Payrolling in Nederland D e huidige beken dheid, markt en mark tpoten tie drs. M.E. Winnubst drs. P. Vroonhof drs. M.J.F. Tom Zoetermeer , 30 ok tober 2015 De verantwoordelijkheid voor de inh ou d beru st bij Panteia. Het gebru ik v an cijfers en/of teksten als toelichtin g of on dersteuning in artikelen , scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermen igvuldigen en /of open baarmakin g in welk e vorm ook , alsmede opslag in een retriev al system, is u itslu iten d toegestaan n a schriftelijke toestemmin g v an Panteia. Panteia aanv aardt geen aan spr akelijkh eid voor druk fouten en /of andere onvolk omenheden. The respon sibility for the con tents of this report lies with Panteia. Quotin g nu mbers or text in papers, essay s an d books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of th is pu blication may be copied an d/or pu blished in any form or by any mean s, or stored in a retrieval sy stem, without the prior written permission of Panteia. Panteia does n ot accept respon sibility for printin g errors an d/or other imperfections. Inhoudsopgave S a m e n va tti ng 5 1 In l ei di n g 9 1.1 1.2 1.3 1.4 Achtergrond en doel onderzoek Aanpak onderzoek Vergelijkbaarheid met voorgaande meting Leeswijzer 2 Be k e nd h ei d pa yroll in g i n Ne de rl a nd 2.1 2.2 2.3 2.4 Inleiding Bekendheid met het begrip Perceptie over payrolling Hoe bekend geworden met payrolling 3 De h ui di ge p a yrol lm a rk t 3.1 3.2 3.3 Inleiding Omvang markt Motieven voor inzet payrollmedewerkers 17 17 21 3.4 3.5 3.6 3.7 Typering payrollmedewerkers Verschillen tussen gebruikers en niet-gebruikers Achtergrond van het geen gebruik maken van payrolling Potentiële gebruikers niet bekend met payrolling 26 26 31 32 4 Toe k om st e n m a rk tp ote ntie 4.1 4.2 4.3 Inleiding Ontwikkeling van payrolling Effect wegvallen payrolling Bi jl ag e n 9 9 10 10 13 13 13 14 15 17 35 35 35 37 41 Bijlage 1 Aanvullende tabellen 41 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Verantwoording onderzoek Vragenlijst telefonische enquête Vragenlijst internetenquête 45 49 59 3 4 Samenvatting Dit on derzoek is gebaseerd op een grootschalige telefonische en online enquête. De uitkomsten v an dit on derzoek , die vastgelegd zijn in dit rapport, zijn represen tatief om valide uitspraken te doen ov er de on derzochte populatie. 1 Wanneer er gesproken wordt over cijfers dan betreft het 2014 maar wanneer er naar men in gen e.d. wordt gevraagd dan betreft h et 2 015. B e k en d h ei d v an en m et pa y r o ll in g Ruim 90 % v an de Nederlandse organ isaties met meer dan 5 werk nemers in dienst is anno 2 015 bek en d met het begrip payrollin g. Hiervan heeft bijn a 95 % de ju iste definitie voor ogen wanneer het gaat om payrolling (zie het v olgen de tek stkader) . De beken dh eid is hiermee sterk gestegen ten opzichte van 2010 , toen was bijna 60% van de organ isaties bek end met het begrip payr ollin g. Wanneer we k ijken naar de versch illen de sectoren zien we dat de beken dh eid met payroll in elke sector boven de 80 % ligt. In 201 0 scoorden sectoren zoals h et onderwijs en de gezon dheids- en welzijnszorg nog on der de 50 %. On der grote organisaties (1 00 of meer werkn emers) is de bek en dheid 100 %. Op dit momen t (2015 ) scoort de beken dheid het laagst bij de organisaties met 10 tot 20 werknemers, h ier ligt het beken dheidspercentage op 86 %. Definitie payrolling Payrollin g is een v orm v an dienstverlenin g, wa arbij: een organisatie zelf de werv in g en selectie doet; de geworven persoon geplaatst wordt op de loonlijst van de payrollonderneming, die de ju ridische werk gever wordt; deze payrollon dernemin g alle relevan te admin istratie -activ iteiten uit voert, zorgt voor eventuele opleiding en v erzu imbegeleidin g en de finan ciële risico's draagt van het werk geversch ap, zoals bijv oorbeeld ziekte; de organ isatie zelf veran twoordelijk is v oor de plannin g en begeleidin g van de payrollmedewerk er bin nen de organ isatie. Net als in 20 10 zien organisaties het u itbesteden van administratie en HRM n og steeds als de belan grijkste essentie v an payrolling (49 %, net als in 201 0). Het u itbesteden van werk geversrisico’s en het hebben v an meer flex ibiliteit staan net als in 20 10 op de twee de en derde plaats (met respectievelijk 21 % en 16 %, in 2010 was dit 1 4 % en 7%). Verder is er nu meer du idelijkheid en eenheid te zien in wat organisaties zien als payrollin g. Payrollin g wordt min der v aak gezien als een ‘soort boek hou dprogramma’ of het netto-bru to proces met betrekk in g tot het salaris. Payrollin g heeft anno 20 15 een brede beken dheid, waarbij men ook het juiste beeld heeft v an wat payrollin g precies omvat. Voor gebruik ers zijn het h oofdzakelijk het uitzen dbureau en de payrollon dernemin g die voor be ken dheid van het begrip hebben gezorgd. Voor n iet-gebru ikers is de beken dh eid v ooral ontstaan door con tact met collega’s en v ia n etwerken . Gebruik ers met min der dan 20 werknemers geven verder vaker, dan grotere bedrijven , aan dat zij bek en d geworden zijn met h et begrip payrollin g via persoonlijke krin g. 1 Aan de telefonische enquête hebben 1.138 respondenten meegewerkt en aan de online enquête 168. Meer over de verantwoording van dit onderzoek is te vinden in de bijlagen. 5 D e h u i d ig e p ay r o l lm ar kt In 2014 zijn er ruim 12 .000 organ isaties die werken met payrollmedewerk ers. Dit is ten opzichte van 2009 een stijgin g v an ru im 1 .60 0 organisaties . In 2009 maak te nog 7,7 % van de organ isaties met meer dan 5 werkn emers gebru ik van payrollmedewerk ers, an no 2 014 is dit 10,7 %. Er zijn v ier sectoren waar het aan tal organ isaties dat pay rollmedewerkers in zet boven de 1.00 0 ligt . Dit zijn de groot- en detailh andel, winn in g van delfstoffen en in dustrie, horeca en specialistische en zakelijke dienstverlenin g. In de meeste sectoren is sprake van een toename in gebruik , maar in de overige dien stverlen in g is een opv allende afname te zien . Voor bijn a alle grootteklassen is v oor de periode 2 00 9 -2014 een stijgin g te zien in h et gebru ik. Alleen on der kleine organ isaties (met 5 tot 1 0 werknemers) is een k leine dalin g te zien . De grootste stijgin g, van ruim 1.300 organisaties, is te zien on der de organisaties met meer dan 100 werk nemers. De payrollmarkt k an n iet alleen uitgedrukt worden in het aantal afnemers, maar ook in het aantal pay rollmedewerk ers dat op en ig momen t wordt in geleen d. In de periode 2009-2014 is een toename te zien v an 144 .70 0 naar 19 4.40 0 payrollmedewerkers. Van dit aantal is on geveer twee derde deel werk zaam in het bedrijfsleven en een derde in het n iet-bedrijfslev en. De beh oefte aan flex ibiliteit is het belangrijk ste hoofdmotief om v oor payrollin g te kiezen. Ook in de vorige metin g over 20 10 bleek de flex ibiliteitsbehoefte de belan grijkste motivatie om te k iezen v oor payroll dienstverlenin g. Wann eer h et gaat om flex ibiliteit dan gaat h et met n ame om het verh ogen v an de flex ibiliteit van het personeelsbestand en om ruimere morgelijk heden ten aanzien van proeftijd en de keten v an contracten v oor bepaalde tijd. Het vereenvou digen en verbeteren van processen is nu het min st belan grijke motief (het staat op de derde plaats), waarbij het voornamelijk gaat om het vereenv oudigen van de salaris- en personeelsadministratie. In de v orige metin g stond het vereenv oudigen en verbeteren van processen n og op de tweede plaats. Nu staat het hoofdmotief beheersen v an risico’s op de tweede plaats. Naast de eerder beschrev en motieven v oor het gebru ik van payrolldien stverlenin g zijn er ook mogelijke ken merken v an een organisatie die een positieve inv loed kun nen hebben op de attitude van een werkgever rich tin g het al dan n iet werken met payrollmedewerk ers. Als gekeken wordt n aar de levensfase van een organ isatie blijken gebru ikers van payrollin g v ooral doorgroeien de organisaties te zijn . Verder is onder de gebru ikers te zien dat zij vaker een sterke of gemiddelde variatie in h et werk aanbod hebben ten opzich te v an n iet -gebru ikers. Het in zetten v an pay rollmedewerkers kan samenhan gen met de vraag of een werk gever het werk geverschap als complex ervaart. Van zowel gebru ikers als niet gebru ikers beoordeelt geen enk ele werkgever h et werk gev erschap als zeer eenvou dig. Van de niet-gebru ikers v in dt 5 2% het werkgeverschap (zeer) complex terwijl dit percentage voor de gebruikers op 3 7% ligt. Mogelijk komt dit omdat gebru ikers voor (een deel van ) de werkzame person en bin nen de organ isatie niet h et werk gev ersch ap draagt. Van de niet-gebru ikers verwacht 55 % dat het werk geverschap volgen d jaar (v eel) complexer gaat worden . Van de gebru ikers geeft 4 5% aan dat het werkgeverschap (veel) complexer gaat worden . Ongeveer de helft van de gebru ikers van payrolldien stverlen in g verwacht het komen d jaar geen versch il in complexiteit van het werk geversch ap met de huidige situatie. 