Politiek IHGH - servicepagina Frans Opveld

advertisement
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld
1
Democratie en Politiek DEM 408
In de politiek moeten vaak veel beslissingen worden genomen. Die besluiten worden niet alleen op
landelijk niveau genomen. Ook op lager niveau vinden beslissingen plaats: gemeentelijk en provinciaal.
Politiek bestuur in Nederland bestaat dus op drie niveaus. Een vierde niveau (europees) wordt steeds
belangrijker. Nu al worden de meeste beslissingen op het gebied van de land- en tuinbouw op het
Europees niveau genomen.
Als burgers van een land kunnen we invloed op die besluitvorming uitoefenen.:

Stemmen

Lid worden van een politieke organisatie

Contact met politici

Het indienen van een verzoek

De pers benaderen
Om beter te weten hoe de democratie in Nederland functioneert, moet er eerst uitgelegd worden wat
een democratie eigenlijk inhoudt.
Democratie een staatsvorm waarin het volk de hoogste macht heeft. Meestal wordt iedere vier jaar een
nieuwe volksvertegenwoordiging direct en geheim door het volk gekozen.
Omdat het ondoenlijk is om steeds aan iedereen te vragen wat ze van een bepaalde politiek vinden,
stemmen we op politieke partijen. De mensen die we kiezen moeten onze belangen behartigen in het
parlement (volksvertegenwoordiging).
Het parlement bestuurt de Staat der Nederlanden.
Staat = een gemeenschap met een territorium (een internationaal erkend grondgebied), een bevolking
(mensen die daar wonen) en een overheid (het gezag).
Het gekozen parlement kan niet zomaar alles doen wat het wil. Het is gebonden aan een constitutie.
Constitutie = wet waarin de grondbeginselen van het bestuur van een staat verankerd zijn en de
grondrechten van de burgers ten opzichte van de overheid gegarandeerd worden. De constitutie wordt
in de volksmond meestal de grondwet genoemd. De wetten die het parlement maakt mogen niet in
strijd zijn met de wetten uit de grondwet.
Naast het parlement en de grondwet heeft Nederland ook een koningshuis. De koning(in) is het
staatshoofd van Nederland. Ons staatshoofd heeft niet zoveel macht als je zou denken. Eigenlijk is
onze huidige koningin Beatrix een soort visitekaartje van Nederland. Als de Nederlandse regering iets
wil van een ander land, dan sturen ze Beatrix als een soort ambassadrice van Nederland. In de
grondwet staat precies beschreven hoeveel macht de koning(in) heeft.
Politiek gezien is Nederland een:
Parlementaire Constitutionele Monarchie :
Dit wil zeggen dat wij een staat hebben met een volksvertegenwoordiging die gebonden is aan een
grondwet met als staatshoofd een koning(in).
De scheiding van de machten
Vroeger stond aan het hoofd van een staat iemand van adel (een koning(in), prins, keizer enz.). Die
koning kon doen en laten wat hij wilde. Hij had alle macht in handen. Hij regeerde naar willekeur.
Na de Franse Revolutie in 1789 (de Franse koning werd door het volk afgezet) kwam daar langzaam
verandering in. Een Franse politicus schreef in 1748 een boek waarin hij de scheiding van de machten
beschreef. Hij ging ervan uit dat niet alle macht in handen van een persoon mocht zijn, en stelde voor
om de drie belangrijkste machten te scheiden in:
1. De wetgevende macht, voor het opstellen van
regels
2. De uitvoerende macht, voor het uitvoeren van
die regels
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld
2
3. de rechterlijke macht, als controles dat die regels goed uitgevoerd werden.
We noemen die scheiding der machten de:
Trias Politica
Volgens die regels is ook de Nederlandse staat georganiseerd.
De wetgevende macht is in handen van het parlement. Het parlement maakt de wetten.
De uitvoerende macht ligt bij de ministers, zij moeten de wetten uitvoeren. Eigenlijk hebben het
parlement en de ministers samen de wetgevende en uitvoerende macht. Dus zijn in principe niet
helemaal gescheiden, maar het is wel zo geregeld dat ze niet onafhankelijk van elkaar wetten kunnen
maken en uitvoeren.
