LAND GOVERNANCE - IMVO-CONVENANTEN Studie naar relevantie landthema voor verschillende bedrijfssectoren Terms of Reference 1. Introductie In het kader van de convenantentrajecten over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) die worden gefaciliteerd door de Sociaal Economische Raad (SER), beoogt de Nederlandse LANDdialoog een studie te laten uitvoeren die inzicht verschaft in de relevantie van land governance als een prioritair thema in IMVO-convenanten voor verschillende bedrijfssectoren. Tot dusver hebben zij er IMVO-convenanten afgesloten voor de kleding- en textielsector, de bancaire sector, en de sectors voor plantaardige eiwitten en hout. In het bankenconvenant zijn er expliciet afspraken over landrechten opgenomen. Daarnaast kan het landthema aan de orde komen in de uitvoering van gemaakte afspraken in de andere convenanten. Aan de hand van deze ontwikkelingen heeft de SER meerdere malen de behoefte uitgesproken voor een proactieve houding van de LANDdialoog om input te leveren voor de totstandkoming van nieuwe IMVOconvenanten. Door middel van deze studie hoopt de LANDdialoog aan dit verzoek te voldoen, en om tot een advies te komen dat stelt voor welke sectoren het essentieel is om concrete afspraken over het thema land governance op te nemen in een eventueel IMVO-convenant. 2. Achtergrond 2.1 Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) Ondanks aanzienlijke voordelen die internationaal ondernemen kan opleveren voor zowel betrokken Nederlandse bedrijven en consumenten als voor lokale economieën in ontwikkelingslanden, zijn er significante risico’s aan verbonden op het gebied van mensenrechten en milieu. Deze risico’s worden erkend door een brede groep stakeholders. In de beleidsbrief ‘MVO loont’ van 28 juni 2013, formuleert de Nederlandse regering haar voornemen om zich in te zetten voor de bevordering van MVO, en al in december 2008 committeerden de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties in de SociaalEconomische Raad (SER) zich aan het bevorderen van IMVO. In 2014 heeft de SER een advies uitgebracht dat stelt dat het van belang is dat het bedrijfsleven het initiatief neemt om sectorconvenanten af te sluiten om resultaten te behalen op IMVO. Als multistakeholderproces bieden IMVO-convenanten bedrijven de gelegenheid om in sectorverband, gezamenlijk met de overheid, vakbonden en maatschappelijke organisaties, afspraken te maken over due diligence en het gestructureerd oplossen van complexe problemen in de waardeketen. De SER heeft een faciliterende rol en is procesbegeleider in de totstandkoming van enkele van de IMVO-convenanten. Een aantal lopende convenantentrajecten (e.g. land- en tuinbouw, en hout en papier) zijn elders ondergebracht. De herziene OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-beginselen voor bedrijven en mensenrechten (UNGPs) functioneren als kader voor de IMVO-activiteiten van de SER. Deze richtlijnen benadrukken de rol voor bedrijven om een betekenisvolle bijdrage te kunnen leveren aan inclusieve duurzame economische ontwikkeling. Vanuit het MVO-platform is er een werkgroep geweest voor de sector-overstijgende thema’s binnen de IMVO-convenanten. In het rapport wordt een aantal zaken aangemerkt door Nederlandse vakbonden en maatschappelijke organisaties waarvan zij menen dat deze een noodzakelijk onderdeel zijn van elk convenant. Landrechten wordt in dit document benadrukt als belangrijk aandachtspunt voor de IMVOconvenanten. 2.2 KMPG Sector Risico Analyse – Land Governance In 2013 is in opdracht van het kabinet door KPMG een voorstudie uitgevoerd om de belangrijkste IMVO risico’s voor Nederlandse bedrijfssectoren in kaart te brengen. Deze Sector Risico Analyse (SRA) heeft 13 bedrijfssectoren geïdentificeerd met verhoogde IMVO risico’s.1 De analyse geeft aan dat IMVO risico’s gerelateerd aan landgebruik en eigendomsrecht relevant zijn voor 11 van de 13 onderzochte sectoren2. De analyse gaf echter geen gedetailleerd inzicht in deze risico’s voor bedrijven, best practices, en de voordelen van het toepassen van hiervan. Investeringen in land en landgebonden activiteiten worden vaak geassocieerd met negatieve sociale en milieu effecten, met name in ontwikkelingslanden. Landproblematiek komt veelal voort uit het ontbreken van goed bestuur, goede regelgeving, effectieve implementatie hiervan, en een functionerend kadaster in ontwikkelingslanden. Daar komt bij dat traditionele en formele, legale