Cijfer Practicum zintuigelijke waarneming Naam: ____________________&_____________________ Klas________ Opdracht 1: smaakzintuigen en reukzintuigen 1. Voer het practicum uit zoals beschreven bij opdracht 5 op blz. 49 van je werkboek. Let op: - de proefpersoon houd zelf ogen en neus dicht (blinddoek en watten heb je dus niet nodig). - Degene die de stoffen uit de potjes toedient, neemt ook de tijd op die de proefpersoon nodig heeft om de smaak van de stoffen vast te stellen. 2. Beantwoord daarna de volgende vragen: Wat neem je waar? - Noteer je waarnemingen in het volgende schema: Stof 1 (………………………….) Stof 2 (………………………..) Met dichte neus Met open neus 1 …..seconden 1 …..seconden 2 …..seconden 2 …..seconden 3 …..seconden 3 …..seconden Gemiddeld ….. seconden Gemiddeld ….. seconden 1 …..seconden 1 …..seconden 2 …..seconden 2 …..seconden 3 …..seconden 3 …..seconden Gemiddeld ….. seconden Gemiddeld ….. seconden Welk conclusies kan je trekken? - Noteer waarmee je het beste kunt proeven, met open neus of met dichte neus. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Opdracht 2: Smaakzintuigen 1. Je gaat onderzoeken waar op de tong zich de verschillende smaakzintuigen voor zoet, zout, zuur en bitter bevinden. De proefpersoon houdt neus en ogen dicht. De tweede persoon drukt in willekeurige volgorde een wattenstaafje met smaakstof uit een van de potjes op de vier aangegeven plaatsen van de tong van de proefpersoon (zie tekening). 2. Beantwoord de volgende vragen: Wat neem je waar? - Noteer in de tekening waar de verschillende smaken werden geproefd. Op de potjes staat wat er inzit. 1. = _____________________ 2. =______________________ 3. =______________________ 4. =______________________ Welke conclusie kan je trekken? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Opdracht 3: 'Warmtezintuigen en koud zintuigen' 1. Voer het practicum als volgt uit: vul de eerste bak met koud water doe de ijsklontjes erbij vul de tweede bak met lauw water door water te mengen uit de warme en koude kraan vul de derde bak met warm water, niet te heet, maar zo dat je je hand er nog gemakkelijk in kunt houden zet de drie bakken naast elkaar doe je linkerhand in de bak met het koude water en je rechterhand in de bak met het warme water houd je handen ongeveer 1 minuut in het water. doe je rechterhand uit het warme water in de bak met lauw water (kamertemperatuur) vraag 1: Wat voel je? ___________________________________________________________________ doe je koude linkerhand erbij Vraag 2: Wat voel je nu? ___________________________________________________________________ Welke conclusie kan je trekken? - Welke zintuigen in de huid van de rechterhand werden geprikkeld door het water op kamertemperatuur? ______________________________________ - Welke zintuigen in de huid van de linkerhand werden geprikkeld door het water op kamertemperatuur? ______________________________________ - Met de warmtezintuigen en koud zintuigen kan je ook waarnemen of het buiten warm of koud is. Kan je de werking van deze zintuigen vergelijken met de werking van een thermometer? Leg je antwoord uit. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Opdracht 4: Tastknopjes 1. Voer het practicum uit zoals beschreven bij opdracht 3 op blz. 47 van je werkboek. 2. Noteer de bevindingen. Plaats op Afstand tussen de punten Eén punt de huid 10 mm 8 mm 6 mm 4 mm 2 mm Top van de wijsvinger Onderarm Neuspunt 2. Noteer de conclusie die je uit dit onderzoek kunt opmaken. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Opdracht 5: de pupilreflex 1. Voer het practicum uit zoals beschreven bij opdracht 11 op blz. 54 van je werkboek. 2. Beantwoord daarna de volgende vragen: Wat nam je waar? - Noteer welke verandering van de pupilgrootte je zag direct na het wegnemen van de hand. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wat kan je concluderen? - Is de reflexboog van de pupilreflex voor beide ogen gescheiden of valt deze (gedeeltelijk) samen? Leg je antwoord uit. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Opdracht 6: geluidsrichting Voer dit practicum als volgt uit: Pak een slang met aan weerszijde een trechter. Op de slang staan streepjes. Eén streepje in het midden en daarna steeds een streepje 1 cm naar buiten. Dus naar links en rechts. De proefpersoon zet de trechter aan zijn/haar oren met de slang op de rug. De partner geeft steeds een tik op een streepje. Hierbij moet de proefpersoon zeggen of het geluid van links of van rechts komt. De tikker noteer dit. links 5 Proefpersoon Zegt (L/R) Correct (ja/nee) 4 3 2 Tik afstand 1 0 1 2 3 rechts 4 5 Opdracht 7: Rechte lijn lopen In deze opdracht ga je proberen een rechte lijn te lopen met 1 oog gesloten. Sluit 1 oog. Loop naar een plaats in het lokaal waar je een rechte lijn kunt lopen. Je partner staat achter je en controleer of het is gelukt een rechte lijn te lopen. Gelukt (V of X) Niet gelukt (V of X) Persoon 1 Persoon 2 Waarom denk je dat er moeite kan zijn met het recht lopen als er maar 1 oog mag worden gebruikt. Leg uit ! ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________