De macht die wel degelijk in Nederland is gescheiden is de rechterlijke. We kennen in Nederland
onafhankelijke rechters die de wetten toetsen. De rechters zijn onafhankelijk en worden voor het leven
benoemd. Ze kunnen dus niet ontslagen worden. Dat moet ook wel, want er zijn ook wel eens burgers
die de Nederlandse staat aanklagen. Het salaris van de rechters ligt bij de wet vast.
Je hoort ook wel eens praten over de vierde en vijfde macht. Met de 4e macht bedoelen we de
ambtenaren op de verschillende ministeries. Iedere vier jaar komt er misschien wel een nieuwe
minister, maar de ambtenaren blijven en kunnen dus ook een stempel op de verschillende wetten
drukken. Ze kunnen het ontwerp van een wet vertragen of versnellen.
Ook actiegroepen kunnen macht uitoefenen op de politiek. Denk maar aan organisaties als
Greenpeace. Zij proberen door middel van acties het stemgedrag van de volksvertegenwoordigers te
beïnvloeden.
We weten nu wat een democratie is, en hoe een democratie een beetje functioneert. De grote
tegenhanger van de democratie is de dictatuur.
Dictatuur = een staatsvorm waarin groep of een enkele persoon ongecontroleerde macht uitoefent en
geen georganiseerde oppositie toestaat.
Links en Rechts
De belangrijkste verdeling die er in de politiek wordt gemaakt is de verdeling tussen links en rechts.
De verschillende politieke partijen noemen zich vaak links of rechts of het midden (tussen links en
rechts in).
Voordat we over politiek partijen gaan praten moeten we eerst weten wat links en rechts is.
In het algemeen kun je stellen dat:
LINKS:
is vooruitstrevend, progressief, ze willen de maatschappij zoals die nu is veranderen. Links
gaat ervan uit dat alle burgers gelijkwaardig zijn aan elkaar. Er moet een eerlijke verdeling zijn
van kennis en macht en van inkomen. De inkomensverschillen tussen de burgers mag niet te
groot zijn. Links wil een sterke overheid. Ze bedoelen daarmee dat de overheid zich actief met
de economie moet bezighouden en burgers en bedrijven moet helpen met subsidies. De
zwakkeren in de samenleving moeten worden geholpen. Het individu is ondergeschikt aan het
collectief.
RECHTS:
is behoudend, conservatief, ze willen de maatschappij zoals die nu is laten. Rechts is een groot
voorstander voor zoveel mogelijk vrijheid. Persoonlijke vrijheid voor alle burgers en
economische vrijheid. Deze vrijheden moeten worden beschermd. Rechts wil geen sterke
overheid. De overheid moet zich min mogelijk met de economie bemoeien, en alleen dan
ingrijpen, indien het nodig is. Het individu en het bedrijfsleven zijn belangrijker dan het
collectief.
MIDDEN:
is een mengeling van rechts en links. De laatste jaren zie je dat steeds meer partijen tussen
links en rechts in gaan zitten. De idee・zijn niet allemaal links of rechts. Voor de meeste
mensen geldt dit trouwens. Daarom wordt het ook steeds moeilijker om een keus tussen de
verschillende partijen te maken. De meeste politieke partijen die zich in het midden
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld
3
aanbieden, zijn in de meeste gevallen ofwel links ofwel rechts van het midden. Er is geen
enkele partij in Nederland die volledig in het midden zit.
Politieke Stromingen en Partijen
Het ontstaan van politieke stromingen moeten we plaatsen in de vorige eeuw. Het tijdperk van de
koningen die met straffe hand regeerden vindt zijn einde en er staan mensen op met bepaalde ideeën
die ze aan andere vertellen, om zo een betere wereld te maken. Hoe die mensen van de die
verschillende stromingen de wereld zien noemen we een ideologie.
De belangrijkste politieke stromingen zijn we vandaag de dag nog terug in de politieke partijen.
