N KO Pareltjes van partnerschap Goede praktijkvoorbeelden in het voortgezet onderwijs n e d e r l a n d s e k at h o l i e k e v ePArReE LTJ n EiSgVAi n gRTva d e1r s N PA N E R Sn C H Ao Pu N KO Pareltjes van partnerschap Goede praktijkvoorbeelden in het voortgezet onderwijs inhoud inleiding 3 praktijkvoorbeelden 1 2 3 4 5 6 7 8 De overgang De intake De intake ii Inloopuur Ouderuur Klassenouders Ouderpanels Klankboordgroepen 9 13 15 19 22 25 29 33 Handige informatie 35 © nko, mei 2007 samenstelling Arie van Rooijen m.m.v. Jan Simons, Peter Zunneberg 2 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P Dit boekje is bedoeld voor schoolleiders in het voortgezet onderwijs. Ook ouder- en medezeggenschapsraden kunnen er hun voordeel mee doen, als zij op zoek zijn naar andere manieren om de ouderbetrokkenheid op hun school invulling te geven. (Educatief) partnerschap is gebaseerd op de overtuiging dat ouders en school een gezamenlijk belang hebben als het gaat om de opvoeding van kinderen. Beide partners willen namelijk zorgen voor optimale omstandigheden om de ontwikkeling van de kinderen zo goed mogelijk te laten verlopen. Samenwerken zonder dialoog is echter onmogelijk. Zoals het ook onmogelijk is dat ouders door de school partners worden genoemd, zonder dat zij daar iets van te merken. Partnerschap is een grondhouding, die in de dagelijkse praktijk blijkt uit de manier waarop de school en de ouders met elkaar omgaan. Zo nemen partners elkaar serieus en respecteren elkaar, ook al komen hun opvattingen niet helemaal overeen. Ze zien elkaar als gelijkwaardige betrokkenen, maar dit wil niet zeggen dat hun betrokkenheid ‘gelijk’ is. Immers de emotionele betrokkenheid van ouders bij hun kind verschilt van de professionele betrokkenheid van leraren. Ook de opvattingen en verwachtingen van ouders en leraren over wat goed is voor de kinderen kunnen verschillen. Dat neemt echter niet weg dat de grondhouding er een is van respect voor elkaars mening. Mede vanuit het besef dat je als opvoeders samen meer kunt bereiken dan in je eentje 1. Misverstanden kunnen worden voorkomen als beide partners een duidelijk beeld hebben van wie verantwoordelijk is voor wat. Ouders zijn eindverantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Een groot deel van die opvoeding vindt echter op school plaats. Daarvoor, en voor de kwaliteit van dat opvoedingsproces, is de school verantwoordelijk. Voor ouders is het daarom zinvol om te weten hoe de school met kinderen omgaat, wat de school belangrijk vindt en wat niet. Met andere woorden, waar gaat en staat de school voor? Hoe denkt de school over omgangsvormen? Wat kan wel en wat niet? En wat verwacht de school eigenlijk van de andere partner gedurende de tijd dat het kind op school zit? Staat daarover iets op papier? Omgekeerd is het voor de school als partner in de opvoeding, ook nodig om te weten wat ouders belangrijk vinden voor de ontwikkeling van hun kind. Hoe zien ouders hun kind? Welke verwachtingen hebben zij van de school? Hoe gaan zij zelf thuis met hun kind om? Dit contact begint op het moment dat een kind naar een basisschool of naar een school voor voortgezet onderwijs gaat. Ouders maken hem dan al respectievelijk vier en twaalf jaar mee. De school ziet het kind op dat moment voor het eerst. PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 3 Het is niet alleen zinvol dat de ouders en de school van meet af aan goed contact krijgen met elkaar, maar ook dat het contact door de jaren heen wordt onderhouden. Dat gaat niet vanzelf. Aanvankelijk zijn de ouders en de school ook geen partners. Als ouders een school zoeken voor hun kind, stellen ze zich op als kritische consumenten. Is de keuze eenmaal gemaakt dan is er ruimte om, in het belang van de ontwikkeling van het kind, de partnerrol op zich te nemen. Zij worden dus geleidelijk aan partner van de school en blijven dat gedurende de periode dat hun kind op school zit. Tijdens die periode leren ouders en school elkaar wel steeds beter kennen, omdat ze merken dat hun samenwerking gericht is op een zo goed mogelijke ontwikkeling van de kinderen. Kernwoorden in deze samenwerking zijn dan ook: vertrouwen, dialoog en respect voor elkaar. Uiteraard komt er in de schoolloopbaan van de kinderen in het voortgezet onderwijs een moment waarop zij zelf meer verantwoordelijkheid (kunnen) dragen en voor de school eerder het aanspreekpunt zijn dan hun ouders. Daarmee verandert echter niet de betrokkenheid van de ouders. Wel zal de wijze, waarop de contacten met de school tot dan toe zijn verlopen, kunnen veranderen. De verschillende vormen van partnerschap die in deze brochure worden beschreven, zijn te plaatsen in respectievelijk een voor-, hoofd- of na- traject. Schema 1 biedt een handig referentiekader voor de plaats die een bepaalde activiteit inneemt in de schoolloopbaan van zowel kind als ouders. Schema 2 kan worden gebruikt om allerlei vormen van wederzijdse betrokkenheid te plaatsen, zowel vanuit het perspectief van de ouders (cel 1 t/m 8) en als vanuit het perspectief van de school (cel 9 t/m 12). Die wederzijdse betrokkenheid komt tot uiting in activiteiten die zijn gericht op respectievelijk meeleven, meehelpen, meedenken of meebeslissen. Het spreekt voor zich dat ouders zich allereerst en vooral betrokken voelen bij hun eigen kind (cel 1 t/m 4). Hoezeer scholen ook de inzet van ouders kunnen gebruiken (cel 6), al is dat in het voortgezet onderwijs minder het geval dan in het basisonderwijs, en hoe belangrijk medezeggenschap van ouders ook is (cel 7 en 8), de betrokkenheid van ouders begint altijd bij de ontwikkeling en het welbevinden van het eigen kind. Afstemming tussen de respectievelijke opvoedingsmilieus (thuis en school) is daarvoor noodzakelijk. Op de vraag naar de stand van zaken met betrekking tot de ouderbetrokkenheid wijzen scholen veelal naar de tweede lijn (cel 5 t/m 8). Er is een actieve ouderraad, er zijn veel hulpouders, er zitten ouders in de medezeggenschapsraad en er wordt een ouderpanel/ klankbordgroep georga- Schema 1: Het traject dat ouders en school samen lopen Entree j Voortraject: Informatie vooraf, kennismaking, intake, inschrijving Gezamenlijk belang centraal Gericht op doelen van partnerschap Hoofdtraject Introductie van ouders, voortgangsgesprekken, kwaliteitszorg en vormen van wederzijds meeleven, meehelpen, meedenken en meebeslissen 4 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P Exit j Natraject: overgang en exitgesprek PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 5 Schema 2: Vormen van wederzijdse betrokkenheid meeleven meehelpen meedenken meebeslissen Ouders richting eigen kind als leerling 1 2 3 4 Ouders richting groep of school als geheel 5 6 7 8 School richting ouders 9 10 11 (12) niseerd. Natuurlijk is dat iets om trots op te zijn, maar als wordt doorgevraagd naar de individuele ouderbetrokkenheid bij het leren en de ontwikkeling van het eigen kind (de eerste lijn), dan blijken er grote verschillen tussen ouders te zijn. Niet alle ouders bijvoorbeeld komen naar school om over de ontwikkeling of vorderingen van hun kind te praten. Of om geïnformeerd te worden over de keuze van sectoren of profielen (VO) en wat de consequenties daarvan zijn. Juist omdat de ouders zo verschillen, zal het nodig zijn met verschillende activiteiten op die verschillen van ouders in te spelen. Ouders die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen en die geen natuurlijke betrokkenheid bij de school kennen vanuit hun thuiscultuur, zullen met andere activiteiten benaderd moeten worden dan ouders die de beide aspecten wel in zich hebben. Een belemmering is natuurlijk de taal. Daarom kan zowel bij de intake, bij huisbezoek of bij een rapportbespreking het beste een familielid of een zoon of dochter, die al op school zit, of een schoolcontactouder met dezelfde etnische achtergrond, als tolk fungeren. Er is dus niet één aanbod voor alle ouders. Het kan gaan om meerdere activiteiten voor meerdere doelgroepen ouders. Eén van de directeuren zegt dat zij op haar school uitgaat van verschillen tussen de ouders. Daarom biedt haar school verschillende soorten activiteiten (uit alle cellen van schema 2) aan, zodat in principe alle ouders kunnen participeren. Er zijn immers ouders die alleen willen meeleven met hun kind, een basishouding die de 6 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P school van elke ouder mag verwachten. Deze ouders zullen bijvoorbeeld een inloopochtend wel op prijs stellen, maar niet in de ouderraad willen. Er zijn ook ouders, zij het minder, die willen meehelpen in de klas of op school of willen