NKO brochure overblijven

advertisement
N
KO
Pareltjes van partnerschap
Goede praktijkvoorbeelden in het voortgezet onderwijs
n e d e r l a n d s e k at h o l i e k e v ePArReE LTJ
n EiSgVAi n
gRTva
d e1r s
N PA
N E R Sn
C H Ao
Pu
N KO
Pareltjes van partnerschap
Goede praktijkvoorbeelden in het voortgezet onderwijs
inhoud
inleiding
3
praktijkvoorbeelden
1
2
3
4
5
6
7
8
De overgang
De intake
De intake ii
Inloopuur
Ouderuur
Klassenouders
Ouderpanels
Klankboordgroepen
9
13
15
19
22
25
29
33
Handige informatie
35
© nko, mei 2007 samenstelling Arie van Rooijen
m.m.v. Jan Simons, Peter Zunneberg
2 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
Dit boekje is bedoeld voor schoolleiders in het voortgezet onderwijs. Ook ouder- en medezeggenschapsraden kunnen er hun voordeel mee doen, als zij op zoek zijn naar andere manieren
om de ouderbetrokkenheid op hun school invulling te geven.
(Educatief) partnerschap is gebaseerd op de
overtuiging dat ouders en school een gezamenlijk belang hebben als het gaat om de opvoeding
van kinderen. Beide partners willen namelijk
zorgen voor optimale omstandigheden om de
ontwikkeling van de kinderen zo goed mogelijk
te laten verlopen.
Samenwerken zonder dialoog is echter onmogelijk. Zoals het ook onmogelijk is dat ouders door
de school partners worden genoemd, zonder dat
zij daar iets van te merken. Partnerschap is een
grondhouding, die in de dagelijkse praktijk
blijkt uit de manier waarop de school en de
ouders met elkaar omgaan. Zo nemen partners
elkaar serieus en respecteren elkaar, ook al
komen hun opvattingen niet helemaal overeen.
Ze zien elkaar als gelijkwaardige betrokkenen,
maar dit wil niet zeggen dat hun betrokkenheid
‘gelijk’ is. Immers de emotionele betrokkenheid
van ouders bij hun kind verschilt van de professionele betrokkenheid van leraren. Ook de
opvattingen en verwachtingen van ouders en
leraren over wat goed is voor de kinderen kunnen verschillen. Dat neemt echter niet weg dat
de grondhouding er een is van respect voor
elkaars mening. Mede vanuit het besef dat je als
opvoeders samen meer kunt bereiken dan in je
eentje 1.
Misverstanden kunnen worden voorkomen als
beide partners een duidelijk beeld hebben van
wie verantwoordelijk is voor wat. Ouders zijn
eindverantwoordelijk voor de opvoeding van
hun kind. Een groot deel van die opvoeding
vindt echter op school plaats. Daarvoor, en voor
de kwaliteit van dat opvoedingsproces, is de
school verantwoordelijk. Voor ouders is het daarom zinvol om te weten hoe de school met kinderen omgaat, wat de school belangrijk vindt en
wat niet. Met andere woorden, waar gaat en staat
de school voor? Hoe denkt de school over
omgangsvormen? Wat kan wel en wat niet? En
wat verwacht de school eigenlijk van de andere
partner gedurende de tijd dat het kind op school
zit? Staat daarover iets op papier?
Omgekeerd is het voor de school als partner in de
opvoeding, ook nodig om te weten wat ouders
belangrijk vinden voor de ontwikkeling van hun
kind. Hoe zien ouders hun kind? Welke verwachtingen hebben zij van de school? Hoe gaan zij
zelf thuis met hun kind om?
Dit contact begint op het moment dat een kind
naar een basisschool of naar een school voor
voortgezet onderwijs gaat. Ouders maken hem
dan al respectievelijk vier en twaalf jaar mee. De
school ziet het kind op dat moment voor het
eerst.
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 3
Het is niet alleen zinvol dat de ouders en de
school van meet af aan goed contact krijgen met
elkaar, maar ook dat het contact door de jaren
heen wordt onderhouden. Dat gaat niet vanzelf.
Aanvankelijk zijn de ouders en de school ook
geen partners. Als ouders een school zoeken voor
hun kind, stellen ze zich op als kritische consumenten. Is de keuze eenmaal gemaakt dan is er
ruimte om, in het belang van de ontwikkeling
van het kind, de partnerrol op zich te nemen. Zij
worden dus geleidelijk aan partner van de school
en blijven dat gedurende de periode dat hun kind
op school zit. Tijdens die periode leren ouders en
school elkaar wel steeds beter kennen, omdat ze
merken dat hun samenwerking gericht is op een
zo goed mogelijke ontwikkeling van de kinderen.
Kernwoorden in deze samenwerking zijn dan
ook: vertrouwen, dialoog en respect voor elkaar.
Uiteraard komt er in de schoolloopbaan van de
kinderen in het voortgezet onderwijs een
moment waarop zij zelf meer verantwoordelijkheid (kunnen) dragen en voor de school eerder
het aanspreekpunt zijn dan hun ouders. Daarmee verandert echter niet de betrokkenheid van
de ouders. Wel zal de wijze, waarop de contacten
met de school tot dan toe zijn verlopen, kunnen
veranderen.
De verschillende vormen van partnerschap die in
deze brochure worden beschreven, zijn te plaatsen in respectievelijk een voor-, hoofd- of na-
traject. Schema 1 biedt een handig referentiekader voor de plaats die een bepaalde activiteit
inneemt in de schoolloopbaan van zowel kind als
ouders. Schema 2 kan worden gebruikt om allerlei vormen van wederzijdse betrokkenheid te
plaatsen, zowel vanuit het perspectief van de
ouders (cel 1 t/m 8) en als vanuit het perspectief
van de school (cel 9 t/m 12). Die wederzijdse
betrokkenheid komt tot uiting in activiteiten die
zijn gericht op respectievelijk meeleven, meehelpen, meedenken of meebeslissen.
Het spreekt voor zich dat ouders zich allereerst
en vooral betrokken voelen bij hun eigen kind
(cel 1 t/m 4). Hoezeer scholen ook de inzet van
ouders kunnen gebruiken (cel 6), al is dat in het
voortgezet onderwijs minder het geval dan in
het basisonderwijs, en hoe belangrijk medezeggenschap van ouders ook is (cel 7 en 8), de betrokkenheid van ouders begint altijd bij de ontwikkeling en het welbevinden van het eigen kind.
Afstemming tussen de respectievelijke opvoedingsmilieus (thuis en school) is daarvoor noodzakelijk.
Op de vraag naar de stand van zaken met betrekking tot de ouderbetrokkenheid wijzen scholen
veelal naar de tweede lijn (cel 5 t/m 8). Er is een
actieve ouderraad, er zijn veel hulpouders, er
zitten ouders in de medezeggenschapsraad en er
wordt een ouderpanel/ klankbordgroep georga-
Schema 1: Het traject dat ouders en school samen lopen
Entree
j
Voortraject:
Informatie vooraf,
kennismaking,
intake, inschrijving
Gezamenlijk belang centraal
Gericht op doelen van partnerschap
Hoofdtraject
Introductie van ouders, voortgangsgesprekken,
kwaliteitszorg en vormen van wederzijds meeleven,
meehelpen, meedenken en meebeslissen
4 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
Exit
j
Natraject:
overgang en
exitgesprek
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 5
Schema 2: Vormen van wederzijdse betrokkenheid
meeleven
meehelpen
meedenken
meebeslissen
Ouders richting eigen
kind als leerling
1
2
3
4
Ouders richting groep
of school als geheel
5
6
7
8
School richting ouders
9
10
11
(12)
niseerd. Natuurlijk is dat iets om trots op te zijn,
maar als wordt doorgevraagd naar de individuele ouderbetrokkenheid bij het leren en de ontwikkeling van het eigen kind (de eerste lijn), dan
blijken er grote verschillen tussen ouders te zijn.
Niet alle ouders bijvoorbeeld komen naar school
om over de ontwikkeling of vorderingen van
hun kind te praten. Of om geïnformeerd te worden over de keuze van sectoren of profielen (VO)
en wat de consequenties daarvan zijn. Juist
omdat de ouders zo verschillen, zal het nodig
zijn met verschillende activiteiten op die verschillen van ouders in te spelen. Ouders die de
Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen
en die geen natuurlijke betrokkenheid bij de
school kennen vanuit hun thuiscultuur, zullen
met andere activiteiten benaderd moeten worden dan ouders die de beide aspecten wel in zich
hebben. Een belemmering is natuurlijk de taal.
Daarom kan zowel bij de intake, bij huisbezoek
of bij een rapportbespreking het beste een
familielid of een zoon of dochter, die al op school
zit, of een schoolcontactouder met dezelfde etnische achtergrond, als tolk fungeren. Er is dus
niet één aanbod voor alle ouders. Het kan gaan
om meerdere activiteiten voor meerdere doelgroepen ouders.
Eén van de directeuren zegt dat zij op haar
school uitgaat van verschillen tussen de ouders.
Daarom biedt haar school verschillende soorten
activiteiten (uit alle cellen van schema 2) aan,
zodat in principe alle ouders kunnen participeren. Er zijn immers ouders die alleen willen meeleven met hun kind, een basishouding die de
6 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
school van elke ouder mag verwachten. Deze
ouders zullen bijvoorbeeld een inloopochtend
wel op prijs stellen, maar niet in de ouderraad
willen. Er zijn ook ouders, zij het minder, die
willen meehelpen in de klas of op school of willen meedenken in een klankbordgroep, ouderpanel of medezeggenschapsraad. Het zij zo,
zoveel ouders zoveel zinnen. Waar het om gaat, is
dat de school die ouderbetrokkenheid actief aanboort, vanuit de grondhouding dat je samen
meer kunt bereiken dan in je eentje. Uiteindelijk
gaat het daarbij om de ontwikkeling van de kinderen.
