2 Warmte 2.1 Warmte en temperatuur 2 a een elektrische boiler b een strijkijzer 3 massa water 1g 100 g 100 g 2,4 g 50 g temperatuurstijging 1 ºC 1 ºC 10°C 100 ºC 1,2°C warmte 4,18 J 418 J 4180 J 1000 J 250 J 4 a b c d 5 a Ze haalt de thermometer eruit voordat ze deze afleest. Ze moet de thermometer aflezen als hij nog in het kokende water staat. b Deze thermometer geeft een te hoge waarde aan. Zodra ze de thermometer uit het water haalt daalt de vloeistof in de stijgbuis. Leonie zou dus een lagere waarde dan 100 °C moeten aflezen. 6 a Digitale thermometers zijn niet nauwkeuriger. Het hangt er vanaf hoe goed de temperatuursensor in deze thermometer is. Een digitale thermometer is wel makkelijker af te lezen. b Een thermometer die in de zon hangt, geeft een hogere waarde aan dan een thermometer die in de schaduw hangt. 7 a TF = 9/5 x Tc + 32 TF = 9/5 x 25 + 32 TF = 77 °F b B TF = 9/5 x TC + 32 5/9 x (TF – 32) = TC c TC = 5/9 x (TF – 32) TC = 40,6 °C 8 van 0 °C tot 300 °C van -30 °C tot 50 °C van 35 °C tot 42 °C Oventhermometer: 20°C Buitenthermometer: 16 °C Koortsthermometer: 39 °C TF – 32 = 9/5 x TC TC = 5/9 x ( 105 -32) horizontale as: tijd (uur) vertikale as: temperatuur (°C) grafiek: de temperatuur moet een vloeiende lijn zijn. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 1 9 a 30 afstand (m) 25 20 15 10 5 0 0 0,4 0,8 1,2 1,6 2,0 2,4 2,8 3,2 tijd (s) b Erik slaat dan de bal weer terug naar Nick. c De bal wordt teruggeslagen op dat moment. Zowel de richting als de snelheid van de bal verandert op dat moment. d na 3,2 seconde e Ja, de bal doet er even lang over om van Nick naar Erik te gaan en om van Erik terug naar Nick te gaan (in beide gevallen 1,6 s). 10 een computer, een meetpaneel, een temperatuursensor en een meetprogramma. 11 a de temperatuur b Op de display kun je de temperatuur aflezen. c De thermostaat is op een hogere temperatuur afgesteld. Als de temperatuur onder de afgestelde temperatuur komt, gaat de brander in de CV-ketel branden. 12 Het geheugen van de thermostaat is nog leeg. Pas na een paar weken zitten er voldoende gegevens in het geheugen. De opwarmtijd kan namelijk per dag verschillen. 13 C Om 8:15 uur Als de temperatuur 8 °C (20 °C – 12 °C) stijgt, doet hij er 60 minuten over. De temperatuur moet nu 6 °C (20 °C – 14 °C) stijgen. Hij doet er dan 6/8 x 60 = 45 minuten over. 14 a De kleur van de gloeidraad is dan oranje-rood. b Zeer hete voorwerpen hebben een blauwe kleur. c De temperatuur van de ster Betelgeuze is lager dan 5500 °C. Hij is kouder dan de zon. 15 Een lamp geeft door zijn lagere temperatuur niet hetzelfde licht als een flitser of de zon, waardoor rood overheerst. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 2 2.1 Test jezelf 1 2 a Warmte is een ander woord voor temperatuur. b De smalle buis van een thermometer heet reservoir c De graad celsius is het honderdste deel van het temperatuurverschil tussen smeltend ijs en kokend water. d Een digitale thermometer werkt met een sensor. e Een thermostaat regelt de temperatuur. f De thermometer rechts wijst een temperatuur van -3 ˚C aan. a b c d e onjuist onjuist juist juist juist onjuist B Van -10 ˚C tot 110 ˚C In minuten en graden celsius Grafiek bij proef B Grafiek van proef A horizontale as: tijd (min) De (individuele) meetpunten zijn niet duidelijk weergegeven. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 3 2.2 Verbranding en milieu 2 De meeste warmte gaat bij een open haard door de schoorsteen naar buiten. 