Liberalisme
Men gaat uit van de vrijheid voor iedereen. De overheid moet zo min mogelijk ingrijpen in de
economie. Je moet mensen zoveel mogelijk vrijheid van handelen geven. Iedereen is verantwoordelijk
voor zijn eigen daden, maar iedereen moet ook de verantwoordelijk nemen voor een goede
maatschappij. Het individu is het belangrijkste.
Socialisme
Alle mensen zijn gelijk. De overheid moet er voor zorgen dat iedereen in de maatschappij gelijke
kansen krijgt. Het collectief is belangrijker dan het individu. Daarnaast is het belangrijk dat de
overheid zorgt voor de sociaal zwakkeren in de samenleving (jongeren, ouden, zieken en invaliden).
Christen Democratie
Het geloof staat centraal. God en de bijbel hebben de mens een leidraad gegeven hoe ze moeten
leven. Het leven is ondergeschikt aan god en de bijbel. De overheid moet de beginselen van het geloof
op de maatschappij toepassen.
Deze drie stromingen zijn nu in Nederland vertegenwoordigd. Voor de volledigheid noem ik er nog
een paar.
We zullen de verschillende politieke partijen eens bekijken.
Partij van de Arbeid (PvdA 45 zetels)
De PvdA is links en socialistisch. De PvdA vindt een sterke overheid belangrijk. De overheid moet actief
ingrijpen in de economie om massale werkloosheid tegen te gaan. Kennis, macht en inkomen moeten
eerlijk verdeeld worden.
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD 38 zetels)
De VVD is rechts en liberaal. Ze is voor persoonlijke en economische vrijheid van mensen en bedrijven.
Ze vindt dat de overheid zo weinig mogelijk moet ingrijpen in de economie. Er moet meer bezuinigd
worden op de overheidsuitgaven, met name op de uitkeringen.
Christen Democratisch Appél (CDA 29 zetels)
Staat in het politieke midden en is confessioneel. Het CDA vindt het gezin de hoeksteen (de basis) van
de samenleving. De mensen moeten meer voor elkaar zorgen. Je mag alleen een beroep op de
samenleving doen als familie, vrienden of buren niet voldoende kunnen helpen.
Democraten ‘66 (D’66 14 zetels)
D’66 is links van het midden, ze zitten tussen de PvdA en het CDA in. Ze werd in 1966 opgericht
omdat ze vonden dat de oude partijen te ver van de politiek afstonden. D’66 wil dat mensen dichter bij
de politiek komen te staan. Ze zijn ook voorstander van een gekozen minister-president en gekozen
burgemeesters. Ze streven vooral politiek vernieuwingen na. Je moet daarbij vooral denken aan een
referendum.
Groen Links (11 zetels)
Is een links partij. Ze zijn in 1989 ontstaan door het samengaan van een aantal kleine partijen: CPN,
EVP, PPR en PSP. Het milieu is heel belangrijk. Groen Links vindt dat de vervuiler moet betalen.
Bedrijven moeten gedwongen worden schoner te produceren. Ze zijn ook voorstander van een sterke
overheid die in de economie moet ingrijpen. Het stelsel van sociale zekerheid moet zoveel mogelijk
intact worden gehouden.
Gereformeerd Politiek Verbond (GPV 2 zetels), Reformatorisch Politieke Federatie (RPF 3 zetels),
Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP 3 zetels)
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld
4
Drie kleine christelijke partijen die samen ook wel klein rechts worden genoemd. De overheid moet
volgens deze drie partijen regeren volgens het woord van god.
Socialistische Partij (SP 5 zetels)
Is de meest linkse partij in de Tweede Kamer. Ze zitten pas sinds 1994 in de Kamer. Ze vinden ook dat
de politiek te ver van de mensen afstaat. De SP staat ook dichter bij de mensen. Ze hebben zelfs
gezondheidscentra opgericht waar mensen gratis medische hulp kunnen krijgen. De SP maakt zich
sterk voor mensen met de laagste inkomens. Ze vinden dat het stelsel van sociale zekerheid moet
blijven bestaan.
