Farmacologie en interacties van oncolytica “Een achtergrond, hoe te managen en een focus op TKIs” Roelof van Leeuwen, ziekenhuisapotheker 10e Nascholing Hematologie, 24 maart 2017 Wie ben ik? § Roelof van Leeuwen § Ziekenhuisapotheker Oncologie § Postdoc Lab Translationele Farmacologie, Erasmus MC (http://www.erasmusmc.nl/interne_oncologie/research/research_groups/personalized.medicine/) § Onderzoekslijnen: § (Drug-drug) interactie studies § Lifestyle studies § Mechanistische pharmacokinetische, –dynamische, and genetische studies § Personalized dosing strategies Inhoud presentatie § Farmacologie: § Wat is farmacokinetiek? § Wat is farmacodynamiek? § Wat is een geneesmiddelinteractie? § Gnm-interacties in de oncologie, focus op TKIs § Discussie en aanbevelingen INTERACTIEF SVP! Vuistregels! § Farmacokinetiek: wat doet het lichaam met het geneesmiddel § Farmacodynamiek: wat doet het geneesmiddel met het lichaam Wat is farmacokinetiek? § Farmacokinetiek beschrijft wat het lichaam doet met een geneesmiddel Vuistregel: “ADME principe” A: absorptie: opname in het lichaam D: distributie: verdeling in het lichaam M: metabolisme: omzetting in het lichaam E: eliminatie: uitscheiding uit het lichaam A: absorptie § Absorptie beschrijft hoe een geneesmiddel opgenomen wordt in de bloedbaan § Biologische beschikbaarheid: § % van het toegediende geneesmiddel dat de circulatie bereikt § Wat is BB van IV? § Range oraal? § Afhankelijk van o.a.: § Eigenschappen geneesmiddel (oplosbaarheid) § Gnm. genomen met eten of nuchter § Interactie met andere geneesmiddelen § Hoe gaat dat nu? Absorptie schematisch D: distributie § § § § Distributie: hoe verdeelt het geneesmiddel zich over het lichaam Hoe gaat dat? Distributie wordt uitgedrukt in verdelingsvolume (Vd) Verdeling in het lichaam afhankelijk van: § O.a. soort geneesmiddel § Vuistregel Vd: § Waterminnende geneesmiddelen hebben een klein verdelingsvolume § Vetminnende geneesmiddelen hebben een groot verdelingsvolume M: metabolisme § Metabolisme: hoe zet het lichaam een geneesmiddel om § Chemische omzetting in het lichaam (biotransformatie) naar wateroplosbare metabolieten § Waarom wateroplosbare metabolieten? § Voornamelijk in de lever (chemische fabriek v.h. lichaam!) § Waar nog meer? § Hierbij ontstaan metabolieten (werkzaam of onwerkzaam) Metabolisme § Metabolisme voornamelijk in lever door leverenzymen (Cytochroom P450 of CYPs) § Afhankelijk van: § Genetische variatie § Snelle omzetters: lage bloedspiegel, ê effect § Gewone omzetters: gemiddelde bloedspiegel, = effect § Trage omzetters: hoge bloedspiegel, é effect § Geneesmiddelinteracties! § Leverfunctie(stoornis)? E: excretie § Excretie: de hoeveelheid geneesmiddel per tijdseenheid dat door het lichaam uitgescheiden wordt § Excretie wordt uitgedrukt in klaring (Cl) en halfwaardetijd (t½) § Excretie afhankelijk van: § Leeftijd (neemt af bij ouder worden) § Nierfunctie(stoornis) § Leverfunctie (waarom?) § Uitscheiding voornamelijk via nieren “Dingetjes” om te onthouden! § Wanneer is spiegel opgebouwd? § vuistregel: 4x t½ § Wanneer is geneesmiddel uit het bloed? § vuistregel: 4x t½ Vuistregels! § Farmacokinetiek: wat doet het lichaam met het geneesmiddel § Farmacodynamiek: wat doet het geneesmiddel met het lichaam Wat is farmacodynamiek? § Farmacodynamiek beschrijft wat het geneesmiddel doet met het lichaam