6 Aan de niet-gebru ikers, die het werk geverschap als complex erv aren of verwachten dat het werk geversch ap complex er gaat worden , is gevraagd of zij om die reden (veel) vak er gebru ik zullen gaan maken van flex ibele werknemers. Op deze vraag antwoordt on geveer een derde deel (32 % ) bevestigend. Aan organisaties die geen payrollmedewerkers in zetten , maar wel beken d zijn met het begrip, is gevraagd waarom zij geen gebru ik maken v an pay rolldienstv erlen in g. De voorn aamste reden die gen oemd wordt, is dat organisaties liever zelf (direct) contact hou den met werkn emers. Verder verwach t on geveer 37 % v an deze organisaties in bepaalde situaties wel (weer) gebru ik te gaan maken v an payroll ing. E r zijn voorn amelijk twee situ aties die ervoor kun nen zorgen dat een organ isatie (weer ) payrollmedewerk ers zal inzetten die h et meest gen oemd worden. Dat zijn : 1. wanneer de organ isatie behoefte krijgt aan flex ibiliteit (3 7%); 2. wanneer er voor de organ isatie meer duidelijkheid is over wet- en regelgevin g m.b.t. payrollin g (18 %). Aan de organ isaties die n iet beken d zijn met payrollin g gev raagd of zij dit wel zou den overwegen. Ru im 2% van deze groep geeft aan dat zij payrollin g als mogelijkh eid overwegen. Verder verwacht 88% in de toek omst geen gebruik van payrolldien stverlen in g te gaan maken. On geveer 6 % weet op h et moment n iet of dit een mogelijkheid gaat worden en de rest van de organisaties weet het niet. De top drie van belan grijk ste redenen om geen gebruik te gaan maken van payrolldien stverlen in g ziet er als v olgt uit: 1. organisatie v in dt het belan grijk om zelf h et werk gev erschap te dragen (37 %); 2. organisatie wil zelf de personeelsadministratie voeren (31 %); 3. organisatie k an zich bij deze situatie niets voorstellen (22 %). Binnen een organ isatie kunnen payrollmedewerkers diverse ty perin gen meekrijgen , zoals vakan tiekrach t of iemand met een bijbaan. In deze meting ty peert 5 8% van de organisaties die payrollmedewerkers inzetten de payrollmedewerkers als flexibele werknemer. In 2 010 lag dit percentage lager, namelijk op 36 %. Als de grootteklassecomponen t wordt meegenomen dan is er een v erschil te zien tussen organisaties met 100 of meer werknemers en de kleinere organ isaties. Voor klein ere organ isaties staat de ty pering bijbaan op de tweede plaats en de ty perin g vakantiekracht op de derde. Voor groter e organ isatie s, met meer dan 100 werknemers, is dit precies omgedraaid. De nu mmer één ty perin g voor alle grootteklassen is die v an de flex ibele werknemer. T o e ko m s t en m a r kt p o t en t ie v an pay r o llin g De marktpotentie van payrolling komt v oort u it de on twikkelin g on der gebru ik ers en niet-gebruikers. We on derscheiden drie ontwikk elingsstromen : stroom 1: gebruik ers die n iet -gebru ikers worden ; stroom 2: niet -gebruikers die gebru ikers worden ; stroom 3: gebruik ers die meer of min der payrollmedewerkers gaan inzetten . Ten aan zien van stroom 1 is te con stateren dat on geveer 6 ,8 % v an de gebruik ers verwacht geen pay rollmedewerk ers meer te hebben in 20 16. Een grote groep (35 % ) van de hu idige gebruikers weet n og niet of zij in 2016 wel of n iet werken met payrollmedewerk ers . Deze stroom zorgt dus v oor een afn ame van h et aantal payrollmedewerk ers in 2 016 . 7 Voor stroom 2 zijn twee su bgroepen v an belan g. Ten eerste on derscheiden we de nietgebru ikers die wel bek end zijn met het begrip payroll in g. Binnen deze groep zijn geen organisaties die verwach ten in 2 016 (weer) gebru ik te maken van payrollmedewerk ers. Ten tweede is er de groep van niet -gebruik ers die n iet bekend is met pay rolling. Van deze groep acht 2 ,4% het denk baar dat zij ooit payrollmedewerk ers in gaan zetten . Deze str oom wordt niet meegenomen in de berek enin g van de marktpotentie, aangezien h ier v eel on du idelij kheid en on zekerheid omheen zit. Stroom 3 heeft betrekk in g op de ontwikkelin g van h et (gemiddeld) aantal payrollmedewerk ers bij een organisatie. Kijkend naar de groep v an gebru ikers in 2 014 en de groep van (verwach te) gebru ikers in 2016 is het de verwachtin g dat er relatief gezien meer payrollmedewerkers in gezet gaan worden . Procentu eel gezien is te constateren dat de gebruikers in 20 16 on geveer 8,6% meer payrollmedewerkers inzetten dan de gebruikers in 20 14. Naast deze drie stromen wordt , v oor de marktpoten tie van payrollin g, ook rek enin g geh ou den met de on twikkelin g v an het aantal ban en in Nederlan d. Voor 2016 wordt op basis van de bov enstaan de ontwikkelin gen een k leine stijgin g verwacht van h et aan tal payrollmedewerk ers. Het aantal payrollmedewerk ers stijgt v an 19 4.4 00 in 201 4 naar 199.20 0 in 2016 , een stijgin g v an ongeveer 4.8 00 pay rollmedewerk ers. Deze groei wordt voor on geveer de helft veroorzaakt door de hi erboven genoemde stromen, de andere helft komt v oort u it de groei v an het aantal ban en in Nederlan d. Verder kijken d n aar de toekomst, n amelijk naar 201 8, is het de verwachtin g dat het aantal payrollmedewerk ers groeit n aar 201.400 (een stijging van on gev eer 7 .00 0 payrollmede werk ers ten opzichte van 2014 ). Tot slot aandach t voor h et wegvallen van de mogelijkheid om pay roll medewerkers in te zetten. Dit kan gevolgen hebben v oor de groei v an organ isaties. Bij 19 % v an de gebru ikers zal h et wegvallen van payrollin g gev olgen hebben voor de groei van hun organisatie . Voor 57 % v an de gebru ikers is h et wegvallen van payrollin g n iet van invloed op de mogelijke groei. Voor on geveer een derde (33 %) v an de kleinere organisaties (tot 10 werknemers) is h et wegvallen van pay rollin g wel van inv loed op de groei. Hoe groter een organisatie wordt hoe kleiner het belang van payrolling v oor de groei wordt. 8 1 1 .1 Inleiding A c h te rg ron d e n d oe l ond e rz oe k In 2007 en 201 0 heeft Pan teia (voorheen EIM) v oor de ABU/VPO een mark tverkennin g uitgev oerd naar de payrolldienstverleningsbran che in Nederlan d. De VPO heeft Panteia gevraagd om deze marktv erkenn in g n ogmaals uit te voeren. De uitkomsten van deze metin g zijn v astgelegd in dit rapport. Het centrale doel van het on derzoek is om de behoeften van (potentiële) klanten van payrolldien stverlen ers in k aart te bren gen . Hierbij staan de volgen de deelvragen centraal: Wat is het marktpotentieel van payrollin g in Nederlan d? Welk e relevan te su bgroepen kunnen on dersch eiden worden in de gebruikers en potentiële gebru ikers van payrolldiensten? Welk e motieven zijn er voor het al dan niet afnemen van payrolldien stverlen in g? Daarbij moet, zo mogelijk , on derscheid gemaakt worden tussen sectoren en organisatiegrootte. De doelgroep van dit on derzoek valt in eers te instantie u iteen in twee su bgroepen . Het gaat h ier om: organisaties die gebruik mak en van payrolldien stverlen in g (de gebru ikers); organisaties die geen gebru ik maken van payrolldienstverlenin g (de nietgebru ikers). Deze laatste groep v alt uiteen in de organisaties die h et begrip payrollin g wel kennen (de n iet-gebru ikers maar wel-kenners) en de organ isaties die het begrip payrollin g niet kennen (de niet -gebruikers en n iet -kenn ers). Om de rapportage goed leesbaar te hou den, en n iet continu u itgebreid te beschrijv en om welke doelgroep het gaat, wordt er regelmatig gebru ik gemaak t van de h ierv oor genoemde kern besch rijv in gen van de versch illen de doelgroepen , oftewel: (1 ) gebruikers, (2 ) n iet -gebru ikers, (2 A) n iet gebru ikers maar wel-kenners en (2 B) niet -gebruik ers en n iet -kenn ers. 1 .2 A a n pa k on d erz oek De data v oor dit on derzoek zijn verzameld door middel van twee en quêtes: een telefon isch e en quête en een in terneten quête. In de bronvermelding van de tabellen en figuren in dit rapport wordt steeds vermeld welke en quête gebruikt is voor de data. De uitkomsten v an dit on derzoek , die vastgelegd zijn in dit rapport, zijn represen tatief om valide uitspraken te doen ov er de on derzochte populatie. In het onderzoek is gekek en naar organ isaties met 5 of meer werknemers. Deze on dergrens is ook gebru ikt in h et on derzoek van 2010 , dit om de uitk omsten van h et h uidige on derzoek te kunnen vergelijken met de uitkomsten van het on derzoek uit 20 10. T e l e f on i s c h e e n q u ê t e Om het gebruik in k aart te bren gen is een telefon ische en quête g ehou den on der 1.138 organisaties . Na een eerste algemene inven tarisatie van de beken dh eid en het gebru ik van payrolldien stverlen in g, zijn 18 9 organisaties nader bevraagd die (in 20 14) geen gebru ik maakten van payrolldien stverlen in g. Hierv an zijn er 1 44 n iet-gebru ikers maar wel-ken ners en 4 4 niet-gebruik ers en n iet -kenn ers. Bij het opstellen v an de 9 steek proef van de telefonische en quête is rekenin g gehou den met sectorale v erschillen (hierover meer in de on derzoek sverantwoordin g, zie bijlage 2 ). I n te r ne te nq u êt e Het doel v an de interneten qu ête was om de gebruikers v an pay rolldienstv erlenin g nader te bevragen. De internetenquête is on der twee groepen verspreid. In de eerste plaats is aan de gebruik ers die n aar voren zijn gek omen in de telefon isch e en quête, gevr aagd om de internetenquête in te v ullen. Daarnaast hebben de VPO en de ABU haar leden gev raagd om een email met een link naar de vragenlijst naar hun k lanten te sturen . Dit heeft een totale respon s opgelev erd van 168 volledig in gev ulde en bru ik bare vragen lijsten . 