentra Zegveld, Aver Heino en Nij Bosma Zathe. 3.2 Tijdschema en voortgangscontrole Activiteiten 2006 jan feb mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec 2007 jan febr Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5 Fase 6 Fase 7 3.3 Kosten 3.3.1 Personele kosten Deelproject HBO Uren WO SWO Totaal 1) Tarief /uur Fase 1 16 12 Fase 2 8 48 Fase 3 456 120 Fase 4 64 32 Fase 5 16 70 Fase 6 8 100 8 Fase 7 8 70 8 Totaal 576 452 16 1) Gewogen gemiddelde tarief LNV en PZ 28 56 576 96 86 108 28 1028 3.3.2 Materiële kosten Type materiële kosten Reiskosten Alterra - steekproefopzet Praktijkcentra Brochure Rapportage Chemische analyses (€) 5.200 9.500 1.601 4.100 400 6.400 HBO € 66,1057 528 30113 4226 1057 528 528 38038 Kosten (€) WO SWO Totaal € 86 € 108 1032 2089 4128 4656 10320 40433 2752 6978 6020 7077 8600 864 9992 6020 864 7412 38872 1728 78638 Aanschaffingen 892 28.093 Totaal 3.3.3 Projectgebonden kosten totaal Type kosten Personele kosten Materiële kosten Onvoorzien Totaal (excl. BTW) (€) 78.638 28.093 3.269 110.000 3.3.4 Financiering Financier LNV PZ (aanvraag) Totaal (€) 2006 85.000,20.000,105.000,- 2007 5.000,5.000,-