systemen vaak niet goed op elkaar aansluiten. Het bevorderen van betere land governance is van belang voor het scheppen van goede randvoorwaarden voor inclusieve economische ontwikkeling, voedselzekerheid, armoedebestrijding, tegengaan van klimaatverandering, behoud van ecosystemen en biodiversiteit, en mensenrechten. Hoewel hiervoor een belangrijke rol is weggelegd voor de overheid, hebben ook andere stakeholders zoals het bedrijfsleven een verantwoordelijkheid. Het is essentieel dat bedrijven due diligence doen om de daadwerkelijke en mogelijke negatieve impact van hun activiteiten met betrekking tot land governance in kaart brengen, en acties ondernemen om deze impact te voorkomen en te verminderen. IMVO-convenanten kunnen bijdragen aan het bereiken van substantiële verbetering op dit vlak, en maken het tegelijkertijd mogelijk voor alle betrokken stakeholders om tot een gezamenlijke oplossing te komen voor problemen die bedrijven zelf niet geheel kunnen oplossen. 2.3 Nederlandse Land Governance Multi-Stakeholder Dialoog (LANDdialoog) Op initiatief van Minister Ploumen heeft Nederland eind 2013 een multi-stakeholderplatform opgericht met als doel om door middel van samenwerking vanuit Nederland bij te dragen aan het bevorderen van betere land governance in lijn met de principes van de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tenure (VGGT). Aan de dialoog nemen naast spelers uit de private sector ook de Nederlandse overheid, maatschappelijke organisaties, en kennisinstellingen deel. De LANDdialoog stelt de betrokken partijen in staat om kennis en ervaring met elkaar te delen, en om gezamenlijk praktische oplossingen te ontwikkelen en toe te passen die tot betere land governance leiden. Samenwerking tussen de LANDdialoog en de betrokken partijen bij de IMVO convenanten kan ervoor zorgen dat het landthema waar relevant op effectieve wijze wordt opgenomen in de afspraken van de sectorconvenanten, en dat deze afspraken op een goede en zorgvuldige wijze worden uitgewerkt. 3. Doel Met deze studie beoogt de LANDdialoog inzicht te verschaffen in de relevantie van land governance als een prioritair thema in IMVO-convenanten voor verschillende bedrijfssectoren. De partijen aangesloten bij een convenant bepalen uiteindelijk of land governance als belangrijk IMVO-risico wordt meegenomen. De LANDdialoog kan de sector hierbij assisteren door hen te voorzien van relevante kennis en expertise. Bovendien kan de LANDdialoog samenwerking tussen een brede groep stakeholders bevorderen. Het beoogde eindproduct is een gebalanceerd rapport waarin rekening wordt gehouden met de positie van de verschillende stakeholders. De dertien sectoren zijn de bouw, chemie, detailhandel, energie, financiële sector, groothandel, hout en papier, land- en tuinbouw, metaal en elektronica, olie en gas, textiel & kleding, en voedingsmiddelen. 2 Risico’s gerelateerd aan landroof en het niet respecteren van landrechten worden geïdentificeerd bij de bouw, elektronica, voedingsmiddelen, hout & papier, textiel & kleding, land & tuinbouw, metaal, energie, chemie, olie & gas en de detailhandel. 1 4. Strekking van werkzaamheden Het organiserend comité is op zoek naar een consultant of team van consultants om de hierboven beschreven studie uit te voeren. De werkzaamheden van de consultant zullen ongeveer de volgende strekking hebben: Het maken van een inventarisering van relevante ervaringen van Nederlandse bedrijven uit verschillende sectoren met landproblematiek. De term ervaringen refereert hier naar voorbeelden uit praktijk. De consultant wordt expliciet gevraagd om aandacht te besteden aan voorbeelden van allerlei land gerelateerde aspecten waaronder landroof, Free, Prior and Informed Consent, genderongelijkheid, etc. De VGGT kunnen worden gebruikt als richtsnoer voor de te behandelen thema’s in de studie; Het identificeren en analyseren van de voornaamste land gerelateerde risico’s voor Nederlandse bedrijven uit verschillende sectoren, niet beperkt tot de sectoren die zijn geïdentificeerd in de KPMG Sector Risico Analyse; Het in kaart brengen van best practices met betrekking tot goed bestuur van land en landrechten, en de voor- en nadelen voor betrokken partijen om deze practices en richtlijnen toe te passen; Onderzoeken van de noodzaak voor verschillende bedrijfssectoren om aandacht te besteden aan betere land governance als prioritair thema. Hierbij dient een aantal sectoren specifiek te