1 .3 Ve rg eli jk ba a rhe id m et voorga a nd e me ti n g Zoals eerder v ermeld, is in 2010 een mark tverkenn in g u itgev oerd n aar de payrolldien stverlen in gsbranche in Nederland. Deze metin g betrof h et jaar 200 9. Op voorh an d dien t het v olgen de in ogen sch ouw te worden g en omen bij de vergelijkin g van de u itk omsten v an deze meting met die van 2010 : Ten aan zien van de uitkomsten van de telefon ische en qu ête bestaat een k lein versch il in de scope van h et on derzoek . In 2010 is er on derscheid gemaakt naar 15 sectoren . In dit on derzoek is er on dersch eid gemaak t tu ssen 16 sectoren. De sector gemeenten is in deze metin g als aparte klasse toegevoegd, in 20 10 was deze sector on derdeel van de sector open baar bestuur. De respons van de online en qu ête ligt bij deze metin g lager dan in 20 10, waarbij er niet voldoen de waarnemin gen zijn om met deze enqu ête uitspraken te doen over 16 sectoren . De on lin e en quête is v oor deze metin g gewogen naar 2 sectoren (bedrijfsleven en n iet -bedrijfsleven ). De u itk omsten v an de online en quête zijn alleen op totaaln iveau vergelijk baar met de uitkomsten uit 201 0, vergelijk in g op sectorniveau is niet mogelijk . De beperk te omvan g van de respons van de on lin e en quête n aar sector heeft ook een an dere implicatie. Door de te beperkte waarnemin g op sectorniveau k an er sprake zijn van een selectieve respons in de on line en quête. 1 .4 L e es wi jze r Dit rapport ken t de volgende opbouw: Hoofdstuk 2 Dit hoofdstuk gaat in op de bekendh eid v an het begrip payrollin g in Nederlan d. Hierbij wordt gekeken n aar de beken dheid met het be grip in het algemeen , de perceptie van het begrip en hoe men beken d is geworden met het bestaan van payrollin g. Hoofdstuk 3 In dit h oofdstu k wordt de markt van de payrolldienstverlening beschrev en. In dit h oofdstuk wordt ook stilgestaan bij de achtergron d (motiv atie) van het al dan n iet gebruik en v an payrolldien stverlen in g. Hoofdstuk 4 In het laatste h oofdstuk komt ten slotte de toek omst en marktpotentie aan bod. Hier wordt n ader in gegaan op de potentiële ontwikkelin g van payrolldienstverlenin g tot en met 2016 . Daarnaast wordt een doorkijk gegeven n aar de mogelijkheden tot en met 201 8. Tot slot wordt in dit h oofdstu k ook gek eken n aar wat het effect van 10 het wegvallen van payrollin g als dienstverlening op de organisaties die gebruik maken van deze dien st. De resultaten in het rapport zijn gewogen en daarmee representatief v oor de beschrev en groepen. Verder zijn in de bijlagen aanvu llende tabellen opgenomen die niet in de hoofdtekst van het rapport te vin den zijn . Ook zijn in de bijlagen de onderzoeksveran twoordin g te vin den en de twee vragen lijsten (v an de telefonische enquête en de interneten qu ête). De resultaten van de en quêtes die zijn u itgev oerd v oor dit on derzoek hebben betrekkin g op twee jaren, namelijk 20 14 of 2 015 . De gepresenteerde aantallen over het gebru ik en omv an g van payrollin g hebben betrekking op 2014 (zie paragraaf 3 .2 ). De uitkomsten op an dere on derwerpen, on der an dere beken dheid, motiv atie en achtergron d, hebben betrekk in g op 2015 (het moment van meten om meer precies te zijn ). Wanneer in dit rapport wordt gesproken over organisaties dan gaat h et altijd om organisaties met 5 of meer werknemers. 11 12 2 2 .1 Bekendheid payrolling in Nederland In l ei di n g Hoe staat het ann o 2 015 met de beken dheid van het begrip payrollin g in Nederlan d? Dat is de vraag die centraal staat in dit h oofdstuk . In paragraaf 2.2 wordt meer gemeld over de beken dheid van organisaties in Nederlan d met het begrip payrollin g, naar sector, regio en pay rollin g organisatie grootte. Vaak h ebben organisaties een eigen idee ov er en visie op wat payrollin g nu precies is. In paragraaf 2 .3 wordt daarom beschrev en wat het beeld is dat organ isaties h ebben van payrollin g en wordt dit beeld vergeleken met de gehanteerde definitie . Ten slotte wordt in paragraaf 2 .4 beschreven hoe organisaties beken d zijn geworden met het begrip payrollin g. De gepresenteerde resultaten in dit hoofdstuk h ebben betrekkin g op 2 010 en 2015. 2 .2 Be k e nd h ei d me t h et b eg ri p Een belangrijk e vraag om eerst naar te kijk en is in welk e mate h et begrip pay rollin g beken d is in Nederlan d. Figuur 1 laat zien dat ru im 9 0% van de Nederlan dse organisaties beken d is met het begrip. In 2010 was dit 59 %. Maar h ebben zij hierbij de juiste defin itie v oor ogen? Daarover meer in paragraaf 2 .3. figuur 1 Organisaties die payrolling wel/niet kennen 2010 2015 9% kent payrolling wel 41% 59% kent payrolling niet 91% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) Ook sectoraal gezien is er een brede beken dh eid met h et begrip , zie figuur 2 . In alle sectoren ligt de beken dheid boven de 80 %. Ook hier is een sterke stijgin g bij alle sectoren te zien ten opzichte van 2010 . Daar waar in 20 10 een aantal sectoren nog onder de 50 % scoorden , zoals h et on derwijs en de gezon dheids - en welzijnszorg, zijn dergelijk e lage percentages nu niet meer te zien. 13 figuur 2 Organisaties die payrolling wel/niet kennen naar sector Gemeenten Openbaar bestuur en overheidsdiensten Specialistische en zakelijke dienstverlening Vervoer en opslag Onderwijs Winning van delfstoffen en industrie Informatie en communicatie Energie, water en afval Financiële dienstverlening Horeca Cultuur, sport en recreatie Groot- en detailhandel Overige dienstverlening Landbouw, bosbouw en visserij Bouwnijverheid Gezondheids- en welzijnszorg 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% kent payrolling wel kent payrolling niet Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) Ook de bekendh eid on der alle groottek lassen is zeer hoog (zie figuur 3 ). On der grote organisaties (meer 100 of meer w erknemers) is de beken dheid 100 % . Op het momen t scoort de beken dh eid het laagst bij organisaties met 10 tot 20 werknemers. Van deze organisatie is 86 % beken d met het begrip payrollin g. figuur 3 Organisaties die payrolling wel/niet kennen naar organisatiegrootte 100 of meer 100% 20 tot 100 10 tot 20 91% 86% 5 tot 10 75% 9% 14% 89% 80% 11% 85% kent payrolling wel 90% 95% 100% kent payrolling niet Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) 2 .3 P e rc ep ti e ove r pa yrolli n g Het is duidelijk dat payrollin g een brede beken dheid gen iet. Maar wat zien de organisaties als de essentie v an pay rollin g? Net als in 2010 is het uitbesteden van administratie en HRM nog steeds het meest genoemde k en merk van payrollin g (49 %, net als in 2 010 , zie figuur 4 ). Verder scoort h et h ebben van meer flexibiliteit h oger dan in 2010 , toen lag dit percen tage op 7 % en nu is dit voor 16 % van de organisaties 14 de essentie van payrollin g. Ook scoort u itbesteden werkgeverrisico’s nu h oger dan in 2010, dit was 1 4% in 2010 en is nu 21 %. Het is hierbij van belan g om te melden dat de categorie an ders n u aanzienlijk k le iner is dan in 201 0 (dit was 22 % en is n u 4%). Er is nu meer du idelijkheid en eenheid te zien in wat organisaties zien als payrollin g. figuur 4 Essentie payrolling volgens organisaties 2010 2015 4% uitbesteden van werkgeversrisico's 49% 8% uitbesteden van loonbetalingen/administratie/HRM 10% 22% 16% 49% meer flexibiliteit het verminderen van administratieve lasten 7% 14% 21% anders Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) Een belangrijk e nog on beantwoorde vraag is of de essentie v an pay rolling die organisaties in het ach terh oofd hebben ook klopt met de daadwerkelijk e definitie v an payrollin g. Daarom is aan de organisaties die beken d zijn met het begrip payrollin g een definitie voorgelegd (zie het volgen de tekstkader), met de vraag of deze definitie overeen komt met hun eigen definitie. Voor 94 % v an deze organ isaties k omt h un definitie van payrollin g overeen met de v oorgelegde defin itie. Payrollin g heeft dus een brede beken dheid, waarbij men ook het juiste beeld heeft v an wat payrollin g precies omvat. Voorgelegde definitie payrolling aan organisaties Payrollin g is in dit on derzoek gedefin ieerd als een vorm v an dienstverlenin g, waarbij: u zelf de wervin g en selectie doet; deze persoon geplaatst wordt op de loonlijst van de payrollon dernemin g, die de juridische werkgever wordt; deze payrollon dernemin g alle relevan te admin istratie -activ iteiten uit voert, zorgt voor eventuele opleiding en v erzu imbegeleidin g e n de finan ciële risico's draagt van het werk geversch ap, zoals bijv oorbeeld ziekte; u zelf v erantwoordelijk bent voor de plann in g en begeleidin g v an de werk nemers bin nen u w organisatie. 