Desalniettemin kost het scholen soms veel moeite om die betrokkenheid op de eerste lijn te realiseren. In het ongunstigste geval leggen ze zich er
bij neer en investeren vooral in zaken die met de
tweede lijn te maken hebben (ouder- en medezeggenschapsraad, ouderpanel, klankbordgroepen). Maar bij partnerschap gaat het in eerste
instantie juist om betrokkenheid bij het eigen
kind (eerste lijn). Wil de school die partnerschap
realiseren dan zal zij het initiatief moeten nemen
en zich vanuit de derde lijn direct tot de ouders
moeten wenden (cel 9 t/m 12). Zo kan aan het
begin van de schoolloopbaan een goed intake gesprek ervoor zorgen dat er informatie en
opvattingen tussen school en ouders worden uitgewisseld. Verderop in de schoolloopbaan biedt
bijvoorbeeld huisbezoek (cel 9 en cel 11) de mogelijkheid om kennis te maken met het thuismilieu
en de opvattingen over opvoeden van de ouders.
Tevens kunnen de ouders worden aangemoedigd
de school van hun kind te bezoeken. Ook het ver-
plicht afhalen van het rapport tijdens de rapportbespreking is zo’n activiteit (cel 9), waarmee de
school aan de ouders duidelijk maakt hun aanwezigheid op school zeer op prijs te stellen.
Het oppakken of uitvoeren van een activiteit wil
overigens niet zeggen dat het altijd honderd procent goed verloopt. Soms is het bijvoorbeeld in
bepaalde klassen moeilijk om contactouders te
vinden. Dat is een teleurstelling, maar desondanks hoeft het geen belemmering te zijn voor
het goed functioneren van contactouders in
andere klassen.
In de samenwerking met ouders moet telkens
opnieuw geïnvesteerd worden. Een relatie, en de
relatie met ouders is niet anders, moet onderhouden worden. Dat zal ook blijken uit de verhalen
in dit boekje. Het idee is zowel eenvoudig als
doeltreffend: begin gewoon met de ouders die
willen en kunnen, en die u kunt bereiken.
en inloopuren zijn activiteiten, die vanuit het
perspectief van de ouders gericht zijn op het
meeleven en meedenken over de ontwikkeling
van het kind (de cellen 1 en 3). Vanuit de school
gezien zijn deze activiteiten bedoeld om ouders
te betrekken bij de ontwikkeling van hun kinderen. Daarbij stellen scholen zich ook ten doel om
een zekere mate van afstemming tot stand te
brengen met de thuissituatie of om daadwerkelijk zicht te krijgen op de thuissituatie (met
name bij huisbezoek). Het gaat dus om meeleven
en meedenken van de school met de ouders,
mede met de intentie hen te stimuleren hun kind
thuis te ondersteunen. Daarom zijn deze activiteiten te plaatsen in de cellen 9 t/m 11.
• Klassenouders is een activiteit die is te plaatsen
in de cellen 5 t/m 7.
• Ouderpanels en klankbordgroepen zijn te
plaatsen in cel 7, gericht op het meedenken van
ouders.
Hoe pakt u dat aan? In dit boekje vindt u goede
praktijkvoorbeelden uit het voortgezet onderwijs die in één van de cellen van schema 2 zijn
onder te brengen.
• De intake is een activiteit uit het voortraject
(schema 1).Vanuit de ouders gezien gaat het om
meeleven, thuis meehelpen en meedenken met
betrekking tot het kind als leerling vanuit de cellen 1 t/m 4 (hoewel meebeslissen vaak alleen bij
het aanpakken van leerproblemen aan de orde
is). Vanuit de school gezien kan de intake benut
worden om een basis te leggen onder het meeleven en meedenken met ouders en kinderen in
de thuissituatie (de cellen 9 en 11). Een goed intakegesprek verschaft de school immers een
eerste indruk van de thuissituatie.
• Vervolggesprekken, huisbezoek, het ouderuur
Tot slot wijzen we erop dat deze goede praktijkvoorbeelden, de pareltjes van partnerschap in
het voortgezet onderwijs, niet allemaal perfecte
pareltjes zijn. Elke school is tenslotte een lerende
organisatie en schoolontwikkeling is een vóórtdurend proces. Zo wordt het pareltje van de intake in het voortgezet onderwijs op basis van de
evaluatie van de eerste keer verder gepolijst.
Maar hoe dan ook, het zijn allemaal pareltjes die
navolging verdienen en misschien wel op uw
school!?! Wilt u meer informatie of ondersteuning bij de versterking van het contact school –
ouders, neem dan contact met ons op. De NKO
heeft veel expertise op dit terrein, zowel in het
basis- als het voortgezet onderwijs. Voor meer
informatie kunt u bellen of mailen met: Arie van
Rooijen (070-3282882) of rooyenaAnko.nl.
1
Uitgebreidere informatie over het educatief partnerschap van school en ouders, alsmede over de wijze waarop u dat samen met de ouders vorm kunt geven vindt u in een nieuwe brochure van NKO en KPC Groep.
De brochure kunt u downloaden van de website van de NKO (www.nko.nl). Beek, Suzanne, Arie van Rooijen & Cees
de Wit (2007): ‘Samen kun je meer dan alleen. Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs’.
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 7
‘De Citoscores begonnen bij ons in de regio 1 zo’n dominante rol te spelen bij de toelating tot het
voortgezet onderwijs’, zegt Martin van de Ven, brugklas- en zorgcoördinator aan de VWO-, HAVOen VMBO-t-locatie van het Dr. Knippenbergcollege te Helmond, ‘dat we in het samenwerkingsverband vorig jaar hebben afgesproken om een nieuwe toelatingsregeling te maken. Onder zijn
voorzitterschap ging een werkgroep met vertegenwoordigers uit het (speciaal) basisonderwijs en
het voortgezet onderwijs uit de regio aan de slag. Nu ligt er een heldere procedure en rapporteert
elke basisschool op dezelfde manier over de leerling aan het voortgezet onderwijs. Maar hoe gaat
het dan verder?
1. De overgang
leerling centraal in overgang naar het voortgezet onderwijs
‘In Helmond hanteerden de scholen voor de toelating tot bijvoorbeeld VMBO-t een Citoscore
van 530, maar in andere gemeenten gold een
norm van 532. Zo creëer je natuurlijk ongelijkheid en misverstanden. Het was dus hoog tijd om
eens met elkaar te gaan praten over een voor
iedere school geldende, toelatingsregeling.’
aanvullend
‘We zijn begonnen met het formuleren van uitgangspunten (zie kader) waaraan de nieuwe
regeling moest voldoen.’ vervolgt Martin. ‘Dan
kan steeds worden getoetst of bepaalde stappen
wel conform de afspraken zijn. Voorheen waren
er basisscholen die aan kinderen bijvoorbeeld het
advies VMBO-V gaven. Dat bestaat landelijk niet,
maar stond hier in de regio voor ‘vakgericht’. De
school voor voortgezet onderwijs moest daarna
zelf bepalen of zo’n leerling in aanmerking
kwam voor de basis- of voor de kaderberoepsgerichte leerweg. Maar op basis van een leerlingvolgsysteem en ervaringen van de leerkrachten
door de jaren heen moet een basisschool in groep
8 toch kunnen zeggen voor welke richting een
leerling geschikt is. Twijfelgevallen natuurlijk
daargelaten. Daarom hebben wij gezegd dat er
een eenduidige terminologie moet komen. We
hebben nu een Adviesformulier/verkort onder-
8 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
wijskundig rapport dat door elke basisschool
wordt gebruikt. Daarin staan de standaardgegevens van de leerling. Dit rapport kan aangevuld
worden met bijlagen, als de Citotoets of een
andere intelligentietoets, een dyslexieverklaring, een indicatieonderzoek, een rapportage
remediale hulp of een rapport van het Centrum
Begaafdheidsonderzoek. Alle scholen voor voortgezet onderwijs gaan primair uit van het schooladvies, op basis van het leerlingvolgsysteem, en
de (Cito)toetsgegevens zijn aanvullend.’
‘warme’ overdracht
‘We zijn nu binnen het samenwerkingsverband
bezig de gegevens te digitaliseren, zodat de overdracht nog gemakkelijker zal gaan. Dan kun je
ook de leerlingvolgsystemen koppelen. ‘Bij ons
op school hebben de mentoren toegang tot alle
gegevens van hun eigen klas, en de afdelingscoördinator tot alle gegevens van leerlingen van
de eigen afdeling. De zorgcoördinator en de
directieleden hebben toegang tot alle gegevens
uit het leerlingvolgsysteem van alle leerlingen
uit het leerlingvolgsysteem. De vakdocenten
hebben toegang tot de leerlingvolgsystemen van
de klassen waarin zij lesgeven en zij kunnen niet
in het vertrouwelijke gedeelte. Wel krijgen zij
van mij aan het begin van het schooljaar de leer-
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 9
lingenlijst met daarop aangetekend met welke
specifieke zaken per leerling zij in de klas rekening moeten houden. Dan gaat het bijvoorbeeld
om dyslexie en andere specifieke leerbehoeften.