worden uitgediept. Het is de bedoeling dat er bij het uitvoeren van de studie gebruik wordt gemaakt van bestaand bronmateriaal en eventueel interviews. Bij de selectie van bronmateriaal dienen de belangen van verschillende stakeholders voldoende te worden meegewogen. Naar inschatting zijn er vele onderzoeken en rapporten beschikbaar over de hierboven beschreven issues. Niet alleen bedrijven en financiële instellingen hebben deze informatie beschikbaar, maar ook kennisinstellingen, de overheid, NGOs en lokale CSOs kunnen relevante inzichten bieden. De consultant wordt gevraagd deze gegevens te verzamelen, te structureren, inzichtelijk te maken, en op basis hiervan een advies voor te leggen aan het organiserend comité van de LANDdialoog. 5. Taken In lijn met deze werkzaamheden zal de consultant de volgende taken uitvoeren: Opstellen van een inceptierapport. Dit rapport dient de aanpak, methodologie en planning te beschrijven; Opstellen van een outline voor de studie; Desk research aan de hand van relevante bronnen en documenten; Indien nodig het afnemen van interviews met relevante experts en ervaringsdeskundigen om verdere informatie te vergaren; Opstellen van een overzichtstabel met informatie over de land gerelateerde risico’s en best practices voor verschillende bedrijfssectoren. Het opstellen van een concept en eindversie van de studie; Deelnemen aan een vergadering van het organiserend comité van de LANDdialoog gepland in mei om de bevindingen van de studie te presenteren. 6. Product De bevindingen van het onderzoek dienen te worden vastgelegd in een eindrapport van maximaal 20 pagina’s exclusief bijlagen in de Engelse taal. Het rapport moet een holistisch overzicht geven van de risico’s omtrent land governance, de grootte van deze risico’s, en hoe ze kunnen worden voorkomen, voor verschillende bedrijfssectoren. De analyse moet in ieder geval aandacht besteden aan, maar zich niet beperken tot, de sectoren die zijn geïdentificeerd in de KPMG Sector Risico Analyse. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan best practices op dit gebied, en de voordelen voor bedrijven die het toepassen van deze best practices kunnen opleveren. Bovendien dient het rapport een duidelijke conclusie en samenvatting te bevatten. 7. Referentiegroep De consultant zal worden aangestuurd en begeleid door een referentiegroep bestaande uit enkele leden van het organiserend comité van de LANDdialoog. Deze referentiegroep zal: Toelichting verschaffen aan de consultant over onduidelijkheden wat betreft het doel van de studie; Adviseren over het inceptierapport; Overleggen met de consultant over de methodologie voor de studie; De outline van de studie beoordelen; Opmerkingen en commentaar geven op de concept studie; De eindversie beoordelen. In het proces zal de consultant naar verwachting nauw contact houden met de referentiegroep die op regelmatige basis feedback zal geven. 8. Planning Het onderzoek zal zo snel mogelijk van start gaan zodat de bevindingen in een vroegtijdig stadium gebruikt kunnen worden bij de totstandkoming van het nieuwe IMVO-convenanten. De consultant zal voor maximaal 20 dagen worden ingehuurd door de Nederlandse Land Academie, LANDac, en zal per 19 juni beginnen aan de onderzoeksopdracht. Het concept van de studie zal uiterlijk 7 juli voor commentaar worden verspreid onder de referentiegroep, en in week 28 worden besproken in een vergadering van het organiserend comité van de LANDdialoog. De eindversie van de studie zal uiterlijk 1 augustus worden toegezonden aan de Sociaal-Economische Raad samen met een aantal concrete aanbevelingen. 9. Profiel consultant • • • • • • • • Afgeronde academische opleiding (Master of PhD) op het gebied van land, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten, duurzaamheid of een andere gerelateerde werkveld. Minimaal 5 jaar onderzoekservaring op het gebied van landrechten en land governance, bij voorkeur in verschillende landen en continenten. Beschikt over ruime ervaring en kennis van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Beschikt over een goed begrip van best en worst practices van bedrijven omtrent land governance. Uitstekende analytische en communicatieve vaardigheden. Uitstekende beheersing van de Nederlandse (mondeling en schriftelijk) en de Engelse taal. Relevante kennis van OESO-richtlijnen, VN-beginselen, VGGT, en andere internationale richtlijnen is een pré. Beschikbaar tussen 19 juni en augustus.