Diabetes Mellitus type 1 en 2

advertisement
Diabetes Mellitus
Bloedsuikerprikken
Naam: Anouschka Joling
Klas: LV-12 5A
Studentennummer: 500534328
Stage afdeling: AMC Traumatologie
Werkbegeleiders: Eva van der Korput & Serge Smet
Docent begeleider: Margriet van Iersel
Inleiding
Diabetes Mellitus is een ziekte die bij iedereen voor kan komen en grote gevolgen kan hebben
wanneer dit niet goed behandeld wordt.
Om de behandeling goed op de patiënt af te stemmen is het belangrijk om te weten hoe de
bloedsuikerwaardes van de patiënt zijn gedurende de dag.
Omdat het niet altijd mogelijk is om een professional erbij te hebben wordt mensen
aangeleerd om zelf te kunnen prikken.
In dit document wordt meer uitleg gegeven over de verschillende types DM en de
behandelingen.
Daarnaast wordt er verteld hoe de patiënten leren zelfcontrole uit te voeren.
2
Diabetes Mellitus type 1 en 2
Diabetes Mellitus betekent dat er een stoornis is in de stofwisseling door een absoluut of
relatief gebrek aan insuline.
Insuline is een hormoon dat wordt geproduceerd in de beta-cellen van de pancreas.
De insuline zorgt ervoor dat de glucose omgezet wordt zodat deze gebruikt kan worden.
Bij een gezond persoon wordt de bloedglucose waarde constant gehouden tussen de 4 en 8
mmol/l door de insuline.1
Er zijn een aantal factoren die meespelen bij de afgifte van insuline. De belangrijkste is de
glucoseconcentratie in het bloed, daarnaast zijn er nog een aantal andere die stimulerend
werken. Dit zijn aminozuren, vetzuren en het parasympatische zenuwstelsel. 1
Wanneer de bloedglucose waarde stijgt wordt er glucose de betacel in getransporteerd via een
membraameiwit. Dit wordt omgezet in ATP, dit blokkeert de kalium-ATP-kanalen. Doordat
de kanalen zijn geblokkeerd depolariseert de cel en de spanningsafhankelijke calciumkanalen
openen zich. Door dit alles stijgt de calciumconcentratie in de cel, dit leidt ertoe dat er
insuline wordt afgegeven. 1
Er bestaan 2 types DM. Bij type 1 is er sprake van totaal geen aanmaak van insuline door de
pancreas. Bij type 2 is er sprake van verminderde aanmaak of werking van insuline.
Type 1 wordt veroorzaakt doordat de bètacellen in de pancreas vernietigd worden door een
immuunsysteem, er wordt dus helemaal geen insuline meer geproduceerd. De vernietiging
gebeurt geleidelijk waardoor mensen vaak jaren lang latent kan zijn. Wanneer er meer stress
komt te staan op het lichaam (zoals een operatie, ziekte etc.) kunnen de symptomen zich
manifesteren.2
Een patiënt met DM type 1 is insuline afhankelijk, hierbij moet de patiënt regelmatig insuline
toedienen om de bloedglucose waarde stabiel te houden.
Naast de vaste insuline moeten patiënten met DM type 1 regelmatig hun bloedsuiker
controleren en op basis van de uitslag wel of geen extra insuline toedienen.2
De symptomen van DM type 1 zijn:
Sneller ontstaan van klachten
• Poly-urie en glucosurie
• Polydipsie
• Vermoeidheid
• Ketonurie
• Keto-acidotisch coma
– Vrijkomen van ketozuren (aceton)1,2
3
Type 2 staat ook wel bekent als de ouderdomsziekte of welvaartziekte.
Hierbij wordt te weinig insuline aangemaakt of de insuline die aangemaakt wordt werkt niet
voldoende op de cellen.