meedenken in een klankbordgroep, ouderpanel of medezeggenschapsraad. Het zij zo, zoveel ouders zoveel zinnen. Waar het om gaat, is dat de school die ouderbetrokkenheid actief aanboort, vanuit de grondhouding dat je samen meer kunt bereiken dan in je eentje. Uiteindelijk gaat het daarbij om de ontwikkeling van de kinderen. Desalniettemin kost het scholen soms veel moeite om die betrokkenheid op de eerste lijn te realiseren. In het ongunstigste geval leggen ze zich er bij neer en investeren vooral in zaken die met de tweede lijn te maken hebben (ouder- en medezeggenschapsraad, ouderpanel, klankbordgroepen). Maar bij partnerschap gaat het in eerste instantie juist om betrokkenheid bij het eigen kind (eerste lijn). Wil de school die partnerschap realiseren dan zal zij het initiatief moeten nemen en zich vanuit de derde lijn direct tot de ouders moeten wenden (cel 9 t/m 12). Zo kan aan het begin van de schoolloopbaan een goed intake gesprek ervoor zorgen dat er informatie en opvattingen tussen school en ouders worden uitgewisseld. Verderop in de schoolloopbaan biedt bijvoorbeeld huisbezoek (cel 9 en cel 11) de mogelijkheid om kennis te maken met het thuismilieu en de opvattingen over opvoeden van de ouders. Tevens kunnen de ouders worden aangemoedigd de school van hun kind te bezoeken. Ook het ver- plicht afhalen van het rapport tijdens de rapportbespreking is zo’n activiteit (cel 9), waarmee de school aan de ouders duidelijk maakt hun aanwezigheid op school zeer op prijs te stellen. Het oppakken of uitvoeren van een activiteit wil overigens niet zeggen dat het altijd honderd procent goed verloopt. Soms is het bijvoorbeeld in bepaalde klassen moeilijk om contactouders te vinden. Dat is een teleurstelling, maar desondanks hoeft het geen belemmering te zijn voor het goed functioneren van contactouders in andere klassen. In de samenwerking met ouders moet telkens opnieuw geïnvesteerd worden. Een relatie, en de relatie met ouders is niet anders, moet onderhouden worden. Dat zal ook blijken uit de verhalen in dit boekje. Het idee is zowel eenvoudig als doeltreffend: begin gewoon met de ouders die willen en kunnen, en die u kunt bereiken. en inloopuren zijn activiteiten, die vanuit het perspectief van de ouders gericht zijn op het meeleven en meedenken over de ontwikkeling van het kind (de cellen 1 en 3). Vanuit de school gezien zijn deze activiteiten bedoeld om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun kinderen. Daarbij stellen scholen zich ook ten doel om een zekere mate van afstemming tot stand te brengen met de thuissituatie of om daadwerkelijk zicht te krijgen op de thuissituatie (met name bij huisbezoek). Het gaat dus om meeleven en meedenken van de school met de ouders, mede met de intentie hen te stimuleren hun kind thuis te ondersteunen. Daarom zijn deze activiteiten te plaatsen in de cellen 9 t/m 11. • Klassenouders is een activiteit die is te plaatsen in de cellen 5 t/m 7. • Ouderpanels en klankbordgroepen zijn te plaatsen in cel 7, gericht op het meedenken van ouders. Hoe pakt u dat aan? In dit boekje vindt u goede praktijkvoorbeelden uit het voortgezet onderwijs die in één van de cellen van schema 2 zijn onder te brengen. • De intake is een activiteit uit het voortraject (schema 1).Vanuit de ouders gezien gaat het om meeleven, thuis meehelpen en meedenken met betrekking tot het kind als leerling vanuit de cellen 1 t/m 4 (hoewel meebeslissen vaak alleen bij het aanpakken van leerproblemen aan de orde is). Vanuit de school gezien kan de intake benut worden om een basis te leggen onder het meeleven en meedenken met ouders en kinderen in de thuissituatie (de cellen 9 en 11). Een goed intakegesprek verschaft de school immers een eerste indruk van de thuissituatie. • Vervolggesprekken, huisbezoek, het ouderuur Tot slot wijzen we erop dat deze goede praktijkvoorbeelden, de pareltjes van partnerschap in het voortgezet onderwijs, niet allemaal perfecte pareltjes zijn. Elke school is tenslotte een lerende organisatie en schoolontwikkeling is een vóórtdurend proces. Zo wordt het pareltje van de intake in het voortgezet onderwijs op basis van de evaluatie van de eerste keer verder gepolijst. Maar hoe dan ook, het zijn allemaal pareltjes die navolging verdienen en misschien wel op uw school!?! Wilt u meer informatie of ondersteuning bij de versterking van het contact school – ouders, neem dan contact met ons op. De NKO heeft veel expertise op dit terrein, zowel in het basis- als het voortgezet onderwijs. Voor meer informatie kunt u bellen of mailen met: Arie van Rooijen (070-3282882) of rooyenaAnko.nl. 1 Uitgebreidere informatie over het educatief partnerschap van school en ouders, alsmede over de wijze waarop u dat samen met de ouders vorm kunt geven vindt u in een nieuwe brochure van NKO en KPC Groep. De brochure kunt u downloaden van de website van de NKO (www.nko.nl). Beek, Suzanne, Arie van Rooijen & Cees de Wit (2007): ‘Samen kun je meer dan alleen. Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs’. PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 7 ‘De Citoscores begonnen bij ons in de regio 1 zo’n dominante rol te spelen bij de toelating tot het voortgezet onderwijs’, zegt Martin van de Ven, brugklas- en zorgcoördinator aan de VWO-, HAVOen VMBO-t-locatie van het Dr. Knippenbergcollege te Helmond, ‘dat we in het samenwerkingsverband vorig jaar hebben afgesproken om een nieuwe toelatingsregeling te maken. Onder zijn voorzitterschap ging een werkgroep met vertegenwoordigers uit het (speciaal) basisonderwijs en het voortgezet onderwijs uit de regio aan de slag. Nu ligt er een heldere procedure en rapporteert elke basisschool op dezelfde manier over de leerling aan het voortgezet onderwijs. Maar hoe gaat het dan verder? 1. De overgang leerling centraal in overgang naar het voortgezet onderwijs ‘In Helmond hanteerden de scholen voor de toelating tot bijvoorbeeld VMBO-t een Citoscore van 530, maar in andere gemeenten gold een norm van 532. Zo creëer je natuurlijk ongelijkheid en misverstanden. Het was dus hoog tijd om eens met elkaar te gaan praten over een voor iedere school geldende, toelatingsregeling.’ aanvullend ‘We zijn begonnen met het formuleren van uitgangspunten (zie kader) waaraan de nieuwe regeling moest voldoen.’ vervolgt Martin. ‘Dan kan steeds worden getoetst of bepaalde stappen wel conform de afspraken zijn. Voorheen waren er basisscholen die aan kinderen bijvoorbeeld het advies VMBO-V gaven. Dat bestaat landelijk niet, maar stond hier in de regio voor ‘vakgericht’. De school voor voortgezet onderwijs moest daarna zelf bepalen of zo’n leerling in aanmerking kwam voor de basis- of voor de kaderberoepsgerichte leerweg. Maar op basis van een leerlingvolgsysteem en ervaringen van de leerkrachten door de jaren heen moet een basisschool in groep 8 toch kunnen zeggen voor welke richting een leerling geschikt is. Twijfelgevallen natuurlijk daargelaten. Daarom hebben wij gezegd dat er een eenduidige terminologie moet komen. We hebben nu een Adviesformulier/verkort onder- 8 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P wijskundig rapport dat door elke basisschool wordt gebruikt. Daarin staan de standaardgegevens van de leerling. Dit rapport kan aangevuld worden met bijlagen, als de Citotoets of een andere intelligentietoets, een dyslexieverklaring, een indicatieonderzoek, een rapportage remediale hulp of een rapport van het Centrum Begaafdheidsonderzoek. Alle scholen voor voortgezet onderwijs gaan primair uit van het schooladvies, op basis van het leerlingvolgsysteem, en de (Cito)toetsgegevens zijn aanvullend.’ ‘warme’ overdracht ‘We zijn nu binnen het samenwerkingsverband bezig de gegevens te digitaliseren, zodat de overdracht nog gemakkelijker zal gaan. Dan kun je ook de leerlingvolgsystemen koppelen. ‘Bij ons op school hebben de mentoren toegang tot alle gegevens van hun eigen klas, en de afdelingscoördinator tot alle gegevens van leerlingen van de eigen afdeling. De zorgcoördinator en de directieleden hebben toegang tot alle gegevens uit het leerlingvolgsysteem van alle leerlingen uit het leerlingvolgsysteem. De vakdocenten hebben toegang tot de leerlingvolgsystemen van de klassen waarin zij lesgeven en zij kunnen niet in het vertrouwelijke gedeelte. Wel krijgen zij van mij aan het begin van het schooljaar de leer- PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 9 lingenlijst met daarop aangetekend met welke specifieke zaken per leerling zij in de klas rekening moeten houden. Dan gaat het bijvoorbeeld om dyslexie en andere specifieke leerbehoeften. Bij elke leerling is er sprake van een ‘warme’ overdracht. Als het om één leerling van een basisschool buiten de regio gaat, handel ik het telefonisch af. Meestal komen de leerlingen echter van een vast aantal basisscholen en dan maak ik een afspraak voor een intakegesprek met de leerkracht van groep 8. Dat gebeurt in de periode april t/m juni. Per leerling bekijken we alle gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Ook wordt nog aanvullende informatie besproken. Leerlingen met een advies HAVO/VWO én die het goed doen, zijn meestal geen bespreekgevallen. Maar bij leerlingen die bij het leren problemen ondervinden, zijn vragen van belang als “Waar liepen jullie tegenaan?”en “Zijn er specifieke aandachtspunten?”