Filosofie van de Geest 1e essay opdracht 4 januari 2003 Joop Leo Stud.nr. 0233811 Wat heeft het behaviorisme tegen het materialisme en dualisme? Om deze vraag helder te kunnen beantwoorden, is het zinvol om de bekende invalshoeken voor het behaviorisme te onderscheiden: ontologisch, epistemologisch en conceptueel / methodologisch, analytisch en niet-reductief. Per invalshoek geef ik kort aan wat gezegd wordt over de geest. Bij het niet-reductief behaviorisme ga ik wat dieper in op waarom Ryle zowel het dualisme alsook het materialisme afwijst. Tot slot stel ik mijzelf de vraag in hoeverre ik vind dat behavioristen gelijk hebben. Wat zegt het ontologisch behaviorisme over de geest? De geest bestaat niet. Er is enkel publiekelijk waarneembaar gedrag. En dus hebben we geen lichaam-geest probleem. Wat zegt het epistemologisch behaviorisme over de geest? We kunnen wetenschappelijk gezien het mentale enkel kennen door te kijken naar het gedrag van een mens. De geest is in het dualisme te vergelijken met een kever in een luciferdoosje dat nooit opengaat. Voor de epistemologisch behaviorist ligt de geest ‘open to view’. Het epistemologisch behaviorisme is niet alleen verenigbaar met het ontologisch behaviorisme, maar ook met het ontologisch dualisme en materialisme. Wat zegt het conceptueel behaviorisme over de geest? Woorden voor mentale toestanden hebben als betekenisinhoud (Sinn) een beschrijving van publiekelijk waarneembaar gedrag en ze hebben enkel publiekelijk waarneembaar gedrag als verwijzing (Bedeutung). Ook het conceptueel behaviorisme is verenigbaar met het ontologisch dualisme en materialisme. Wat zegt het methodologisch behaviorisme over de geest? Het methodologisch behaviorisme is geen filosofische stroming, maar een psychologische. Alle psychologische processen zijn volgens deze stroming te verklaren met het Stimulus Respons mechanisme. Het negeert ons bewust mentale leven. Het beschouwt common-sense verklaringen die een beroep doen op ‘mentale toestanden’ in verschillende opzichten als gebrekkig. Want zulke verklaringen doen een beroep op een hoop folklore, die geen wetenschappelijke basis heeft en die uit een hoop bijgeloof en verwarring kan bestaan. Introspectie geeft ook geen uniforme en betrouwbare basis voor zijn toepassing. In plaats daarvan verklaren deze behavioristen het gedrag van een organisme in termen van bijzondere omgevingsomstandigheden plus publiekelijk observeerbare zaken van het organisme. Wat zegt het analytisch behaviorisme over de geest? Het praten over emoties, gewaarwordingen, opvattingen en wensen gaat niet over spookachtige innerlijke episodes, maar is eerder een manier van praten over actueel en potentiële patronen van gedrag. Mentale toestanden zijn disposities. Daarom is het lichaam-geest probleem een pseudo-probleem. De betekenis van mentale termen kan herleid worden tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag. De psychologie kan ingebed worden in de neurowetenschappen en derhalve in de biologie. Volgens Lievers zouden de voorlopers van het analytisch behaviorisme Carnap en Hempel, als zij nu geleefd zouden hebben, wellicht materialisten geweest zijn. Voor Wittgenstein, die geldt als een van de meest invloedrijke filosofen voor deze behavioristische traditie, zijn alle filosofische problemen in feite taalproblemen. Voor Wittgenstein is het niet de geest die denkt en zijn het ook niet de hersenen. Zoiets beweren is voor hem net zo onzinnig als zeggen dat het getal 3 groen is. Wittgenstein probeerde met zijn zogenaamde private language argument aan te tonen dat een noodzakelijke privé taal onmogelijk was. -1- Filosofie van de Geest 1e essay opdracht 4 januari 2003 Joop Leo Stud.nr. 0233811 Wat zegt het niet-reductief behaviorisme over de geest? Volgens Ryle is het