1 Optica is het deel van de fysica: ◦ dat eigenschappen van het licht beschrijft, ◦ en zich bezighoudt met de verschijnselen die zich voordoen als licht invalt op voorwerpen Maar wat is licht? 2 Zonlicht duwt gas weg uit de komeetkop Zonlicht wordt omgezet in elektrische energie Licht doet molentje draaien Licht is een vorm van energie ! 3 4 Proef: a) Bladgroenverrichting of fotosynthese (cfr. biologie) b) Radiometer van Crookes c) Een brandende kaars d) Een brandende gloeilamp Waarneming: a) In het blad van de plant worden glucose en zuurstof gevormd. In het blad afgeschermd van de lichtbron door aluminiumfolie gebeurt geen fotosynthese b) Het molentje draait van zodra het wordt beschenen. Wanneer het licht wordt gedoofd, stopt de beweging van het molentje c) Een brandende kaars geeft licht d) Een brandende gloeilamp geeft licht 5 Besluit: a) Fotosynthese ( = produceren o.i.v. licht ) gaat slechts door indien er voldoende licht aanwezig is. ◦ Licht wordt omgezet in chemische energie b) Om het molentje te laten draaien is er licht nodig ◦ Licht wordt omgezet in bewegingsenergie c) Door verbranding van het kaarsvet wordt licht geproduceerd ◦ Chemische energie wordt omgezet in licht d) Elektriciteit wordt in de lamp omgezet in licht ◦ Elektrische energie wordt omgezet in licht 6 Algemene conclusie Licht heeft verschillende uitwerkingen. ◦ Het kan de bewegingstoestand van voorwerpen veranderen, ◦ de aard van de stof veranderen. Daarom is licht EEN VORM VAN ENERGIE, we spreken van stralingsenergie. 7 8 Voorwerpen die zelf licht produceren, noemt men lichtbronnen. 9 bakstenen spiegel koffiekan bloemen vaas… 10 Voorwerpen die geen licht produceren, noemt men donkere voorwerpen. 11 Dit deksel is … cd en cd-doosje zijn … ondoorschijnend Dit deksel is … doorschijnend doorzichtig 12 Proef: a)Een gloeilamp laten branden. b)Een TL- lamp laten branden Waarneming: a)Het dun metalen draadje gloeit op en zendt licht uit. b) Het gas gloeit op en zendt licht uit. Besluit: De stoffen produceren zelf licht-> Het zijn lichtbronnen De gloeilamp en de TL-lamp zijn lichtbronnen. Algemene Conclusie Voorwerpen die zelf licht produceren, noemt men lichtbronnen. Een lichtbron zet een energievorm om in licht. Voor de aarde is de zon de grootste lichtbron. 13 Proef: a) Laat licht invallen op een metalen scherm. b) Herhaal met een matglazen scherm. c) Herhaal met een glazen scherm. Controleer de hoeveelheid licht dat door het scherm dringt Waarneming: a) het metalen scherm laat geen licht door. b) het matglazen scherm laat een klein deel licht door. c) het glazen scherm laat bijna alle licht door. Besluit Voorwerpen die zelf geen licht produceren, noemt men donkere voorwerpen. Ze zijn pas zichtbaar wanneer de lichtstralen afkomstig van een lichtbron worden teruggekaatst en ons oog treffen. De hoeveelheid doorgelaten licht hangt af van: ◦ de dikte van de laag en van de aard van de stof 14 Algemene conclusie Een lichtbron is een voorwerp die zelf licht uitstraalt. Een donker lichaam of donker voorwerp is een voorwerp die het licht enkel weerkaatst naar ons oog, we onderscheiden 3 soorten donkere lichamen ◦ ondoorschijnende lichamen: zij laten geen licht door; ◦ doorschijnende lichamen: zij laten het licht gedeeltelijk door; ◦ doorzichtige lichamen: ze laten bijna al het licht door. Licht dat niet-doorgelaten wordt, wordt geabsorbeerd en/of teruggekaatst 15 Proef: Kijk door een soepele rubberen darm naar een kaarsvlam. Waarneming: Om de vlam te kunnen waarnemen moet men de darm gestrekt houden Conclusie In een doorzichtige middenstof plant licht zich rechtlijnig voort. 