MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU UNIFORM HEREXAMEN MULO 2012 VAK : WISKUNDE–B DATUM : WOENSDAG 29 AUGUSTUS 2012 TIJD : 07.30 – 09.30 UUR -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. INDIEN NIET ANDERS VERMELD, IS ELKE VARIABELE EEN ELEMENT VAN . 1 Gegeven de verzamelingen V {x| x ≧ 3} en W { x | x < 5}. W\V is gelijk aan A B C D 1 √p 3 heeft steeds betekenis voor A B C D {0, 1, 2} {0, 1, 2, 3} {…0, 1, 2} {…0, 1, 2, 3} p3 p≠3 p3 p≧3 5 2 n(V) is het aantal elementen van V. Verder geldt A B U, n(A) p, n(B) q, n(A B) 5, n(A) c en n(A B) d. Gegeven: p a b en q a2 – b2 I p q (a b) (1 a – b) II pq a3 – b3 Voor bovenstaande beweringen geldt: Voor c en d geldt: A B C D 4 cq–5dpq–5 cq dpq–5 cq–5dpq cq dpq A B C D alleen I is waar. alleen II is waar. I en II zijn beide waar. I en II zijn beide niet waar. 6 3 Voor p ≠ 0 is (p3)2 (p3)–2 gelijk aan A B C D 0 1 p3 p6 De oplossingsverzameling in x van ax b ≦ 3x 2 is leeg. Noem alle waarde(n) van a en b op, waarvoor dit geldt. A B C D a3 a3 a≠3 a≠3 b≦2 b2 b≦2 b2 7 De oplossingsverzameling van het stelsel 2x 8y b ax 4y 5 11 Gegeven de vergelijking in x: x2 (p2 – p)x − 2x – 1 0. De wortels zijn a en b. Verder is bestaat uit meer dan één element. Noem alle waarden van p op, waarvoor dit geldt. Voor a en b geldt: A B C D a1 a1 a2 a2 a −1. b b 10 b 10 b5 b5 A B C D p −1 p 0 p 1p 0 p 1 p −2 p −1 p 2 8 3x – 2 2 A B C D 2x – 3 1 − 3 5x 1 5x 6 5x 13 5x 18 De tweedegraadsvergelijking in x: (2a 1)x 2 4ax 2a 1 0 heeft steeds twee verschillende wortels. Alle mogelijke waarden van a waarvoor dit geldt zijn 9 4 – 2(x – 1) ≦ 22x – 2(x – 1) A B C D 12 x≦1 x≦5 x≧1 x≧5 A B C D a < 14 a 14 a < 12 12 a < 14 12 a < 14 13 De oplossingsverzameling van de vergelijking in x: – mx2 4mx 0 is 10 De oplossingsverzameling van een tweedegraadsvergelijking is {−2√5, 2√5}. Deze vergelijking kan zijn A B C D x2 – 20 = 0 x2 – 10 = 0 x2 10 = 0 x2 20 = 0 A {–4, 0} B { 14 , 0} C { 0, 1 4 } D {0, 4} 14 17 De functie f hoort bij de grafiek van ℓ. De grafiek van de functie f: x ax b gaat door het punt P(−4, 5) en niet door het vierde kwadrant. Y-as ℓ Voor a en b geldt: A B C D 4 3 2 1 0 1 2 3 4 b0 b5 b0 b5 X-as 18 Voor p 0 ligt de top van de grafiek van de functie f: x x2 − 2px – 1 in het Voor f geldt: A B C D a0 a0 a0 a0 f : x 1 13 x 4 f : x 34 x 4 f : x 34 x 4 f : x 1 13 x 4 A B C D 1e kwadrant. 2e kwadrant. 3e kwadrant. 4e kwadrant. 