Bij elke leerling is er sprake van een ‘warme’
overdracht. Als het om één leerling van een basisschool buiten de regio gaat, handel ik het telefonisch af. Meestal komen de leerlingen echter van
een vast aantal basisscholen en dan maak ik een
afspraak voor een intakegesprek met de leerkracht van groep 8. Dat gebeurt in de periode
april t/m juni. Per leerling bekijken we alle gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Ook wordt nog
aanvullende informatie besproken. Leerlingen
met een advies HAVO/VWO én die het goed
doen, zijn meestal geen bespreekgevallen. Maar
bij leerlingen die bij het leren problemen ondervinden, zijn vragen van belang als “Waar liepen
jullie tegenaan?”en “Zijn er specifieke aandachtspunten?”. Ook is het zinvol om informatie te krijgen
over bijvoorbeeld ouders die gescheiden zijn en
niet op één lijn zitten als het over hun kind gaat.
Dat soort informatie is belangrijk om bij de eerste gesprekken in het voorgezet onderwijs meer
afstemming met de ouders te krijgen in het
belang van hun eigen kind.’
en eventuele medische gegevens ook belangrijke
mededelingen door de ouders over hun kind te
staan. Wij zien ouders als partners van de school
bij de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. In het gesprek kunnen de ouders aangeven wat zij belangrijk vinden bij de begeleiding
van hun kind en waar de school op moet letten.
Vervolgens krijgen de ouders van ons eind maart
bericht over de toelating. In juni komen alle leerlingen een middag op school voor een nadere
kennismaking. Zij ontvangen dan informatie die
van belang is voor de start van het schooljaar.
Eind oktober vindt er door de mentoren een vervolggesprek met de ouders plaats naar aanleiding van de resultaten van de Schoolbelevings
Vragenlijst, die de leerlingen hebben ingevuld.
Dan weten we, vanuit het perspectief van de leerling, hoe hij in zijn vel zit, wat zijn opvattingen
over het leren zijn, wat zijn ambities zijn en in
welke mate hij in staat is om op zichzelf te reflecteren. Tezamen met de gegevens uit de aanmeldingsperiode en de ervaring die wij zelf en de
ouders ondertussen hebben opgedaan over de
eerste schoolperiode ligt er dan voldoende informatie op tafel voor een goed gesprek over de ontwikkeling van de leerlingen. In november is er
dan nog een 10-minutengesprek over het eerste
rapport.’
ouders en leerlingen
We hebben net de aanmeldingsweek achter de
rug. Met alle ouders vullen wij het aanmeld formulier in. Daarop komen naast de persoons-
ouders en zorgleerlingen
‘Als zorgcoördinator praat ik, voorafgaand aan
de aanmelding, vaak al met ouders, van wie de
• Ieder kind moet op een passende opleiding starten.
• De toelatingsprocedure moet bruikbaar zijn voor alle scholen voor voortgezet onderwijs in
de regio.
• Er moet een eenduidige terminologie gehanteerd worden voor wat betreft schooltypen en
adviezen.
• Het advies van de basisschool weegt het zwaarst, omdat daarin het hele profiel van het kind
zit. Het gewicht van de Citotoets (of een andere intelligentietoets) moet verminderen.
• Alle kinderen krijgen een (verkort) onderwijskundig rapport. Voor VMBO-t, HAVO en VWO is
een intelligentietoets, als tweede gegeven, vereist.
• Het primair onderwijs is verantwoordelijk voor het samenstellen van het advies, het voortgezet onderwijs is verantwoordelijk voor de toelating.
kinderen extra zorg nodig hebben. Deze ouders
bellen meestal in een vroeg stadium omdat ze
zich zorgen maken over het toekomstige functioneren van hun kind op de school. Ik nodig ze
meteen uit voor een gesprek. Daarin komen vragen aan de orde als “Wat voor een kind is het?”,
“Waar heeft hij behoefte aan?”, “Hoe is er op de basisschool met zijn dyslexie omgegaan?”, “Waarin loopt hij
vast?”, “Wat heeft u thuis gedaan?’ en “Wat verwacht
u van ons op dit punt?”. Ouders met zorgleerlingen
die niet van tevoren bellen, worden na de aan1
10 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
melding uitgenodigd voor een gesprek. Soms is
er twijfel over de benodigde capaciteiten van een
leerling. Als uit het contact met de basisschool en
de ouders blijkt dat zijn motivatie hoog is, gaan
we dikwijls toch over tot plaatsing. We houden
samen met de ouders wel goed de vinger aan de
pols en rond Pasen maken we de definitieve
balans op. In een enkel geval leidt dat tot doorplaatsing naar VMBO-kaderberoepsgericht op
een andere locatie van de OMO-scholengroep
Helmond.’
De regio bestaat uit de plaatsen Asten, Someren, Deurne, Helmond, Gemert/Bakel en Laarbeek.
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 11
‘Als je een persoonlijke school wilt zijn, die er toe doet... als je de lijn school – ouders kort wilt
houden... als je over en weer vertrouwen wilt scheppen... dan is op deze manier de intake organiseren een goede concretisering van het partnerschap van school en ouders’. We spreken met Els
Wieser, mentor op het Parkcollege de Grundel in Hengelo.
2. De intake
de intake: een goed begin is het halve werk!
‘De eigenlijke aanleiding om de intake op een
andere manier te organiseren was de start van de
nieuwe leerweg VMBO-T/HAVO (leerweg T/H) in
de brugperiode 1. Daarin zitten leerlingen die het
in zich hebben om door te groeien naar HAVO.
Het is zinvol om deze leerlingen op tijd in kaart
te brengen. Tot nu toe duurde het tot de herfstvakantie voordat wij een goed beeld van onze
nieuwe leerlingen hadden. Afgezien van de eerste kennismaking spraken we de ouders pas voor
het eerst bij het eerste rapport na de herfstvakantie. Dat is niet effectief, temeer omdat de ouders
zeker in het begin de leerlingen veel beter kennen dan wij. Van hun kennis moeten wij beter
gebruik maken.’
wij onder meer dat zij op tijd komen, hun spullen
(boeken, schriften, etui) in orde hebben, een actieve werkhouding hebben zowel thuis als in de klas
en actief de studiewijzers volgen. Ouders kunnen
helpen door geïnteresseerd te zijn in het leren van
hun kind, betrokken te zijn bij de school (bezoek
voorlichtingsavond, ouderavond), zorg dragen
voor de aanwezigheid van de juiste schoolspullen,
het stimuleren van hun kind, zorgen voor voldoende slaap, gezonde voeding en het tijdig
inschakelen van de mentor in geval van problemen. Het gaat eigenlijk om het vastleggen van verwachtingen die we van elkaar hebben voor het
komende schooljaar. Het is geen contract, het gaat
erom dat je vertrouwen krijgt in elkaar.’
intakeformulier
‘Daarom hebben we een nieuw intakeformulier
ontworpen met drie hoofdcategorieën, te weten
“Wie ben je?”, “Wat wil je?” en “Hoe proberen we
het doel te bereiken?” (zie het kader voor een verdere onderverdeling). Het gaat om vragen over de
leerling, aan de leerling en aan de ouders. Bij persoonsgegevens gaat het om resultaten en specifieke leerlingkenmerken die bekend zijn uit het
basisonderwijs. Daarnaast kunnen leerlingen zelf
aangeven waar zij goed in zijn of wat minder gaat.
Ook kunnen ze aangeven wat ze graag willen worden en waarom. Als aanbod van de school is vermeld dat wij extra les in Nederlands, Engels en
wiskunde bieden, alsmede mentoraat en toetsing
van de vakken op twee niveaus (respectievelijk op
T- en op H-niveau). Van de leerlingen verwachten
12 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
indeling intakeformulier
Wie ben je?
- Persoonsgegevens
- Waar ben je goed in? Waar heb je hulp bij nodig?
- Waar ligt je belangstelling? Wat zijn je hobby’s?
Wat wil je?
- Wat zijn je ambities?
- Wat is je motivatie?
- Hoe proberen we het doel te bereiken?
- Wat kan de school bieden?
- Wat verwacht de school van de leerling?
Hoe kunnen ouders/verzorgers helpen?
- Algemene opmerkingen
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 13
specifieke kwaliteiten
‘Tot slot vragen wij de ouders nog over welke
specifieke kwaliteiten zij beschikken, waar de
school bij gelegenheid gebruik van mag maken.
Stel dat er een ouder bij zit die goed kan organiseren, dan zullen wij daar zeker een beroep op doen
als er eens een groot evenement georganiseerd
moet worden. Eén ouder heeft bijvoorbeeld aangegeven dat hij met zijn vervoersbedrijf best wil
inspringen als we eens iets groots willen vervoeren. Dat houden wij in ons achterhoofd. Je weet
maar nooit!’ Bij allochtone ouders komt het soms
voor dat de ouders geen Nederlands spreken. In
dat geval komt er een volwassen familielid of een
broertje of zusje, dat al in het voortgezet onderwijs zit, mee als tolk. Op die manier kan het intakegesprek toch gevoerd worden.’
kennismaking
‘De intakegesprekken van één klas worden
gehouden door twee mentoren. Ik ben, evenals
mijn collega, voor dertien leerlingen de persoonlijke mentor. Wij hebben ervaren dat de ouders
zeer positief reageerden. Variërend van “Wat fijn
dat we ons verhaal kwijt kunnen” tot “Wat prettig om nu al kennis te maken met de mentor”.