16 17 Foto lucht Licht plant zich rechtlijnig voort zoals je kan waarnemen op de foto. Ook als de zon achter de wolken schuilgaat en er hier en daar lichtbundels door het wolkendek doorgelaten worden, plant het licht zich rechtlijnig voort conclusie 18 Volkomen rechtlijnige laserstralen In een homogene optische middenstof plant het licht zich rechtlijnig voort 19 Miniatuur laserapparaat uit CD-speler Laseropstelling in lab Laser: lichtbron die zeer bijzondere lichtgolven voortbrengt. Laserlicht loopt slechts in één bepaalde richting, het blijft evenwijdig. Het is licht van slechts één kleur : alle golven zijn identiek aan elkaar. 20 21 Kun je lichtstralen zien? Als je in een verduisterd lokaal een lamp laat schijnen op een wit scherm, zie je de lamp en een witte vlek op het scherm. Maar zie je nu ook de lichtstralen? Lichtstralen zijn dus onzichtbaar. Je kan de stralengang enkel zichtbaar maken door kleine reflecterende deeltjes in de bundel aan te brengen. Foto getrokken van op de maan overdag van de aarde De maan heeft geen atmosfeer, geen deeltjes die het licht terugkaatsen. Je ziet GEEN licht, alleen een zwarte hemel en de zon als lichtbron. De aarde heeft wel een atmosfeer met deeltjes die het licht terugkaatsen 22 Kun je lichtstralen zien? Lichtstralen zijn dus onzichtbaar. Omdat licht zich in principe rechtlijnig voortplant, stellen we ons licht voor als bestaande uit lichtstralen. In werkelijkheid bestaat licht NIET uit stralen, maar kan licht beschreven worden als elektromagnetische golven of als deeltjes die men fotonen noemt. ◦ Het blijkt echter heel handig om de werking van bijvoorbeeld spiegels en telescopen uit te leggen door gebruik te maken van een model waarin licht als stralen wordt opgevat. Een lichtbron zendt lichtstralen uit, die we gezamenlijk als lichtbundel aanduiden. De stralen in een lichtbundel kunnen ten opzichte van elkaar verschillende richtingen hebben. 23 Proef: a) : een laserstraal richten op de muur b) : een lamp richten op de muur. Krijtstof uitstrooien voor de lichtbron. Waarneming: Zowel bij de laser als bij de lamp wordt een lichtbundel zichtbaar. De lichtbundel is begrensd door rechte lijnen. Conclusie Een lichtstraal is de baan van een foton. Een lichtbundel is een verzameling lichtstralen. Een lichtbundel is zichtbaar doordat stofdeeltjes of waterdruppels in de lucht het licht terugkaatsen naar het oog. Voorstelling van een lichtstraal: Lichtsnelheid: 300.000 km /s OF 7,5 maal de omtrek van de aarde / s 24 Bolle lens Evenwijdige bundel Convergerende bundel Divergerende bundel 25 Proef: Plaats een bolle lens op verschillende afstanden voor een lichtbron. Voorzie de lichtbron van een plaatje met een horizontale gleuven. Breng een scherm evenwijdig aan de stralengang. Waarneming: In een evenwijdige lichtbundel lopen de lichtstralen evenwijdig In een convergerende (naar elkaar toe) lichtbundel lopen de lichtstralen samen In een divergerende ( uit elkaar) lichtbundel lopen lichtstralen uit elkaar 26 27 