Het belang van instituties binnen ons 200-jarig Koninkrijk Toespraak Klaas Knot tgv Congres 200 Jaar Koninkrijk - 27-11-2-13 Excellenties, dames en heren, Het is mij een bijzonder genoegen om vanavond te mogen spreken bij deze zeventiende handelsmissie van het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Wij delen immers een lange geschiedenis. Zoals u allen weet, staat deze handelsmissie in het teken van een bijzondere gebeurtenis. Ons Koninkrijk bestaat dit jaar 200 jaar! En, omdat een van de eerste regeringsdaden van Koning Willem I de oprichting van De Nederlandsche Bank was, wil ik in mijn rede om te beginnen even stilstaan bij de geschiedenis van De Nederlandsche Bank als institutie. Van daaruit zal ik vervolgens dieper ingaan op het belang van instituties in het algemeen en het belang van samenwerking en handel voor de economische groei. Het is bijna 200 jaar geleden dat Prins Willem Frederik, de latere Koning Willem I, in Scheveningen aan land ging. Bij zijn aankomst gaf hij een proclamatie uit, waarin hij aankondigde: “Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven”. Om dit te bereiken was het volgens de Prins belangrijk om de handel en de welvaart te herstellen. Want het was een moeizame periode; de economie stond er destijds ronduit slecht voor. De prins trok op economisch en financieel terrein de touwtjes stevig naar zich toe. Kanalen werden uitgegraven, straten werden aangelegd, en in het Zuiden van het Koninkrijk werd de industrie gestimuleerd. Eén van de eerste regeringsdaden van Koning Willem I was, zoals gezegd, de oprichting van De Nederlandsche Bank “om de koophandel, als zenuw van de Staat, op te beuren uit het verval.” Volgend jaar vieren we dan ook 200 jaar De Nederlandsche Bank. Maar wie in de geschiedenis van De Nederlandsche Bank duikt, ontdekt dat deze bepaald niet vlekkeloos is verlopen. Eigenlijk vond onze oprichting al onder weinig prettige omstandigheden plaats, gezien de financiële chaos waarin de Franse bezetters ons Koninkrijk hadden achtergelaten. 1 In de ogen van de koning zou een betrouwbare kredietverlener de economie weer op de been helpen. Daarnaast was het natuurlijk ook wel handig als iedereen voortaan met hetzelfde geld zou gaan betalen. Maar bankbiljetten vonden maar traag ingang als betaalmiddel. Wie er al een bankbiljet als betaling aannam, spoedde zich naar de Oude Turfmarkt, waar De Nederlandsche Bank destijds was gevestigd, om dat in te ruilen voor klinkende munt. Ook het kredietbedrijf kwam slechts met horten en stoten van de grond. Het duurde al met al een hele tijd voordat De Nederlandsche Bank stilaan het vertrouwen van de financiële wereld verwierf en zich ontwikkelde tot een echte centrale bank. Ook het Koninkrijk was niet meteen het Koninkrijk zoals we dat nu kennen. Van een democratie was destijds nog geen sprake bijvoorbeeld. Ook de samenstelling van het Koninkrijk verschilde substantieel van de huidige samenstelling. Zoals bekend, gingen België en Luxemburg al vroeg hun eigen weg. Ruim een eeuw later volgden Nederlands Indië - het huidige Indonesië -, Nieuw Guinea en Suriname. 27 jaar geleden kreeg vervolgens Aruba haar “status aparte”. En drie jaar geleden hebben we nóg een grote staatkundige hervorming meegemaakt. Hierbij zijn Sint Maarten en Curaçao nieuwe zelfstandige landen binnen het Koninkrijk geworden, terwijl Bonaire, Sint Eustatius en Saba als integraal deel van Nederland verder gingen. Al deze staatkundige veranderingen hebben het potentiële aanpassingsvermogen en de internationale oriëntatie van ons Koninkrijk zonder meer positief beïnvloed. Dit is een bijzonder voordeel in de huidige, snel globaliserende wereld. Ook de sociale en culturele verscheidenheid maken ons Koninkrijk speciaal. In weinig andere landen ter wereld wonen zoveel verschillende culturen op zo’n klein oppervlak bij elkaar, en tegelijkertijd duizenden kilometers van elkaar verwijderd. De meest recente staatkundige hervorming, die van 2010, kwam in een economisch uiterst turbulente tijd. De mondiale financiële crisis, uit 2007/2008, had diepe sporen achtergelaten, terwijl de crisis in de Europese muntunie zich verder verdiepte. 