2 .4 H oe b ek e nd g ew orde n m et p a yrol li ng Figuur 5 geeft een overzicht v an h oe organisaties beken d zijn geworden met payrollin g. Hierbij is on derscheid gemaak t tussen gebru ikers en n iet -gebru ikers, waarbij de niet-gebruikers wel beken d zijn met het begrip payrollin g. 15 figuur 5 Bekend geworden met payrolling (meerdere antwoorden mogelijk) via het uitzendbureau dat ik gebruik 42% 18% via een payrollonderneming 31% 14% 21% via collega's/netwerken 5% via persoonlijke kring anders 4% 0% gebruikers 37% niet-gebruikers 13% 13% 10% 20% 30% 40% 50% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n onli ne enquête) Uit figuu r 5 wordt duidelijk dat niet-gebruik ers veelal beken d zijn geworden m et payrollin g door via collega’s en netwerk en. Voor gebruikers zijn het hoofdz akelijk het uitzen dbureau en de payrollon dernemin g die v oor beken dheid van het begrip zorgen. Wanneer we de groep gebru ikers bek ijken naar grootteklasse zien we dat er weinig tot geen verschillen zijn in de wijze waarop men beken d is geworden met payroll ing. Het enige wat opvalt, is dat het percentage organisaties dat beken d geworden is met payrollin g via persoon lijke krin g, bij grotere bedrijven (meer dan 20 werknemers) een stuk lager ligt dan bij de kleinere bedrijven . 16 3 3 .1 De huidige payrollmarkt In l ei di n g Dit hoofdstuk gaat verder in op hoe de pay rollmarkt er an no 2014 u itziet, waarbij we onder an dere k ijken naar wat de versch illen zijn tussen gebruikers en niet -gebruikers van payrolldien stverlen in g. De volgen de onderwerpen k omen hierbij aan bod: de omv an g van de payrollmarkt (paragraaf 3 .2 ); de motieven die organisaties hebben om pay rollmedewerkers in te zetten (paragraaf 3.3); een ty perin g v an payrollmedewerk ers (paragraaf 3 .4 ); wat de (organisatie )verschillen zijn tussen gebru ikers en niet -gebruikers (paragraaf 3.5 ); de reden v oor organisaties om geen gebru ik te maken van payrollmedewerkers (paragraaf 3.6). In dit h oofdstu k wordt gesproken over 2014 en 201 5. Zoals ook aan gegeven in de inleidin g, de gepresen teerde aan tallen over het gebruik en omvan g v an payrollin g hebben betrek kin g op 201 4 (paragraaf 3.2). De u itk omsten op de an dere on derwerpen hebben betrek kin g op 201 5. 3 .2 O m va n g ma rkt A a n t a l g e b r u ik e r s We beginnen dit h oofdstu k met het aantal organisaties dat gebruik maak t v an payrollmedewerk ers. In tabel 1 is een overzicht te v in den van h et aantal organisaties dat gebruik maakt v an payrollmedewerk ers, zowel in 2009 als in 2014 . Deze cijfers zijn gebaseerd op de (gewogen ) uitkomsten van de telefonische en quête, waarbij gebru ik is gek eken is naar het totaa l aantal organ isaties in de desbetreffen de sector v olgens het CBS. In 2014 zijn er ruim 12 .00 0 organisaties die werk en met payrollmedewerk ers. Dit is een stijgin g van ruim 1.600 organ isaties. In 200 9 maakte nog 7 ,7% van de organisaties gebruik van payrollm edewerkers, ann o 201 4 is dit 10,7 %. 17 tabel 1 Aantal afnemers van payrolldiensten in 2009 en 2014, naar sector (afgerond op tientallen) Sec tor 200 9 201 4 2.40 0 2.13 0 Winning van d elfstoffen en indu strie 330 1.75 0 Horec a 890 1.67 0 1.20 0 1.39 0 Bouwnijverh eid 790 980 Vervo er en opslag 490 910 Landbo uw, bosbo uw en visserij 770 660 Ond erwijs 160 540 Financiële dienstverlening 260 510 Cultu ur, spo rt en rec reatie 250 510 Gezon dh eids- en w elzijnszorg 350 460 Informatie en co mmunicatie 880 320 - 160 1.84 0 160 Openb aar b estuur en o verh eidsdiens ten* 60 90 Energie, w ater en afval 60 70 10.7 30 12.3 10 Groot- en detailhand el Speci alistische en zakelijke diens tverlening Gemeenten* Overige dienstverlening Totaal * De se ctor gemeenten was geen sector in 2009, maar wel in deze meting. In 2009 wa s de sector gemeenten onderdeel van de sector o penbaar best uur en overheidsdie nste n Bron: EIM, 2010; Pa nteia 2015; CBS Statli ne, 2015 Er zijn v ier sectoren waar het aan tal organ isaties dat pay rollmedewerkers in zet boven de 1.00 0 ligt, namelijk de groot - en detailhan del, win nin g v an delfstoffen en industrie, horeca en specialistische en zakelijke dienstverlenin g. Gezamen lijk vormen deze sectoren meer dan de helft (5 6%) v an h et aantal gebru ikers, waar bij in het bijzon der de groot- en detailhandel sterk aanwezig is met ru im 2 .000 gebruik ers. In de meeste sectoren is sprake van een toename, maar in de overige dienstv erlen in g is een opv allen de afname te zien . Om meer grip en in zicht te k rijgen op h et aantal gebruikers in een sector is h et van belan g om ook te kijken naar h oe groot een sector is (in aan tal organisaties) en het aan deel bedrijven dat binn en de sector gebruik maak t v an payrolldien stverlen ing. Tabel 2 geeft daarom een overzich t v an de pen etratiegraad per sector, en de ontwikkelin g daarv an in de periode 2009 -2 014. Hierbij wordt gekek en naar h et percentage van organisaties in de desbetreffen de sector dat payrollmedewerk ers heeft ingezet, en de mate waarin de sector dan hoog, laag of gemiddeld scoort in het aan tal gebru ikers . 18 tabel 2 Penetratiegraad gebruik payrolldienstverlening in 2009 en 2014, naar sector (kleurgebruik: hoog, gemiddeld, laag)** Sec tor 200 9 201 4 Landbo uw, bosbo uw en visserij hoo g hoo g laag hoo g ge middeld hoo g Bouwnijverh eid laag ge middeld Groot- en detailhand el laag laag Vervo er en opslag laag hoo g ge middeld hoo g hoo g laag laag hoo g Speci alistische en zakelijke diens tverlening ge middeld ge middeld Openb aar b estuur en o verh eidsdiens ten* ge middeld hoo g Ond erwijs laag hoo g Gezon dh eids- en w elzijnszorg laag laag ge middeld hoo g hoo g laag - hoo g ge middeld ge middeld Winning van d elfstoffen en indu strie Energie, w ater en afval Horec a Informatie en co mmunicatie Financiële dienstverlening Cultu ur, spo rt en rec reatie Overige dienstverlening Gemeenten* Totaal * De se ctor gemeenten was geen sector in 2009, maar wel in deze meting. In 2009 wa s de sector gemeenten onderdeel van de sector o penbaar best uur en overheidsdie nste n . ** Een h oog gebruik percentage is hoger dan 12,5%, gemiddeld is een gebruik percentage tussen de 7,5% en 12,5, laag is een gebruik percentage lager dan 7,5%. Bron: EIM, 2010; Pa nteia 2015; CBS Statli ne, 2015 Voor de meeste sectoren is een stijgin g te zien in de pen etratiegraad. Alleen i n de overige dien stverlen in g en in de in formatie en commu nicatie is een dalin g te zien. De ontwikkelin g tussen 2009 en 201 4 is lastig te du iden zon der nader on derzoek naar de ontwikkelin g in de desbetreffen de sector. Zo k an een mogelijke veran derin g v an d e attitu de in de desbetreffen de sector ten aanzien van payrollmedewerkers van invloed zijn op het aantal gebru ikers. Daarnaast kan de crisis een belan grijke rol spelen in de ontwikkelin g. Ook speelt het gegeven dat wij in dit on derzoek alleen k ijken naar organisaties met meer dan 5 werknemers een rol in een nadere verk larin g. Een organisatie k an ten opzichte van 200 9 gegroeid of gekrompen zijn, en daarmee binnen of bu iten de popu latie v an dit onderzoek zijn versch oven . Tabel 3 geeft een overzicht van h et aantal organ isaties dat payrollmedewerk ers in zet naar organ isatiegrootte . Voor bijn a alle grootteklassen is v oor de periode 2 00 9-201 4 een stijging te zien in de omv an g van gebruik . Alleen on der kleine organ isaties (met 5 tot 10 werknemers) is een kleine daling te zien v an 47 0 organisaties . De grootste stijgin g, van ruim 1.300 organ isaties, is te zien on der de organisaties met meer dan 100 werknemers. 19 tabel 3 Organisaties met payrollmedewerkers naar organisatiegrootte (in 2009 en 2014) Org anisatie met … w erkz ame person en 200 9 201 4 5 t/ m 9 3.76 0 3.29 0 10 t/ m 19 1.92 0 2.52 0 20 t/ m 99 4.23 0 4.36 0 820 2.13 0 10.7 30 12.3 10 100 en meer Totaal Vanwege afro nding kan het totaal niet volledig overeenkomen met de lo sse o ptelling. Bron: EIM, 2010; Pa nteia 2015; CBS Statli ne, 2015 Om ook hier meer inzicht te geven in de markton twikkelin g is in tabel 4 de penetratiegraad naar groottek lasse weergegev en. Zoals de tabel ook laat zien is er naar groottek lasse alleen een stijgin g te zien bij de organ isaties met 100 of m eer werknemers. tabel 4 Penetratiegraad gebruik payrolldienstverlening in 2009 en 2014, naar grootteklasse (kleurgebruik: hoog, gemiddeld, laag)** Org anisatie met … w erkz ame person en 200 9 201 4 5 t/ m 9 laag laag 10 t/ m 19 laag laag 20 t/ m 99 hoo g hoo g 100 en meer ge middeld hoo g Totaal ge middeld ge middeld * De se ctor gemeenten was geen sector in 2009, maar wel in deze meting. In 2009 wa s de sector gemeenten onderdeel van de sector o penbaar best uur en overheid sdie nste n. ** Een h oog gebruik percentage is hoger dan 12,5% , gemiddeld is een gebruik percentage tussen de 7,5% en 12,5, laag is een gebruik percentage lager dan 7,5% . Bron: EIM, 2010; Pa nteia 2015; CBS Statli ne, 2015 A a nt a l pa yr ollme de w er k er s De payrollmarkt k an n iet alleen uitgedrukt worden in het aantal afnemers, maar ook in het aantal pay rollmedewerk ers dat op en ig momen t wordt in geleen d. Een aan dach tspun t hierbij : er kan niet gecorrigeerd worden v oor de situ atie waarin een persoon geduren de 2014 als payrollmedewerker bij meerdere organ isaties werkzaam is. Het aantal payrollmedewerk ers anno 2014 is te vin den in tabel 5 . In de periode 2009 2014 is een toename te zien van 144 .700 n aar 194 .400 payrollmedewerkers. Zoals ook in de in leidin g is gemeld , is het h ierbij niet mogelijk om dezelfde sectorale uitsplitsin g te maken als in de voorgaan de metin g. 2 In de tabel wordt daarom gekeken naar het aantal payrollmedewerkers in het bedrijfsleven en niet -bedrijfsleven . 