. Ook is het zinvol om informatie te krijgen over bijvoorbeeld ouders die gescheiden zijn en niet op één lijn zitten als het over hun kind gaat. Dat soort informatie is belangrijk om bij de eerste gesprekken in het voorgezet onderwijs meer afstemming met de ouders te krijgen in het belang van hun eigen kind.’ en eventuele medische gegevens ook belangrijke mededelingen door de ouders over hun kind te staan. Wij zien ouders als partners van de school bij de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. In het gesprek kunnen de ouders aangeven wat zij belangrijk vinden bij de begeleiding van hun kind en waar de school op moet letten. Vervolgens krijgen de ouders van ons eind maart bericht over de toelating. In juni komen alle leerlingen een middag op school voor een nadere kennismaking. Zij ontvangen dan informatie die van belang is voor de start van het schooljaar. Eind oktober vindt er door de mentoren een vervolggesprek met de ouders plaats naar aanleiding van de resultaten van de Schoolbelevings Vragenlijst, die de leerlingen hebben ingevuld. Dan weten we, vanuit het perspectief van de leerling, hoe hij in zijn vel zit, wat zijn opvattingen over het leren zijn, wat zijn ambities zijn en in welke mate hij in staat is om op zichzelf te reflecteren. Tezamen met de gegevens uit de aanmeldingsperiode en de ervaring die wij zelf en de ouders ondertussen hebben opgedaan over de eerste schoolperiode ligt er dan voldoende informatie op tafel voor een goed gesprek over de ontwikkeling van de leerlingen. In november is er dan nog een 10-minutengesprek over het eerste rapport.’ ouders en leerlingen We hebben net de aanmeldingsweek achter de rug. Met alle ouders vullen wij het aanmeld formulier in. Daarop komen naast de persoons- ouders en zorgleerlingen ‘Als zorgcoördinator praat ik, voorafgaand aan de aanmelding, vaak al met ouders, van wie de • Ieder kind moet op een passende opleiding starten. • De toelatingsprocedure moet bruikbaar zijn voor alle scholen voor voortgezet onderwijs in de regio. • Er moet een eenduidige terminologie gehanteerd worden voor wat betreft schooltypen en adviezen. • Het advies van de basisschool weegt het zwaarst, omdat daarin het hele profiel van het kind zit. Het gewicht van de Citotoets (of een andere intelligentietoets) moet verminderen. • Alle kinderen krijgen een (verkort) onderwijskundig rapport. Voor VMBO-t, HAVO en VWO is een intelligentietoets, als tweede gegeven, vereist. • Het primair onderwijs is verantwoordelijk voor het samenstellen van het advies, het voortgezet onderwijs is verantwoordelijk voor de toelating. kinderen extra zorg nodig hebben. Deze ouders bellen meestal in een vroeg stadium omdat ze zich zorgen maken over het toekomstige functioneren van hun kind op de school. Ik nodig ze meteen uit voor een gesprek. Daarin komen vragen aan de orde als “Wat voor een kind is het?”, “Waar heeft hij behoefte aan?”, “Hoe is er op de basisschool met zijn dyslexie omgegaan?”, “Waarin loopt hij vast?”, “Wat heeft u thuis gedaan?’ en “Wat verwacht u van ons op dit punt?”. Ouders met zorgleerlingen die niet van tevoren bellen, worden na de aan1 10 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P melding uitgenodigd voor een gesprek. Soms is er twijfel over de benodigde capaciteiten van een leerling. Als uit het contact met de basisschool en de ouders blijkt dat zijn motivatie hoog is, gaan we dikwijls toch over tot plaatsing. We houden samen met de ouders wel goed de vinger aan de pols en rond Pasen maken we de definitieve balans op. In een enkel geval leidt dat tot doorplaatsing naar VMBO-kaderberoepsgericht op een andere locatie van de OMO-scholengroep Helmond.’ De regio bestaat uit de plaatsen Asten, Someren, Deurne, Helmond, Gemert/Bakel en Laarbeek. PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 11 ‘Als je een persoonlijke school wilt zijn, die er toe doet... als je de lijn school – ouders kort wilt houden... als je over en weer vertrouwen wilt scheppen... dan is op deze manier de intake organiseren een goede concretisering van het partnerschap van school en ouders’. We spreken met Els Wieser, mentor op het Parkcollege de Grundel in Hengelo. 2. De intake de intake: een goed begin is het halve werk! ‘De eigenlijke aanleiding om de intake op een andere manier te organiseren was de start van de nieuwe leerweg VMBO-T/HAVO (leerweg T/H) in de brugperiode 1. Daarin zitten leerlingen die het in zich hebben om door te groeien naar HAVO. Het is zinvol om deze leerlingen op tijd in kaart te brengen. Tot nu toe duurde het tot de herfstvakantie voordat wij een goed beeld van onze nieuwe leerlingen hadden. Afgezien van de eerste kennismaking spraken we de ouders pas voor het eerst bij het eerste rapport na de herfstvakantie. Dat is niet effectief, temeer omdat de ouders zeker in het begin de leerlingen veel beter kennen dan wij. Van hun kennis moeten wij beter gebruik maken.’ wij onder meer dat zij op tijd komen, hun spullen (boeken, schriften, etui) in orde hebben, een actieve werkhouding hebben zowel thuis als in de klas en actief de studiewijzers volgen. Ouders kunnen helpen door geïnteresseerd te zijn in het leren van hun kind, betrokken te zijn bij de school (bezoek voorlichtingsavond, ouderavond), zorg dragen voor de aanwezigheid van de juiste schoolspullen, het stimuleren van hun kind, zorgen voor voldoende slaap, gezonde voeding en het tijdig inschakelen van de mentor in geval van problemen. Het gaat eigenlijk om het vastleggen van verwachtingen die we van elkaar hebben voor het komende schooljaar. Het is geen contract, het gaat erom dat je vertrouwen krijgt in elkaar.’ intakeformulier ‘Daarom hebben we een nieuw intakeformulier ontworpen met drie hoofdcategorieën, te weten “Wie ben je?”, “Wat wil je?” en “Hoe proberen we het doel te bereiken?” (zie het kader voor een verdere onderverdeling). Het gaat om vragen over de leerling, aan de leerling en aan de ouders. Bij persoonsgegevens gaat het om resultaten en specifieke leerlingkenmerken die bekend zijn uit het basisonderwijs. Daarnaast kunnen leerlingen zelf aangeven waar zij goed in zijn of wat minder gaat. Ook kunnen ze aangeven wat ze graag willen worden en waarom. Als aanbod van de school is vermeld dat wij extra les in Nederlands, Engels en wiskunde bieden, alsmede mentoraat en toetsing van de vakken op twee niveaus (respectievelijk op T- en op H-niveau). Van de leerlingen verwachten 12 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P indeling intakeformulier Wie ben je? - Persoonsgegevens - Waar ben je goed in? Waar heb je hulp bij nodig? - Waar ligt je belangstelling? Wat zijn je hobby’s? Wat wil je? - Wat zijn je ambities? - Wat is je motivatie? - Hoe proberen we het doel te bereiken? - Wat kan de school bieden? - Wat verwacht de school van de leerling? Hoe kunnen ouders/verzorgers helpen? - Algemene opmerkingen PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 13 specifieke kwaliteiten ‘Tot slot vragen wij de ouders nog over welke specifieke kwaliteiten zij beschikken, waar de school bij gelegenheid gebruik van mag maken. Stel dat er een ouder bij zit die goed kan organiseren, dan zullen wij daar zeker een beroep op doen als er eens een groot evenement georganiseerd moet worden. Eén ouder heeft bijvoorbeeld aangegeven dat hij met zijn vervoersbedrijf best wil inspringen als we eens iets groots willen vervoeren. Dat houden wij in ons achterhoofd. Je weet maar nooit!’ Bij allochtone ouders komt het soms voor dat de ouders geen Nederlands spreken. In dat geval komt er een volwassen familielid of een broertje of zusje, dat al in het voortgezet onderwijs zit, mee als tolk. Op die manier kan het intakegesprek toch gevoerd worden.’ kennismaking ‘De intakegesprekken van één klas worden gehouden door twee mentoren. Ik ben, evenals mijn collega, voor dertien leerlingen de persoonlijke mentor. Wij hebben ervaren dat de ouders zeer positief reageerden. Variërend van “Wat fijn dat we ons verhaal kwijt kunnen” tot “Wat prettig om nu al kennis te maken met de mentor”. Ook voor ons is het prettig om alvast kennis te maken met de ouders. Je merkt dan hoe ouders op hun kind reageren en hoe ze aankijken tegen zijn ontwikkeling. Sommige ouders zeggen tegen je: “U moet eruit proberen te halen wat er in zit”. Er zijn echter ook ouders die je vertellen dat hun kind natuurlijk wel zijn best moet doen, maar dat het er hun vooral om gaat dat hun kind goed in zijn vel zit en het naar zijn zin heeft op school. Voor ons is dat belangrijke informatie, want dan weet je ook hoe ouders thuis op hun kind reageren. De ouders krijgen geen kopie van het intakeformulier mee naar huis. Dat hebben we tevoren ook niet overwogen. Tijdens het intakegesprek hebben ze kennis genomen van wat er op het formulier is ingevuld. Bij elk vervolggesprek komt 1 Ook in de kaderberoepsgerichte leerweg. 14 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P dit intakeformulier op tafel, zodat de gegevens betrokken kunnen worden bij de bespreking. Ook hebben de ouders tussentijds de mogelijkheid om het formulier in te zien.’ In de eerste bijdrage schreven we over de nieuwe aanpak van de intake bij de nieuwe leerweg VMBO-t/HAVO (leerweg T/H) van het Parkcollege de Grundel te Hengelo. In dit artikel vertelt Mayke Weerdenburg-Clément, teamleider theoretische stroom, over vervolgactiviteiten en over de bijstelling van het intakeformulier op basis van evaluatie-activiteiten. leerlingvolgsysteem Van de relevante punten uit de intakegesprekken maken de mentoren per leerling een overzicht voor de docenten. Dat beslaat twee A-4-tjes. Daardoor is iedereen op de hoogte van specifieke kenmerken van de leerlingen waarmee rekening kan of moet worden gehouden. Elke docent houdt vervolgens het leerlingvolgsysteem voor zijn eigen vak bij. ‘We zijn bezig dat te automatiseren, zodat ik in één oogopslag kan zien hoe een leerling er voor staat. Op de rapportenvergadering kan ik, mede op basis van gegevens van de intake, iets zeggen over de achtergrond van de leerlingen. Op die manier krijgt iedere docent een vollediger beeld van de leerling. Zoals gezegd, vormen de gegevens uit het intakegesprek bij de eerste rapportbespreking met de ouders mede een aanknopingspunt. De mentoren hebben ondertussen ervaring opgedaan met de leerling en dat biedt een zinvolle basis voor een gesprek over de wijze waarop hij zich ontwikkelt.’ goede weg ‘In de loop van dit schooljaar zullen we het intakeformulier, op basis van de opgedane ervaringen én op basis van de opmerkingen van collega’s en anderen, nog eens kritisch tegen het licht houden. Zo is het ons nu al duidelijk dat de verwachtingen van ouders over de ontwikkeling van hun kind, alsmede hun verwachtingen over de bijdrage van de school daaraan, expliciet in het intakeformulier een plek moeten krijgen. We zijn dit schooljaar voor het eerst met de vernieuwde intake begonnen. We weten dat we op de goede weg zijn, maar óók dat het nog beter kan.’ Voor meer informatie: [email protected] of [email protected] 3. De intake ii vervolgactiviteiten en evaluatie ‘Het is onze doelstelling om twintig procent van de T/H-leerlingen te laten doorstromen naar de HAVO’, stelt Mayke. ‘Dit proberen we onder andere te realiseren door de vakken Nederlands, Engels en wiskunde één uur extra aan te bieden. Bovendien worden deze vakken zowel op TLniveau als op HAVO-niveau aangeboden en getoetst, terwijl de andere vakken op TL –niveau worden gegeven. Voor deze drie vakken komen er ook twee cijfers op het rapport, een T-cijfer en een Havo-cijfer. Om leerlingen vroegtijdig in beeld te krijgen, zijn we begonnen met intakegesprekken. Het intakegesprek vindt vóór de zomervakantie plaats tussen leerling, ouders en mentor. Het gaat om een eerste kennismaking, het over en weer vertrouwen scheppen en het uitspreken van verwachtingen. Een goed gesprek duurt zo’n half uur à drie kwartier. Een probleem waar we tegenaan liepen was dat beide ouders werken. Hoewel het niet onze voorkeur heeft, kon daardoor in sommige gevallen het intakegesprek pas na de zomervakantie plaatsvinden.’ vroegtijdige kennismaking ‘Tijdens het intakegesprek krijgen we een beeld van de ouders en van de leerling. Voor elke mentor is het prettig vroegtijdig te weten wie er in de klas zitten, wie hun ouders zijn en wat hun verwachtingen zijn. En dan bedoel ik hun verwachtingen over de ontwikkeling van hun kind en de bijdrage daaraan van de school. Vanuit het in- takegesprek verzamelt de mentor van iedere leerling relevante informatie voor de docenten, die lesgeven aan de klas. Alle leerlingen worden met het docententeam aan de hand van deze lijst besproken in het begin van het schooljaar, in de eerste of tweede lesweek. Door de nieuwe opzet van de intake zijn de docenten eerder en beter geïnformeerd. Voorheen duurde het tot na de herfstvakantie, voordat alle docenten op de hoogte waren van de bijzonderheden van een leerling. Dan ging het met name om de gegevens uit de eerste categorie van het intakeformulier (zie kader op pagina 13). Bij het intakegesprek komen er echter meerdere aspecten aan de orde. Oók de eerste kennismaking van de mentor met de ouders vond voorheen pas plaats tijdens de eerste ouderavond. Die werd meestal in oktober gepland. Nu is deze kennismaking al voor de zomervakantie gerealiseerd.’ vervolggesprekken ‘Voorafgaand aan het eerste 10-minutengesprek hebben de leerlingen op school de schoolvragenlijst (vragen over het welbevinden van de leerling) ingevuld. Dat levert extra informatie op, voor zowel de ouders als de mentor, over het zelfbeeld van de leerling. In elke vervolgbespreking met de ouders worden, indien nodig, de gegevens over de leerlingen in het intakeformulier aangevuld. Het schooljaar is bij ons verdeeld in vier kwartielen. Na ieder kwartiel volgt er een rapport en een 10-minutengesprek met de ouders. PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 15 Allochtone ouders nemen soms een oudere zoon of dochter mee als tolk. Dat gebeurt zowel bij het intakegesprek als bij de 10-minutengesprekken. Sinds kort bestaat er ook een ouderplatform allochtone ouders. Dit ouderplatform zorgt er onder andere voor dat belangrijke informatie van school via de eigen informatiekanalen naar de allochtone ouders wordt doorgespeeld.’ ouderavond ‘In maart jl. hebben we een ouderavond voor de ouders van de T/H-klassen gehouden. Er werd eerst een uiteenzetting gegeven over de T/Hklas. Over hoe het in de eerste klas gedurende dit schooljaar is gegaan en wat wij als school hebben ervaren. Daarbij ging het met name om: de extra uren Nederlands, Engels en wiskunde, de HAVOleerstof, studiewerktijd, studiewijzers, lesuitval door ziekte, et cetera. Daarna zijn de ouders in kleine groepjes uiteen gegaan en hebben onder leiding van een docent, mentor of teamleider gediscussieerd over een aantal vragen. Daaruit zijn tips voortgekomen. Ik noem hier een paar voorbeelden: • Houd op het eind van het schooljaar een evaluatiegesprek met de leerling en de ouders in plaats van een nieuw intakegesprek bij de start van de tweede klas. • Voer met de opstromers en instromers, die gedurende het schooljaar in de T/H-klas komen, ook een intakegesprek. • Bevraag ook de leerlingen. De opbrengst van de avond is gebundeld en aan alle ouders van de T/H-klassen toegezonden.’ 16 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P waardevol ‘Nadat alle intakegesprekken waren gevoerd en nadat de bespreking in het docententeam had plaats gevonden, hebben we het intakeformulier en de intakegesprekken geëvalueerd. We kwamen tot de conclusie dat de verwachtingen van de school wel werden uitgesproken, maar dat ouders daarvoor niet de gelegenheid kregen. Daarom hebben we het formulier uitgebreid met de volgende twee vragen: • Wat verwachten de ouders van de ontwikkeling van hun kind? • Wat verwachten de ouders van de school. Verder nemen we de ervaringen van de docenten Nederlands, Engels en wiskunde, die lesgeven in de T/H-klas, alsmede de ervaringen van de ouders en leerlingen mee in het bijstellen van onze plannen voor het komend schooljaar. Terugkijkend kan ik stellen dat de verkregen veelzijdige informatie, de vroegtijdige kennismaking én het gevoel van wederzijdse betrokkenheid en wederzijds vertrouwen het zeker de moeite waard maakten om deze intakegesprekken te voeren. Het is belangrijk om een goed contact tussen ouders en school te krijgen én te houden. Daarom zou het waardevol zijn om voor alle eerste klassen van de school intakegesprekken te organiseren.’ Voor meer informatie: [email protected] of [email protected] PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 17 ‘Danny gaat met plezier naar school en hij komt fluitend thuis’, zegt Trijntje van Laar, zijn moeder. Ze bezoekt vanmorgen het inloopuur van klas 1b van het Leerwegondersteunend onderwijs VMBO van de Openbare Scholengemeenschap Erasmus in Almelo. 4. Inloopuur ‘zo had ik zelf ook wel willen leren!’ ‘De inloopuren zijn eigenlijk een idee van de ouders’, zegt Bertus Satink, rector van de school. ‘Op één van de informatieavonden aan het begin van het afgelopen schooljaar stond één van de ouders op om te vertellen dat zij zoveel had opgestoken over het onderwijs aan haar dochter door een keer in de klas te gaan kijken. Het ging er heel anders aan toe dan in de tijd dat zij zelf op school zat. Dat zette ons aan het denken, want wij zochten al langer naar manieren om de ouders meer bij het leer- en ontwikkelingsproces van hun kind te betrekken. Gaandeweg het schooljaar rijpte toen het idee om inloopuren voor ouders te organiseren. Dit schooljaar zijn we tot uitvoering overgegaan en gisteren was het eerste inloopuur. In klas 1a waren acht ouders aanwezig.’ ons ziek wordt, zijn er nog drie collega’s over. Lesuitval kennen we daardoor niet. De leerlingen zitten in groepjes en wij begeleiden ze. Zo leren ze zowel zelfstandig te werken als met elkaar samen te werken. Enkele jaren geleden zijn we ermee gestart omdat we de doorgaande lijn met het basisonderwijs wilden verbeteren. Daar werkten de leerlingen immers al lang op zo’n manier. Wij hadden destijds klassikaal onderwijs, dus geen wonder dat de overgang voor veel kinderen daardoor extra groot was. Soms staan ouders er nog wat terughoudend tegenover, omdat klassikaal onderwijs hun eigen referentiekader is. Doorgaans merken ze al snel dat hun kind goed in zijn vel zit en deze inloopuren dragen eraan bij dat ze nog beter zicht krijgen op de wijze waarop hun kinderen hier leren.’ teamteaching ‘De bedoeling is dat zij hun kinderen aan het werk zien met het lesmateriaal en aan den lijve ondervinden hoe het reilt en zeilt in de klas. Hun eigen kind is daarbij hun gids en óók ik vertel natuurlijk het één en ander’, zegt Eric van de Wal, docent en mentor. ‘Het onderwijs bij ons op school is geheel anders ingericht dan zij zelf ervaren hebben in hun eigen middelbare schooltijd. Zij zijn klassikaal onderwijs gewend, wij doen hier aan teamteaching. Dat wil zeggen dat een groep van vier docenten samen verantwoordelijk is voor een klas met dertig of meer leerlingen. Dat heeft grote voordelen. Als één van 18 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P samenwerken ‘Het is fantastisch zoals het hier gaat’, zegt Gerrit Heinen, vader van Deborah. ‘Wij zaten vroeger allemaal in rijtjes. Zelf heb ik niet zo lang in rijtjes gezeten hoor, want na twee jaar ben ik op de grote vaart gegaan. Gelukkig vindt Deborah het hier hartstikke fijn. Als je ziet hoe ze elkaar helpen als de één ergens mee zit... dat is toch mooi! Zo leren ze om met elkaar samen te werken. Ik had nog nooit van dat teamteaching gehoord, maar zo had ik zelf ook wel willen leren. De leerkracht van groep 8 vertelde ons dat het voor Deborah heel goed zou zijn om hier op school te PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 19 gaan en op de informatieavond heeft de mentor er natuurlijk ook het een en ander over verteld. Toch vind ik het fijn om het nu met eigen ogen te zien. Toen die uitnodiging voor dit inloopuur kwam, heb ik meteen tegen mijn vrouw gezegd ‘daar wil ik heen’. Natuurlijk wisten wij wel dat we een goede keuze hadden gemaakt, want Deborah gaat niet voor niets elke dag met veel plezier naar school.’ uitzaaien ‘We hebben drie weken geleden de uitnodiging de deur uit gedaan,’ reageert Eric, ‘en er zijn vandaag vijf ouders. Dat is mooi voor de eerste keer, want het moet groeien en niet iedere ouder kan op dit tijdstip hier aanwezig zijn. We doen het nu aan het begin van het schooljaar, maar we denken na over andere geschikte aanleidingen. Bijvoorbeeld als leerlingen een presentatie van een opdracht doen. Dat is een geschikte gelegenheid om ook de ouders erbij uit te nodigen.’ ‘Het aardige is,’ vult Bertus Satink aan, ‘dat de decaan naar aanleiding van het idee over de inloopuren ook zoiets gaat organiseren rondom de beroepskeuze aan het eind van het tweede leerjaar. Hij is van plan om ouders op school uit te nodigen en hen te laten kennismaken met de afdeling waar de voorkeur naar uitgaat. Zo van ‘ga maar eens kijken bij elektrotechniek wat daar allemaal wordt gedaan’. Zo zaait het idee zich uit 20 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P over de school om ouders via de inloopuren bij het leren van hun kinderen te betrekken.’ geen huiswerk ‘Ik zou het wel leuk vinden om vaker op school te komen’, zegt Trijtje van der Laar. ‘Op de basisschool ben ik ook altijd actief geweest. De presentatie van een werkstuk vind ik wel een goed moment, want je hoort van je kind dat het daar mee bezig is. Thuis doet hij er niets aan, want ze hebben geen huiswerk. Voor Danny is dat heel goed. Nu heeft hij na school tenminste voldoende vrije tijd om andere dingen te doen. Dat vind ik óók belangrijk.’ kluisjes Eric heeft, terwijl hij enige kinderen tot de orde roept, met een half oor meegeluisterd. Hij laat de kluisjes zien, die in de klas staan en waarin de leerlingen hun boeken en schriften opbergen. Geen huiswerk betekent dat de boeken op school kunnen blijven. ‘Ze zijn zelf verantwoordelijk voor het netjes houden van hun kluisje. Toevallig zitten er nu een paar sleutels op kluisjes die er netjes uitzien, maar dat is niet altijd het geval. Als ze thuis slordig zijn,’ zegt hij tegen Trijntje, ‘zijn ze het hier ook.’ Voor meer informatie: [email protected] PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 21 Het Hooghuis Lyceum locatie Heesch maakt werk van ouderbetrokkenheid. Dat moet ook wel als je basisfilosofie ‘de leerling centraal’ is. Zo denken de ouders er immers ook over. Dat betekent niet ‘school hier is mijn kind, zorg maar dat het goed presteert’. Dat betekent wel ‘ouders wij nemen het ontwikkelingsperspectief van uw kind als uitgangspunt, maar wij kunnen het niet alleen’. Francis Elkerbout, directeur van de school, licht hoe de samenwerking met ouders verloopt. 5. Ouderuur met elke ouder drie keer per jaar in gesprek ‘Wij zijn een kleinschalige VMBO-school, met een gemengde en theoretische leerweg. We hebben een streekfunctie en groeien komend jaar van 412 naar 448 leerlingen. Op de Open Dag waren dit jaar erg veel ouders, dus over belangstelling hebben we niet te klagen. Maar we willen niet groter worden. Daarom werken we met een wachtlijst. Je kunt ons karakteriseren als een prestatiegerichte school, die in hoofdzaak opleidt voor het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Naast kennis vinden we ook vaardigheden en attitudes zeer belangrijke leerdoelen.’ eigentijds leren ‘Twee jaar geleden zijn wij gestart met Eigentijds Leren. We hanteren het uitgangspunt dat “het kind centraal staat in plaats van de leerstof”. Dat is een hoge inzet, maar we zijn aardig op weg om dat te realiseren. De leerlingen zitten in stamgroepen. Een stamgroep is maximaal twee klassen groot, dus 56 leerlingen. Elke stamgroep heeft een vast team van vier mentoren en er zijn ook onderwijsassistenten. Elke leerling heeft een eigen werkplek met een eigen computer en een afsluitbaar kluisje. Daarin zitten de schoolboeken. Er wordt echter ook gewerkt met een Elektronische Leeromgeving, waarmee thuis (door)geleerd kan worden. Zelfstandig werken wordt gestimuleerd door leerlingen hun eigen werk te laten inrichten met leerstofplanners. In 22 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P een uitdagende en veilige leeromgeving wordt soms zelfstandig, soms met andere leerlingen samengewerkt.’ ouderuur ‘´De eerste twee jaren is er geen huiswerk, want dat maken de leerlingen op school. Wij zeggen tevoren tegen de ouders dat ze niet moeten denken “Mooi, daar hebben wij geen omkijken meer naar”. Juist omdat we het ontwikkelingsperspectief van de leerling centraal stellen, verwachten wij van de ouders een grote betrokkenheid. De 10-minutengesprekken hebben we afgeschaft. In plaats komt elke ouder drie keer per jaar op het ouderuur. De mentor nodigt dan een ouderpaar uit om in de klas te komen kijken waar hun kind mee bezig is. Ouders vinden dat heel boeiend. Ze zien concreet wat er gebeurt, hoe hun kind leert en begrijpen het dan beter. Voor het gesprek tussen ouders en kind thuis is dit heel goed, want zelf hebben ze op een heel andere manier onderwijs gehad. Aansluitend aan het bezoek is er een gesprek met de mentor over de manier waarop het kind zich ontwikkelt. Dan kunnen ouders óók hun visie naar voren brengen. De mentor maakt voor zichzelf een kort verslag in de mentormap. Dat verslag is, exclusief persoonlijke aantekeningen van de mentor, voor de ouders in te zien. Maar het komt zelden voor dat daar gebruik van wordt gemaakt. Het is ook een kwestie van vertrouwen. Bovendien zijn de ouders zelf bij het gesprek aanwezig geweest, dus zij weten wat er is uitgewisseld.