Als we de politieke partijen in Nederland op een rijtje zouden zetten, dan zien we het volgende:
SP
Groen Links
PvdA
D’66
CDA
VVD
GPV
RPF
SGP
Het Kiesstelsel
Iedere vier jaar zijn er Nederland verkiezingen. Iedere burger (iemand die de Nederlandse nationaliteit
heeft) van 18 jaar en ouder mag gaan stemmen. Het stemmen is geheim. Dat wil zeggen dat je alleen
zonder iemand erbij een stem mag uitbrengen en niemand kan en mag zien wat jij stemt. Als iedereen
heeft gestemd (de stembureaus zijn open van 7.00 uur 壮 morgens tot 19.00 壮 avonds) worden de
stemmen geteld. We hebben in Nederland een stemrecht. Dat wil zeggen dat je mag stemmen, maar
dat je dat niet verplicht bent. Aan de hand van de uitgebrachte stemmen worden de zetels (stoelen) in
de Tweede Kamer verdeeld. We kennen in Nederland het stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
Dat betekent dat iedere stem evenveel waard is. Hoe meer mensen op een partij stemmen, hoe meer
zetels in de Tweede Kamer. Hoe weet je nu hoeveel zetels je als politieke partij krijgt? Daarvoor
hebben we in Nederland de kiesdeler:
Het totaal aantal uitgebrachte stemmen = Kiesdeler
aantal zetels in de Tweede Kamer (150)
Een voorbeeld:
Het aantal stemgerechtigden in Nederland is 11.025.899. Hiervan gaat 9.000.567 stemmen. de
kiesdeler is dan:
9.000.567 = 60.003,78
150
Dat betekent dan dat als er 60.003 mensen op je stemmen, je één zetel in de Tweede Kamer krijgt. Als
je 25 zetels in de kamer krijgt, dan hebben er 25 x 60.003 mensen op je gestemd. Als je onder die
60.003 stemmen zit krijg je dus geen zetel in de Kamer. In andere landen hebben ze soms ook een
kiesdrempel
Dat wil zeggen dat de politieke partijen bijvoorbeeld minstens 5% van alle uitgebrachte stemmen
moeten hebben gehaald anders komen ze niet eens in de Volksvertegenwoordiging. Als ze die 5% wel
gehaald hebben dan krijgen ze gelijk een stuk of 15 - 20 zetels. Een kiesdrempel is er bijvoorbeeld in
Duitsland en Italië. In Engeland bijvoorbeeld kennen ze geen evenredige vertegenwoordiging, maar
een districtenstelsel. Het hele land is onderverdeeld in kleine districten. Vanuit die districten wordt er
1, degene met de meeste stemmen, afgevaardigd naar de volksvertegenwoordiging. Eigenlijk is dat
een heel oneerlijk systeem. Want niet in alle districten wonen evenveel mensen. Op het platteland
wonen bijvoorbeeld minder mensen dan in de grote steden. Als je op het platteland woont heb je dus
minder stemmen nodig dan in de grote stad.
Het recht om te kiezen noemen we actief kiesrecht en het recht om gekozen te worden noemen
passief kiesrecht. Als jezelf in de Tweede Kamer of in de gemeenteraad gekozen wil worden moet je
minimaal 23 jaar of ouder zijn. Sinds een aantal jaren kunnen ook mensen die niet de Nederlandse
nationaliteit bezitten voor de gemeenteraad stemmen. Ze moeten dan wel al 5 jaar onafgebroken en
legaal in Nederland wonen.
Als je gaat stemmen krijg je een lijst met voor je met partijen en daaronder hun kandidaten. Op elk
van de kandidaten kun je afzonderlijk stemmen. Je echter maar op 1 kandidaat stemmen. Vroeger
moest dat nog met een rood potlood, nu doen we dat met de stemcomputer. Je drukt op een knop
voor de naam van de kandidaat en daarna op de rode stemknop. Meestal stem je op de eerste op de
lijst. Dat hoeft niet. Je kunt ook een voorkeurstem uitbrengen. Omdat je dus op personen stemt kan
dus ook iemand die laag op een lijst staat, en gewoonlijk niet voor een zetel in aanmerking komt, bij
genoeg voorkeurstemmen toch een zetel krijgen.