2 Vanwege de verschillende sectorale indeling nu en in het vorige onderzoek is de wijze waarop de sectortotalen tot stand zijn gekomen verschillend. Hierdoor is het methodologisch niet verantwoord om de sectortotalen uit 2009 bij elkaar op te tellen om te komen tot de indeling bedrijfsleven/niet-bedrijfsleven. 20 tabel 5 payrollmedewerkers in aantal naar sector Sec tor Bed rijfsleven 201 4 127. 40 0 Niet-b ed rijfsleven Totaal 67.0 00 194. 40 0 Bron: EIM, 2010; Pa nteia 2015; CBS Statli ne, 2015 3 .3 M otie ve n voor i n ze t pa yroll me de we rke rs Aan de organ isaties die payrollmedewerk ers inzetten , is gevraagd wat anno 2 015 de belan grijkste motieven zijn om dit te doen . Hierbij is er on dersch eid gemaak t tussen 14 verschillen de motieven . Deze motieven zijn te verdelen over vier motiefgroepen : flex ibiliteitsbehoefte; vereenv oudigin g/verbeterin g processen ; beheersen van risico's; overig. In het v olgende blok is een overzicht opgenomen van de motieven , v erdeeld over deze groepen. Flexibiliteitsbehoefte: verhogin g flexibiliteit personeelsbestan d (opvan g werk pieken, ziekte, v erlof en ongewen st verloop van h et v aste personeel, marktrisico's); ruimere mogelijkheden proeftijd en k eten van con tracten voor bepaalde tijd; zelf werven , maar n og geen contract aan bieden ; beperk in g v anwege formatieprobleem of headcountbeperk in g. Vereenvoudiging/verbetering processen : vereenv oudigen v an salaris en personeelsadmin istratie; betere automatiserin g v an werknemer gerelateerde IT -processen ; meer/beter in zicht in loonkosten ; inkoop HR-deskun digheid of overige specifieke kenn is en erv arin g. Beheersen van risico's: beheersen risico’s wach tgeldregeling; beheersen risico’s ontslagk osten; beheersen risico’s ziek te. Overig: het is beter v oor de werknemer, omdat de werkzekerheid wordt vergroot; concentratie op kerntaken ; zelf tijd v oor strategisch e aspecten HR-beleid. In figuur 6 wordt een overzicht gegeven van de motieven op groepsniv eau . Du idelijk is dat de flex ibiliteitsbeh oefte het belan grijkste motief is om voor payrollin g te kiezen. Ook in de v orige metin g over 2 010 bleek de flexibiliteitsbeh oefte de belangrijk ste motivatie om te k iezen v oor payrolldienstverlening . Het vereenv ou digen en verbeteren van processen is nu het minst belan grijk e motief. In de vorige metin g ston d dit motief nog op de tweede plaats. 21 figuur 6 Motivati e op groepsniveau (meerdere antwoorden mogelijk) 83% Flexibiliteitsbehoefte 93% 64% Beheersen van risico's 73% 70% Vereenvoudigen/verbeteren processen 2010 2015 50% 55% 52% Overig 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Bron: Pa nteia, 2010, 2015 (i nternetenquête) Kijkend naar de v erschillen tussen bedrijfsleven en niet-bedrijfsleven is te zien dat beide groepen de flex ibiliteitsbeh oefte als belan grijkste motivatie aan geeft om voor payrolldien stverlen in g te k iezen. Waarbij het niet-bedrijfsleven met 95 %, tegen het bedrijfsleven met 93 %, iets hoger scoort. Het aspect ‘ beheersen van risico’s’ staat bij beide groepen op de tweede plaats , maar met 85 % v in dt het niet-bedrijfslev en dit een belan grijker motief dan h et bedrijfslev en (7 0 %). Het vereenv ou digen /v erbeteren van processen wordt in het bedrijfsleven door 52 % van de organ isaties aan gegev en, in het niet-bedrijfsleven is dit 37 %. Opvallen d is dat voor organisaties met 10 tot 20 werknemers de flexibiliteitsbehoefte een belan grijk ere motivatie is dan v oor an dere grootteklassen. Het beheersen van risico’s staat voor organisaties met 100 of meer werknemers, net als het gemiddelde, op de tweede plaats, maar deze groep geeft deze motivatie wel vak er aan dan organisaties in an dere grootteklassen. Binnen de versch illen de groepen zijn deelmotieven te on derscheiden (zie het blok eerder in deze paragraaf). Figuu r 7 geeft aan hoe de v ier deelmotieven scoren die vallen onder de groe p flex ibiliteitsbehoefte. Het deelmotief “ beperkin g v anwege formatieprobleem of headcountbeperkin g” is du idelijk het min st belan grijke m otief. In 2010 was dit ook zo. Ook de nu mmers 1 tot en met 3 zijn gelijk aan die van 2 0 10. Deelmotief 3, het zelf werven maar nog geen contract aan bieden , scoorde in 2 00 9 43%, in deze metin g vin dt ech ter 6 5 % van de gebru ikers het een belangrijk motief. 22 figuur 7 Motivatie binnen groep ‘flexibiliteitsbehoefte’ (meerdere antwoorden mogelijk) 63% Verhoging flexibiliteit personeelsbestand 74% Ruimere mogelijkheden proeftijd en keten van contracten 61% 75% Ik wil zelf werven, maar nog geen contract aanbieden 43% 2010 2015 65% Beperking vanwege formatieprobleem of headcountbeperking 17% 40% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: Pa nteia, 2010, 2015 (i nternetenquête) In figuur 8 wordt duidelijk wat binnen de groep vereenvou digin g/verbeterin g processen (gek ozen door 4 7% van de organisaties ) het belan g van de versch illen de deelmotieven is. Te zien is dat bijn a elke gebru iker binn en de groep ‘vereenv ou digin g/v erbeterin g processen ’ het vereenvoudigen v an salaris en personeelsadmin istratie als belan grijkste deelmotief beoordeel t. Dit was in 20 10 ook zo. Ook de v olgorde van de overige deelmotiev en is binnen deze groep gelijk aan die in 201 0. figuur 8 Motivatie binnen groep ‘vereenvoudiging/verbetering processen’ (meerdere antwoorden mogelijk) Vereenvoudigen van salaris- en personeelsadministratie 66% 87% 35% Meer/beter inzicht in loonkosten 47% 15% Inkoop HR-deskundigheid 2010 2015 32% 9% Betere automatisering IT-processen 23% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Bron: Pa nteia, 2010, 2015 (i nternetenquête) In figuur 9 worden de deelmotieven v oor de groep ‘ beheersen risico’s’ (gekozen door 74% van de organisaties ) getoond. Het belan grijkste motief is het ‘ beheersen van risico’s ontslagk osten’. Voor 75 % v an de organ isaties speelt dit motief een rol in de overwegin g om gebru ik te maken van payrollmedewerkers . In 2010 von d ‘slechts’ 48% van de gebruik ers dit deelmotief van belan g. Wellicht heeft dit te mak en met de veran deren de wetgeving op dit terrein . In 2 0 10 was het belan grijk ste deelmotief bin nen deze groep het ‘beh eersen van risico’s ziek te’. 23 figuur 9 Motivatie binnen groep ‘beheersen risico’s’ (meerdere antwoorden mogelijk) 48% Beheersen risico's ontslagkosten 75% 53% Beheersen risico's ziekte 74% 2010 2015 33% Beheersen risico's wachtgeldregeling 47% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: Pa nteia, 2010, 2015 (i nternetenquête) Wanneer er voor het beheersen van risico’s wordt gekeken naar de v erdelin g per sector da n wordt du idelijk dat v oor de sector bedrijfsleven de verdelin g geh eel an ders is dan de verdelin g voor de sector n iet -bedrijfsleven (zie tabel 6). Bij het bedrijfsleven staat het beheersen van de risico’s v an ziek te op nu mmer één. Bij het n iet bedrijfsleven staat het beheersen van de risico’s omtrent ontslagk osten op nu mmer één. tabel 6 Top 3 beheersen risico’s naar sector Bed rijfsleven Niet-b ed rijfsleven Beheers en risico’s ontslag kosten plaats 2 (7 4 %) plaats 1 (8 4 %) Beheers en risico’s ziekte plaats 1 (7 9 %) plaats 3 (5 2 %) Beheers en risico’s wach tg eldreg eling plaats 3 (3 9 %) plaats 2 (8 2 %) Bron: Pa nteia, 2015 (internetenquête) Figuur 10 geeft de verdelin g over de v erschillen de deelmotieven binnen de groep overig. Te zien is da t de twee best scoren de deelmotieven motieven zijn die betrekkin g hebben op de werk gev ersk ant. De min der goed scoren de aspecten daarentegen hebben betrek kin g op de werkn emer. Dit is vergelijk baar met de uitkomsten u it 2 010 . Opvallen d is dat de kleinere org anisatie tot 10 werk nemers, het motief “ Het is beter v oor de werkn emer, omdat de payroll -on dern eming betere faciliteiten biedt voor flexibele werknemers ” veel belan grijker vin den dan de grotere organisaties. 24 figuur 10 Motivatie binnen groep ‘overig’ (meerdere antwoorden mogelijk) 41% Concentratie op kerntaken 69% 21% Zelf tijd voor strategische aspecten HR-beleid 49% Het is beter voor de werknemer, omdat de werkzekerheid wordt vergroot 2010 21% 2015 33% Het is beter voor de werknemer, omdat de payroll-onderneming betere faciliteiten biedt voor flexibele werknemers 27% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: Pa nteia, 2010, 2015 (i nternetenquête) In tabel 7 staat het oordeel van de gebruik ers over een aan tal stellin gen . Wat opv alt in deze tabel is dat de wijzigin gen in wetgevi ng zoals die recent zijn doorgev oerd (laatste 2 stellin gen), n aar het oordeel van de gebruik ers, n iet direct leiden tot de door de overheid gewen ste effecten. Zo geeft 49 % van de gebruik ers aan het niet eens te zijn met de stelling dat de wet werk en zeker heid ertoe leidt dat werk nemers eerder een vast dienstverban d krijgen. Verder geeft 80 % v an de gebruikers aan dat zij payrollmedewerkers betrekken bij de organ isatie. tabel 7 Oordeel gebruikers over payrolling (kleurgebruik: hoogste waarde, middelste waarde, laagste waarde) eens neu traal oneens 44% 39% 17% Wij betrekken p ayrollmed ew erkers bij de organisatie . 80% 16% 3% Payrolling is positief voor de werkn emers . 