´ op huisbezoek bij ruzie en pesten. Dat zijn incidenten die het nodig maken om eens in een infor-mele sfeer met elkaar te praten. ’ gêne ‘In de eerste klas vinden leerlingen het geen punt dat hun ouders in de klas komen kijken. In de tweede klas merken we wel enige gêne, maar we doen het toch. Volgend jaar stroomt de groep leerlingen, die is gestart met Eigentijds Leren, door naar de derde klas. Ze zijn dan te zeer in de puberteit om de ouders opnieuw in de klas uit te nodigen. Ze zeggen dan hardop `Kijk jongens, daar heb je nou ons mam´, met als gevolg dat mam zich buitengewoon opgelaten voelt met al die ogen op zich gericht. Het gesprek met de mentor, drie keer per jaar, houden we er wel in. De leraren werken van 8.10 uur tot 16.45 uur, dus daar is wel ruimte voor. Het gaat tenslotte om de ontwikkeling van de kinderen en in de bovenbouw gaat de beroepsoriëntatie ook nog een rol spelen.´ huisbezoek ´‘Door de intensieve contacten met de ouders door het jaar heen, is er eigenlijk nauwelijks tijd voor huisbezoek. Toch proberen we dat wel een paar keer per jaar te doen. Met name als een mentor constateert dat er iets is met een kind ligt huis-bezoek voor de hand. Het is een goede manier om meer zicht te krijgen op mogelijke oorzaken. Een mentor gaat vooral op huisbezoek met de intentie om de kleuring van het gezin te leren kennen. Verder gaan mentoren standaard intake ‘Op de vraag of er nog wensen zijn, noemt Francis Elkerbout meteen de intake. ´De logische consequentie van onze keuze om de leerling en zijn ontwikkeling centraal te stellen, is om daar van meet af aan mee te beginnen. Onze intake is nu vooral een administratieve procedure, maar ik wil graag een gesprek met de ouders en het kind. Daarin kunnen we dan van beide kanten helder maken wat we van elkaar verwachten met betrekking tot de ontwikkeling van het kind. Natuurlijk komt dat nu wel tot uiting in de gesprekken die de mentor drie keer per jaar met de ouders heeft. Logischer zou het echter zijn als dat gesprek voor de eerste keer al plaatsvindt op het moment dat de schoolloopbaan van het kind begint. Dan hebben we vanaf de start een duidelijk beeld over wat voor een kind het is, hoe ouders hem zien en wat ze van ons verwachten. Tevens kunnen wij in dit gesprek duidelijk maken wat we van de ouders verwachten. Het is immers logischer om dit meteen aan het begin van de schoolloopbaan van de ouders te bespreken dan om het later te doen. We kunnen niet alles tegelijk aanpakken, maar we hopen er het komende schooljaar mee te starten.´ Meer informatie over ouderuren en Eigentijds Leren: [email protected] PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 23 ‘Wij weten niet beter dan dat wij klassenouders hebben’, zegt Niek van der Perk, conrector van het Zandvliet College in Den Haag, een christelijke scholengemeenschap voor HAVO/VWO. ‘Toen ik hier zo’n 25 jaar geleden begon, waren ze er al en wij vinden het nog steeds een goede manier om ouders bij het kwaliteitsbeleid van de school te betrekken.’ 6. Klassenouders kwaliteitsbeleid in het voortgezet onderwijs bril ‘Wij vinden het belangrijk dat ouders van buiten naar binnen kijken’, benadrukt Niek, ‘want ouders kijken met een andere bril naar het onderwijs dan wij als onderwijspersoneel nog kunnen. Zij doen dat op basis van wat zij horen van hun kind(eren) en op basis van informatie die ze van ons krijgen (Ouderinfo, schoolgids, et cetera).’ ‘De organisatie van hand- en spandiensten’ vult Ellen Smid-Parmentier, mentor van klas 1, aan, ‘verloopt niet via de klassenouders, maar via de ouderraad. Op de informatiebijeenkomst aan het begin van het schooljaar wordt gevraagd of ouders belangstelling hebben om te helpen bij activiteiten als de mediatheek, de kantine en sportdagen.’ ‘We hebben alleen klassenouders in de onderbouw. Met de invoering van de tweede fase hebben we in HAVO/VWO wel klankbordgroepen gehad’, zegt Niek. Die functioneerden niet naar tevredenheid, omdat ouders teveel instaken op zaken betreffende het eigen kind. De klankbordgroepen zijn na twee jaar opgehouden te bestaan, maar nu zoeken we weer naar andere manieren om ouders uit de bovenbouw bij de school te betrekken.’ werving Ellen: ‘De ouderraad coördineert ook de zoektocht naar contactouders. In september is er een vergadering van de ouderraad. Die heeft de naamlijsten van ouders uit alle tweede en derde klassen tot haar beschikking. Er wordt afgesproken welke ouders zij persoonlijk gaan benaderen als klassenouder. Natuurlijk zijn er al namen 24 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P bekend van ouders die het vorige jaar klassenouder zijn geweest en die te kennen hebben gegeven dat nogmaals te willen zijn. Maar soms zeggen ouders “Ik heb het nu twee jaar gedaan, laat een ander die taak nu maar eens op zich nemen.” Bij de ouders van het eerste jaar wordt op de informatieavond, half oktober uitgelegd wat klassenouders zijn en wat zij doen. Vervolgens wordt gevraagd wie zich beschikbaar wil stellen. Over het algemeen lukt het wel om twee klassenouders te krijgen.’ lijstje ‘De klassenouderavond wordt eind november gehouden. De klassenouders verdelen de klas en houden een belronde onder alle ouders. Ze vragen wat de ouders op de klassenouderavond aan de orde willen stellen. Zoals algemeen ervaren problemen, onduidelijkheden, maar het mogen natuurlijk ook leuke dingen zijn. De ingebrachte punten hebben doorgaans met de sfeer, de planners, en het gegeven onderwijs te maken. Als het punten zijn die uitsluitend het eigen kind betreffen wordt de ouders geadviseerd om een afspraak met de mentor te maken. Van al die punten wordt een lijstje gemaakt voor de mentor, dat als een soort agenda voor de klassenouderavond fungeert. De mentor heeft van tevoren de gelegenheid gehad om anderen binnen de school te raadplegen als het bijvoorbeeld een onderwerp is waar hij/zij specifiek niets van af weet. Op die manier komt de mentor op de avond zelf beslagen ten ijs, want ouders hebben recht op een goed antwoord.’ PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 25 evaluatiebijeenkomst ‘Op de klassenouderavond is, naast de ouders, de klassenouders en de mentor, ook een lid van de ouderraad aanwezig. Eén van de klassenouders maakt het verslag. Dit verslag wordt door de mentor eventueel aangevuld, waarna de ouderraad het krijgt. Door de administratie van de school wordt dit verslag onder alle ouders uit de klas verspreid. Meestal komt daar geen reactie meer op’, zegt Ellen, ‘want de ouders zijn immers zelf op de avond aanwezig geweest.’ Niek: ‘De ouderraad maakt van alle verslagen één verslag, waarin de belangrijkste zaken uit alle verslagen worden opgenomen. Meestal is dat één A-4-tje, dat ook wordt opgenomen in de Ouderinfo. beeld beter of anders worden aangepakt? Als het belangrijke punten zijn die alle klassen uit één specifieke jaarlaag betreffen dan wordt de evaluatiebijeenkomst gesplitst en is er een aparte bijeenkomst voor de klassenouders uit de betreffende jaarlaag (zie de horizontale lijnen met contactouders in het schema). Als de verbeteringen op korte termijn zijn te realiseren, worden ze snel doorgevoerd. Dat kan ook in de Ouderinfo worden gemeld. Structurele problemen, bijvoorbeeld met een bepaalde docent, zijn niet één-twee-drie op te lossen. We melden in zo’n geval dat we er mee bezig zijn, zonder verder in details te treden. Uiteraard moeten ouders er op termijn wel iets van merken.’ Voor meer informatie: [email protected] wensen Organisatieschema contactouders Directie MR Evaluatiebijeenkomst OR 2CO 2CO 2CO 2CO 2CO 2CO 2CO 2CO 2CO In januari organiseert de ouderraad een evaluatiebijeenkomst met alle klassenouders (zie schema), waarbij ook de afdelingsleiders en de directie aanwezig zijn. Tijdens deze bijeenkomst worden de punten uit het verslag besproken, maar wordt ook even terug gekeken op de ervaringen van de klassenouders. Kan iets bijvoor- 26 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P ‘We geven de informatie uit de evaluatiebijeenkomst ook aan de inspectie als die op bezoek komt voor het Periodiek kwaliteitsonderzoek (PKO). Via de klassenouders horen wij immers van ouders wat wij kunnen verbeteren aan ons onderwijs. Omdat we dit elk jaar doen, is het een onderdeel geworden van ons kwaliteitsbeleid. Er blijft natuurlijk altijd iets te wensen’, stelt Niek. ‘Ik zou graag willen dat meer ouders de juiste vragen stellen. Enerzijds constateer ik dat ouders nogal eens praten vanuit hun ervaringen met het eigen kind. Daar is niets mis mee, maar voor de evaluatie van het onderwijs zou het wat veralgemeniseerd moeten worden. Anderzijds merk ik dat ouders reageren vanuit een hun eigen schoolervaringen, die niet meer corresponderen met hoe wij hier onderwijs geven. Daar zouden we iets aan kunnen doen door te zoeken naar mogelijkheden om de ouders in de onderbouw in de klas van hun kind kennis te laten maken met het onderwijs. Tenslotte vraagt het nogal wat van klassenouders om bij ouders precies naar boven te halen wat er aan schort. Dat is een kwestie van de goede vragen stellen en doorvragen. Geen gemakkelijke vaardigheid en niet iedereen van nature gegeven, zelfs docenten niet. Klassenouders zouden hierop eigenlijk eerst geschoold moeten worden.’ PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 27 De pedagogische taak van de school is zelden omstreden geweest. Anno 2006 luidt het antwoord op de vraag of de school moet opvoeden nog steeds positief: onderwijs is opvoeden. Ouders zijn daarbij de belangrijkste educatieve partners. Een ouderpanel is een rechtstreekse, laagdrempelige manier om ouders bij de school te betrekken. 7. Ouderpanels kijken door de bril van ouders eindverantwoordelijk Ouders zijn eindverantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Vanuit die eindverantwoordelijkheid moeten ze de regie kunnen voeren over die opvoeding. Daarbij hebben ze het contact met de school nodig. Maar de afstand van de ouders tot die school is met de stap naar het voortgezet onderwijs letterlijk en figuurlijk groter geworden. En naar mate de puberende brugger een meer zelfverantwoordelijke bovenbouwer wordt, kiest de school de leerling zelf steeds als meer aanspreekpunt. Hierbij moet overigens de rol en informatiebehoefte van de ouders niet uit het oog worden verloren. wederzijds De school zal naar ouders toe helder moeten maken waar ze voor staat en welke keuzes ze maakt. En dan gaat het niet alleen om een visie op leren, maar ook om het ontwikkelen van sociale vaardigheden, veiligheid, zorgstructuur en praktische zaken als het lesrooster en het voorkomen van lesuitval. Ook zal helder moeten zijn bij welke zaken ouders wel en niet betrokken worden. Alleen op deze manier kan de school haar maatschappelijke en pedagogische opdracht waarmaken. Ouders hebben de school nodig, maar omgekeerd geldt ook: de school heeft de ouders evenzeer nodig. Bijvoorbeeld om juist déze school te kiezen als beste school voor hun kind. Of om met hand- en spandiensten en de vrijwillige ouder- 28 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P bijdrage de school te ondersteunen. Daarnaast zijn ouders informatiebron en gesprekspartner bij het vroegtijdig signaleren waarom een leerling niet zo lekker in zijn vel zit. Ook vormen ouders een schakel in de sluitende zorgstructuur rond een leerling met structurele leer- of gedragsproblemen, bij risico van vroegtijdig schoolverlaten of integratieproblemen van allochtone leerlingen. educatieve partners ‘Educatief partnerschap is natuurlijk geen doel op zich’, vindt Cees de Wit van KPC Groep. Samen met de NKO startte hij op een aantal scholen voor voortgezet onderwijs een traject, waarin educatief partnerschap tot speerpunt van het beleid gemaakt wordt. De Wit: ‘Door ouders te zien als educatieve partners kan ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid werken aan de vorming en persoonlijke ontplooiing van het kind tot mondig en actief burger met een volwaardige plaats in de samenleving. Concreet betekent dat: hoe kunnen ouders en school samen bevorderen dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en leren? Welke afspraken zijn daarvoor nodig? En hoe kun je samen bewaken, dat die afspraken geen papieren overeenkomsten blijven, maar daadwerkelijk tot actie leiden?’ De Wit is van mening dat je als school een goede lijn moet uitzetten van het traject dat je met ouders wilt lopen. ‘Cruciaal daarvoor is een goed intakegesprek, waarin de ouders ook het idee krijgen PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 29 als partner benaderd te worden. Luister naar hen als ervaringsdeskundigen: ze kennen hun kind immers al langer. Vraag hoe ze tegen opvoeding aankijken, wat de sterke en zwakke kanten van hun kind zijn, wat voor verwachtingen ze hebben. Laat ouders daarna niet los, maar nodig ze regelmatig uit om de ontwikkeling en de resultaten van hun kind samen te komen bespreken.’ ten: via een ouderpanel leert de school de mening van ouders kennen en de betrokkenheid van ouders bij de school wordt ermee vergroot. In principe kunnen zij over alle onderwerpen hun mening geven, maar vanzelfsprekend zullen dat vooral onderwerpen zijn die zowel de ouders als de school raken, zoals veiligheid, stages, uitgaan, alcoholgebruik, gokken, puberteit en relaties.’ ouderpanels Eén van de manieren om op een eigentijdse manier de ouderbetrokkenheid op school vorm te geven, is het organiseren van ouderpanels. Een ouderpanel bestaat uit 20-25 willekeurig gekozen ouders die meer betrokkenheid en communicatie over het onderwijs op prijs stellen zonder daarbij een structurele vertegenwoordiging op zich te willen nemen. Arie van Rooijen van de NKO (de Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders) deed in het afgelopen jaar ervaring op bij enkele vmbo-scholen en scholen voor praktijkonderwijs. Van Rooijen: ‘Met het organiseren van een ouderpanel snijdt het mes aan twee kan- verbeterpunten Op ’t Genseler, school voor praktijkonderwijs in Hengelo, hebben ze inmiddels meerdere ouderpanels achter de rug. Directeuren Gerard Löbke en Erik Wennink zijn enthousiast: ‘We zochten naar andere manieren om de ouders meer bij de school te betrekken. Ik bedoel andere ouders dan de ouders van de ouderraad. Wij willen graag van ouders horen welke dingen we nog beter kunnen doen omdat ouders met andere ogen naar de school kijken. Uit de gehouden ouderpanels zijn veel punten naar voren gekomen die we goed doen, maar ook punten die beter kunnen. Zo tips voor het organiseren van ouderpanels Een ouderpanel vereist een goede voorbereiding. Voor iedereen moet duidelijk zijn wat het doel is. Gaat het om het peilen van meningen, het genereren van ideeën of om een uitwisseling van opvattingen? Hoe gaat de school om met de suggesties die naar voren worden gebracht? Hoe worden de resultaten teruggekoppeld naar de ouders? • Een ouderpanel mag de school een kritische spiegel voorhouden, maar is geen klachtencommissie. Signaleer klachten, maar verwijs voor de afhandeling ervan door naar deze commissie. • Maak van meet af aan duidelijk of het ouderpanel een instrument van de school of van de ouders is. • Maak duidelijk wat het doel is. Gaat het om meedenken, ideeënontwikkeling om een knelpunt op te lossen? Of gaat het om het uitspreken van een waardering (oordeel) door ouders? • Creëer vooraf breed draagvlak op school, zowel onder de docenten als onder het management. • Geef ouders de ruimte om ook afzonderlijk – dus zonder ‘onderwijspersoneel’ – met elkaar te praten: het bevordert het gevoel van veiligheid. • Zorg voor een aantrekkelijk en goed voorbereid programma, zowel inhoudelijk als organisatorisch. • Een ouderpanel, en andere manieren om met ouders in dialoog te gaan, zijn niet vrijblijvend. Zorg daarom voor een goede terugkoppeling: wat leverde het op en wat doet de school er mee? • Start het eerste ouderpanel met een ‘veilig’ thema. hebben we van ouders geleerd dat we onze presentatie op de basisschool kunnen verbeteren om de negatieve beeldvorming van het praktijkonderwijs tegen te gaan. In de beeldvorming onder ouders gaat het vaak om wat leerlingen niet kunnen, maar wij gaan hier uit van wat leerlingen wel kunnen. Dat is voor de ouders een geweldige eyeopener en het vergemakkelijkt de acceptatie dat hun kind op de praktijkschool zit.’ signaalwaarde Ouderpanels kunnen een bijdrage leveren aan het kwaliteitsbeleid van de school (“Doen we volgens de ouders de goede dingen en doen we ze ook goed?”) en de communicatie tussen ouders en school bevorderen. Om te voorkomen dat een ouderpanel een onduidelijke status krijgt, dient vooraf duidelijk te zijn wat het doel is van het panel. Cees de Wit: ‘Verder is een open en constructieve sfeer essentieel voor een goed verloop 30 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P van een ouderpanel. Ouders moeten ervaren dat ze als gesprekspartners serieus worden genomen. Alleen dan kan een ouderpanel vanwege haar signaalwaarde een positieve uitwerking hebben op de relatie tussen school en ouders. Van beslissende betekenis is dan wel dat het ouderpanel geen vrijblijvend gesprek is en dat er onderling goede communicatie is over wat er met de opbrengst van het gesprek wordt gedaan. Aan de signaalwaarde wordt afbreuk gedaan wanneer het ouderpanel voor de school vooral een legitimeringsfunctie krijgt en dienst doet als argument om af te zien van verder meedenken. “We hebben toch een ouderpanel!” wordt dan gezegd.’ Meer informatie over educatief partnerschap en over ouderpanels: Arie van Rooijen ([email protected]). PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 31 Het instellen van klankbordgroepen is een manier om ouders bij het onderwijs aan hun kinderen te betrekken. Bovendien biedt de school ouders zo een platform om als groep hun stem te laten horen. Het levert de school veel informatie op, omdat ouders met een specifieke bril naar het onderwijs kijken. Ook het Goois Lyceum koos voor klankbordgroepen. 8. Klankbordgroepen in het voortgezet onderwijs motto ‘Nee, ik trof hier geen puinhoop aan, maar het kan altijd beter.’ Toen Henk Zijlstra in 1998 rector werd van het Goois Lyceum, een school voor HAVO en VWO in Bussum, kreeg hij van het schoolbestuur de opdracht om de organisatie van de school te professionaliseren. Zo schafte Zijlstra de plenaire docentenvergadering af. Verder kregen docenten specifieke taken: elke klas heeft een mentor en voor elk leerjaar werd een coördinator aangesteld. ‘Mensen moeten in staat zijn concreet over hun werk te overleggen en beslissen en dat moet zo laag mogelijk in de organisatie plaatsvinden, per leerjaar of per afdeling.’ Eén van de motto’s waarmee Zijlstra zijn taak opnam was “Niet mopperen, maar opperen”. Met andere woorden, niet klagen over wat er fout gaat, maar ideeën aandragen om die fouten te herstellen en te voorkomen. klankbordgroep Bij de reorganisatie betrok Zijlstra meer dan voorheen de ouders. ‘Die betrokkenheid vind ik erg belangrijk’ legt Zijlstra uit. ‘Je moet het zien als een piramide. In de top heb je de leerling waar het allemaal om draait. Aan de basis bevinden zich in de ene hoek de ouders, die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding thuis, en in de andere hoek de school, die verantwoordelijk is voor de opvoeding (opleiding) op school. Er is een zekere overlap van taken. Door met elkaar te praten is het mogelijk om de wederzijdse en de 32 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P afzonderlijke verantwoordelijkheden zo goed mogelijk in beeld te brengen.1 ’ leerling ouder school (docenten) In elk leerjaar in de onderbouw en in de bovenbouw van de HAVO en het VWO werden klankbordgroepen opgezet, waarin per klas één of twee ouders zitten. Met de jaarlaag- of afdelingscoördinator praten zij over specifieke zaken die hun jaarlaag of afdeling betreffen. Zaken die het niveau van de klankbordgroep overstijgen en die de ouderraad betreffen, worden besproken in de ouderraad. In deze raad zitten vijf ouders die de klankbordgroepen vertegenwoordigen en drie ouders van de medezeggenschapsraad. Zijlstra is als schoolleider bij de vergaderingen aanwezig. Evenals de klankbordgroepen adviseert de ouderraad de school. meedenken Eén van de ouders uit de ouderraad is Rineke Blaauwgeers. Toen haar eerste kind vijf jaar geleden koos voor het Goois Lyceum vond zij de manier waarop de school omging met ouderbetrokkenheid een prettige bijkomstigheid. PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 33 Inmiddels zitten al haar drie kinderen op deze school. ‘Kinderen kiezen tegenwoordig zelf, maar het is wel prettig als de keuze van kinderen en ouders samenvalt. Dat is bij ons het geval.’ Na eerst twee jaar deel te hebben uitgemaakt van klankbordgroepen, nam Blaauwgeers zitting in de ouderraad, waarvan zij nu voorzitter is. ‘Ik vind het belangrijk dat een school ouders bij het reilen en zeilen op school betrekt. Daarbij vind ik het ook leuk om mee te denken over uitdagingen waar de school voor staat. Daar leer je uiteindelijk zelf ook weer van. Een groot probleem bij ouderparticipatie is de continuïteit. Om te voorkomen dat elk jaar weer hetzelfde onderwerp geagendeerd wordt door steeds weer nieuwe ouders, zou het goed zijn als ouders gedurende de hele schoolloopbaan van hun kind in de klankbordgroep of ouderraad blijft zitten. ‘In de brugklas ontkom je er niet aan, legt Zijlstra uit. ‘Daar heb je te maken met nieuwe kinderen en nieuwe ouders. Maar het blijkt dat ouders die na de brugklas in een klankbordgroep blijven zitten dat bijna altijd tot en met het eindexamen van hun kind doen. We hebben hier ouders gehad die vroegen of ze niet een leerling konden adopteren om op die manier betrokken te blijven bij de school.’ hoger plan Een aaandachtspunt bij het samenstellen van klankbordgroepen en de ouderraad is om in elke klas betrokken ouders te vinden. ‘Meestal is dat hier op school geen probleem’, vertelt Blaauwgeers, ‘maar komt het een keer voor, dan wordt er her en der eens rond gevraagd wie er geschikt is en dan wordt die persoon rechtstreeks benaderd. Vaak heeft het ermee te maken dat ouders onvol- doende bekend zijn met de manier waarop de klankbordgroep of de ouderraad functioneert. Daarbij is het heel belangrijk dat de school echt naar ons luistert. We zitten niet alleen maar te vergaderen en te discussiëren zonder dat er iets mee gebeurt. De school gaat echt aan de slag met onze aanbevelingen.’ Soms stellen ouders zich tijdens de bijeenkomsten van de klankbordgroepen op als belangenbehartiger van hun eigen kind. ‘Op zich is daar niets mis mee’, stelt Zijlstra, ‘maar we kijken dan wel of het in bredere kring leeft en proberen het dan naar een hoger plan te trekken. Mocht het toch een individueel probleem zijn, dan verwijzen we naar de jaarlaagcoördinator of naar de docent. Sowieso vinden we dat problemen tussen een docent en een leerling eerst met die docent besproken moet worden.’ verslag doen Ouders die niet in een klankbordgroep of een ouderraad zitten, kunnen bespreekpunten inbrengen bij de ouder die hun klas vertegenwoordigt, maar ze kunnen ook zelf naar de vergaderingen gaan. ‘De vergaderingen zijn openbaar’, legt Blaauwgeers uit, ‘en die ouders mogen ook meepraten.’ Na de vergaderingen wordt op diverse manieren verslag gedaan van wat er besproken is. Er is een VWO-, een HAVO-bode en sinds kort ook een brugbode. Blaauwgeers sluit niet uit dat er ooit nog eens dergelijke nieuwsbrieven voor de klassen 2 en 3 komen. ‘En’, zegt ze, ‘naast deze nieuwsbulletins hebben we ook nog een lyceumbrief waarin de ouderraad regelmatig verslag doet van haar activiteiten. Voor meer informatie: [email protected] h a n d i g e i n f o r m at i e partnerschap van school en ouders • Samen kun je meer dan alleen. Educatief Partnerschap in primair en voortgezet onderwijs. Beek, S., A. van Rooijen en C. de Wit (2007) Brochure is te downloaden van www.nko.nl • Tips voor Tops. Ideeën voor actieve ouders. Rooijen van, A. (2006): NKO, Den Haag. • School en ouders als partners: van visie naar praktijk. Rooijen van, A. en C. de Wit (2004) klassen- of contactouders • Kiezen voor contactouders in de basisschool. Rooijen, van A. (2006), NKO, Den Haag. • Kansen voor partnerschap. Contactouders in het voortgezet onderwijs. Rooijen van, A. (2007): NKO, Den Haag. ouderpanels • Ouderpanels. Een kwaliteitsinstrument voor uw school? Informatie en tips voor het basisonderwijs. Rooijen van, A. (2006): NKO, Den Haag. • Ouderpanels in het VMBO en Praktijkonderwijs. Een handreiking voor managementteams en coördinatoren ouderbetrokkenheid. Rooijen van, A., I. Sagasser en W. Seuren (2006): Brochure is te downloaden van www.nko.nl informatie en ondersteuning • In de afgelopen jaren heeft de NKO veel expertise opgebouwd in het ondersteunen van scholen in basis- en voortgezet onderwijs bij het versterken van het contact school – ouders. De visie van het partnerschap van school en ouders staat daarbij centraal. Neem voor meer informatie contact op met Arie van Rooijen: [email protected] of 070-3282882. Informatie over de bestelwijze van bovengenoemde of andere NKO- brochures kunt u vinden op www.nko.nl 1 De NKO noemt dit het partnerschap van ouders en school. 34 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 35 N nederlandse katholieke vereniging van ouders KO Postbus 97805 2509 GE Den Haag T (070) 328 28 82 F (070) 324 89 23 E-mail [email protected] Internet www.nko.nl