3 a eigen antwoord b eigen antwoord 4 a chemische energie b van de zon 5 a brandstof, zuurstof, ontbrandingstemperatuur b Gaskraan uitdraaien: brandstof Water over brandend hout spuiten: ontbrandingstemperatuur Iemand in een branddeken wikkelen: zuurstof Kaars uitblazen: ontbrandingstemperatuur Deksel op de spiritusbrander zetten: zuurstof Zand over een kampvuur gooien: zuurstof 6 a Door de kop van een lucifer over het strijkvlak te halen, waardoor wrijvingswarmte ontstaat. b Hoe hoger de ontbrandingstemperatuur hoe langer en/of ruwer het strijkvlak moet zijn. c De ontbrandingstemperatuur van deze lucifers is veel te laag en dat kan gevaarlijk zijn. 7 Bij een blauwe vlam heb je volledige verbranding dus voldoende luchttoevoer. 8 Bij een bosbrand wordt door de wind steeds andere zuurstofrijke lucht aangevoerd. Bij het uitblazen van een lucifer komt de temperatuur onder de ontbrandingstemperatuur. Uitgeblazen lucht heeft een temperatuur van ruim 30 °C. 9 Mensen worden niet gewaarschuwd dat het gas koolstofmonooxide vrijkomt. 10 aardgas + zuurstof → water + koolstofdioxide + koolstofmonooxide + koolstof (roet) 11 Eigen antwoord. 12 a Bij allebei wordt vloeistof rondgepompt om de temperatuur te veranderen. b Bij een warmtepomp om een huis te verwarmen wordt warm water rondgepompt, dat de warmte moet afgeven. Dit water koelt dus af. Bij een koelkast moet de vloeistof juist warmte opnemen. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 4 13 a Eigen antwoord. b Zomer: In de zomer wordt meer energie gewonnen dan wordt gebruikt. Deze extra energie kan worden opgeslagen. Winter: In de winter wordt er te weinig energie gewonnen en wordt de extra energie die in de zomer is opgeslagen gebruikt. 14 Het transport van warm water gaat via buizen. Bij dit transport gaat warmte verloren. Het warme water staat warmte af aan de koudere omgeving. Hoe langer de buizen hoe meer warmte verloren gaat. 15 Het is te duur om elk huis te voorzien van een eigen elektriciteitscentrale en huizen hebben te weinig elektriciteit nodig om voldoende warm water te leveren om het huis te verwarmen. 16 a het binnenste van de aarde b In die gebieden ligt het binnenste van de aarde dicht aan het oppervlak. c uit de zee (oceaan) 17 In IJsland ligt het binnenste van de aarde dicht onder het oppervlak. In Nederland is de aardkorst veel dikker. Het hete water moet dus van grote diepte opgepompt worden. Dit kost veel geld. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 5 2.2 Test jezelf 1 schematische beschrijving van een reactie geel combinatie van elektriciteitsproductie en warmteproductie warmtepomp Dit kan een soort energie omzetten in warmte reactieschema warmte die in de aardbodem zit opgesloten energie een fossiele brandstof waar men ook benzine van maakt zonnecollector zorgt voor de koeling in een koelkast warmtekracht koppeling warmte is een soort… geothermie deze kleur heeft de vlam bij een onvolledige verbranding warmtebron produceert warm water zonnecel produceert elektriciteit aardolie 2 a b c d e reukloos Koolstofmono-oxide is een gas duizeligheid B ventileren en gastoevoer sluiten geel 3 door het gebruik van alternatieve energie zoals zonne-energie (zonnecolectoren), windenergie (windmolens) en aardwarmte Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 6 2.3 Warmtetransport 2 C D E _ E F B C A 3 In de cv-ketel wordt het water verwarmd. Als je water verwarmd zet het water uit. De dichtheid van warm water is kleiner dan van koud water. Warm water stijgt en koud water zakt. 4 Het warmtelek is bij de ramen het grootst. De koude lucht zakt bij de ramen naar beneden. 