29% 60% 11% Als payrollmed ew erkers dezelfde voorw aard en moeten 64% 16% 20% 50% 39% 11% 57% 29% 14% 61% 30% 10% 17% 34% 49% 7% 50% 43% Payrolling stelt ons in s taat o m als ond erneming te ondern emen. hebb en als med ew erkers die in diens t zijn , zoud en wij nog steed s geb ruikmaken van p ayrollmed ew erkers . Payrolling ontzorg t ons en b ep erkt on ze ad ministratieve lasten. Payrolling biedt ons een alternatieve manier om o nz e werkg evers taken te vervullen. Payroll biedt ons d e g ewens te flexibiliteit teg en zo laag mog elijke kos ten. De nieuw e w et w erk en z ekerheid leidt er to e dat w erkn emers eerd er een vast diens tverb and krijgen. De nieuw e on tslag vergo eding (de tran sitievergo eding) maakt ontslag een voudiger, sn eller en mind er ko stb aar . Bron: Pa nteia, 2015 (internetenquête) 25 3 .4 Typ e ri n g pa yroll me de we rke rs Aan de organ isaties is ook gevraa gd wat v oor ty perin g zij zouden geven aan h et personeel dat zij op payrollbasis in zetten . Figuur 11 geeft hier een overzicht v an. In een organisatie kun nen de payrollmedewerkers versch illen de ty peringen hebben, h et totaal in dit figuur telt daarom n iet op tot 100 %. figuur 11 Typering payrollmedewerkers (meerdere antwoorden mogelijk) 36% flexibele werknemers 58% 21% 24% vakantiekrachten 21% 19% personen die als bijbaan hier werken alle nieuwe werknemers 18% personen die minder dan 12 uur per week werken 10% alle werknemers behalve het management 6% 2010 24% 2015 19% 17% 18% 21% anders 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Bron: Pa nteia, 2010, 2015 (i nternetenquête) Wat ook al in paragraaf 3 .3 du idelijk werd, zien we hier teru g. Payrollin g wordt veelal gebru ikt om flexibiliteit te verkrijgen . 58 % van de gebruik ers ty peert de payrollmedewerk ers dan ook als flexibele werk nemer. In 20 10 lag dit percen tage met 36% lager , maar was destijds wel de meest gehanteerde ty perin g . In 20 10 lag het percentage dat alle nieu we medewerk ers als payrollmedewerker ty peerde met 24% hoger dan de 18 % uit deze metin g. Naar sector zien we niet v eel verschil tussen bedrijfsleven en n iet -bedrijfslev en. Voor beide groepen is de top 3 gelijk aan die in figuur 11 . Als de grootteklassecomponen t wordt meegenomen dan is er een du idelijk verschil te zien tussen organ isaties met 100 of meer werkn emers en kleinere organisaties. Voor organisaties met 100 of meer werknemers is de top 3 namelijk gelijk aan die in figuur 11. Voor k leinere organisaties staat de ty pering bijbaan op de tweede plaats en de typerin g v akan tiek rach t op de derde. Maar de versch illen zijn minimaal. De nu mmer 1 , flex ibele werknemers, staat voor alle groottek lassen op nu mmer 1 . 3 .5 Ve rs ch il le n tus se n g eb rui k ers e n ni et -g eb rui k ers Naast de eerder beschrev en motieven voor het gebru ik van payrolldien stverlenin g zijn er ook mogelijke ken merken v an een organisatie die een positieve inv loed kun nen hebben op de attitude van een werkgever rich tin g het al dan n iet werken met payrollmedewerk ers. Daarom wordt in deze paragraaf een aan tal van deze kenmerken naast elkaar gezet, om zo mogelijke verschillen tu ssen gebruik ers en n iet -gebruikers inzichtelijk te maken . Hierbij wordt achtereenv olgen d gekeken naar de v o lgen de onderwerpen : de situatie v an de organ isatie (zoals leven sfase en onv oorspelbaarheid van het werk ); 26 de n eiging om een dien st al dan n iet u it te besteden; de mate waarin het werk geversch ap als complex wordt ervaren . S i t u a t ie o r g a n i s a t ie Het eerste ken merk dat wordt behan deld is de leven sfase van de on dern eming. Hierachter ligt de v eron derstellin g dat een organisatie in een specifieke levensfase meer beh oefte heeft aan flexibele arbeid (en dus mogelijk payroll medewerkers ) of (nog) n iet voldoen de HR -kennis in huis heeft dan in een an dere fase . De organisatie zelf, heeft tijdens het invu llen van de en qu ête beoordeeld in welke leven sfase de organisatie zich bev in dt. In figuur 12 worden de v erschillen de lev ensfasen van de gebru ikers en niet-gebru ikers van payrolldien stverlen in g in kaart gebrach t. Te zien is dat gebru ikers v ooral doorgroeien de organisaties zijn. Het aan deel v an v olwassen organ isaties bij de gebru ikers is k leiner dan bij de niet -gebruikers. Starten de organisaties zijn b ijna niet aanwezig on der de gebru ikers en niet-gebru iker. Dit is n iet vreemd, aan gezien voor dit onderzoek een on dergren s van minimaal vijf werknemers wordt gehanteerd. Het in dienst hebben v an (minimaal) vijf werknemers geeft vaak aan dat de organ isatie a l uit de starten de (leven s)fase is. figuur 12 Gebruikers en niet-gebruikers naar levensfase gebruikers 15% niet-gebruikers 16% 26% startend 52% groeiend doorgroeiend 22% 58% volwassen in afbouw 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) Een duidelijk e in dicatie voor flex ibiliteitsbehoefte is de mate waari n het werkaanbod varieert door het jaar heen . Figuur 13 geeft hier een overzicht van . On der de gebru ikers is vak er een sterke of gemiddelde v ariatie in het werkaanbod te zien. Hierbij gaat het om het oordeel dat de organisatie zelf geeft aan de variatie v a n het werkaan bod. 27 figuur 13 Gebruikers en niet-gebruikers naar variatie van het werkaanbod gebruikers 22% 44% sterk 31% gemiddeld niet-gebruikers 21% 34% licht 44% weet niet/w.n.z. 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) Naast de variatie in het werk aan bod is het ook de vraag in welke mate deze v ariatie voorspelbaar of seizoen sgebon den is. Uit figuur 14 blijk t dat gebruik ers meer dan niet-gebruikers te maken hebben met voorspelbare en seizoen sgebon den variatie in werkaan bod. figuur 14 Voorspelbare en seizoensgebonden variatie onder gebruikers en niet-gebruikers Voo rspelba re variatie? gebruikers 60% 40% ja nee niet-gebruikers 44% 0% 20% 47% 40% 60% 9% 80% weet niet/w.n.z. 100% Seizoensge bon den variatie? gebruikers 80% 20% ja nee niet-gebruikers 45% 0% 20% 55% 40% 60% weet niet/w.n.z. 80% 100% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) Gebruik ers en n iet -gebru ikers zijn gev raagd n aar h un oordeel over de stellin g dat het verloop van personeel h oog is in het eerste jaar dat person eel werkzaam is in de organisatie . Zoals te zien is in figuur 15 zijn gebru ikers (25 %) het vak er (helemaal) eens met deze stellin g dan nie t-gebruikers (21 %). 28 figuur 15 Gebruikers en niet-gebruikers: verloop van personeel in eerste jaar is hoog helemaal mee eens gebruikers 5% 20% 46% 11% 16% mee eens mee oneens niet-gebruikers 4% 17% 0% 50% 20% 40% 24% 60% 5% 80% 100% helemaal mee oneens geen mening/neutraal weet niet/w.n.z. Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) Ook de stelling “On ze organ isatie heeft op (middel)lang e termijn te mak en met veel onzek erheid” is aan beide groepen voorgelegd. Gebru ikers geven aan meer onzek erheid te verwach ten dan niet-gebruik ers (zie figuur 16 ). Dit resu ltaat is wederom in lijn met het door gebruik ers aan gegev en h oofdmotief (flexibiliteitsbeh oefte) om gebru ik te maken v an payrolldienstv erlenin g . figuur 16 Gebruikers en niet-gebruikers: onzekerheid op de middellange termijn helemaal mee eens gebruikers 10% 33% 29% 9% 17% mee eens mee oneens niet-gebruikers 7% 0% 32% 20% 42% 40% 60% 9% 80% 9% 100% helemaal mee oneens geen mening/neutraal weet niet/w.n.z. Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) C om p lex ite it w e rk gev e rs c ha p Het al dan niet in zetten van payrollmedewerkers kan ook samenh an gen met de vraag of een werk gever het werk geverschap als complex ervaart. Daarov er h ieronder meer. In figuur 17 is aan organ isaties gev raagd in welke mate zij het werk geversch ap als complex ervaren . Van beide groepen beoordeelt geen enkele werk gever het werk geversch ap als zeer eenv ou dig. Van de niet -gebru ikers v in dt 5 2% het werk geversch ap (zeer) complex terwijl dit percen tage voor de gebru ikers op 3 7% ligt. Dit verschil k an mogelijk worden veroorzaakt door het gegeven dat gebru ikers voor (een deel van ) de werkzame person en bin nen de organ isatie niet h et werk gev ersch ap draagt. 29 figuur 17 Ervaring huidige complexiteit werkgeverschap van gebruikers en niet-gebruikers zeer complex gebruikers 8% 29% 56% 3% complex niet complex maar ook niet eenvoudig eenvoudig niet-gebruikers 9% 0% 43% 20% 42% 40% 60% 80% 5% 100% zeer eenvoudig weet niet / wil niet zeggen Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) Vervolgens is aan organisaties gevraagd in welke mate zij het werk geversch ap het komen de jaar meer complex zien worden. In figuur 18 is te zien dat 55 % van de n iet gebru ikers verwacht dat het werk geversch ap (veel) complexer gaat worden. Van de gebru ikers is dat percentage met 45 % een stuk lager. figuur 18 Verwachting complexiteit werkgeverschap komend jaar van gebruikers en niet-gebruikers veel complexer gebruikers 10% 35% 49% 2% complexer niet complexer maar ook niet eenvoudiger eenvoudiger niet-gebruikers 9% 0% 46% 20% 40% 42% 60% 80% 1% 100% veel eenvoudiger weet niet / wil niet zeggen Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) Aan alle niet-gebruik ers die aan geven dat op dit moment h et werk gev erschap complex is en /of aan geven dat het werk geverschap in de toekomst meer complex gaat worden , is gevraagd of zij van wege de complexiteit (meer) gebru ik zullen gaan maken van flex ibele werknemers. Het antwoord h ierop is te vin den in figuur 19 . On gev eer een derde (32% ) geeft aan vak er of veel vaker gebruik te gaan maken van flexibele werknemers. On gev eer 62 % van de organisaties geeft aan dat dit geen invloed zal hebben . 