2 De huidige economische crisis roept vele vragen op. Daarbij rijst ook de vraag wat staatkundige hervormingen en verdere ontwikkeling van instituties in economisch opzicht kunnen betekenen. Onder instituties versta ik de formele en informele regels die structuur geven aan ons politiek, economisch en sociaal handelen. Instituties vormen daarmee een belangrijk onderdeel van de samenleving en van de economie. Laat ik beginnen met wat de economische theorie ons hierover te vertellen heeft. De vraag “waarom sommige landen rijk zijn en andere arm” is een van de meest fundamentele vragen van de economische wetenschap. Er is hiernaar dan ook veel wetenschappelijk onderzoek verricht. Het antwoord ligt voor een belangrijk deel in de verschillen in de kwaliteit van instituties tussen landen. Landen met kwalitatief hoogwaardige instituties groeien op de langere termijn harder dan landen met kwalitatief minder sterke instituties. Hier zijn verschillende redenen voor te geven. Zo zorgen goede instituties voor het beschermen van eigendomsrechten, voor het naleven van contracten, voor een gezond investeringsklimaat en voor goede prikkels voor innovatie en de ontwikkeling van talenten. Dit draagt bij aan een economische omgeving waarin individuen en bedrijven met elkaar kunnen samenwerken op een manier dat ze er allen beter van worden. Goede instituties en een sterke, stabiele en geloofwaardige overheid bevorderen ook het vertrouwen. Zodoende maken zij het voor de overheid mogelijk om een gezond en groeibevorderend economisch beleid te voeren. Goede instituties zijn - kortom - onontbeerlijk voor economische groei. Maar wat zijn dat eigenlijk, “goede instituties”? Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Er bestaat simpelweg geen uniform model voor goede instituties. Instituties zijn immers door mensen zélf opgelegde beperkingen en zijn daarmee in belangrijke mate contextafhankelijk. Het Nederlandse “poldermodel”, om maar ’s iets te noemen, kan immers niet zo maar in een ander land worden toegepast! Instituties zijn bovendien tijdsafhankelijk. Zo zijn bijvoorbeeld de Eerste en Tweede Kamer al in de beginperiode van 3 ons Koninkrijk opgericht, maar hebben deze instituties zich pas in de loop van de tijd ontwikkeld tot de vorm die ze nu hebben. Juist omdat er geen uniform model bestaat, en er dus geen blauwdruk voorhanden is, kost het bouwen van goede instituties veel tijd. Vertrouwen moet worden gewonnen, geloofwaardigheid moet worden opgebouwd. De moeizame start voor De Nederlandsche Bank, waar ik al eerder aan refereerde, is in dit opzicht veelzeggend. Vanuit dit institutionele oogpunt maakt het Koninkrijk nu weer een roerige periode door. Voor het land Nederland geldt dat de crisis in Europa belangrijke weeffouten in de opzet van de Economische en Monetaire Unie heeft blootgelegd. Met man en macht wordt binnen Europa nu gewerkt om deze institutionele weeffouten te herstellen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de bankenunie met Europees toezicht en crisis-resolutie. Maar nog belangrijker voor het gezelschap hier is de staatkundige hervorming van 3 jaar geleden. Waarbij Curaçao en Sint Maarten zelfstandige landen zijn geworden en Bonaire, Sint Eustatius en Saba hun eigen plaats in het Nederlandse staatsbestel hebben gekregen. Bij de staatkundige hervorming is niet “over één nacht ijs gegaan”. Het heeft heel wat inspanning en doorzettingsvermogen gevraagd, zoals velen van u kunnen beamen. Aan beide kanten van de Oceaan is keihard gewerkt om de staatkundige hervorming te realiseren. Tegelijkertijd was “10-10-10” pas het startpunt. Sindsdien draait het om het inlossen van de beloften van de hervorming. Het opbouwen van goede instituties en het creëren van een aantrekkelijk economisch, financieel en mìnder bureaucratisch klimaat, hoort daarbij. Dit alles is niet 1-2-3 bewerkstelligd. Dat is een kwestie van lange adem, zoals we ook weten uit de beginperiode van ons Koninkrijk. En dat brengt me op het tweede onderwerp van vanavond: het belang van goede en intensieve samenwerking tussen de afzonderlijke delen van ons Koninkrijk. Door de staatkundige hervorming is de noodzaak om met elkaar te werken verder toegenomen. Nederland is na 10-10-10 zelf immers ook een “Caribisch land” geworden, met Bonaire, Sint Eustatius en Saba als bijzondere gemeentes. 