VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Eindtoets vwo module 3 Markt en overheid Bron 1 Een ijsbaan organiseert in een weekend een toernooi. De vraag naar kaartjes luidt: Qvza = –2.000p + 120.000 en Qvzo = –2.000p + 150.000. Hierin is p de prijs per kaartje in euro's, Qvza is de gevraagde hoeveelheid kaartjes op zaterdag en Qvzo op zondag. De capaciteit is 20.000 bezoekers per dag. Elke bezoeker heeft een kaartje nodig. De prijs van een dagkaart is € 30. Alle beschikbare kaartjes zijn verkocht. 1 Gebruik de informatie in bron 1. Welke cijfers passen op plaats (A), (B) en (C) en welk woord op plaats (D) in de tekst hieronder om een juiste economische tekst te rijgen? De totale winst van de ijsbaan bij de gegeven prijs van een dagkaart is € (…A…). Bij de gegeven prijs worden meer kaartjes gevraagd dan er beschikbaar zijn. De organisatie wil graag een prijsverhoging en onderzoekt bij welke maximale prijs op zaterdag en op zondag de capaciteit nog net volledig benut zou worden. Dit is op zaterdag bij p = € (…B…) het geval en op zondag bij p = € (…C…). Maar de nationale schaatsbond verbiedt een prijsverhoging. De vastgestelde prijs functioneert dus als een (…D…)prijs. 2 De nationale schaatsbond verbiedt een prijsverhoging. Geef een argument dat de nationale schaatsbond kan hanteren om dit verbod te verdedigen. MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 2 3 Bekijk de grafiek in bron 2. De monopolist heeft in eerste instantie niet te maken met een belastingheffing, waarbij de marginale kosten en gemiddelde totale kosten € 1 per product zijn. Vervolgens stelt de overheid een belasting van € 1 per product in. Noteer bij iedere omschrijving de letters van de bijpassende oppervlakte in de grafiek. Vóór belastingheffing: Het consumentensurplus = Het producentensurplus = Na belastingheffing: Het consumentensurplus = Het producentensurplus = Het belastingbedrag = Het welvaartsverlies door belastingheffing = 4 Belastingheffing veroorzaakt altijd een welvaartsverlies. Geef een argument dat de overheid kan gebruiken om de belastingheffing te rechtvaardigen. MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 3 Vraag naar en aanbod van het consumptiegoed X. Bron 4 Maatschappelijke kosten van het consumptiegoed X Indexcijfer gebruikte Indexcijfer maatschappelijke hoeveelheid kosten 100 100 95 92 90 85 80 74 75 70 5 Gebruik bron 3 en 4. Welk percentage is in de laatste regel van onderstaande tekst weggelaten? Een milieuorganisatie heeft vastgesteld dat consumptiegoed X veel maatschappelijke kosten met zich meebrengt. De organisatie wil deze met ten minste 25% reduceren en pleit bij de overheid voor de instelling van een kostprijsverhogende heffing. Het effect van deze heffing illustreert zij met behulp van bron 3 en 4. De tabel laat zien dat de maatschappelijke kosten van dit consumptiegoed afnemen naarmate het gebruik ervan afneemt. De hoeveelheid en de maatschappelijke kosten zijn in de tabel in de uitgangssituatie op 100 gesteld. Door de instelling van de heffing nemen de maatschappelijke kosten met .....% af. 6 De producenten van het consumptiegoed X hebben kritiek op de instelling van de heffing, omdat hun omzet daardoor wordt aangetast. Als de heffing er toch komt, eisen de producenten dat de overheid met de opbrengst van de heffing ten minste de helft van hun omzetverlies zal compenseren. Is de opbrengst van de heffing groot genoeg om aan de eis van de producenten te voldoen? Verklaar het antwoord met een berekening. 7 Sommige politici denken dat in werkelijkheid de maatschappelijke kosten door de instelling van de heffing minder dalen dan de milieuorganisatie denkt. Dat komt volgens hen doordat de prijselasticiteit van de vraag verkeerd is ingeschat. Is de vraag naar dit consumptiegoed volgens de politici meer of minder prijselastisch dan volgens de milieuorganisatie? Verklaar je antwoord. MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 5 Vraag naar en aanbod van het consumptiegoed X. 8 De heffing verandert het consumentensurplus en het producentensurplus op de markt. Welke oppervlakte in bron 5 geeft de totale afname van consumenten- en producentensurplus als gevolg van de heffing? A oppervlakte A B Oppervlakte