Het beschrijft: A: Effect B: Bijwerkingen/Toxiciteit A: Effect § Wat voor (genezende) werking heeft het geneesmiddel op het lichaam § Sleutel en het slot principe § Agonisten (faciliteert effect) § Antagonisten (remt effect) § Effects afhankelijk van: § Receptor affiniteit § Soort binding aan receptor § Principe chemo schema (ABVD of CHOP)? B: Bijwerkingen en toxiciteit § Wat voor bijwerkingen heeft het geneesmiddel in het lichaam § Sleutel- en het slot principe § Bijwerkingen afhankelijk van: § Receptor affiniteit § Soort binding aan receptor § Selectiviteit! § Voorbeeld: chemotherapie § Middel met hoge affiniteit maar weinig selectiviteit § Effect is groot: dood van kankercellen § Maar weinig selectief dus …..? Wat is een geneesmiddelinteractie? § Definitie: een geneesmiddel interactie is een wisselwerking tussen een combinatie van geneesmiddelen die kan leiden tot een verandering in effect en bijwerkingenprofiel § Een geneesmiddelinteractie kan: § Farmacokinetisch en farmacodynamisch van aard zijn § Leiden tot meer/minder effect/bijwerkingen § Focus op TKIs Waarom focus op orale (“targeted”) TKIs? § Veel gebruikt in de (hemato)-oncologie § Komen er steeds meer voor steeds meer indicaties Groot gebruikersgemak, maar zorgt voor nieuwe uitdagingen: § Hebben smalle therapeutische breedte en ernstige toxiciteit! § Farmacokinetiek (Intraveneus vs. Oraal) § Geneesmiddelinteracties betreffende absorptie krijg je erbij § Voornamelijk gemetaboliseerd door CYP3A4 § Worden i.t.t. conventionele (IV) oncolytica chronisch gebruikt § Concluderend: TKIs zijn een kracht om rekening mee te houden! Te bespreken geneesmiddel interacties? § Absorptie interacties (MZRs) § Metabole interacties (CYP3A4) § QT-interacties § Kruiden- en lifestyle interacties Absorptie interacties met MZRs (achtergrond)) § Geneesmiddel moet eerst oplossen in water voor absorptie § Oplosbaarheid afhankelijk van maag pH (het “pH-effect”) § Geladen vorm lost goed op, ongeladen minder! § Basen zijn geladen (en dus beter oplosbaar) in zuur milieu § TKIs zijn basen! § PPIs verhogen pH van 1→4 § pH van 1→4 → Oplosbaarheid TKI ↓ → Bloedspiegel TKI ↓ § Vb. Dasatinib + Maagzuurremmer → Bloedspiegel Dasatinib 43%↓ Absorptie interacties met MZRs (achtergrond) § Alle TKIs hebben een “pH effect” § Interactie potentie TKI + PPI hangt af van eigenschappen TKI § Per TKI te beoordelen Stof PPI AUC Cmax Imatinib Omeprazol 40mg <-> <-> Dasatinib Omeprazol 40mg ↓43% ↓42% § Hoe te managen? § Op basis van theorie § Zure drank Management op basis van theorie! Op basis van theorie! § Maagzuurremmer verhogen de maag pH niet 24u § Het duurt even voordat het werkt, venster gebruiken § Tijden splitsen? Neem TKI twee uur voor maagzuurremmers § Ante noctem? § Maar wat bij 2dd PPI? § 24u pH verhoging § Wat te doen? Hunfeld et al. Aliment Pharmacol Ther. 2012 Management COLA-study § Cola brengt mogelijk de oplossing….? § Coca-Cola Classic heeft pH=2 (geen diet coke!) § Kan Cola het effect van de maagzuurremmer tijdelijk opheffen? § COLA-study § Crossover studie, twee armen § Erlotinib (alleen) + Water/Coca-Cola Classic § Erlotinib + PPI + Water vs. Coca-Cola Classic § Eindpunten: bloedspiegel Erlotinib Resultaten, bloedspiegels § 28 patiënten § Bloedspiegel: § Effect erlotinib alleen marginaal (9%, P=0,03) § Erlotinib + maagzuurremmer aanzienlijk (39%↑, P=0,004) § Effect