4 De ligging van deze eilanden en de relaties die zij hebben met Curaçao en Sint Maarten maken het onontbeerlijk om op verschillende terreinen de handen ineen te slaan. Een inwoner van Saba die ziekenhuiszorg nodig heeft, kan veel beter naar Sint Maarten gaan, dan in Nederland worden opgenomen. En voor ambitieuze jongeren die niet naar de Verenigde Staten of Nederland willen of kunnen voor hun studie, is het belangrijk dat zij “in de buurt” terecht kunnen voor hoger onderwijs. Ook voor mijn eigen instelling heeft de staatkundige hervorming gevolgen gehad. De Nederlandsche Bank is na 10-10-10 verantwoordelijk geworden voor het betalingsverkeer en het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen in Caribisch Nederland. Deze taken heeft De Nederlandsche Bank overgenomen van de voormalige Bank Nederlandse Antillen. De sterke financiële verwevenheid van de financiële sector in Caribisch Nederland met die in de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten maakt een intensieve samenwerking met de nieuwe centrale bank, de Centrale Bank van Curaçao en Sint-Maarten, noodzakelijk. Zo’n sterke band hebben we eerder ook al opgebouwd met de Centrale Bank van Aruba. Persoonlijk ervaar ik de samenwerking tussen de drie centrale banken binnen ons Koninkrijk als uitstekend en buitengewoon vruchtbaar. Er zijn goede informele contacten, waardoor men – als het nodig is - elkaar weet te vinden. En dit laatste is erg belangrijk. Tot zo ver de noodzaak om met elkaar samen te werken. Ik wil hier vanavond ook stilstaan bij de kansen die samenwerking tussen de afzonderlijke delen van ons Koninkrijk ons allen biedt. Want het geheel is immers méér dan de som der delen, wanneer economische mogelijkheden op een duurzame manier worden benut. Zodoende kan de welvaart binnen ons Koninkrijk worden geoptimaliseerd. En dit is ook wat ons vanavond hier bijeen brengt in deze handelsmissie. Economische mogelijkheden binnen het Koninkrijk zijn er voldoende. Dat weet u waarschijnlijk als geen ander. Laat ik daarom ten slotte stilstaan bij de betekenisvolle, maar vaak onderbelichte, rol die de Caribische regio kan spelen voor de Nederlandse economie. 5 Zoals bekend, is de Nederlandse economie zeer gericht op de wereld om ons heen. Internationale handel speelt daarbij een vitale rol. Zo bedraagt de waarde van de Nederlandse invoer en uitvoer van goederen (inclusief wederuitvoer) ongeveer 2/3 van ons nationaal inkomen. Maar nog steeds zijn de omliggende, ontwikkelde Europese landen de belangrijkste directe exportbestemmingen van Nederland. Dit zijn echter niet de landen waar we de komende tijd een sterke groei verwachten. Integendeel, het economische zwaartepunt in de wereld verschuift langzaamaan naar de opkomende landen in Azië, Oost-Europa en LatijnsAmerika. Om een voet tussen de deur in Latijns-Amerika te krijgen is het belangrijk de economische mogelijkheden binnen ons Koninkrijk te benutten. Onze zakenpartners in het Caribische deel van het Koninkrijk kunnen hierbij als bruggenhoofd fungeren. Uw netwerk, uw talenkennis en uw ervaringen met gewoontes en gebruiken in de regio kunnen daarbij zeer waardevol zijn voor Nederlandse ondernemers die expansie naar Latijns-Amerikaanse markten overwegen. Laat ik afsluiten. Deze 17e handelsmissie staat in het teken van “200 jaar Koninkrijk”. De komende twee jaar zijn er verschillende festiviteiten gepland die herdenken hoe ons Koninkrijk geworden is tot wat het nu is. Ik denk dat in de afgelopen 200 jaar goede fundamenten zijn gelegd om met elkaar vooruit te komen in de huidige snel globaliserende wereld. Dankzij zorgvuldig opgebouwde instituties, maar ook dankzij goede en intensieve samenwerking. Duurzaam Zaken doen tussen het Caribisch Koninkrijk en Nederland betekent elkaar aanvullen en gebruik maken van elkaars sterke kanten. Ik wil dan ook graag het glas heffen in de hoop dat wij spoedig gezamenlijk deze vruchten gaan plukken. Ik dank u wel voor uw aandacht! 6