B C Oppervlakte A + B Bron 6 Een markt met volkomen concurrentie 9 Bron 6 toont een markt met volkomen concurrentie. Bereken welke cijfers op plaats (A) tot en met (E) in de onderstaande tekst moeten staan. De functie van de collectieve vraaglijn is Q(v) = –6400p + 200.000. Voor iedere individuele aanbieder geldt: TK = 0,125q2 + 800 en MK = 0,25q (TK en MK in euro's, q in aantal stuks). MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Op deze markt behalen de aanbieders een maximale winst van € (…A…). Op lange termijn behalen de aanbieders geen winst en geldt behalve p = MK ook TO = TK. Met behulp van deze formules kun je uitrekenen dat een aanbieder op lange termijn (…B…) stuks aanbiedt. Daarbij is de marktprijs € (…C…). De collectieve vraag bij deze prijs is (…D…) stuks. Er zijn op lange termijn dus (…E…) aanbieders. Bron 7 Stroomstoot voor consument en producent De stroommarkt in een land is versneld geliberaliseerd. Nog niet zolang geleden werd stroom in het land geleverd door een overheidsbedrijf met een monopoliepositie. Nu kunnen bedrijven en consumenten kiezen uit meerdere aanbieders. De keuzevrijheid beperkt zich niet tot het kiezen van een aanbieder. De verbruiker kan ook kiezen tussen gewone stroom en groene (duurzaam geproduceerde) stroom. De overheid verwacht dat de concurrentie een impuls krijgt, waardoor prijsverlagingen van stroom mogelijk worden. Naar aanleiding van het voorgaande krantenbericht ontstaat een discussie in de economieles van vwo 5. Tijdens deze discussie doen drie leerlingen de volgende uitspraken: – Lisa stelt dat stroom na de liberalisering van de stroommarkt geen collectief goed meer is, terwijl stroom vóór de liberalisering tot de collectieve goederen moest worden gerekend. – Kees verwacht dat, ondanks de productie van groene stroom, de milieuvervuiling door de liberalisering zal toenemen. – Herman vreest dat door de prijsverlaging van stroom een ongestoorde stroomvoorziening op lange termijn in gevaar kan komen. 10 Lees bron 7. Is de stelling van Lisa juist of onjuist? 11 Citeer de zin uit bron 7 waarop Kees zijn verwachting kan hebben gebaseerd. Licht je antwoord toe. 12 Verklaar de vrees van Herman. 13 Wat zal het gevolg zijn voor de efficiëntie van de markt als de verwachtingen van de overheid uitkomen? Gebruik in je antwoord de begrippen consumentensurplus en producentensurplus. MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 8 MO = marginale opbrengst, GTK = gemiddelde totale kosten, GO = gemiddelde opbrengst. The Late Cowboys naar Nederland De Amerikaanse popgroep komt naar Nederland. De grafiek geeft de monopolistische marktsituatie weer. De variabele kosten bedragen € 5 per kaartje. De organisatie bespreekt met de groep wat de prijs van een kaartje moet worden: € 30, € 32,50 of € 42,50. 14 Bestudeer bron 8. Waar streeft het management van de popgroep naar als zij de groep voorstelt de prijs van een kaartje op € 30 te stellen? A Naar maximale winst B Naar maximale omzet C Naar een break-evenomzet 15 De totale constante kosten bedragen € 650.000. De leden van de popgroep willen een prijs vragen waarbij de winst maximaal is. Wat is in dat geval de maximaal haalbare winst? A € 106,25 B € 243,75 C € 106.250 D € 243.750 16 Het management vindt het streven naar maximale winst niet verstandig. Het wijst op de capaciteit van het stadion waar de groep optreedt en denkt bovendien dat de groep op langere termijn bezien meer winst behaalt als de prijs van de kaartjes lager is dan de prijs bij maximale winst. Leg beide elementen van de argumentatie van het management verder uit. MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 9 Rem op roken De overheid verhoogt de accijns op tabak. De gevolgen van een accijnsverhoging kunnen worden onderzocht aan de hand van een model van de Nederlandse sigarettenmarkt. In dat model wordt ervan uitgegaan dat op de Nederlandse sigarettenmarkt steeds de volgende vraagvergelijking geldt: q(v) = –10p + 150 Hierin is p de prijs van een pakje sigaretten in euro's en q(v) de gevraagde hoeveelheid sigaretten per maand in miljoenen pakjes. Verdere gegevens: – In de uitgangssituatie (vóór de accijnsverhoging) bedraagt de prijs van een pakje sigaretten € 3. – In de uitgangssituatie bedraagt de accijns 65% van de prijs. – In de uitgangssituatie wordt de waarde van de prijselasticiteit van de vraag naar sigaretten geschat op –0,25. – De accijnsverhoging bedraagt € 0,75 per pakje sigaretten en leidt tot een nieuwe prijs van € 3,67. Andere indirecte belastingen worden in dit model buiten beschouwing gelaten. 