Ook voor ons is het prettig om alvast kennis te
maken met de ouders. Je merkt dan hoe ouders
op hun kind reageren en hoe ze aankijken tegen
zijn ontwikkeling. Sommige ouders zeggen
tegen je: “U moet eruit proberen te halen wat er
in zit”. Er zijn echter ook ouders die je vertellen
dat hun kind natuurlijk wel zijn best moet doen,
maar dat het er hun vooral om gaat dat hun kind
goed in zijn vel zit en het naar zijn zin heeft op
school. Voor ons is dat belangrijke informatie,
want dan weet je ook hoe ouders thuis op hun
kind reageren.
De ouders krijgen geen kopie van het intakeformulier mee naar huis. Dat hebben we tevoren
ook niet overwogen. Tijdens het intakegesprek
hebben ze kennis genomen van wat er op het formulier is ingevuld. Bij elk vervolggesprek komt
1
Ook in de kaderberoepsgerichte leerweg.
14 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
dit intakeformulier op tafel, zodat de gegevens
betrokken kunnen worden bij de bespreking.
Ook hebben de ouders tussentijds de mogelijkheid om het formulier in te zien.’
In de eerste bijdrage schreven we over de nieuwe aanpak van de intake bij de nieuwe leerweg
VMBO-t/HAVO (leerweg T/H) van het Parkcollege de Grundel te Hengelo. In dit artikel vertelt
Mayke Weerdenburg-Clément, teamleider theoretische stroom, over vervolgactiviteiten en over de
bijstelling van het intakeformulier op basis van evaluatie-activiteiten.
leerlingvolgsysteem
Van de relevante punten uit de intakegesprekken
maken de mentoren per leerling een overzicht
voor de docenten. Dat beslaat twee A-4-tjes.
Daardoor is iedereen op de hoogte van specifieke
kenmerken van de leerlingen waarmee rekening
kan of moet worden gehouden. Elke docent
houdt vervolgens het leerlingvolgsysteem voor
zijn eigen vak bij. ‘We zijn bezig dat te automatiseren, zodat ik in één oogopslag kan zien hoe een
leerling er voor staat. Op de rapportenvergadering kan ik, mede op basis van gegevens van de
intake, iets zeggen over de achtergrond van de
leerlingen. Op die manier krijgt iedere docent
een vollediger beeld van de leerling.
Zoals gezegd, vormen de gegevens uit het intakegesprek bij de eerste rapportbespreking met de
ouders mede een aanknopingspunt. De mentoren
hebben ondertussen ervaring opgedaan met de
leerling en dat biedt een zinvolle basis voor een
gesprek over de wijze waarop hij zich ontwikkelt.’
goede weg
‘In de loop van dit schooljaar zullen we het intakeformulier, op basis van de opgedane ervaringen én
op basis van de opmerkingen van collega’s en
anderen, nog eens kritisch tegen het licht houden.
Zo is het ons nu al duidelijk dat de verwachtingen
van ouders over de ontwikkeling van hun kind,
alsmede hun verwachtingen over de bijdrage van
de school daaraan, expliciet in het intakeformulier
een plek moeten krijgen. We zijn dit schooljaar
voor het eerst met de vernieuwde intake begonnen. We weten dat we op de goede weg zijn, maar
óók dat het nog beter kan.’
Voor meer informatie: [email protected] of
[email protected]
3. De intake ii
vervolgactiviteiten en evaluatie
‘Het is onze doelstelling om twintig procent van
de T/H-leerlingen te laten doorstromen naar de
HAVO’, stelt Mayke. ‘Dit proberen we onder
andere te realiseren door de vakken Nederlands,
Engels en wiskunde één uur extra aan te bieden.
Bovendien worden deze vakken zowel op TLniveau als op HAVO-niveau aangeboden en
getoetst, terwijl de andere vakken op TL –niveau
worden gegeven. Voor deze drie vakken komen
er ook twee cijfers op het rapport, een T-cijfer en
een Havo-cijfer. Om leerlingen vroegtijdig in
beeld te krijgen, zijn we begonnen met intakegesprekken. Het intakegesprek vindt vóór de
zomervakantie plaats tussen leerling, ouders en
mentor. Het gaat om een eerste kennismaking,
het over en weer vertrouwen scheppen en het uitspreken van verwachtingen. Een goed gesprek
duurt zo’n half uur à drie kwartier.
Een probleem waar we tegenaan liepen was dat
beide ouders werken. Hoewel het niet onze voorkeur heeft, kon daardoor in sommige gevallen
het intakegesprek pas na de zomervakantie
plaatsvinden.’
vroegtijdige kennismaking
‘Tijdens het intakegesprek krijgen we een beeld
van de ouders en van de leerling. Voor elke mentor is het prettig vroegtijdig te weten wie er in de
klas zitten, wie hun ouders zijn en wat hun verwachtingen zijn. En dan bedoel ik hun verwachtingen over de ontwikkeling van hun kind en de
bijdrage daaraan van de school. Vanuit het in-
takegesprek verzamelt de mentor van iedere leerling relevante informatie voor de docenten, die
lesgeven aan de klas. Alle leerlingen worden met
het docententeam aan de hand van deze lijst
besproken in het begin van het schooljaar, in de
eerste of tweede lesweek.
Door de nieuwe opzet van de intake zijn de
docenten eerder en beter geïnformeerd. Voorheen
duurde het tot na de herfstvakantie, voordat alle
docenten op de hoogte waren van de bijzonderheden van een leerling. Dan ging het met name
om de gegevens uit de eerste categorie van het
intakeformulier (zie kader op pagina 13). Bij het
intakegesprek komen er echter meerdere aspecten aan de orde. Oók de eerste kennismaking van
de mentor met de ouders vond voorheen pas
plaats tijdens de eerste ouderavond. Die werd
meestal in oktober gepland. Nu is deze kennismaking al voor de zomervakantie gerealiseerd.’
vervolggesprekken
‘Voorafgaand aan het eerste 10-minutengesprek
hebben de leerlingen op school de schoolvragenlijst (vragen over het welbevinden van de leerling) ingevuld. Dat levert extra informatie op,
voor zowel de ouders als de mentor, over het zelfbeeld van de leerling. In elke vervolgbespreking
met de ouders worden, indien nodig, de gegevens
over de leerlingen in het intakeformulier aangevuld. Het schooljaar is bij ons verdeeld in vier
kwartielen. Na ieder kwartiel volgt er een rapport
en een 10-minutengesprek met de ouders.
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 15
Allochtone ouders nemen soms een oudere zoon
of dochter mee als tolk. Dat gebeurt zowel bij het
intakegesprek als bij de 10-minutengesprekken.
Sinds kort bestaat er ook een ouderplatform
allochtone ouders. Dit ouderplatform zorgt er
onder andere voor dat belangrijke informatie
van school via de eigen informatiekanalen naar
de allochtone ouders wordt doorgespeeld.’
ouderavond
‘In maart jl. hebben we een ouderavond voor de
ouders van de T/H-klassen gehouden. Er werd
eerst een uiteenzetting gegeven over de T/Hklas. Over hoe het in de eerste klas gedurende dit
schooljaar is gegaan en wat wij als school hebben
ervaren. Daarbij ging het met name om: de extra
uren Nederlands, Engels en wiskunde, de HAVOleerstof, studiewerktijd, studiewijzers, lesuitval
door ziekte, et cetera. Daarna zijn de ouders in
kleine groepjes uiteen gegaan en hebben onder
leiding van een docent, mentor of teamleider
gediscussieerd over een aantal vragen. Daaruit
zijn tips voortgekomen. Ik noem hier een paar
voorbeelden:
• Houd op het eind van het schooljaar een evaluatiegesprek met de leerling en de ouders in
plaats van een nieuw intakegesprek bij de start
van de tweede klas.
• Voer met de opstromers en instromers, die
gedurende het schooljaar in de T/H-klas
komen, ook een intakegesprek.
• Bevraag ook de leerlingen.
De opbrengst van de avond is gebundeld en aan
alle ouders van de T/H-klassen toegezonden.’
16 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
waardevol
‘Nadat alle intakegesprekken waren gevoerd en
nadat de bespreking in het docententeam had
plaats gevonden, hebben we het intakeformulier
en de intakegesprekken geëvalueerd. We kwamen tot de conclusie dat de verwachtingen van
de school wel werden uitgesproken, maar dat
ouders daarvoor niet de gelegenheid kregen.
Daarom hebben we het formulier uitgebreid met
de volgende twee vragen:
• Wat verwachten de ouders van de ontwikkeling van hun kind?
• Wat verwachten de ouders van de school.
Verder nemen we de ervaringen van de docenten
Nederlands, Engels en wiskunde, die lesgeven in
de T/H-klas, alsmede de ervaringen van de
ouders en leerlingen mee in het bijstellen van
onze plannen voor het komend schooljaar.
Terugkijkend kan ik stellen dat de verkregen
veelzijdige informatie, de vroegtijdige kennismaking én het gevoel van wederzijdse betrokkenheid en wederzijds vertrouwen het zeker de
moeite waard maakten om deze intakegesprekken te voeren. Het is belangrijk om een goed contact tussen ouders en school te krijgen én te houden. Daarom zou het waardevol zijn om voor alle
eerste klassen van de school intakegesprekken te
organiseren.’
Voor meer informatie:
[email protected] of
[email protected]
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 17
‘Danny gaat met plezier naar school en hij komt fluitend thuis’, zegt Trijntje van Laar, zijn moeder.
Ze bezoekt vanmorgen het inloopuur van klas 1b van het Leerwegondersteunend onderwijs VMBO
van de Openbare Scholengemeenschap Erasmus in Almelo.