dualisme een enorme dwaling ten gevolge van een categorie-fout. Ryle stelt dat de begrippen geest en lichaam tot verschillende categorieën of logische typen behoren. Net als een pak slaag en een pak hagelslag. Je mag wel zeggen dat er een geest bestaat en je mag los hiervan ook zeggen dat er een lichaam bestaat, maar je mag niet beiden zeggen in één en dezelfde zin. Bestaan heeft namelijk in beide gevallen een wezenlijk verschillende betekenis. Ter vergelijking noemt Ryle dat als een man zegt dat er drie dingen stijgen, namelijk het getij, de hoop en de gemiddelde leeftijd waarop iemand overlijdt, je denkt dat hij een flauwe grap maakt. Een dualist meent dat achter de verschijnselen een geest schuil gaat, maar volgens Ryle bestaat de geest in het openlijk waarneembaar gedrag. Voor Ryle is er geen mentaal rijk dat ontologisch gescheiden is van een fysiek rijk. Het mentale is niet fundamenteel én het fysieke is niet fundamenteel. Ook is het mentale niet naar het fysieke te reduceren. De geest bestaat alleen in het gedrag. Ook kennis is volgens Ryle veel meer know how dan know that. Zelfs wiskunde is vooral een lichamelijke daad. Aan niet elke vorm van gedrag gaat een interne geestelijke operatie vooraf zoals de dualisten wel menen. Maar hoe zit het dan met wil, emoties, zelfkennis, waarneming, etc? Ryle behandelt al deze problemen in zijn boek The Concept of Mind. Mooi is zijn volgende uitspraak: “Men are not machines, not even ghost-ridden machines. They are men – a tautology which is sometimes worth remembering.” Heeft de behaviorist gelijk? De kritiek op het behaviorisme is behoorlijk vernietigend geweest. Zo heeft Chomsky in 1957 al een doodssteek uitgedeeld aan het methodologisch behaviorisme. Ik wil hier slechts enkele aspecten noemen, die mij met name treffen in het behaviorisme. De benadering die de behavioristen gekozen hebben vind ik zeer zinvol: proberen met een minimaal model alles te verklaren. Dat hun uitgangspunten te mager zijn, is zinvol om te weten. Dat de methodologisch behavioristen geen theoretische entiteiten wilden postuleren, terwijl dit in de wetenshappen zo gebruikelijk is, roept bij mij een vraag op: wat voor criteria worden hiervoor zoal gehanteerd en bestaat er consensus over wat voor soort theoretische entiteiten acceptabel zijn? Een mannetje in mijn hoofd niet, maar wat in principe wel? Dat analytische behavioristen niet alleen het innerlijke aspect van onze mentale toestanden negeerden in hun aanpak, maar het bestaan ervan zelfs ontkenden, doet mij wat denken aan de smalle blik waarop tegenwoordig sommige ‘harde’ materialisten en met name eliminatieve materialisten naar de wereld kijken. Verder vind ik het standpunt van Ryle dat noch de geest noch het fysieke fundamenteel is verfrissend. Te vaak wordt voorgesteld dat óf de dualisten óf de materialisten gelijk moeten hebben. Een soort tertium non datur. Ryle ziet gedrag als fundamenteel, waar ik niet zo van overtuigd ben. Er zijn meer mogelijkheden denkbaar. Bronnen P. Churchland, Matter and Consciousness, MIT, 2001. P. Hacker, Can Machines Think. M. Lievers, Reader Filosofie van de geest, Universiteit Utrecht, 2002. G. Ryle, Descartes Myth, hoofdstuk 1 van The concept of Mind, 1949. -2- Filosofie van de Geest 1e essay opdracht 4 januari 2003 Joop Leo Stud.nr. 0233811 Het behaviorisme is eerder ontstaan dan de meeste materialistische opvattingen. Het behaviorisme kent een onbeduidende rol toe aan qualia. Het lijkt wetenschappelijk niet redelijk om het bestaan van interne fenomenen te ontkennen of te negeren. Skinner heeft later interne fenomenen een bescheiden rol toegestaan in de psychologie. Het doet geen beroep op innerlijke mentale toestanden, maar neemt toevlucht tot innerlijke biologische toestanden. Mens bij geboorte een tabula rasa. -3-