17 Bestudeer bron 9. Bereken de daling van de gevraagde hoeveelheid pakjes sigaretten als gevolg van de accijnsverhoging. 18 Louazna werkt als ambtenaar bij de overheid. Zij is van mening dat in het model het verwachte succes van een accijnsverhoging, als middel om roken te ontmoedigen, wordt overschat. Welke waarde van de prijselasticiteit van de vraag naar sigaretten is volgens Louazna meer aannemelijk, –0,1 of –0,4? Verklaar je antwoord. 19 Volgens Louazna is een verbod op roken in cafés en restaurants een effectiever middel in de strijd tegen het roken dan het verhogen van de tabaksaccijns. Zo'n verbod op roken heeft invloed op de vraag naar sigaretten, waardoor de vraagvergelijking in het model hiernaast zou moeten worden aangepast. Louazna twijfelt bij deze aanpassing tussen twee mogelijkheden: – mogelijkheid A: q(v) = –10p + 120 – mogelijkheid B: q(v) = –10p + 180 Welke mogelijkheid is juist? MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 10 Franse wijnboeren staat water tot aan de lippen De Franse wijnboeren produceerden dit jaar een extreem grote hoeveelheid wijn. Terwijl de vraag naar Franse wijn sterk is afgenomen. Veel Franse wijnboeren hebben inkomensproblemen. In de grafiek is voor dit jaar de vraag naar en het aanbod van Franse wijn weergegeven. 20 Bekijk de grafiek in bron 10 en lees de tekst bij de grafiek. Bereken aan de hand van de gegevens hieronder de winst van de Franse boer. Voor een Franse wijnboer zijn voor dit jaar de volgende gegevens bekend: – de productie is gelijk aan de afzet en bedraagt 40.000 liter; – de variabele kosten bedragen € 2 per liter; – de totale constante kosten bedragen € 120.000 per jaar. De winst van deze Franse wijnboer is in dit jaar ....... 21 Welke prijs moet in onderstaande tekst worden ingevuld om een correcte tekst te krijgen? De Franse wijnboeren vragen de Europese Unie (EU) maatregelen te nemen. De EU komt met de wijnboeren overeen dat van de wijnoogst van dit jaar 3 miljard liter vernietigd zal worden. Als gevolg van het vernietigen van de wijn zal de nieuwe evenwichtsprijs op de markt € .... worden. MALMBERG VWO 2E FASE EINDTOETS MODULE 3 MARKT EN OVERHEID Bron 11 De wereldmarkt voor koffiebonen Koffie verkeerd? De grafiek toont de wereldmarkt voor koffiebonen. De wereldmarkt voor koffiebonen wordt gekenmerkt door extreme prijsschommelingen. Deze prijsschommelingen leiden voor telers van koffiebonen tot grote onzekerheid over hun inkomen. In jaar 1 bedraagt het aanbod op de wereldmarkt 5 miljoen kilogram koffiebonen. Door slechte weersomstandigheden gaat in jaar 2 wereldwijd 20% van de oogst verloren. Als gevolg van de prijsinelastische vraag stijgt de marktomzet. 22 Bekijk de grafiek in bron 11 en lees de tekst bij de grafiek. Hoe kun je uit de grafiek afleiden dat er bij de gegeven prijsverandering sprake is van een inelastische vraag? 23 Een groot probleem op de koffiemarkt is de prijsontwikkeling op lange termijn. Tussen het aanplanten van koffiestruiken en het oogsten van koffiebonen zit drie jaar. Een prijsstijging van koffiebonen kan daarom op termijn tot een prijsdaling van koffiebonen op de wereldmarkt leiden. Geef voor deze prijsdaling de verklaring. 24 Wat moet op plaats (A) en (B) in de tekst hieronder worden ingevuld om een juiste tekst te krijgen? Maak een keuze uit de gegeven mogelijkheden. De extreme prijsschommelingen op de wereldmarkt kunnen worden beperkt door het instellen van een grondstoffenfonds. Dit fonds moet een buffervoorraad koffiebonen aanhouden en, afhankelijk van de wereldmarktprijs, koffiebonen kopen of verkopen. Stel dat men afspreekt dat de prijs met behulp van het fonds tussen de 3 en 4 dollar gehouden moet worden. In jaar 3 wordt 6 miljoen kilogram koffiebonen aangeboden. Het grondstoffenfonds moet in jaar 3 dus (…A…) miljoen kilo koffiebonen (…B…). (A) 0/1/2 (B) opkopen/verkopen MALMBERG