19 15 De grafieken van f: x ax 4 en g: x 12 x b snijden elkaar loodrecht op de X-as. b –4 b –1 b 1 b 4 Van de functie f: x ax b is het domein D [−2, 6] en het bereik B [−4, 12]. Voor alle mogelijke waarden van a geldt: a −2 a 2 a −2 a 2 a < −2 a 2 f(x) < 6 f(x) 6 f(x) > 6 f(x) ≧ 6 20 16 A B C D Voor alle mogelijke waarden van f(x) geldt: A B C D Voor b geldt: A B C D Van een tweedegraadsfunctie f(x) is het minimum gelijk aan 6. Gegeven de functie f: x x2 − 4x 7, x0, 3. P is de verzameling van de functiewaarden van f. Voor P geldt: A B C D P 3, 7 P 4, 7 P [3, 7 P [4, 7 21 Op het punt A(a, −6) wordt de translatie 4 toegepast. b 25 In onderstaande figuur is B 40°, ACB 80° en CEB 90°. Verder is AC AD. Het beeld van het punt A is het punt A(2, −2). C Voor a en b geldt: A B C D a −2 a −2 a 6 a 6 b −8 b 4 b –4 b 4 ∟ D Het punt A is het beeld van het punt A bij een vermenigvuldiging met centrum P en factor k. Verder geldt AP : AA 1 : 3. Voor alle mogelijke waarden van k geldt: k –3 k k –2 k k –2 k k –3 k E B Welke bewering is niet juist? 22 A B C D A A D ACE en AE 13 ED B D ACE en CE 2AE C CAE DCE en AE 12 AC D CAE DCE en CE 1 2 DC 26 2 4 3 4 In onderstaande figuur loopt DE evenwijdig met BC. Verder is AD 12 BD. C 23 Het punt A(a, b) wordt gespiegeld in de lijn x 2. Het beeldpunt is A. E De coördinaten van het beeldpunt A zijn A B C D A (2a – 2, b) (4 – a, b) (a, 2b – 2) (a, 4 – b) Gegeven: –180° 180° Het punt A(3√3, 3) wordt om de oorsprong O over een hoek gedraaid. Het beeldpunt van A is het punt A(0, −6). A B C D –150° –120° 120° 150° B Welke bewering is juist? 24 Voor geldt: D A Oppervlakte DBCE 8 oppervlakte ADE en DE : BC 1 : 2. B Oppervlakte DBCE 8 oppervlakte ADE en DE : BC 1 : 3. C Oppervlakte DBCE 9 oppervlakte ADE en DE : BC 1 : 2. D Oppervlakte DBCE 9 oppervlakte ADE en DE : BC 1 : 3. 27 30 De hoekpunten van ABC liggen op de cirkel met middellijn AB 8. Verder is AM MB en AC 4. In onderstaande ABC is A , B , C , AC 4 en AB 6. Verder is de oppervlakte van ABC 6√3. C C A B A B M Dan is cos ( ) gelijk aan A − 12 3 B − 12 C 12 De oppervlakte van de gearceerde gebieden is gelijk aan D 1 2 3 31 A B C D 4 − 8√3 4 − 16 8 − 8√3 8 − 16 In ABC is AB 4, BC 3 en AC 6. cos ABC is gelijk aan 28 De oplossingsverzameling van sin 12 , (0° 180°) is A B C D {30°} {60°} {30°, 150°} {60°, 120°} 11 A 12 B 11 24 11 C 24 11 D 12 32 De oplossingsverzameling van −x 2 − 2x ≦ −3 is 29 Gegeven: 90° 180° en cos 12 Voor sin en tan geldt: A sin 1 2 3 tan 3 B sin 1 2 3 tan 3 C sin 1 2 3 tan 3 D sin 1 2 3 tan 3 A B C D [−3, 1] [−1, 3] ,−3] [1, ,−1] [3, 33 36 Gegeven de rij tn 2n – b en tn+1 – tn q. Voor q geldt: A B C D q –2b 2 q –2b 1 q 1 q 2 cijfers 5 6 7 8 meisjes 3 1 2 4 jongens 5 6 4 1 De modus van de cijfers van de jongens is p en de mediaan van de cijfers van de hele klas is q. 34 Gegeven de cirkel C met vergelijking x2 y2 8 en een lijn ℓ met vergelijking y x p. Cirkel C en lijn ℓ hebben geen enkel punt gemeen. Voor p geldt: A B C D –4 p 4 –4≦ p≦4 p–4p4 p≦–4p≧4 35 1 en b 3 Gegeven de vectoren a b − a is gelijk aan A B C D √12 √20 √32 √40 In een klas is een proefwerk gemaakt. De behaalde cijfers zijn vermeld in een frequentietabel. 5 1 Voor p en q geldt: A B C D p 6 q 6,5 p6q6 p 8 q 6,5 p8q6