4. Inloopuur
‘zo had ik zelf ook wel willen leren!’
‘De inloopuren zijn eigenlijk een idee van de
ouders’, zegt Bertus Satink, rector van de school.
‘Op één van de informatieavonden aan het begin
van het afgelopen schooljaar stond één van de
ouders op om te vertellen dat zij zoveel had
opgestoken over het onderwijs aan haar dochter
door een keer in de klas te gaan kijken. Het ging
er heel anders aan toe dan in de tijd dat zij zelf op
school zat. Dat zette ons aan het denken, want
wij zochten al langer naar manieren om de
ouders meer bij het leer- en ontwikkelingsproces
van hun kind te betrekken. Gaandeweg het
schooljaar rijpte toen het idee om inloopuren
voor ouders te organiseren. Dit schooljaar zijn
we tot uitvoering overgegaan en gisteren was het
eerste inloopuur. In klas 1a waren acht ouders
aanwezig.’
ons ziek wordt, zijn er nog drie collega’s over.
Lesuitval kennen we daardoor niet. De leerlingen
zitten in groepjes en wij begeleiden ze. Zo leren
ze zowel zelfstandig te werken als met elkaar
samen te werken.
Enkele jaren geleden zijn we ermee gestart
omdat we de doorgaande lijn met het basisonderwijs wilden verbeteren. Daar werkten de
leerlingen immers al lang op zo’n manier. Wij
hadden destijds klassikaal onderwijs, dus geen
wonder dat de overgang voor veel kinderen
daardoor extra groot was. Soms staan ouders er
nog wat terughoudend tegenover, omdat klassikaal onderwijs hun eigen referentiekader is.
Doorgaans merken ze al snel dat hun kind goed
in zijn vel zit en deze inloopuren dragen eraan
bij dat ze nog beter zicht krijgen op de wijze
waarop hun kinderen hier leren.’
teamteaching
‘De bedoeling is dat zij hun kinderen aan het
werk zien met het lesmateriaal en aan den lijve
ondervinden hoe het reilt en zeilt in de klas. Hun
eigen kind is daarbij hun gids en óók ik vertel
natuurlijk het één en ander’, zegt Eric van de
Wal, docent en mentor. ‘Het onderwijs bij ons op
school is geheel anders ingericht dan zij zelf
ervaren hebben in hun eigen middelbare schooltijd. Zij zijn klassikaal onderwijs gewend, wij
doen hier aan teamteaching. Dat wil zeggen dat
een groep van vier docenten samen verantwoordelijk is voor een klas met dertig of meer leerlingen. Dat heeft grote voordelen. Als één van
18 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
samenwerken
‘Het is fantastisch zoals het hier gaat’, zegt Gerrit
Heinen, vader van Deborah. ‘Wij zaten vroeger
allemaal in rijtjes. Zelf heb ik niet zo lang in rijtjes gezeten hoor, want na twee jaar ben ik op de
grote vaart gegaan. Gelukkig vindt Deborah het
hier hartstikke fijn. Als je ziet hoe ze elkaar helpen als de één ergens mee zit... dat is toch mooi!
Zo leren ze om met elkaar samen te werken. Ik
had nog nooit van dat teamteaching gehoord,
maar zo had ik zelf ook wel willen leren. De leerkracht van groep 8 vertelde ons dat het voor
Deborah heel goed zou zijn om hier op school te
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 19
gaan en op de informatieavond heeft de mentor
er natuurlijk ook het een en ander over verteld.
Toch vind ik het fijn om het nu met eigen ogen te
zien. Toen die uitnodiging voor dit inloopuur
kwam, heb ik meteen tegen mijn vrouw gezegd
‘daar wil ik heen’. Natuurlijk wisten wij wel dat
we een goede keuze hadden gemaakt, want
Deborah gaat niet voor niets elke dag met veel
plezier naar school.’
uitzaaien
‘We hebben drie weken geleden de uitnodiging
de deur uit gedaan,’ reageert Eric, ‘en er zijn vandaag vijf ouders. Dat is mooi voor de eerste keer,
want het moet groeien en niet iedere ouder kan
op dit tijdstip hier aanwezig zijn. We doen het
nu aan het begin van het schooljaar, maar we
denken na over andere geschikte aanleidingen.
Bijvoorbeeld als leerlingen een presentatie van
een opdracht doen. Dat is een geschikte gelegenheid om ook de ouders erbij uit te nodigen.’
‘Het aardige is,’ vult Bertus Satink aan, ‘dat de
decaan naar aanleiding van het idee over de
inloopuren ook zoiets gaat organiseren rondom
de beroepskeuze aan het eind van het tweede
leerjaar. Hij is van plan om ouders op school uit
te nodigen en hen te laten kennismaken met de
afdeling waar de voorkeur naar uitgaat. Zo van
‘ga maar eens kijken bij elektrotechniek wat daar
allemaal wordt gedaan’. Zo zaait het idee zich uit
20 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
over de school om ouders via de inloopuren bij
het leren van hun kinderen te betrekken.’
geen huiswerk
‘Ik zou het wel leuk vinden om vaker op school te
komen’, zegt Trijtje van der Laar. ‘Op de basisschool ben ik ook altijd actief geweest. De presentatie van een werkstuk vind ik wel een goed
moment, want je hoort van je kind dat het daar
mee bezig is. Thuis doet hij er niets aan, want ze
hebben geen huiswerk. Voor Danny is dat heel
goed. Nu heeft hij na school tenminste voldoende vrije tijd om andere dingen te doen. Dat vind
ik óók belangrijk.’
kluisjes
Eric heeft, terwijl hij enige kinderen tot de orde
roept, met een half oor meegeluisterd. Hij laat de
kluisjes zien, die in de klas staan en waarin de
leerlingen hun boeken en schriften opbergen.
Geen huiswerk betekent dat de boeken op school
kunnen blijven. ‘Ze zijn zelf verantwoordelijk
voor het netjes houden van hun kluisje. Toevallig zitten er nu een paar sleutels op kluisjes die er
netjes uitzien, maar dat is niet altijd het geval.
Als ze thuis slordig zijn,’ zegt hij tegen Trijntje,
‘zijn ze het hier ook.’
Voor meer informatie:
[email protected]
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 21
Het Hooghuis Lyceum locatie Heesch maakt werk van ouderbetrokkenheid. Dat moet ook wel als je
basisfilosofie ‘de leerling centraal’ is. Zo denken de ouders er immers ook over. Dat betekent niet
‘school hier is mijn kind, zorg maar dat het goed presteert’. Dat betekent wel ‘ouders wij nemen het
ontwikkelingsperspectief van uw kind als uitgangspunt, maar wij kunnen het niet alleen’. Francis
Elkerbout, directeur van de school, licht hoe de samenwerking met ouders verloopt.
5. Ouderuur
met elke ouder drie keer per jaar in gesprek
‘Wij zijn een kleinschalige VMBO-school, met
een gemengde en theoretische leerweg. We
hebben een streekfunctie en groeien komend
jaar van 412 naar 448 leerlingen. Op de Open
Dag waren dit jaar erg veel ouders, dus over
belangstelling hebben we niet te klagen. Maar
we willen niet groter worden. Daarom werken
we met een wachtlijst. Je kunt ons karakteriseren als een prestatiegerichte school, die in
hoofdzaak opleidt voor het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Naast kennis vinden we
ook vaardigheden en attitudes zeer belangrijke
leerdoelen.’
eigentijds leren
‘Twee jaar geleden zijn wij gestart met Eigentijds Leren. We hanteren het uitgangspunt dat
“het kind centraal staat in plaats van de leerstof”.
Dat is een hoge inzet, maar we zijn aardig op weg
om dat te realiseren. De leerlingen zitten in
stamgroepen. Een stamgroep is maximaal twee
klassen groot, dus 56 leerlingen. Elke stamgroep
heeft een vast team van vier mentoren en er zijn
ook onderwijsassistenten. Elke leerling heeft een
eigen werkplek met een eigen computer en een
afsluitbaar kluisje. Daarin zitten de schoolboeken. Er wordt echter ook gewerkt met een
Elektronische Leeromgeving, waarmee thuis
(door)geleerd kan worden. Zelfstandig werken
wordt gestimuleerd door leerlingen hun eigen
werk te laten inrichten met leerstofplanners. In
22 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
een uitdagende en veilige leeromgeving wordt
soms zelfstandig, soms met andere leerlingen
samengewerkt.’
ouderuur
‘´De eerste twee jaren is er geen huiswerk, want
dat maken de leerlingen op school. Wij zeggen
tevoren tegen de ouders dat ze niet moeten denken “Mooi, daar hebben wij geen omkijken meer
naar”. Juist omdat we het ontwikkelingsperspectief van de leerling centraal stellen, verwachten
wij van de ouders een grote betrokkenheid. De
10-minutengesprekken hebben we afgeschaft. In
plaats komt elke ouder drie keer per jaar op het
ouderuur. De mentor nodigt dan een ouderpaar
uit om in de klas te komen kijken waar hun kind
mee bezig is. Ouders vinden dat heel boeiend. Ze
zien concreet wat er gebeurt, hoe hun kind leert
en begrijpen het dan beter. Voor het gesprek tussen ouders en kind thuis is dit heel goed, want
zelf hebben ze op een heel andere manier onderwijs gehad. Aansluitend aan het bezoek is er een
gesprek met de mentor over de manier waarop
het kind zich ontwikkelt. Dan kunnen ouders
óók hun visie naar voren brengen. De mentor
maakt voor zichzelf een kort verslag in de mentormap. Dat verslag is, exclusief persoonlijke
aantekeningen van de mentor, voor de ouders in
te zien. Maar het komt zelden voor dat daar
gebruik van wordt gemaakt. Het is ook een
kwestie van vertrouwen. Bovendien zijn de
ouders zelf bij het gesprek aanwezig geweest,
dus zij weten wat er is uitgewisseld.´
op huisbezoek bij ruzie en pesten. Dat zijn incidenten die het nodig maken om eens in een
infor-mele sfeer met elkaar te praten. ’
gêne
‘In de eerste klas vinden leerlingen het geen punt
dat hun ouders in de klas komen kijken. In de
tweede klas merken we wel enige gêne, maar we
doen het toch. Volgend jaar stroomt de groep
leerlingen, die is gestart met Eigentijds Leren,
door naar de derde klas. Ze zijn dan te zeer in de
puberteit om de ouders opnieuw in de klas uit te
nodigen. Ze zeggen dan hardop `Kijk jongens,
daar heb je nou ons mam´, met als gevolg dat
mam zich buitengewoon opgelaten voelt met al
die ogen op zich gericht. Het gesprek met de
mentor, drie keer per jaar, houden we er wel in.