maagzuurremmer op TKI bijna gedecimeerd Van Leeuwen, J Clin Oncol 2016 Wanneer nu wat? § 1dd PPI § Tijden splitsen en Cola § 2dd PPI § 24u pH verhoging § Tijden splitsen niet mogelijk? § Cola enige optie § Cave! Andere geneesmiddelen! Nuances proton pomp remmers § Pantoprazol § Pantoprazol remt P-gp en BCRP (Breast Cancer Resistance Protein) § Alle TKIs gemetaboliseerd via P-gp en BCRP § Voorbeeld Imatinib § + (Es)omeprazol → Effect imatinib ↔ (FDA assessment report) § + Pantoprazol 40%↑ (Oostendorp et al, 2009) → Effect Imatinib § Pantoprazol switchen naar (es)omeprazol bij TKI gebruik Metabolisme (CYP 3A4 en -2D6) TKIs CYP gevoelig! (Van Leeuwen et al. Lancet Oncol 2014) Metabolisme (CYP3A4); management § TKIs zeer CYP gevoelig, vooral CYP3A4 § Bij combinatie CYP remmer/induceren + TKIs: § CYP3A4-remmer (Ketoconazol)→ hogere spiegel TKI (bijwerkingen) § CYP3A4-inducer (Rifampicine)→ lager spiegel TKI (ineffectief) § Voorbeeld: § Dasatinib wordt gemetaboliseerd door CYP3A4 § I.c.m. CYP3A4 remmer ketoconazol bloedspiegel stijgt met 256% § I.c.m. CYP 3A4 inducer rifampicine bloedspiegel daalt met 82% § Actie vereist! Afhandeling metabole interacties § Kant en klaar advies FDA/EMA assessment report In de praktijk: 1. Switch comedicatie, doses TKI zoveel mogelijk handhaven 2. Switch niet mogelijk dan advies geven: § KNMP Kennisbank geeft vaak kant en klaar advies (https://kennisbank.knmp.nl/) § Wanneer geen kant en klaar advies → extrapoleren i.o.m. apotheker § “Screen for toxicity of efficacy” geen optie (vraag duidelijk advies) Farmacodynamische interactie (QT-interactie) § QT-interval verlenging kan leiden tot TdP en “sudden heart death” § Sommige NIBs kunnen QT-interval verlengen § Bij combinatie van QT-verlengers effect additief/synergistisch § Voorbeeld: § Patiënt met Nilotinib § Patiënt krijgt ook nog Sotalol, probleem? § Patiënt krijgt nu ook Ketoconazol, probleem? § Zeldzaam maar zeer ernstig § Opletten dus: geldt ook voor anti-emetica (domperidon) Kruiden geneesmiddelen § Zonder recept te verkrijgen bij drogist, vele kruiden beïnvloeden oncolytica Irinotecan 42%↓ § St. Janskruid meest potent en best onderzocht § Populair: Wiet olie, kurkuma…… § Effect op oncolytica vaak niet aangetoond § Algemeen advies: voorzichtigheid is geboden! Naast geneesmiddel interacties (helaas) ook nog… Effecten van: § Lifestyle (roken, eten) § Chronofarmacologie § OTC geneesmiddelen (domperidon) Polyfarmacie en kanker § Kankerpatiënten geen uitzondering § Gemiddeld 5 (0-22) geneesmiddelen per patiënt Polyfarmacie en kanker § Kankerpatiënten vaak polyfarmacie patiënten § Kankerpatiënt loopt vaak bij meerdere dokters (communicatie…) § Geneesmiddelgebruik en levensverwachting (statines?) § Kijk kritisch naar rationale per geneesmiddel! § Conclusie: polyfarmacie een probleem onder oncologiepatiënten. § Medicatiereview en sanering vaak mogelijk/nodig! § Wie gaat dit doen? Conclusie en aanbevelingen § Interacties in de oncologie krijgen inmiddels de aandacht die ze verdienen, in samenwerking zit de kracht! § De oplossing is vaak makkelijker dan je denkt (Cola….) § Farmacokinetiek oncolytica afhankelijk van zeer veel factoren! § Wordt het niet te lastig om dit allemaal in de hand te houden? § Toekomst: TDM in de oncologie wordt een must! Vragen? @mail: [email protected] Lab Translationele Farmacologie