30 figuur 19 Invloed (verwachte toenemende) complexiteit werkgeverschap van niet-gebruikers op inzet flexibele werknemers veel vaker vaker niet-gebruikers 6% 26% 62% 4% niet vaker maar ook niet minder minder veel minder 0% 20% 40% 60% 80% 100% weet niet / wil niet zeggen Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) 3 .6 A c h te rg ron d va n h et g ee n ge b rui k ma k e n va n pa yrolli n g In dit on derzoek is ook n ader gek eken n aar de vraag: “Waarom wordt er geen gebru ik gemaakt van payrollmedewerkers?”. In deze paragraaf wordt gekeken naar de reden en v an niet -gebruik, on der de organisaties die wel bekend zijn met h et begrip. R e d e n e n n i e t - g e b r u ik Aan organisaties die geen payrollmedewerkers in zetten , maar wel beken d zijn met het begrip, is gevraagd waarom zij er geen gebruik van maken . E en overzich t v an de gen oemde redenen is te vin den figu ur 20 . Te zien is dat de voornaamste reden is dat organisaties liever zelf (direct) contact hou den met werknemers. figuur 20 Redenen niet-gebruik (meerdere antwoorden mogelijk) ik hou liever zelf contact met mijn werknemers 27% doe het zelf beter 18% goedkoper om het zelf te doen 17% belangrijk om het werkgeverschap te dragen 15% (te) specialistisch werk 13% makkelijker om het zelf te doen 13% Anders, te weten: 10% geen behoefte aan flexibiliteit 10% kan zich niets voorstellen bij payrollen 5% vanwege wet- en regelgeving 4% vanwege imago / naam van payrolling 4% weet niet/geen idee/(w.n.z.) 1% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) Verder verwacht on gev eer 3 7% van deze organ isaties in bepaalde situaties wel (weer) gebru ik te gaan maken v an payrollin g. De twee situaties die het meest genoemd worden en die ervoor kunn en zorgen dat een organisatie (weer) payrollmedewerkers zal in zetten zijn : 1. wanneer de organ isatie behoefte krijgt aan flex ibiliteit (3 7%); 31 2. wanneer er voor de organ isatie meer duidelijkheid is over wet- en regelgevin g met betrekkin g tot pay rolling (18 %). 3 .7 P ote ntië le ge b rui ke rs ni et b e ke nd me t pa yrolli n g In de ze paragraaf wordt er gekeken naar de mate waarin het gebru ik van payrollin g een optie zou kunnen zijn v oor organisaties die nu n og on bek en d zijn met pay rollin g. P a y r ol l i n g a l s op t ie v o o r or g a n i s a t ie s d ie h ie r m e e o n b e k e n d In de telefonische en quête is aan organ isaties die niet bek en d zijn met payrolling gevraagd of zij dit wel zou den overwegen . Dit is gedaan door een algemen e beschrijvin g te geven over wat payrollin g is, en dan de vraag of zij in bepaalde situ aties zou den ov erwegen om gebru ik te maken v an pay rollin g als dienstverlenin g. In het v olgend tek stk ader is deze v raag te v in den . Stelt u zich de volgen de situ atie v oor: U gaat zelf men sen werv en en selecteren voor een fun ctie bin nen u w bedrijf. De geworven persoon treedt in dienst bij een an der bedrijf en deze persoon wordt aan u ter besch ikk ing gesteld. Dit an dere bedrijf, een zogen aamd payrollon dernemin g , neemt het werk geverschap op zich , en zorgt v oor alle administratiev e en wettelijke verplich tin gen en zorgt ook voor eventuele opleiding en v erzu imbegeleidin g. U bent zelf veran twoordelijk voor de begeleidin g op de werkvloer. Uw personeelsflexibiliteit v ergroot, en daarmee ook uw in zich t in de k osten v an het personeel, u k unt zich meer rich ten op u w kern activ iteiten . Is het in deze situatie denk baar dat uw or gan isatie van deze dien stv erlen in g gebru ik gaat maken? Figuur 21 geeft een overzicht v an de antwoorden op bovenstaan de vraag. Van de organisaties die niet beken d zijn met payrollin g verwacht 88% in de toek omst geen gebru ik van payrolldien stverlen in g te gaan mak en. Ru im 2% (2,4 % ) geeft aan dat zij payrollin g als mogelijkheid overwegen. In 20 10 was dit nog 6%. figuur 21 Verwacht mogelijk gebruik payrolling door organisaties die de dienst niet kennen 2010 2015 6% 1% 9% 2% ja nee weet niet / misschien 93% 88% Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête) De top drie van belan grijk ste redenen om toch geen gebru ik te gaan maken v an payrolldien stverlen in g ziet er als v olgt uit: 32 1. organisatie v in dt het belan grijk om zelf h et werk gev erschap te dragen (37 %); 2. organisatie wil zelf de personeelsadministratie voeren (31 %); 3. organisatie k an zich bij deze situatie niets voorstellen (22 %). In 2010 was de belan grijkste reden om toch geen gebruik te gaan maken van payrolldien stverlen in g dat de organ isatie graag zelf de personeelsadmin istratie voert (dit staat nu op nu mmer twee). Dit was destijds zo voor ruim een kwart v an de organisaties. Alle andere motieven die destijds werden gen oemd waren zeer divers: de organisatie is te klein, het klinkt te duu r, functies zijn hier niet v oor geschik t. 33 4 4 .1 Toekomst en marktpotentie In l ei di n g Dit laatste h oofdstuk gaat nader in op de toekomst van payrollin g. Hierbij wordt nader gekek en naar de verwach te (markt)ontwikke lin g van payrollin g (paragraaf 4.2 ) en het effect v an het wegvallen van payrollin g als dienst v oor de organisaties die op dit momen t gebru ik maken v an pay rollmedewerkers (paragraaf 4 .3 ). 4 .2 O n twi k kel i ng va n p a yrol li ng De marktpotentie van payrolling komt v oor t u it de on twikkelin g on der gebru ik ers en niet-gebruikers. Om de toek omst van payrollin g in k aart te bren gen , is het v an belan g om te kijken n aar drie ontwikkelin gsstromen : stroom 1: gebruik ers die n iet-gebru iker s worden ; stroom 2: niet-gebruikers die gebru iker s worden ; stroom 3: gebruik ers die meer of min der payrollmedewerkers gaan inzetten . Al deze ontwikk elingen zijn uitein delijk van inv loed op het aantal payrollmedewerkers in Nederlan d. In deze paragraaf wordt eerst gekeken naar de drie mogelijke ontwikkelin gsstromen (tussen nu en 2016 ) en er wordt afgesloten met de vraag: kijken d n aar deze ontwikkelin gsstromen , h oe ziet het aantal payrollmedewerk ers eru it in 201 6. S t r oom 1 : ee n g eb r uik er w ord t ee n niet -g ebr u ike r De eerste stroom is die v an de gebruike rs, ann o 20 14, die verwach ten dat zij in 2016 geen payrollmedewerkers meer inzetten . De omvang van deze groep is procen tueel gezien zeer beperk t. Uit de in terneten quête blijkt dat v an de huidige gebruikers ongeveer 6,8% verwach t geen payrollmedewerkers mee r te hebben in 2016 . E en grote groep (31 %) van de hu idige gebruikers weet nog niet of zij in 2016 wel of n iet werk en met pay rollmedewerk ers. Deze stroom zorgt dus voor een afname van het aan tal payrollmedewerk ers in 2 016 . S t r o o m 2 : e e n n i e t -g e b r u i k e r w or d t e e n g e b r u i k e r On der de niet-gebruik ers zijn er twee mogelijke su bstromen . Hierover het volgen de: Ten eerste zijn er de niet -gebruikers die wel beken d zijn met het begrip payrollin g. Aan hen is in de telefon ische en qu ête gevraagd of zij verwachten in 2016 (weer) payrollmedewerk ers in te gaan zetten. Binnen deze groep zijn geen organ isaties die verwachten in 2016 (weer) gebruik te maken van payrollmedewerkers (95 % verwacht het niet en 5% weet h et n iet). Zoals ook aangegeven in paragraaf 3 .6 , verwacht on geve er 37 % van deze organ isatie s in bepaalde situaties wel (weer) gebru ik te gaan maken v an payrollin g, maar wan neer er concreet gekeken wordt naar 2 016 dan is het niet de verwach tin g dat zij in dat jaar (al) werk en met payrollmedewerk ers. Ten tweede is er de groep van niet -gebruik ers die n iet beken d is met payrollin g. Van deze groep acht 2,4 % het denk baar dat zij ooit payrollmedewerk ers in gaan zetten (zie ook paragraaf 3.6 ). Deze stroom wordt echter niet meegenomen in de berek enin g van de marktpotentie, aange zien h ier v eel on du idelijkheid en onzek erheid omh een zit (zie v erder in deze paragraaf) . 35 S t r o o m 3 : e e n g e b r u i k e r g a a t m e e r o f m in d e r p a y r o l l m e d e w e r k e r s in zetten De laatste stroom heeft betrekk in g op de ontwikk eling van het (gemiddeld) aantal payrollmedewerk ers bij een organisatie. Het is mogelijk dat toek omstige gebruikers juist meer of misschien ju ist min der pay rollmedewerkers in gaan zetten . Kijkend n aar de groep v an gebru ikers in 2014 en de groep van (verwachte) gebruikers in 2 016 (in de online en quête) is het de verwachtin g dat er relatief gezien meer payrollmedewerk ers in gezet gaan worden (dit ten opzich te v an het aantal v aste medewerkers). Procentueel gezien is te zien dat de gebruik ers in 2016 on geveer 8,6% meer pay rollmedewerk ers in zetten dan de gebru ikers in 2014 . Dit zorgt du s v oor een stijgin g van het aan tal payrollmedewerkers , zij h et beperkt . D e p a y r o ll m a r k t i n 2 0 1 6 Tabel 8 geeft de resultaten weer wann eer we de hierboven beschreven verwachtin gen doorrek enen . Het aan tal banen is geprogn osticeer d op basis van de verwachte jaarlijkse baan mutaties v olgens h et UWV. 3 Het gaat hier om het aantal banen v an organisaties met 5 of meer werknemers. Zoals ook uit de tabel blijkt is een k leine stijgin g te verwachten van h et aantal payrollmedewerkers. tabel 8 Ontwikkeling payrolling in Nederland in 2014-2016 (bij organisaties met meer dan 5 werknemers) Totaal banen Aantal payrollmedew erkers Perc en tage p ayrollmedew erkers 201 4 201 6 5.92 4.9 00 5.99 6.2 00 194. 