Er zijn meerdere oorzaken die kunnen bijdragen aan type 2: erfelijkheid, leeftijd en
ongezonde voeding. Daarnaast zijn er ook uitlokkende factoren: overgewicht, abdominale
vetverdeling, lichamelijke inactiviteit en zwangerschap.1
Patiënten met DM type 2 zijn over het algemeen niet insuline afhankelijk. Vaak met een
verandering in levensstijl, zoals gezonder eten en meer activiteit, en soms tabletten kan de
patiënt goed leven.
De symptomen van DM type 2 zijn:
Sluipend ontstaan van klachten
• Polyurie en glucosurie
• Polydipsie
• Vermoeidheid
• Slecht genezende wondjes
• Wazig zien1,2
Wat te doen bij een hyper- of hypoglycaemie:
Hyperglycaemie:
In overleg met de arts of diabetesverpleegkundige moet er een snel werkende insuline
gegeven worden via het infuus of een subcutane injectie.
Hypoglycaemie:
De patiënt heeft op dat moment suikers nodig die snel opgenomen worden en die langzaam
opgenomen worden. Dit kan bereikt worden door de patiënt dextro te geven of zoete limonade.
De lange werkende suikers kunnen gegeven worden door middel van een boterham met jam
of iets anders zoets.
In beide gevallen moet er gekeken worden naar de ernst, wanneer de patient een ernstige hyper- of
hypoglycaemie heeft (dit betekend dat de bloedsuiker onder de 3,0 mmol/l is of hoger dan 15
mmol/l) moet er na ongeveer een half uur opnieuw een controle gedaan worden om te kijken of de
behandeling voldoende is geweest.
4
Zelfcontrole
Zoals in de inleiding vermeldt staat is zelfcontrole een belangrijk onderdeel van de
behandeling. In het begin, wanneer iemand net gediagnosticeerd is, wordt de bloedsuiker
gehalte gemeten door een professional. In het begin gebeurt dit zeer regelmatig om de
behandeling goed af te stellen op de behoefte van het lichaam, wanneer dit onder controle is
kan dit worden af gebouwd. Bij mensen met DM type 2 hoeft bloedsuiker controle vaak
helemaal niet of 1 keer per dag. Bij mensen met DM type 1 moet het vaak nog 4 keer per dag
omdat er regelmatig extra insuline bij gespoten moet worden.
Om te zorgen dat mensen die regelmatig bloedsuiker controle nodig hebben niet continu
afhankelijk zijn van professionals wordt er zelfcontrole aangeleerd.
Om de zelfcontrole zo goed mogelijk te laten verlopen is er een richtlijn opgesteld voor het
aanleren van zelfcontrole.
Hieronder zal ik de aanbevelingen beschrijven uit deze richtlijn, die wordt aangehouden door
de diabetesverpleegkundigen in het AMC.
- Er moeten individuele instructies gegeven worden die jaarlijks worden herhaald.
- De bloedsuikermeters van patiënten moeten jaarlijks gecontroleerd worden door een
CCKL-geaccrediteerd laboratorium
- Als standaardadvies moeten patiënten hun handen wassen met zeep en deze goed
afspoelen en drogen, voordat de test uitgevoerd wordt.
- Wanneer de patiënt de handen goed gewassen heeft kan de eerste druppel gebruikt
worden.
- Wanneer handen wassen niet mogelijk is kan incidenteel de eerste druppel weg
geveegd worden en de tweede gebruikt worden.
- Stuwing moet voorkomen worden bij het verkrijgen van de bloeddruppel.3
De Jong JTE, Jüngen IJ D, Zaagman-van Buuren MJ. Interne Geneeskunde. 5e dr. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum; 2007
2
Power point presentatie Diabetes Mellitus door Naomi Jan Niek, 27 februari 2011
3
Hensbergen J, de Beer H, ea. Een multidisciplinaire richtlijn over zelfcontrole van bloedglucosewaarden door
mensen met diabetes. 1e dr. EADV-NAD; 2012
1
5
Download