5 a Je houdt de wanden vrij om er meubels tegen aan te zetten. b straling c Warme lucht stijgt en koude lucht daalt. Als je een verwarming onderin plaatst, stijgt de warme lucht op naar het plafond. Langs het plafond koelt de lucht af en zakt de afgekoelde lucht. Je krijgt dan een circulatie van de lucht in de kamer. Als je de verwarming aan het plafond hangt blijft de warme lucht boven. Om deze reden moet de kamer door straling verwarmd worden. 6 In de winter staat de verwarming aan. De verwarmde lucht stijgt op. De ventilatoren blazen deze warme lucht naar beneden. 7 Een glimmend oppervlak kaatst straling terug. Verlies van warmte door straling wordt op deze manier tegengegaan. 8 Voor geleiding en stroming is een tussenstof nodig, voor straling niet. Tussen de zon en de aarde is de ruimte vacuüm. 9 a In een hete luchtballon zit een brander die de lucht verwarmd in de ballon. Als je lucht verwarmd zet de lucht uit. De dichtheid van de lucht in de ballon wordt kleiner en de ballon stijgt. b De brander harder zetten of een zandzak naar beneden laten vallen Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 7 c De brander uit zetten, zodat de lucht in de ballon kan afkoelen. De lucht krimpt dan en de dichtheid van de lucht wordt groter. De ballon daalt. 10 a Steen geleidt beter dan plastic. Bij steen gaat er door geleiding warmte van je huid naar de steen. Hierdoor koelt de huid af. Hoe beter de geleiding hoe beter de warmte van je huid naar het voorwerp gaat. b Het stuk plastic voelt nu het koudst aan. Het plastic is een slechtere geleider en zal de warmte dus slechter aan de huid afgeven. 11 Het warme water gaat aan de bovenkant de radiator in. Het water geeft zijn warmte af en zakt naar beneden. Aan de onderkant wordt het koude water afgevoerd. Als de invoer van het warme water aan de onderkant zit, stijgt het warme water meteen omhoog naar de afvoer, i.p.v. door de hele radiator. Tevens ontstaat er een tegenstroom. Het warme water koelt af en wil naar beneden, maar de uitvoer zit boven. 12 Bij 4 ºC zitten de watermoleculen het dichts bij elkaar. Water heeft bij 4 ºC de grootste dichtheid. Wanneer de temperatuur daalt, gaan de watermoleculen dichter op elkaar zitten. Dit gebeurt tot een temperatuur van 4 °C. Als de temperatuur lager wordt dan 4 ºC zet water uit. 13 Hoe kouder het water hoe groter de dichtheid. De warmere waterlagen liggen op de koudere lagen. Aan het oppervlak kan het water in het meer lekker warm zijn. Als je je benen diep in het water laat zakken komen ze in de koudere waterlagen. 14 a Als het water afkoelt, zal het koudere water naar beneden zakken. De volgende laag die dan boven komt, koelt af en zakt ook weer naar beneden. Dit gebeurt totdat al het water 4 °C is. Je krijgt dus een waterstroom van de oppervlakte naar de bodem en omgekeerd, waarbij kouder water van boven naar beneden stroomt en warmer water van beneden naar boven stroomt. b Als het water van 4°C tot 0 °C afkoelt, zal het niet gaan stromen. Als water van 4°C afkoelt naar 0°C wordt de dichtheid kleiner. De koudste laag blijft dus bovenop liggen. c ijs 0 °C 1 °C water 2 °C 3 °C 4 °C bodem Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 8 2.3 Test jezelf 1 a b c d Het warme water verwarmt de radiator. De radiator verwarmt de omringende lucht. De warme lucht stijgt op. De lucht stroomt langs het plafond naar de andere kant van de kamer. Onderweg koelt de lucht steeds verder af en daalt weer. e De lucht stroomt terug naar de radiator en wordt opnieuw verwarmd. 