De leraren werken van 8.10 uur tot 16.45 uur, dus
daar is wel ruimte voor. Het gaat tenslotte om de
ontwikkeling van de kinderen en in de bovenbouw gaat de beroepsoriëntatie ook nog een rol
spelen.´
huisbezoek
´‘Door de intensieve contacten met de ouders
door het jaar heen, is er eigenlijk nauwelijks tijd
voor huisbezoek. Toch proberen we dat wel een
paar keer per jaar te doen. Met name als een mentor constateert dat er iets is met een kind ligt
huis-bezoek voor de hand. Het is een goede
manier om meer zicht te krijgen op mogelijke
oorzaken. Een mentor gaat vooral op huisbezoek
met de intentie om de kleuring van het gezin te
leren kennen. Verder gaan mentoren standaard
intake
‘Op de vraag of er nog wensen zijn, noemt Francis Elkerbout meteen de intake. ´De logische consequentie van onze keuze om de leerling en zijn
ontwikkeling centraal te stellen, is om daar van
meet af aan mee te beginnen. Onze intake is nu
vooral een administratieve procedure, maar ik
wil graag een gesprek met de ouders en het kind.
Daarin kunnen we dan van beide kanten helder
maken wat we van elkaar verwachten met betrekking tot de ontwikkeling van het kind. Natuurlijk komt dat nu wel tot uiting in de gesprekken
die de mentor drie keer per jaar met de ouders
heeft. Logischer zou het echter zijn als dat
gesprek voor de eerste keer al plaatsvindt op het
moment dat de schoolloopbaan van het kind
begint. Dan hebben we vanaf de start een duidelijk beeld over wat voor een kind het is, hoe
ouders hem zien en wat ze van ons verwachten.
Tevens kunnen wij in dit gesprek duidelijk
maken wat we van de ouders verwachten. Het is
immers logischer om dit meteen aan het begin
van de schoolloopbaan van de ouders te bespreken dan om het later te doen. We kunnen niet
alles tegelijk aanpakken, maar we hopen er het
komende schooljaar mee te starten.´
Meer informatie over ouderuren en Eigentijds
Leren: [email protected]
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 23
‘Wij weten niet beter dan dat wij klassenouders hebben’, zegt Niek van der Perk, conrector van het
Zandvliet College in Den Haag, een christelijke scholengemeenschap voor HAVO/VWO. ‘Toen ik hier
zo’n 25 jaar geleden begon, waren ze er al en wij vinden het nog steeds een goede manier om
ouders bij het kwaliteitsbeleid van de school te betrekken.’
6. Klassenouders
kwaliteitsbeleid in het voortgezet onderwijs
bril
‘Wij vinden het belangrijk dat ouders van buiten
naar binnen kijken’, benadrukt Niek, ‘want
ouders kijken met een andere bril naar het onderwijs dan wij als onderwijspersoneel nog kunnen.
Zij doen dat op basis van wat zij horen van hun
kind(eren) en op basis van informatie die ze van
ons krijgen (Ouderinfo, schoolgids, et cetera).’
‘De organisatie van hand- en spandiensten’ vult
Ellen Smid-Parmentier, mentor van klas 1, aan,
‘verloopt niet via de klassenouders, maar via de
ouderraad. Op de informatiebijeenkomst aan het
begin van het schooljaar wordt gevraagd of
ouders belangstelling hebben om te helpen bij
activiteiten als de mediatheek, de kantine en
sportdagen.’ ‘We hebben alleen klassenouders in
de onderbouw. Met de invoering van de tweede
fase hebben we in HAVO/VWO wel klankbordgroepen gehad’, zegt Niek. Die functioneerden
niet naar tevredenheid, omdat ouders teveel
instaken op zaken betreffende het eigen kind. De
klankbordgroepen zijn na twee jaar opgehouden
te bestaan, maar nu zoeken we weer naar andere
manieren om ouders uit de bovenbouw bij de
school te betrekken.’
werving
Ellen: ‘De ouderraad coördineert ook de zoektocht naar contactouders. In september is er een
vergadering van de ouderraad. Die heeft de
naamlijsten van ouders uit alle tweede en derde
klassen tot haar beschikking. Er wordt afgesproken welke ouders zij persoonlijk gaan benaderen
als klassenouder. Natuurlijk zijn er al namen
24 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
bekend van ouders die het vorige jaar klassenouder zijn geweest en die te kennen hebben gegeven dat nogmaals te willen zijn. Maar soms zeggen ouders “Ik heb het nu twee jaar gedaan, laat
een ander die taak nu maar eens op zich nemen.”
Bij de ouders van het eerste jaar wordt op de
informatieavond, half oktober uitgelegd wat
klassenouders zijn en wat zij doen. Vervolgens
wordt gevraagd wie zich beschikbaar wil stellen.
Over het algemeen lukt het wel om twee klassenouders te krijgen.’
lijstje
‘De klassenouderavond wordt eind november
gehouden. De klassenouders verdelen de klas en
houden een belronde onder alle ouders. Ze vragen wat de ouders op de klassenouderavond aan
de orde willen stellen. Zoals algemeen ervaren
problemen, onduidelijkheden, maar het mogen
natuurlijk ook leuke dingen zijn. De ingebrachte
punten hebben doorgaans met de sfeer, de planners, en het gegeven onderwijs te maken. Als het
punten zijn die uitsluitend het eigen kind
betreffen wordt de ouders geadviseerd om een
afspraak met de mentor te maken. Van al die
punten wordt een lijstje gemaakt voor de mentor, dat als een soort agenda voor de klassenouderavond fungeert. De mentor heeft van tevoren
de gelegenheid gehad om anderen binnen de
school te raadplegen als het bijvoorbeeld een
onderwerp is waar hij/zij specifiek niets van af
weet. Op die manier komt de mentor op de
avond zelf beslagen ten ijs, want ouders hebben
recht op een goed antwoord.’
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 25
evaluatiebijeenkomst
‘Op de klassenouderavond is, naast de ouders, de
klassenouders en de mentor, ook een lid van de
ouderraad aanwezig. Eén van de klassenouders
maakt het verslag. Dit verslag wordt door de
mentor eventueel aangevuld, waarna de ouderraad het krijgt. Door de administratie van de
school wordt dit verslag onder alle ouders uit de
klas verspreid. Meestal komt daar geen reactie
meer op’, zegt Ellen, ‘want de ouders zijn
immers zelf op de avond aanwezig geweest.’
Niek: ‘De ouderraad maakt van alle verslagen één
verslag, waarin de belangrijkste zaken uit alle
verslagen worden opgenomen. Meestal is dat één
A-4-tje, dat ook wordt opgenomen in de Ouderinfo.
beeld beter of anders worden aangepakt? Als het
belangrijke punten zijn die alle klassen uit één
specifieke jaarlaag betreffen dan wordt de evaluatiebijeenkomst gesplitst en is er een aparte
bijeenkomst voor de klassenouders uit de betreffende jaarlaag (zie de horizontale lijnen met contactouders in het schema).
Als de verbeteringen op korte termijn zijn te realiseren, worden ze snel doorgevoerd. Dat kan ook
in de Ouderinfo worden gemeld. Structurele problemen, bijvoorbeeld met een bepaalde docent,
zijn niet één-twee-drie op te lossen. We melden in
zo’n geval dat we er mee bezig zijn, zonder verder
in details te treden. Uiteraard moeten ouders er
op termijn wel iets van merken.’
Voor meer informatie: [email protected]
wensen
Organisatieschema contactouders
Directie
MR
Evaluatiebijeenkomst
OR
2CO
2CO
2CO
2CO
2CO
2CO
2CO
2CO
2CO
In januari organiseert de ouderraad een evaluatiebijeenkomst met alle klassenouders (zie schema), waarbij ook de afdelingsleiders en de directie aanwezig zijn. Tijdens deze bijeenkomst
worden de punten uit het verslag besproken,
maar wordt ook even terug gekeken op de ervaringen van de klassenouders. Kan iets bijvoor-
26 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
‘We geven de informatie uit de evaluatiebijeenkomst ook aan de inspectie als die op bezoek
komt voor het Periodiek kwaliteitsonderzoek
(PKO). Via de klassenouders horen wij immers
van ouders wat wij kunnen verbeteren aan ons
onderwijs. Omdat we dit elk jaar doen, is het een
onderdeel geworden van ons kwaliteitsbeleid.