De Regeringspartijen en de Oppositiepartijen
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld
5
Na de verkiezingen van 1994 hebben we een regering van PvdA, VVD en D’66. We noemen dat een
coalitieregering. Coalitie wil zeggen samenwerking. In Nederland is het nog nooit voorgekomen dat er
1 partij de meerderheid in de Kamer heeft (75 + 1). In Nederland moeten er altijd twee of meer
partijen samenwerken om te kunnen regeren. De partijen die niet in de regering zitten noemen we de
oppositie.
De partijen die gaan samenwerken kiezen uit hun midden mensen die minister worden. De ministers
gaan het land besturen.
Voordat het zover is gaan ze echter eerst met elkaar praten. We noemen dat de Informatie. De partijen
gaan bij elkaar informeren wie met elkaar gaat regeren. Er wordt iemand aangewezen als informateur.
Die informateur praat met de verschillende politieke partijen. Als duidelijk is wie met elkaar in zee wil,
wordt door de Koningin een Formateur benoemd. De formateur gaat met de partijen, die willen gaan
regeren, rond de tafel zitten en maakt afspraken. Ze spreken af hoe ze gaan regeren en wie er allemaal
minister wordt en welke partij welke ministerposten krijgt. De formateur wordt meestal de nieuwe
minister-president. De afspraken die gemaakt worden noemen we het Regeerakkoord.
De ministeries en haar ministers
Om het land zo goed mogelijk te kunnen besturen maakt de Nederlandse Staat gebruik van 14
ministers die allemaal een eigen taak hebben. Dat betekent dus ook dat we dan 14 ministeries (=
departementen) hebben.
Algemene Zaken (premier)
Binnenlandse Zaken
Buitenlandse Zaken
Financiën
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Economische Zaken (vice premier)
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Justitie
Defensie
Ontwikkelingssamenwerking
Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer (VROM)
Verkeer en Waterstaat
Welzijn Volksgezondheid Sport (vice premier)
Landbouw Natuurbeheer en Visserij
Grote Steden- en Integratiebeleid
W. Kok
B. Peper
J. van Aartsen
G. Zalm
K. de Vries
A. Jorritsma
L. Hermans
B. Korthals
F. de Grave
E. Herfkens
J. Pronk
T. Netelenbos
E. Borst
L. Brinkhorst
R. van Boxtel
PvdA
VVD
VVD
VVD
VVD
PvdA
PvdA
D’66
D'66
PvdA
PvdA
VVD
VVD
PvdA
D'66
De meeste ministeries hebben nog een staatssecretaris. Dit is de rechterhand van de minister. Hij/zij
neemt een aantal taken van de minister over, omdat de baan anders door een persoon niet te
behappen zou zijn.
Zo hebben we staatssecretarissen voor BiZa, Buza, Sport, Onderwijs, Justitie, Economische Zaken,
Landbouw, Sociale Zaken en VROM. Ook de staatssecretarissen komen van de verschillende partijen die
de ministers leveren.
Regering en parlement
De regering wordt gevormd door de koningin en de ministers. De koningin is formeel ons staatshoofd,
maar moet zich houden aan de grondwet. De koningin is onschendbaar, dat wil zeggen dat de
ministers verantwoordelijk zijn. De ministers vormen het dagelijks bestuur van ons land. De
uitgangspunten van hun beleid moeten ze voorleggen aan de Tweede Kamer die daar haar
goedkeuring over moet geven.
Het parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. Zij hebben als de belangrijkste taken het
discussiëren en stemmen over de wetsvoorstellen, en het controleren van de ministers.
De koningin en de ministers vormen samen de regering. De ministers vormen samen de ministerraad.