2 beschrijving nummer aanvoer brandstof 3 aanvoer zuurstof 2 aanvoer koud water 4 afvoer verbrandingsgassen 1 3 straling Een elektrische spiraal verhit water in de waterkoker. Het is lekker warm in het voorjaarszonnetje. Je kunt beter niet met een ijzeren vork in het frituurvet roeren. Het handvat van de pan is van plastic. De bodem van de pan is van koper. Het is lekker warm bij het kampvuur, je rug wordt wel koud. Door de weerkaatsing op het strand is het er extra warm. Het vriesvak in een koelkast zit bovenin. Voor de openhaard heb je het lekker warm. Een zilveren theelepeltje in een kopje koffie wordt te heet om aan te raken. In een stapelbed slaapt degene die boven ligt het warmst. 4 stroming geleiding x x x x(isolatie) x x x x x x x De voorwerpen nemen ook weer warmte op door straling, stroming en geleiding. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 9 2.4 Zuinig met energie 2 Geleiding, want lucht is een slechte geleider. 3 a Geleiding en stroming. De lucht in de steenwol kan niet stromen. Stilstaande lucht is een slechte geleider. b 1 m3 aardgas kost 0,55 euro. 10 m2 steenwol kost 18 euro. In 1 jaar moet je volgens de fabrikant dus 18 euro aan aardgas besparen. Dat is 18 / 0,55 = 32,7 m3 aardgas. 4 De slechte warmtegeleiders zijn: papier, wollen trui, tempex, kurk, kunststof wc-bril, stilstaande lucht, spijkerbroek, leren sportschoenen. 5 a geleiding en stroming b straling c geleiding 6 a Het dak op de infrarood foto is rood van kleur. b Daar waar de kleur blauw is op de infrarood foto verlies het huis warmte, dus bij de kozijnen. c De kleur van de ramen wordt dan waarschijnlijk oranje. 7 Het isolatiemateriaal zorgt ervoor dat de lucht in de spouwmuur helemaal niet meer kan stromen. De lucht zit dan als het ware gevangen in het isolatiemateriaal. Isolatiemateriaal in een spouwmuur heeft dus zin. 8 In wol zit veel stilstaande lucht. 9 a De glimmende laag van de thermoskan is rood gekleurd. b Het laagje vacuüm is blauw gekleurd. c Het kurk en de plastik buitenmantel is groen gekleurd. 10 a De hete verwarmingsgassen geven warmte af aan het koude verwarmingswater. Het koude verwarmingswater hoeft dan minder opgewarmd te worden. b Bij de verbranding van aardgas ontstaat waterdamp. Bij de oude ketels gaat deze waterdamp met de andere hete verbrandingsgassen mee naar buiten. Bij de moderne ketels worden de hete verbrandingsgassen gebruikt om het koude verwarmingswater vast voor te verwarmen. De hete verbrandingsgassen koelen daarbij af. De waterdamp gaat dan van de gasfase over in de vloeibare fase. Dit gecondenseerde water moet worden afgevoerd. 11 Eigen antwoord. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 10 2.4 Test jezelf 1 straling Een vogel zet in de winter zijn verenpak op. Een ijsje zit in glimmend metaalfolie. In de ramen zit dubbel glas. Handvat van een pan is van plastic. Bolletjes plastic isoleert beter dan gewoon plastic. Een drenkeling wordt in glimmende dekens gepakt. Verwarmingsbuizen worden met schuimplastic omwikkeld. geleiding x x x x x x x x 2 a Aluminium roest niet en heeft geen onderhoud nodig b Aluminium kozijnen geleiden de warmte goed. c Holle aluminium kozijnen plaatsen. Dan zit er in de kozijnen stilstaande lucht. 3 De ketel moet het water verwarmen met zo weinig mogelijk energie. De verwarmingsgassen moeten worden afgevoerd. Er moet een goede aanvoer zijn van verse lucht. De verwarmingsbuizen moeten goed geïsoleerd zijn. De radiatoren moeten warmte geleiden en een groot oppervlak hebben. Het warme water moet bij een radiator aan de bovenkant erin en het koude water aan de onderkant eruit. De radiator moet laag geplaatst worden (op de grond) en het liefst onder een raam. Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask stroming x x 2006 Wolters-Noordhoff bv 11 2.5 Amersfoort aan zee 2 De ruimte is luchtledig (vacuüm). Zowel voor stroming als voor geleiding is een medium nodig: voor stroming een bewegende vloeistof of een gas, voor geleiding een stof die de warmte goed geleid. In de ruimte kan dus alleen maar warmtetransport door geleiding plaatsvinden. 3 De hoeveelheid warmte die de aarde ontvangt moet ongeveer gelijk zijn aan de warmte die de aarde uitstraalt. 4 Wolken en ijsvlakten kaatsen vrijwel alle straling weer terug. 5 a Windenergie en zonne-energie. b Koolstofdioxide is een broeikasgas. Bij de verbranding van fossiele brandstoffen ontstaat onder andere koolstofdioxide. Planten gebruiken koolstofdioxide bij de fotosynthese om glucose te maken. Doordat zij koolstofdioxide gebruiken, daalt het koolstofdioxidegehalte in de lucht. Minder koolstofdioxide betekent minder broeikaseffect. 6 In de loop der tijd is er evenwicht ontstaan tussen de opgenomen en uitgestraalde hoeveelheid energie. Bij dit evenwicht hoort een (gemiddeld) constante temperatuur. 7 Tijdens de ijstijd van 20 000 jaar geleden was de Thames een zijrivier van de Rijn. 8 a Nederland heeft een goede zeewering, dijken, duinen en dammen. b India, Bangladesh, Indonesië, Italië (Venetië), eilandstaten in de Stille oceaan 9 Toen de Vikingen rond 900 Groenland ontdekten was het daar niet zo koud als nu. Groenland is nu bijna helemaal bedekt met ijs. 10 a De noordpool is bevroren water. Als dat water smelt blijft de zeespiegel gelijk. De ijsbergen steken er nu boven uit omdat het water uitzet als het bevriest. De zuidpool bestaat uit land met daarop ijs. Alleen landijs zorgt voor een verhoging van de zeespiegel als het smelt. b Amersfoort onder zee Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 12 11 a De dichtheid van ijs is 0,917 g/cm3, de massa = 3,6 g massa in g volume in cm3 0,917 1 3,6 ? 0,917 x volume = 1 x 3,6 volume = 1 x 3,6 / 0,917 = 3,93 cm3 b De dichtheid van water is 1 g/cm3, de massa = 3,6 g massa in g volume in cm3 1 1 3,6 ? 1 x volume = 1 x 3,6 volume = 3,6 cm3 c 3,93 cm3 – 3,6 cm3 = 0,33 cm3 d 0,33 cm3 / 3,93 cm3 x 100% = 8,4 % 12 a Onder water zit 100% - 8,4% = 91,6 % van een ijsberg. Er zit dus 91,6 /100 x 3,5 m3 = 3,2 m3 van de ijsberg onder water. Er is dus 3,2 m3 water verplaatst. 1 cm3 water heeft een massa van 1 gram. 1 m3 = 1.000.000 cm3 1 m3 water heeft dus een massa van 1.000.000 g = 1000 kg. 3,2 m3 water heeft dus een massa van 3,2 x 1000 = 3200 kg. Er is 3200 kg water verplaatst. b Er zit 3,5 m3 – 3,2 m3 = 0,3 m3 van het ijs boven het water. 13 Druiven zijn heel erg temperatuurgevoelig. 14 Op dit moment stijgt de temperatuur (ook) doordat er meer broeikasgassen ontstaan door de industrie, de landbouw en het verkeer. 15 De atmosfeer van Venus bestaat voor 96% uit koolstofdioxide. De atmosfeer van de aarde bestaat voor 79% uit stikstof en voor 0,4% uit koolstofdioxide. 16 Venus staat dichter bij de zon dan de aarde. 