Er blijft natuurlijk altijd iets te wensen’, stelt
Niek. ‘Ik zou graag willen dat meer ouders de
juiste vragen stellen. Enerzijds constateer ik dat
ouders nogal eens praten vanuit hun ervaringen
met het eigen kind. Daar is niets mis mee, maar
voor de evaluatie van het onderwijs zou het wat
veralgemeniseerd moeten worden. Anderzijds
merk ik dat ouders reageren vanuit een hun
eigen schoolervaringen, die niet meer corresponderen met hoe wij hier onderwijs geven. Daar
zouden we iets aan kunnen doen door te zoeken
naar mogelijkheden om de ouders in de onderbouw in de klas van hun kind kennis te laten
maken met het onderwijs.
Tenslotte vraagt het nogal wat van klassenouders
om bij ouders precies naar boven te halen wat er
aan schort. Dat is een kwestie van de goede vragen stellen en doorvragen. Geen gemakkelijke
vaardigheid en niet iedereen van nature gegeven,
zelfs docenten niet. Klassenouders zouden hierop eigenlijk eerst geschoold moeten worden.’
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 27
De pedagogische taak van de school is zelden omstreden geweest. Anno 2006 luidt het antwoord
op de vraag of de school moet opvoeden nog steeds positief: onderwijs is opvoeden. Ouders zijn
daarbij de belangrijkste educatieve partners. Een ouderpanel is een rechtstreekse, laagdrempelige
manier om ouders bij de school te betrekken.
7. Ouderpanels
kijken door de bril van ouders
eindverantwoordelijk
Ouders zijn eindverantwoordelijk voor de
opvoeding van hun kind. Vanuit die eindverantwoordelijkheid moeten ze de regie kunnen voeren over die opvoeding. Daarbij hebben ze het
contact met de school nodig. Maar de afstand van
de ouders tot die school is met de stap naar het
voortgezet onderwijs letterlijk en figuurlijk
groter geworden. En naar mate de puberende
brugger een meer zelfverantwoordelijke bovenbouwer wordt, kiest de school de leerling zelf
steeds als meer aanspreekpunt. Hierbij moet overigens de rol en informatiebehoefte van de
ouders niet uit het oog worden verloren.
wederzijds
De school zal naar ouders toe helder moeten
maken waar ze voor staat en welke keuzes ze
maakt. En dan gaat het niet alleen om een visie
op leren, maar ook om het ontwikkelen van sociale vaardigheden, veiligheid, zorgstructuur en
praktische zaken als het lesrooster en het voorkomen van lesuitval. Ook zal helder moeten zijn
bij welke zaken ouders wel en niet betrokken
worden. Alleen op deze manier kan de school
haar maatschappelijke en pedagogische opdracht waarmaken.
Ouders hebben de school nodig, maar omgekeerd geldt ook: de school heeft de ouders evenzeer nodig. Bijvoorbeeld om juist déze school te
kiezen als beste school voor hun kind. Of om met
hand- en spandiensten en de vrijwillige ouder-
28 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
bijdrage de school te ondersteunen. Daarnaast
zijn ouders informatiebron en gesprekspartner
bij het vroegtijdig signaleren waarom een leerling niet zo lekker in zijn vel zit. Ook vormen
ouders een schakel in de sluitende zorgstructuur
rond een leerling met structurele leer- of gedragsproblemen, bij risico van vroegtijdig
schoolverlaten of integratieproblemen van
allochtone leerlingen.
educatieve partners
‘Educatief partnerschap is natuurlijk geen doel
op zich’, vindt Cees de Wit van KPC Groep.
Samen met de NKO startte hij op een aantal scholen voor voortgezet onderwijs een traject, waarin
educatief partnerschap tot speerpunt van het
beleid gemaakt wordt. De Wit: ‘Door ouders te
zien als educatieve partners kan ieder vanuit de
eigen verantwoordelijkheid werken aan de vorming en persoonlijke ontplooiing van het kind
tot mondig en actief burger met een volwaardige
plaats in de samenleving. Concreet betekent dat:
hoe kunnen ouders en school samen bevorderen
dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen
en leren? Welke afspraken zijn daarvoor nodig?
En hoe kun je samen bewaken, dat die afspraken
geen papieren overeenkomsten blijven, maar
daadwerkelijk tot actie leiden?’ De Wit is van
mening dat je als school een goede lijn moet uitzetten van het traject dat je met ouders wilt
lopen. ‘Cruciaal daarvoor is een goed intakegesprek, waarin de ouders ook het idee krijgen
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 29
als partner benaderd te worden. Luister naar hen
als ervaringsdeskundigen: ze kennen hun kind
immers al langer. Vraag hoe ze tegen opvoeding
aankijken, wat de sterke en zwakke kanten van
hun kind zijn, wat voor verwachtingen ze hebben. Laat ouders daarna niet los, maar nodig ze
regelmatig uit om de ontwikkeling en de resultaten van hun kind samen te komen bespreken.’
ten: via een ouderpanel leert de school de
mening van ouders kennen en de betrokkenheid
van ouders bij de school wordt ermee vergroot.
In principe kunnen zij over alle onderwerpen
hun mening geven, maar vanzelfsprekend zullen
dat vooral onderwerpen zijn die zowel de ouders
als de school raken, zoals veiligheid, stages, uitgaan, alcoholgebruik, gokken, puberteit en relaties.’
ouderpanels
Eén van de manieren om op een eigentijdse
manier de ouderbetrokkenheid op school vorm
te geven, is het organiseren van ouderpanels. Een
ouderpanel bestaat uit 20-25 willekeurig gekozen ouders die meer betrokkenheid en communicatie over het onderwijs op prijs stellen zonder
daarbij een structurele vertegenwoordiging op
zich te willen nemen. Arie van Rooijen van de
NKO (de Nederlandse Katholieke vereniging van
Ouders) deed in het afgelopen jaar ervaring op
bij enkele vmbo-scholen en scholen voor praktijkonderwijs. Van Rooijen: ‘Met het organiseren
van een ouderpanel snijdt het mes aan twee kan-
verbeterpunten
Op ’t Genseler, school voor praktijkonderwijs in
Hengelo, hebben ze inmiddels meerdere ouderpanels achter de rug. Directeuren Gerard Löbke
en Erik Wennink zijn enthousiast: ‘We zochten
naar andere manieren om de ouders meer bij de
school te betrekken. Ik bedoel andere ouders dan
de ouders van de ouderraad. Wij willen graag van
ouders horen welke dingen we nog beter kunnen
doen omdat ouders met andere ogen naar de
school kijken. Uit de gehouden ouderpanels zijn
veel punten naar voren gekomen die we goed
doen, maar ook punten die beter kunnen. Zo
tips voor het organiseren van ouderpanels
Een ouderpanel vereist een goede voorbereiding. Voor iedereen moet duidelijk zijn wat het
doel is. Gaat het om het peilen van meningen, het genereren van ideeën of om een uitwisseling van opvattingen? Hoe gaat de school om met de suggesties die naar voren worden
gebracht? Hoe worden de resultaten teruggekoppeld naar de ouders?
• Een ouderpanel mag de school een kritische spiegel voorhouden, maar is geen klachtencommissie. Signaleer klachten, maar verwijs voor de afhandeling ervan door naar deze
commissie.
• Maak van meet af aan duidelijk of het ouderpanel een instrument van de school of van de
ouders is.
• Maak duidelijk wat het doel is. Gaat het om meedenken, ideeënontwikkeling om een knelpunt op te lossen? Of gaat het om het uitspreken van een waardering (oordeel) door ouders?
• Creëer vooraf breed draagvlak op school, zowel onder de docenten als onder het management.
• Geef ouders de ruimte om ook afzonderlijk – dus zonder ‘onderwijspersoneel’ – met elkaar
te praten: het bevordert het gevoel van veiligheid.
• Zorg voor een aantrekkelijk en goed voorbereid programma, zowel inhoudelijk als
organisatorisch.
• Een ouderpanel, en andere manieren om met ouders in dialoog te gaan, zijn niet
vrijblijvend. Zorg daarom voor een goede terugkoppeling: wat leverde het op en wat doet
de school er mee?
• Start het eerste ouderpanel met een ‘veilig’ thema.
hebben we van ouders geleerd dat we onze presentatie op de basisschool kunnen verbeteren om
de negatieve beeldvorming van het praktijkonderwijs tegen te gaan. In de beeldvorming
onder ouders gaat het vaak om wat leerlingen
niet kunnen, maar wij gaan hier uit van wat leerlingen wel kunnen. Dat is voor de ouders een
geweldige eyeopener en het vergemakkelijkt de
acceptatie dat hun kind op de praktijkschool zit.’
signaalwaarde
Ouderpanels kunnen een bijdrage leveren aan
het kwaliteitsbeleid van de school (“Doen we volgens de ouders de goede dingen en doen we ze
ook goed?”) en de communicatie tussen ouders
en school bevorderen. Om te voorkomen dat een
ouderpanel een onduidelijke status krijgt, dient
vooraf duidelijk te zijn wat het doel is van het
panel. Cees de Wit: ‘Verder is een open en constructieve sfeer essentieel voor een goed verloop
30 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
van een ouderpanel. Ouders moeten ervaren dat
ze als gesprekspartners serieus worden genomen. Alleen dan kan een ouderpanel vanwege
haar signaalwaarde een positieve uitwerking
hebben op de relatie tussen school en ouders. Van
beslissende betekenis is dan wel dat het ouderpanel geen vrijblijvend gesprek is en dat er onderling goede communicatie is over wat er met de
opbrengst van het gesprek wordt gedaan. Aan de
signaalwaarde wordt afbreuk gedaan wanneer
het ouderpanel voor de school vooral een
legitimeringsfunctie krijgt en dienst doet als
argument om af te zien van verder meedenken.
