Kennisportfolio P1

advertisement
Kennisportfolio P1
Algemene economie (micro)
SWOT-analyse
Met dit model kun je de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van een bedrijf bepalen. De
sterktes en zwaktes zijn voor bedrijven intern. En de kansen en bedreiging komen voor bedrijven van
buiten af, extern.
Marktvormen worden bepaald door:
1. De aard van het product
2. Het aantal aanbieders
3. Het aantal afnemers
4. De transparantie van de markt
5. De toetredingsmogelijkheden tot de markt
Indeling van de marktvormen:
Aantal aanbieders
Aantal afnemers
Veel
Veel
Een
Veel
Aard van het product
homogeen
Volkomen
concurrentie
-
Weinig
Veel
Homogene oligopolie
Heterogeen
Heterogene oligopolie
Monopolistische
concurrentie
Monopolie
Er worden vier fasen in de levenscyclus van een product onderscheiden:
1. De introductie- of innovatiefase
2. De expansiefase
3. De rijpheids- of stagnatiefase
4. De verzadigings- of neergangsfase
Schöndorff, R., Pleus, J. F. B., Kam, F. ., & Tekst/Support (Amsterdam). (2011). Onderneming en
omgeving: Basiskennis economie voor het hoger onderwijs. (Onderneming en omgeving.) Amersfoort:
ThiemeMeulenhoff.
Communicatie
Basismodel communicatie
De zender moet eerst de boodschap begrijpelijk maken voor de ontvanger. Dit wordt encoderen
genoemd. Via een medium wordt de boodschap verstuurd naar de ontvanger. De ontvanger moet de
boodschap eerst decoderen. Decoderen betekend dat de ontvanger de boodschap gaat omzetten in
begrijpelijke gedachten.
Corporate identity-mix
De corporate identity-mix van een bedrijf bestaat uit de persoonlijkheid en imago van het bedrijf.
Een organisatie beschikt over drie instrumenten om de corporate identity te realiseren: gedrag,
communicatie en symboliek.
Persoonlijkheid = de ziel van het bedrijf, hetgeen wat het bedrijf karakteriseert.
Identiteit = het beeld dat de organisatie van zichzelf heeft en wenst uit te stalen.
Imago = het beeld dat een persoon of organisatie heeft van een bepaalde organisatie. Deze wordt in
belangrijke maten bepaald door de identiteit van die organisatie.
Gedrag = hoe een organisatie opereert ten opzichte van haar omgeving.
Communicatie = alle interne en externe communicatie-uitingen.
Symboliek = het visuele beeld van een organisatie (huisstijl, vignet, logo, gebouwen, bedrijfskleding,
etc.).
Corporate communicatie:
= het beleidsinstrument, dat verantwoordelijk is voor communicatieprocessen die geïnitieerd worden
vanuit een organisatie.
De belangrijkste communicatieactiviteiten binnen een organisatie:
-marketingcommunicatie
-concern communicatie
-interne communicatie
Een communicatieplan verloopt volgens een aantal vaste stappen:
1. Analyse van de situatie
2. Doelgroepen kiezen
3. Doelstellingen bepalen
4. Strategie bepalen (positionering, propositie)
5. De inzet van middelen bepalen
6. Uitvoering
7. evaluatie
Theorieën die men kan toepassen om een grote massa mensen te bereiken:
1. One step flow theorie
2. Two step flow theorie
3. Agendasettingstheorie
4. Usus-and-gratifications theorie
5. The medium is the message theorie
6. Selectieve perceptie theorie
DESTEP-analyse (externe analyse)
Essink-Matzinger, C., & Gerritsen-van, V. B. (2012). MarCom: Marketingcommunicatie in organisaties.
Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Management
Organisatiekundige stromingen:
1. de klassieke organisatiekunde: het scientific management en de
algemene managementtheorie (oorsprong 1900) = de rol van de manager in een formele
hiërarchie binnen een organisatie
2. de gedragskundige benadering: human relations (oorsprong 1930) = de manager neemt de
mens en menselijke relaties als uitgangspunt
3. het revisionisme (oorsprong 1950) = streven naar samenvoeging van de klassieke en
gedragskundige organisatietheorieën
4. de systeembenadering (oorsprong 1950) = visie dat er meerdere elementen zijn die het
succes van een organisatie bepalen
5. de contingentiebenadering (oorsprong 1960) = de visie van deze tijd
Mintzberg (1983) geeft vijf betekenissen van het begrip ‘strategie’:
1. Plan: een samenhangend geheel van doelen en richtlijnen (toekomst).
2. Patroon: duurzaamheid in het bereiken van gestelde doelen (verleden)
3. Positie: de plaats van de organisatie en omgeving
4. Perspectief: de richting waarin de organisatie in de omgeving
5. Politiek: de activiteiten die op korte termijn worden uitgevoerd  doel: concurrentie verslaan
Structuurvormen volgens Henry Mintzberg
Er zijn vijf structuurvormen:
1. De eenvoudige structuur
2. De machine-bureaucratie
3. De professionele bureaucratie
4. De divisiestructuur
5. Adhocratie
Samenstellende delen van de organisatie
Volgens Mintzberg bestaat elke organisatie uit vijf delen:
1. De strategische top
2. Het middenkader
3. De uitvoerenden
4. De ondersteunende staf
5. De technische staf
Het 7S-model
Doelen, A., & Weber, A. A. (2006). Organiseren & managen: Het 7S-model toegepast. Groningen [etc.:
Wolters-Noordhoff.
Recht
De 4 rechtsgebieden:
- Staatsrechts
- Bestuursrecht
- Strafrecht
- Burgerlijk recht
De verschillende indelingen van het recht:
 rechtsgebieden
 publiekrecht of privaatrecht
 materieel recht of formeel recht
Materieel recht = beschrijft rechten en plichten van mensen en instellingen. (verbod)
Formeel recht = beschrijft hoe het materieel recht wordt gehandhaafd. (handhavingsregel)
4 rechtsbronnen:
1. Internationaal
2. Wet
3. jurisprudentie
4. Gewoonte
Trias politica (verdeling van de machten): er zijn drie overheidsfuncties:
 Wetgeving
 Bestuur
 Rechtspraak
Een BW heeft een gelaagde structuur. Voor de gebruiker hiervan betekent het dat de oplossing in
verschillende plaatsen van het wetboek zit.
Boek 1 Personen- en Familierecht
Boek 2 Rechtspersonenrecht
Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4 Erfrecht
Boek 5 Zakelijke rechten
Boek 6 Algemeen deel van het verbintenissenrecht
Boek 7 Bijzondere overeenkomsten
Boek 8 Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10 Internationaal privaatrecht
ondernemingsvormen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten:
-de eenmanszaak
-de maatschap
-de vennootschap onder firma
-de commanditaire vennootschap
Janssen, L. (2013). Nederlands recht begrepen. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
Download