Verslag ‘lokaal ondersteuningsbeleid’ NEW DEAL – 1 april 2014 Politicus: Bert Wollants (N-VA) Moderatoren: Sophie Cools (Vlaamse Sportfederatie) en Gregory Vercauteren (FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed) Verslag: Gregory Vercauteren Hoe sturend mag een overheid optreden bij het toekennen van subsidies en andere vormen van ondersteuning? Het kan niet de bedoeling zijn dat een lokale overheid zich gaat mengen met de interne keuken van een vereniging. Wel mag een overheid voor zichzelf een aantal thema’s naar voren schuiven en daar subsidies aan vastkoppelen. Het is belangrijk om hier een onderscheid te maken tussen basiswerking en bijkomende subsidiëring. o Bij het uittekenen van een ondersteuningsbeleid voor de basiswerking is het logisch dat een overheid vertrekt van de kenmerken en de noden van de actoren die zij wil ondersteunen; ook de adviesraden hebben hier een belangrijke verantwoordelijkheid. o Daarnaast kan een overheid uiteraard nog voor zichzelf een aantal beleidsdoelstellingen naar voren schuiven. Via een systeem van project/impulssubsidies kan zij verenigingen stimuleren om mee te werken aan deze doelstellingen. De realiteit is wel dat de meerderheid van de verenigingen geen gebruik maakt van deze subsidies omdat ze de handen al vol hebben met de basiswerking. Een project is altijd iets dat ‘erbij komt’, hoe eenvoudig de aanvraagprocedure ook is. Voor zo’n project heeft men niet altijd de mensen of de middelen. Gemeentelijke subsidies komen nooit zomaar uit de lucht vallen. Die moeten doorgaans worden aangevraagd en nadien moet de betrokken vereniging zich daarvoor ook verantwoorden. Hoe kunnen we de planlast voor de verenigingen verminderen? Alle aanwezigen ervaren dit inderdaad als een probleempunt: er wordt heel vaak dezelfde informatie opgevraagd; bovendien wordt er niet altijd iets met deze informatie gedaan. Een doorgedreven vereenvoudiging is evenwel niet altijd mogelijk; het gaat per slot van rekening om belastinggeld, enige vorm van verantwoording van de gebruikte subsidies lijkt daarom toch aangewezen. Een van de deelnemers kent een voorbeeld waarbij de gemeente de aanvragen voor werkingssubsidies sterk heeft vereenvoudigd; de aanvraag gebeurt er ook via een digitaal loket. De adviesraad ondersteunt de verenigingen bij het opmaken en indienen van de aanvraagdossiers. Dit is een sterk engagement van de adviesraad, maar brengt ook wel risico’s met zich mee omdat het precies staat of valt met dit engagement van de leden van deze raad. Een ander voorbeeld is dat van een intergemeentelijk samenwerkingsverband dat echt ondersteuning op maat wil aanbieden. Als een vereniging een bepaald probleem heeft of met bepaalde plannen rondloopt, dan zal het samenwerkingsverband eerst bekijken hoe het deze vereniging best op maat kan ondersteunen. Er worden weliswaar afspraken gemaakt, maar de vereniging moet die ondersteuning daarna niet nog eens formeel aanvragen. De ondersteuning wordt hier integraal (subsidies, logistiek, inhoudelijk) opgevat en bovendien als een vorm van trajectbegeleiding. Het spreekt voor zich dat deze vorm van ondersteuning heel erg arbeidsintensief is en voor een lokale vrijetijdsambtenaar daarom niet altijd mogelijk. Moet elke vereniging ondersteund worden? En hoe dan? We zien een tendens dat cultuur, jeugd en sport worden geïntegreerd in een breder lokaal vrijetijdsverhaal. Toch is één uniform ondersteuningsreglement voor jeugd-, sport- en cultuurverenigingen niet altijd aangewezen, zeker niet als het gaat om de basisondersteuning, omdat de noden en verwachtingen vaak helemaal anders zijn. Zo is het logisch dat een bepaald type van vereniging meer ondersteuning krijgt dan een andere. Discussies over het ondersteuningsbeleid mogen niet enkel worden gereduceerd tot subsidies. Sommige verenigingen hebben misschien enkel nood aan een locatie. Logistieke, personele en inhoudelijke ondersteuning zijn doorgaans heel erg belangrijk voor verenigingen. Toch zijn verenigingen zich niet altijd bewust van de investering die deze indirecte vormen van ondersteuning met zich meebrengt voor een overheid. Voor een gemeentebestuur kan het helpen om ook de kost van deze vormen van ondersteuning zichtbaar te maken en te benoemen naar de verenigingen. Kunnen ook andere overheden een rol spelen op het vlak van de ondersteuning van het verenigingsleven? De Vlaamse en de federale overheid moeten niet zozeer financieel ondersteunen; wel kunnen zij de regelgeving vereenvoudigen (cf. discussies over BTW, juridische aansprakelijkheid van verenigingen … )