“We hebben toch een ouderpanel!” wordt dan
gezegd.’
Meer informatie over educatief partnerschap
en over ouderpanels: Arie van Rooijen
([email protected]).
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 31
Het instellen van klankbordgroepen is een manier om ouders bij het onderwijs aan hun kinderen te
betrekken. Bovendien biedt de school ouders zo een platform om als groep hun stem te laten
horen. Het levert de school veel informatie op, omdat ouders met een specifieke bril naar het
onderwijs kijken. Ook het Goois Lyceum koos voor klankbordgroepen.
8. Klankbordgroepen
in het voortgezet onderwijs
motto
‘Nee, ik trof hier geen puinhoop aan, maar het
kan altijd beter.’ Toen Henk Zijlstra in 1998 rector werd van het Goois Lyceum, een school voor
HAVO en VWO in Bussum, kreeg hij van het
schoolbestuur de opdracht om de organisatie van
de school te professionaliseren. Zo schafte Zijlstra de plenaire docentenvergadering af. Verder
kregen docenten specifieke taken: elke klas heeft
een mentor en voor elk leerjaar werd een coördinator aangesteld. ‘Mensen moeten in staat zijn
concreet over hun werk te overleggen en beslissen en dat moet zo laag mogelijk in de organisatie plaatsvinden, per leerjaar of per afdeling.’
Eén van de motto’s waarmee Zijlstra zijn taak
opnam was “Niet mopperen, maar opperen”.
Met andere woorden, niet klagen over wat er fout
gaat, maar ideeën aandragen om die fouten te
herstellen en te voorkomen.
klankbordgroep
Bij de reorganisatie betrok Zijlstra meer dan
voorheen de ouders. ‘Die betrokkenheid vind ik
erg belangrijk’ legt Zijlstra uit. ‘Je moet het zien
als een piramide. In de top heb je de leerling
waar het allemaal om draait. Aan de basis bevinden zich in de ene hoek de ouders, die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding thuis, en in
de andere hoek de school, die verantwoordelijk
is voor de opvoeding (opleiding) op school. Er is
een zekere overlap van taken. Door met elkaar te
praten is het mogelijk om de wederzijdse en de
32 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
afzonderlijke verantwoordelijkheden zo goed
mogelijk in beeld te brengen.1 ’
leerling
ouder
school (docenten)
In elk leerjaar in de onderbouw en in de bovenbouw van de HAVO en het VWO werden klankbordgroepen opgezet, waarin per klas één of
twee ouders zitten. Met de jaarlaag- of afdelingscoördinator praten zij over specifieke zaken die
hun jaarlaag of afdeling betreffen. Zaken die het
niveau van de klankbordgroep overstijgen en die
de ouderraad betreffen, worden besproken in de
ouderraad. In deze raad zitten vijf ouders die de
klankbordgroepen vertegenwoordigen en drie
ouders van de medezeggenschapsraad. Zijlstra is
als schoolleider bij de vergaderingen aanwezig.
Evenals de klankbordgroepen adviseert de
ouderraad de school.
meedenken
Eén van de ouders uit de ouderraad is Rineke
Blaauwgeers. Toen haar eerste kind vijf jaar geleden koos voor het Goois Lyceum vond zij de
manier waarop de school omging met ouderbetrokkenheid een prettige bijkomstigheid.
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 33
Inmiddels zitten al haar drie kinderen op deze
school. ‘Kinderen kiezen tegenwoordig zelf,
maar het is wel prettig als de keuze van kinderen
en ouders samenvalt. Dat is bij ons het geval.’ Na
eerst twee jaar deel te hebben uitgemaakt van
klankbordgroepen, nam Blaauwgeers zitting in
de ouderraad, waarvan zij nu voorzitter is. ‘Ik
vind het belangrijk dat een school ouders bij het
reilen en zeilen op school betrekt. Daarbij vind ik
het ook leuk om mee te denken over uitdagingen
waar de school voor staat. Daar leer je uiteindelijk zelf ook weer van.
Een groot probleem bij ouderparticipatie is de
continuïteit. Om te voorkomen dat elk jaar weer
hetzelfde onderwerp geagendeerd wordt door
steeds weer nieuwe ouders, zou het goed zijn als
ouders gedurende de hele schoolloopbaan van
hun kind in de klankbordgroep of ouderraad
blijft zitten. ‘In de brugklas ontkom je er niet
aan, legt Zijlstra uit. ‘Daar heb je te maken met
nieuwe kinderen en nieuwe ouders. Maar het
blijkt dat ouders die na de brugklas in een klankbordgroep blijven zitten dat bijna altijd tot en
met het eindexamen van hun kind doen. We hebben hier ouders gehad die vroegen of ze niet een
leerling konden adopteren om op die manier
betrokken te blijven bij de school.’
hoger plan
Een aaandachtspunt bij het samenstellen van
klankbordgroepen en de ouderraad is om in elke
klas betrokken ouders te vinden. ‘Meestal is dat
hier op school geen probleem’, vertelt Blaauwgeers, ‘maar komt het een keer voor, dan wordt er
her en der eens rond gevraagd wie er geschikt is
en dan wordt die persoon rechtstreeks benaderd.
Vaak heeft het ermee te maken dat ouders onvol-
doende bekend zijn met de manier waarop de
klankbordgroep of de ouderraad functioneert.
Daarbij is het heel belangrijk dat de school echt
naar ons luistert. We zitten niet alleen maar te
vergaderen en te discussiëren zonder dat er iets
mee gebeurt. De school gaat echt aan de slag met
onze aanbevelingen.’
Soms stellen ouders zich tijdens de bijeenkomsten van de klankbordgroepen op als belangenbehartiger van hun eigen kind. ‘Op zich is daar
niets mis mee’, stelt Zijlstra, ‘maar we kijken dan
wel of het in bredere kring leeft en proberen het
dan naar een hoger plan te trekken. Mocht het
toch een individueel probleem zijn, dan verwijzen we naar de jaarlaagcoördinator of naar de
docent. Sowieso vinden we dat problemen tussen
een docent en een leerling eerst met die docent
besproken moet worden.’
verslag doen
Ouders die niet in een klankbordgroep of een
ouderraad zitten, kunnen bespreekpunten
inbrengen bij de ouder die hun klas vertegenwoordigt, maar ze kunnen ook zelf naar de vergaderingen gaan. ‘De vergaderingen zijn openbaar’, legt Blaauwgeers uit, ‘en die ouders mogen
ook meepraten.’ Na de vergaderingen wordt op
diverse manieren verslag gedaan van wat er
besproken is. Er is een VWO-, een HAVO-bode en
sinds kort ook een brugbode. Blaauwgeers sluit
niet uit dat er ooit nog eens dergelijke nieuwsbrieven voor de klassen 2 en 3 komen. ‘En’, zegt
ze, ‘naast deze nieuwsbulletins hebben we ook
nog een lyceumbrief waarin de ouderraad regelmatig verslag doet van haar activiteiten.
Voor meer informatie: [email protected]
h a n d i g e i n f o r m at i e
partnerschap van school en ouders
• Samen kun je meer dan alleen. Educatief Partnerschap in primair
en voortgezet onderwijs.
Beek, S., A. van Rooijen en C. de Wit (2007)
Brochure is te downloaden van www.nko.nl
• Tips voor Tops. Ideeën voor actieve ouders.
Rooijen van, A. (2006): NKO, Den Haag.
• School en ouders als partners: van visie naar praktijk.
Rooijen van, A. en C. de Wit (2004)
klassen- of contactouders
• Kiezen voor contactouders in de basisschool.
Rooijen, van A. (2006), NKO, Den Haag.
• Kansen voor partnerschap. Contactouders in het voortgezet
onderwijs. Rooijen van, A. (2007): NKO, Den Haag.
ouderpanels
• Ouderpanels. Een kwaliteitsinstrument voor uw school?
Informatie en tips voor het basisonderwijs.
Rooijen van, A. (2006): NKO, Den Haag.
• Ouderpanels in het VMBO en Praktijkonderwijs.
Een handreiking voor managementteams en coördinatoren ouderbetrokkenheid. Rooijen van, A., I. Sagasser en W. Seuren (2006):
Brochure is te downloaden van www.nko.nl
informatie en ondersteuning
• In de afgelopen jaren heeft de NKO veel expertise opgebouwd in
het ondersteunen van scholen in basis- en voortgezet onderwijs
bij het versterken van het contact school – ouders. De visie van het
partnerschap van school en ouders staat daarbij centraal. Neem
voor meer informatie contact op met Arie van Rooijen:
[email protected] of 070-3282882.
Informatie over de bestelwijze van bovengenoemde of andere
NKO- brochures kunt u vinden op www.nko.nl
1
De NKO noemt dit het partnerschap van ouders en school.
34 N KO PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P
PA R E LTJ E S VA N PA RT N E R S C H A P N KO 35
N
nederlandse
katholieke vereniging van
ouders
KO
Postbus 97805
2509 GE Den Haag
T (070) 328 28 82
F (070) 324 89 23
E-mail [email protected]
Internet www.nko.nl
Download