17 a 243 x 24 = 5832 uur b Met een snelheid van 100 m/s doet een wolk er 4 dagen over om één keer om de planeet Venus te draaien. Vier dagen is 4 x 24 x3600 = 345600 seconden. De omtrek van Venus = 100 m/s x 345600 s = 34560000 m = 34560 km Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 13 2.5 Test jezelf 1 a Voorbeeld van een antwoord: zon zon aarde aarde b De aarde wordt verwarmd door de zonnestraling. De aarde straalt de warmte ook weer uit. Door onze atmosfeer wordt deze warmte-uitstraling voor een deel tegengehouden. Dit wordt het broeikaseffect genoemd. De gassen in de lucht, die hier vooral voor verantwoordelijk zijn, zoals koolstofdioxide, worden de broeikasgassen genoemd. Zonder dit broeikaseffect zou de temperatuur op aarde 30 °C lager zijn! 2 3 a b c d e Wolken verminderen het broeikaseffect doordat ze zonlicht terugkaatsen. Koolstofdioxide weerkaatst de warmtestraling van de aarde,. Klimaatveranderingen worden altijd door de mens veroorzaakt. Koolstofdioxide is niet het enige broeikasgas. De huidige temperatuurstijging wordt mede veroorzaakt door het hoge energiegebruik door de mens. f Amersfoort ligt binnen 100 jaar aan zee. g Door het smelten van ijs op de Noordpool stijgt de zeespiegel. h Door het smelten van ijs op Groenland stijgt de zeespiegel. goed goed fout goed goed fout fout goed 70 % van het aardoppervlak is bedekt met water. Het oppervlak 2 van de aarde wordt gegeven door de formule A 4r , waarbij r = 6378 000 m. Als al het ijs op de Zuidpool smelt stijgt de zeespiegel 60 m. Bereken het aantal m3 ijs op de Zuidpool. Geef de hele berekening. Aaarde = 4 x π x r2 = 4 x π x (6.378.000)2 = 511.185.933.000.000 m2 = 511.185.933 km2. Awater = 0,70 x 511.185.933 km2 = 357.830.153 km2 Vijs = Vwaterstijging = Awater x 0,060 km = 357.830.153 km2 x 0,060 km = 21.469.809 km2 = 21.469.809.000.000.000 m3. Dat is ruim 21 biljard m3 ! Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 14 Verdieping Brandwerende materialen 1 a b c d IJzer kan nooit branden. Het materiaal dat brandt bij een kaars is alleen de lont. Een vlam is gloeiend gas dat licht en warmte uitstraalt. Of iets brandt, hangt alleen af van het soort materiaal. 2 Deze factoren zijn: brandstof, zuurstof, mengverhouding, temperatuur en katalysator. onjuist onjuist juist onjuist 3 brandbare stof is er genoeg lucht bij? zuurstof soort materiaal, bijvoorbeeld hout of papier mengverhouding of een benzinemengsel ontploft, hangt af van hoeveel druppels benzine je met lucht mengt temperatuur stof waardoor iets gaat branden katalysator in oC of oF 4 De eigenschap van een materiaal die aangeeft hoe snel na het aansteken met een vlam het tot ontbranden komt. 5 Het pak moet gemaakt zijn van brandwerend, isolerend en schokabsorberend materiaal. 6 de temperatuur verlagen stoffen er op doen die de brand verstikken (afsluiten van zuurstof) 7 Bescherming tegen regen en bluswater Hittebescherming tegen vlammen en vonkenregen Bescherming tegen chemicaliën Goede zichtbaarheid bij dag en nacht Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 15 8 a De buitenste laag moet brandwerend zijn. Het pak moet waterdicht zijn, maar wel ventilerend. Het pak moet ook isolerend zijn. Er zijn dus drie lagen nodig. b De vlamdovende en hittewerende laag. c Om er voor te zorgen dat zijn/haar lichaam niet te warm wordt. 9 In Nederland gebruik je °C, in Amerika °F, en in de wetenschap K. 10 temperatuur is x (oC) x (oF) x (K) 11 a b c d e temperatuur (oC) x (x - 32) × 5/9 x - 273 temperatuur (°F) (x × 9/5) + 32 x (x-273) x 9/5 + 32 temperatuur (K) x + 273 (x - 32) × 5/9 + 273 x De temperatuur van smeltend ijs is 32°F en 273 K eigen antwoord 100 oF = 37,8 oC en 311,8 K 373 K = 100 oC en 212 oF 0 K = -273 oC en - 459,4 oF 12 a 1 blauw, 2 zwart, 3 wit en 4 blauw. b 1 blauwe zone: 2192 – 2552 °F of 1473-1673 K 2 donkere kern: 1472 – 1832 °F of 1073-1273 K 3 lichtgevende kern: 2192 °F of 1473 K 4 vlammenmantel: 2552 °F of 1673 K 13 a van onder -73,3 oC tot boven 260 oC b A pannen en ovenschalen Pulsar 1-2 havo-vwo uitwerkingen nask 2006 Wolters-Noordhoff bv 16