Lichtstralen zijn golven Huygens 1629-1695 Een lichtstraal is een stroom van deeltjes Newton 1642-1727 28 Planck 1858-1947 Lichtstraal = Stroom van fotonen tegelijk deeltje en golf Een foton is Einstein 1879-1955 29 Reeds in de 17de eeuw ontdekte Christiaan Huygens dat licht zich net zo gedroeg als een golf op een wateroppervlak. Enkele jaren later beweerde Isaac Newton echter dat licht bestaat uit deeltjes. Met beide theorieën kan je een deel van de eigenschappen van het licht verklaren. Door de eigenschappen van het licht te bestuderen, zijn veel toepassingen ontstaan. Met de golftheorie waarbij een lichtbron lichtgolven uitstuurt die ons oog treffen , kunnen we niet alle lichtverschijnselen verklaren ◦ Christiaan Huygens ( 1678) : licht gedraagt zich als een golf. De lichtbron zendt deze deeltjes rechtlijnig in alle richtingen uit. Deze deeltjestheorie verklaart ook niet alle lichtverschijnselen. ◦ Isaac Newton ( 1704) : licht bestaat uit een stroom van lichtdeeltjes die ons oog treffen. Elk foton bezit een bepaalde hoeveelheid energie ◦ Max Planck en Albert Einstein (20 ste eeuw) : licht bestaat uit een stroom van lichtdeeltjes of fotonen Sommige lichtverschijnselen zijn te verklaren met de fotonen-theorie, andere met de golftheorie.Daarom combineert men nu de 2 theorieën: men vat het licht op als stroom van fotonen die zich volgens het golfverschijnsel verplaatsen 30 Handboek p. 130-134, cursus optica pag 5 31 Je weet al dat licht zich voortplant volgens rechte lijnen. Als je nu een ondoorschijnend voorwerp in een lichtbundel brengt, dan zijn er lichtstralen die door het voorwerp worden tegengehouden: ◦ Op een scherm of op de muur ontstaan zo schaduwen. Het soort schaduw dat gevormd wordt, is afhankelijk van de grootte van de lichtbron 32 Proef: Hou je hand tussen een lichtbron en een scherm Waarneming: Op het scherm ontstaat een schaduwbeeld want je hand houdt de lichtstralen tegen. Omdat het licht zich rechtlijnig voortplant is er achter je hand een gebied waar GEEN LICHT komt. Er ontstaat een donkere ruimte of een schaduw. Conclusie Het gebied waar geen licht komt noemen we schaduw. Waar de schaduw op een scherm terechtkomt ontstaat een schaduwbeeld. De aard van de schaduw wordt hoofdzakelijk bepaald door de gebruikte lichtbron 33 kernschaduw 34 Scherp begrensde kernschaduw 35 kernschaduw 36 Proef: Plaats tussen een puntvormige lichtbron ( L ) en een scherm een ondoorschijnend voorwerp. Waarneming: Tussen het voorwerp en het scherm is er een gebied zonder licht Op het scherm ontstaat een scherp afgelijnd schaduwgebied Conclusie Een puntvormige lichtbron vormt van een ondoorschijnend donker voorwerp een scherp en donker schaduwbeeld Er ontstaat achter het voorwerp een kernschaduw. Kernschaduw is een gebied waar totaal geen licht komt 37 Puntvormige lichtbronnen leveren altijd een scherpe, donkere schaduw op: een kernschaduw of slagschaduw. 