De ministers en de staatssecretarissen vormen samen het kabinet. Zij zijn verantwoordelijk voor het
dagelijks bestuur van ons land. De belangrijkste taak van het kabinet is de voorbereiding en uitvoering
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld
6
van het overheidsbeleid. Dat doen ze door: het opstellen van wetsvoorstellen, het uitvoeren van wetten
en het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting.
Alleen de ministers zijn verantwoordelijk voor het te voeren beleid en de koningin is onschendbaar.
Dat wil zeggen dat zij niet ter verantwoording kan worden geroepen. Hoeveel invloed de koningin
heeft is niet bekend. We noemen dat het geheim van Huis ten Bosch.
De belangrijkste taken van de koningin zijn: het plaatsen van een handtekening onder alle wetten, het
voorlezen van de troonrede op prinsjesdag, het benoemen van ministers en (in)formateurs en het
voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid. Verder is de
koningin ons visitekaartje in het buitenland. Op buitenlandse reizen moet zij vaak de weg effenen voor
financiële contacten met het bedrijfsleven.
Iedere minister heeft een eigen beleidsterrein (portefeuille). Een minister heeft een eigen ministerie
(departement) waar veel ambtenaren voor hem of haar werken. De ambtenaren bereiden
wetsvoorstellen voor en geven adviezen. De minister heeft ook een of twee staatssecretarissen onder
zich. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor een gedeelte van het beleidsterrein. De minister heeft
echter wel de eindverantwoordelijkheid. De staatssecretaris kan door de Tweede kamer wel ter
verantwoording worden geroepen. Als een minister afwezig of ziek is wordt hij/zij door een andere
minister vervangen.
Het doel van het kabinetsbeleid is het uitvoeren van het regeerakkoord. De ministerraad komt iedere
vrijdag bij elkaar om te overleggen.
Het parlement wordt gevormd door de Eerste en de Tweede Kamer. Ze worden ook wel de Staten
Generaal genoemd. De Tweede kamer wordt iedere vier jaar direct door de burgers gekozen. De Eerste
Kamer wordt via de Provinciale Staten gekozen (getrapt). De Tweede Kamer (150 leden) heeft meer
rechten dan de Eerste kamer (75 leden). Beide kamers kunnen stemmen over een wetsvoorstel en
beiden kunnen een wet afkeuren. De Tweede Kamer heeft nog een aantal rechten:
 Recht van initiatief: de mogelijkheid om een wetsvoorstel in te dienen
 Recht van amendement: de mogelijkheid om een wetsvoorstel op onderdelen te wijzigen
 Recht van vragen; de mogelijkheid om een minister schriftelijk of mondeling vragen te stellen
 Recht van interpellatie: een minister ter verantwoording te roepen over zijn beleid of
uitspraken
 Recht van motie: schriftelijke uitspraak over het beleid van de minister waarover de Kamer
moet stemmen. De minister hoeft zich niets van de motie aan te trekken. Hij riskeert daarmee
wel een motie van afkeuring. De minister kan dan aftreden (hoeft niet).
 Recht van enquête: gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
 Budgetrecht: om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren
Provincie en gemeente
Ons land heeft drie bestuurslagen. Naast het rijk kennen we ook nog de provincie en de gemeente.
Tussen deze drie bestaat er een taakverdeling.
Het provinciaal bestuur heeft verschillende taken:
 Ruimtelijke ordening: hoe moet de beschikbare ruimte worden ingedeeld?
 Milieu: denk hierbij aan de vervuiling
 Maatschappelijk welzijn: de zorg voor bibliotheken, ziekenhuizen, enz.
 Economische bedrijvigheid: zoals het aantrekken van nieuwe bedrijven
 Infrastructuur: het onderhoud van wegen, bruggen enz
 Gas, water en licht: elke provincie heeft hier een eigen bedrijf voor
 Toezicht op de gemeenten
Het provinciaal bestuur bestaat uit:
 De Provinciale Staten (direct gekozen door de burgers)
 De Gedeputeerde Staten (dagelijks bestuur, verg. de ministers)
 Commissaris van de Koningin (benoemd)
De Gedeputeerde Staten komen voort uit de Provinciale Staten. Zij blijven gewoon lid van de PS en
mogen dan ook meestemmen over besluiten.