38 bijschaduw kernschaduw bijschaduw 39 Onscherp begrensde kernschaduw 40 kernschaduw bijschaduw 41 Proef: Plaats tussen een grote lichtbron en een scherm een ondoorschijnend voorwerp. Waarneming: Tussen het voorwerp en het scherm ontstaan 3 gebieden: Een gebied dat volledig belicht is Een gebied waar geen licht komt: “ kernschaduw” Een gebied dat slechts door een deel van de lichtbron verlicht wordt: de “halfschaduw” Op het scherm ontstaat een onscherp schaduwbeeld Conclusie Een NIET-puntvormige lichtbron vormt van een ondoorschijnend donker voorwerp een onscherp schaduwbeeld Er ontstaat achter het voorwerp een kernschaduw en een halfschaduw. Een halfschaduw is het gebied waar het licht komt van een deel van de lichtbron 42 Bij een kleine lichtbron vormt zicht op het scherm een scherp afgelijnde schaduw. De schaduw wordt begrensd door de lichtstralen die rakelings langs het ondoorschijnende voorwerp gaan. Deze schaduw noemen we DE KERNSCHADUW. Bij een grote lichtbron vormt zich op het scherm een grotere wazige schaduw. De schaduw bestaat uit een donker centraal gedeelte, de kernschaduw, en daarrond een half donker gedeelte, DE HALFSCHADUW. De halfschaduw varieert van zeer donker nabij de kernschaduw tot vrij helder aan de buitenste rand. 43 44 45 De maan draait om de aarde. De lichtstralen van de zon verlichten altijd slechts het halve oppervlak van de maan. Afhankelijk van de stand van de maan, is het gedeelte van het maanoppervlak dat we vanaf aarde zien geheel verlicht (vollemaan), gedeeltelijk verlicht of onverlicht (nieuwe maan). Omdat we enkel het verlichte deel van de maan kunnen zien lijkt het alsof de maan van vorm verandert. Dit noemen we de schijngestalten van de maan, deze zijn afhankelijk van de zon , de aarde en de maan 46 nieuwe maan (1) eerste kwartier (2) halve maan (3 + 7) volle maan (5) laatste kwartier (8) 47 Een zonsverduistering is een fenomeen, waarbij het licht van de zon de aarde niet bereikt, omdat de maan in de weg van het licht zit. Eigenlijk is het niet de zon, maar een gedeelte van de aarde, dat verduisterd wordt. De zon wordt door de maan bedekt en lijkt daardoor vanaf de aarde verduisterd te zijn Wanneer de schaduw van de Maan op de aarde valt, ziet men vanuit het schaduwgebied een zonsverduistering. 48 1 = kernschaduw 2 = bijschaduw 49 Voorwaarden : Nieuwe maan Aarde , Zon en Maan op één as 50 Zonsverduistering 1999, gezien vanuit Mir 51 Zon: van diamantring tot corona Maanschaduw beweegt over de aarde 52 Deze maan van Saturnus werpt een schaduw op Saturnus. In die schaduw is het zonsverduistering De ringen van Saturnus werpen een schaduw op Saturnus. In die schaduw is het zonsverduistering. De ringen en de manen van Saturnus doen zonsverduisteringen ontstaan 53 Een maansverduistering doet zich voor wanneer de aarde precies tussen de zon en de maan staat. Normaal weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, maar tijdens een maansverduistering staat de aarde in de weg en ontvangt de maan geen zonlicht; de maan bevindt zich in de schaduw van de aarde. Een maansverduistering kan enkel plaatsvinden bij volle maan. Wanneer de Maan door de slagschaduwkegel van de Aarde trekt , doet zich maansverduistering voor. 54 Vul de schets in de cursus pag 9 zelf aan bijschaduw kernschaduw 55 Voorwaarden : Volle maan Aarde, Zon en Maan op 1as 56 Videoclip van maansverduistering 57 Een afschuwelijke operatie… Schimmenspel in Indonesië 58 Link donkere kamer Een camera obscura is een gesloten doos met een kleine opening: het diafragma. Elk voorwerpspunt kaatst lichtstralen terug doorheen het diafragma. Op het scherm ontstaan dan lichtvlekjes die samen een afbeelding van het voorwerp vormen: een reëel beeld. Dit beeld staat omgekeerd. Een reëel beeld is een afbeelding die men kan opvangen op een scherm. 