De gemeente is de laagste bestuurslaag van de overheid. De belangrijkste taken van de gemeente:
 Financiën: 90% via de rijksoverheid en 10% zelf binnenhalen d.m.v. gemeentelijke
belastingen (bijv. de hondenbelasting)
Samenvatting politiek ROC Utrecht November 1999 IHGH 3 e semester
© Frans Opveld








7
Bestemmingsplan: hoe wordt het grondgebied van de gemeente ingedeeld?
Toewijzing van woningen
Openbare orde: politie en brandweer
Verkeer: onderhoud van wegen, woonerven enz. binnen de bebouwde kom
Openbaar onderwijs: verantwoordelijk voor het onderwijs
Welzijn: recreatieterreinen, sportaccommodaties enz
Uitvoering van taken van provincie en rijk: hinderwetvergunningen
Burgerlijke stand: het bijhouden van geboorten, overlijden, huwelijken en overlijden
Het gemeentebestuur bestaat uit:
 De gemeenteraad (direct gekozen door de burgers)
 De wethouders (dagelijks bestuur, verg. de ministers)
 De burgemeester (benoemd)
De wethouders komen voort uit de gemeenteraad en blijven ook gewoon lid van deze raad. Zij mogen
dus meestemmen bij besluiten. De burgemeester heeft de beslissende stem als de stemmen staken.
Verder is hij/zij hoofd van de gemeentepolitie en de brandweer.
Politieke besluitvorming
Voor het nemen van een politiek besluit moet een reden of een aanleiding zijn. Politieke besluiten zijn
gebaseerd op wensen en eisen die mensen naar voren brengen.
Volgens de systeemtheorie van Easton komen politieke besluiten tot stand in vier fasen:
 Invoer: hier komen allerlei wensen en eisen uit de samenleving naar voren.
 Omzetting: als er voldoende aandacht is geweest voor de kwestie komt het op de politieke
agenda. De naar voren gebrachte eisen en wensen moeten worden omgezet in een beslissing.
De belangen worden afgewogen en tenslotte wordt er een maatregel genomen.
 Uitvoer: ambtenaren zorgen ervoor dat de maatregel wordt uitgevoerd.
 Terugkoppeling: besluiten roepen altijd reacties op in de samenleving. We spreken in dit geval
van teugkoppeling. De politiek kijkt naar het effect van de maatregel en kan deze dan
aanpassen of terugdraaien.
Ambtenaren, pressiegroepen en massamedia
Ambtenaren, pressiegroepen en de media hebben ook invloed in de politiek. Ambtenaren bereiden
wetsvoorstellen voor en zorgen voor de praktische uitvoering van het beleid. Na de verkiezingen komt
er vaak een andere minister, gedeputeerde of wethouder. De ambtenaar blijft vaak wel zitten. Hij/zij is
vaak beter ingevoerd dan de nieuwe minister. Zo kan een ambtenaar een wetsvoorstel vertragen of
versnellen. Door deze invloed noemt men de ambtenaren ook wel de vierde macht.
Pressiegroepen zijn groepen die invloed proberen uit te oefenen op de politiek. Ze proberen de
politiek onder druk te zetten door te lobbyen of door rechtstreeks steun te vragen. Op die manier
proberen zij bepaalde zaken op de politieke agenda te krijgen.
De massamedia kunnen ook op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek. We maken
onderscheid tussen:
 Informatieve functie: verstrekken en inventariseren van informatie over allerlei politieke
gebeurtenissen en besluiten
 Spreekbuisfunctie: de media vormen een klankbord voor allerlei standpunten
 Onderzoekende of agendafunctie: journalisten kunnen op zoek gaan naar misstanden in de
samenleving
 Commentaarfunctie: de media leveren kritiek op politieke besluiten
 Controlerende functie: de media voelen politici regelmatig aan de tand, hier gaat een
controlerende werking van uit.
© november, 1999
Download