59 Met een draaibare spiegel kunnen beelden vanuit elke richting naar binnen geprojecteerd worden. De beroemde “camera obscura” in het Schotse Edinburg Beelden van de stad worden in het donkere zaaltje onder de koepel geprojecteerd op een witte tafel. 60 kennis 1. zonlicht wordt omgezet in in elektrische energie een zonnecel (fotovoltaïsche cel) p135 kennis 1. bewegings- energie de radiometer van Crookes zonlicht wordt omgezet in in Bij belichting door de zon of warmtestraling van bijvoorbeeld een hand warmt de zwarte, niet-reflecterende zijde van de vaantjes op. Aan de randen van de vaantjes botsen de moleculen aan de warme kant van de rand net iets harder dan aan de koele kant, waardoor er een netto kracht ontstaat. kennis 2. lichtbron zon sterren kaars koplamp van auto petroleumlamp bliksem vuurwerk laser donker voorwerp maan reflector op je fiets spiegel p135 kennis 3. ondoorschijnend karton doorschijnend dun blad papier doorzichtig plastic folie marmeren plaat serreglas vensterglas computerscherm ballon lucht blikje petfles mist water (afh. dikte laag) olie (afh. dikte laag) p135 kennis 4. evenwijdige lichtbundel divergerende lichtbundel divergerende convergerende lichtbundel p135 kennis 5. 7 schaduw 2 donker voorwerp 1 lichtbron 3 en 4 lichtbundel 5 en 6 lichtstraal 8 schaduwbeeld p135 kennis 6. Zonsverduistering 6. UITWENDIGE STRALEN ZON AARDE INWENDIGE STRALEN zon, maan, aarde op 1 lijn de maan tussen de zon en de aarde p135 kennis 6. 6. Maansverduistering UITWENDIGE STRALEN ZON AARDE INWENDIGE STRALEN zon, aarde, maan op 1 lijn de aarde tussen de zon en de maan p135 Inzicht 7. a. fout, de maan is een donker voorwerp die het licht van de zon terugkaatst b. juist c. fout, het licht gaat in alle richtingen, divergerend vanuit de zon d. fout, de bijschaduw bevindt zich rond de schijf, achter de schijf bevindt zich de kernschaduw p136 Inzicht 8. c. licht terugkaatsen 9. a. fout, het beeld bij een donkere kamer is helder b. fout, hoe kleiner de diameter van de openeing, hoe scherper het beeld c. juist d. juist p136 Inzicht 10. De maan heeft geen atmosfeer, er is geen materie, geen deeltjes die het licht terugkaatsen, je ziet geen licht alleen een zwarte hemel en de zon als lichtbron, als een schijf aan de hemel. De aarde heeft een atmosfeer met deeltjes die het licht terugkaatsen (overwegend het blauwe licht) p136 Inzicht 11. a. linkerkant b. Het schaduwbeeld van de maan op de aarde c. zonsverduistering d. bij dag e. Nieuwe maan p136 Toepassen 12. p137 Toepassen 13. S1 S2 p137 Toepassen 14. O1 O2 O3 p137 Toepassen 14. O1 O2 O3 p137 Toepassen 14. O1 O2 O3 p137 Toepassen 15. 10 m 1,5 m 6m 0,90 m p137 Toepassen 16. Afgeven als taak. Nauwkeurig tekenen! Berekeningen laten zien! (denk aan verhoudingen en evenredigheden!) p138 zelftest 17. Warmtestraling of infrarood p138 zelftest 17. Ultraviolet- of UV-straling p138 zelftest 17. X-stralen of Röntgenstraling 23 januari 1896 p138 zelftest 17. Radar en radiogolven p138 zelftest 18. Het licht kaatst terug op de fijne waterdruppeltjes in de mist p138 zelftest 19. Glazen deuren zijn doorzichtig en gevaarlijk. Je loopt er tegenaan… p138 20. a. fout zelftest b. juist (vaas zonder bloem)fout c. fout p138