40 0 199. 20 0 3,3 % 3,3 % Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête); CBS Statline, 2015; UWV, 2010 Het aantal payrollmedewerk ers stijgt v an 19 4.4 0 0 in 201 4 naar 19 9.20 0 in 20 16. Dit is een stijgin g van on gev eer 4.80 0 payrollmedewerkers. De groei v an het aantal payrollmedewerk ers per organisatie (stroom 3) is sterker dan de krimp die voortk omt uit h et gegev en dat organisaties stoppen met h et inzetten van payrollmedewerkers (stroom 1 ). De groei wordt v oor on geveer de helft direct veroorzaakt door de h ierbov en genoemde stromen . Aangezien h et gemiddeld aan tal payrollmedewerkers binnen een organisatie groeit, zorgt de groei van het aan tal banen , die het UWV voorspel t, v oor een v erdere groei van h et aantal payrollmedewerkers. De an dere helft v an de groei han gt daarmee samen met de groei van het aantal banen in Nederlan d. E e n d o o r k ij k n a a r 2 0 1 8 Prognoses verder dan een paar jaar in de toekomst bren gen veel on zekerheid mee. Er zijn tal van on twikkelin gen die van invloed zijn op de omvan g v an het aantal payrollmedewerk ers in Nederlan d. In een paar jaar tijd kan ook de econ omie snel veran deren en ook dit is van inv loed op deze ontwikk elin g. Wanneer we de trend die hiervoor is beschreven , doortrekken naar 2018 , geeft dit een algemene in dicatie van waar payrollin g heen gaat als deze trend zich blijft doorzetten (zie tabel 9 ). 3 36 UWV (2015), UWV Arbeidsmarktprognose 2015-2016. tabel 9 Ontwikkeling payrolling in Nederland 2009-2018 (bij organisaties met meer dan 5 werknemers) Totaal banen Aantal payrollmedew erkers 200 9 201 4 201 6 201 8 6.92 9.8 00 5.92 4.9 00 5.99 6.2 00 6.05 6.3 00 144. 70 0 194. 40 0 199. 20 0 201. 40 0 2,1 % 3,3 % 3,3 % 3,3 % Perc en tage p ayrollmedew erkers Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête); CBS Statline, 2015; UWV, 2015; EI M, 2010 Bij deze doork ijk gaan wij er vanu it dat in de per iode 2016 -2 018 zich dezelfde ontwikkelin g zal v oordoen als in de periode 2014 -201 6 (zie de stromen eerder in deze paragraaf) en de verwach te jaarlijk se baan mu taties volgens het UWV . 4 Het effect van de groei van het aan tal banen heeft nu een iets min der ste rk effect dan in de periode 2014-2016 . Ten opzichte van 2014 wordt de groei n u voor 7 0% veroorzaak t door de eerder beschrev en stromen , en de rest is toe te reken en aan de groei van het aantal banen in Nederlan d. Zoals u it tabel 9 blijkt blijft het percent age payrollmedewerk ers redelijk h etzelfde door de jaren heen , n amelijk 3,3 %. De stijgin g van het aantal payrollmedewerk ers is n iet dusdanig v an omvan g dat dit percen tage meestijgt. Het percentage payrollmedewerk ers is het resu ltaat van h et doorreken v an de drie stromen die eerder in dit hoofdstuk staan beschreven. De grootste stijgin g v an het aantal payrollmedewerk ers is voornamelijk te zien in de periode 2 009 -2014 . Het aantal payrollmedewerk ers in Nederlan d lijkt zich en igszin s te stabiliseren , waarbij een kleine groei nog mogelijk is de k omen de jaren . 4 .3 Effec t we g vall e n pa yroll in g De toek omst van payrollin g als dien st is op h et moment on duidelijk . Het wegv allen van de mogelijkheid om pay rollmedewerkers in te zetten k an op versch illen de manieren invloed hebben op de organisaties die gebru ik maken van payrollin g medewerkers. Daarover meer in deze paragraaf. Aan de gebruikers v an payrolldien stverlen in g is gev raagd n aar alternatiev en die zij in zou den zetten bij h et wegvallen van de mogelijkheid om gebru ik te m aken v an payrollmedewerk ers . In figuur 22 zijn de resu ltaten weergegev en. Veelal k iest men ervoor om an dere soorten van flex ibele arbeid, het gaat hier v oorn amelijk om: uitzen d- of detacherin gskrach ten (59 %), flexibele con tracten (5 3% ) of tijdelijke contracten (46 % ). Bij flex ibele contracten gaat het bijv oorbeeld om min -max contracten en oproepkrachten . Slecht een beperkt deel v an de vervangin g zou vaste contracten betreffen (4 %). 4 UWV (2015), UWV Arbeidsmarktprognose 2015-2016. 37 figuur 22 Vervanging voor wegvallen payrolling (meerdere antwoorden mogelijk) uitzend- of detacheringskrachten inzetten 59% flexibele contracten inzetten 53% tijdelijke contracten inzetten 46% zzp'ers of freelancers inzetten 19% het werk uitbesteden / doen aan contracting 15% vaste contracten inzetten 4% weet niet 7% anders 4% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Bron: Pa nteia, 2015 (o nline enquête) Het wegvallen van de mogelijkheid om payrollmedewerkers in te zetten , k an ook gev olgen hebben v oor de ev entuele groei van een organ isatie . Aan gebruikers van payrolldien stverlen in g is gev raagd of dat op hun on dernemin g van toepassin g is (zie figuur 2 3). Bij 19 % van de gebru ikers zal het wegv allen v an payrollin g gevolgen hebben op de groei v an de on dernemin g. Voor 57 % v an de gebru ikers is h et wegvallen van payrollin g n iet v an invloed op de mo gelijke groei. Voor de klein ste organisaties (tot 10 werknemers) is h et wegvallen van payrollin g in 33 % van de gevallen wel van inv loed op de groei. Duidelijk is dat h oe groter de organisatie wordt hoe k lein er het belan g v an payrollin g voor de groei wordt. figuur 23 Belemmering wegvallen payrolling op groei organisatie 5% 19% 19% ja nee misschien weet niet 57% Bron: Pa nteia, 2015 (o nline enquête) Het wegvallen van de mogelijkheid tot het gebru ik maken v an pay rolldienstv erlenin g kan niet alleen gev olgen hebben voor de groei van de organisatie maar ook v oor het aantal arbeidsplaatsen . Van de gebruik ers verwach t 17 % een effect op het aantal arbeidsplaatsen (zie figuur 24 ). Zoals ook te lezen is in figuur 24 verwach t 56 % v an de gebruikers n iet dat er effect zal zijn op het aantal arbeidsplaatsen . Kijk en d naar grootteklasse dan zijn het met n ame organ isaties met 10 tot 20 werknemers die vaker aan geven dat h et wegvallen van payrollin g ten k oste gaat v an het aantal arbeidsplaatsen bij de organisatie (24 % v an deze organ isaties geeft dit aan ). 38 figuur 24 Gaat het wegvallen payrolling ten koste van arbeidsplaatsen 5% 17% ja 19% nee misschien weet niet 56% Bron: Pa nteia, 2015 (o nline enquête) 39 Bijlagen Bijlage 1 Aanvullende tabellen tabel 10 neiging tot uitbesteden onder gebruikers en niet-gebruikers Zelf Ged eeltelijk Geh eel doen uitbes teed uitbes teed N.v. t. Weet Totaal niet/w.n .z. Person eel ad ministratie - gebruikers 85 % 7% 8% 0% 0% 100 % - niet-g ebruikers 84 % 7% 4% 3% 2% 100 % Salaris ad ministratie - gebruikers 26 % 24 % 50 % 0% 0% 100 % - niet-g ebruikers 43 % 21 % 31 % 3% 2% 100 % Werving, selectie, assesment - gebruikers 85 % 10 % 4% 0% 0% 100 % - niet-g ebruikers 51 % 39 % 4% 5% 2% 100 % Mobiliteit en outplacement - gebruikers 29 % 6% 14 % 50 % 1% 100 % - niet-g ebruikers 16 % 38 % 8% 34 % 3% 100 % - gebruikers 44 % 24 % 14 % 16 % 2% 100 % - niet-g ebruikers 35 % 46 % 10 % 8% 2% 100 % - gebruikers 96 % 0% 0% 4% 0% 100 % - niet-g ebruikers 90 % 5% 2% 0% 3% 100 % re-integratie personeelsplanning Bron: Pa nteia, 2015 (telefo nische enquête e n inter netenquête) tabel 11 Motivatie naar grootteklasse op groepsniveau 5-9 wp 10-1 9 wp 20-9 9 wp >100 w p Totaal Flexibiliteitsb eho efte 84 100 84 98 93 Beheers en van risico’s 67 73 66 82 73 Vereen voudigen/verb eteren 67 62 52 40 50 Overig 34 86 52 49 52 Totaal 100 100 100 100 100 proces sen Bron: Pa nteia, 2015 internete nquête 41 tabel 12 Motivatie naar grootteklasse binnen groepen 5-9 wp 10-1 9 wp 20-9 9 wp >100 w p Totaal 77 63 72 80 80 80 62 82 74 76 61 62 78 55 67 2 12 37 62 43 98 100 87 81 87 26 61 73 33 47 Inkoop HR-d es ku ndigh eid 2 59 45 19 32 Betere au to matisering IT- 24 20 52 1 23 100 83 67 75 75 Beheers en risico’s ziekte 73 50 96 66 74 Beheers en risico’s 26 50 40 56 47 Conc en tratie op kern taken 50 86 77 61 69 Zelf tijd voor strategische 54 29 66 37 49 0 29 43 37 33 46 14 42 27 27 Ver hoging flexibiliteit perso neelsbestan d Ruimere mog elijkhed en proef tijd en keten van contrac ten Zelf werven maar nog g een contrac t aanbied en Bep erking vanw eg e formatieprobleem of headco un tbeperking Vereen voudiging van s alarisen p erso neelsad ministratie Meer/b eter inzicht in loonkosten proces sen Beheers en risico’s ontslag kos ten wach tg eldregeling asp ec ten HR-b eleid Beter voor w erkn emer, werkz ekerheid word t vergroo t Beter voor w erkn emer, payrollondern eming bied t betere f aciliteiten Bron: Pa nteia, 2015 internete nquête 42 tabel 13 Typering payrollmedewerker naar grootteklasse 5-9 wp 10-1 9 wp 20-9 9 wp >100 w p Totaal Flexibele w erknemers 36 63 61 61 58 Vakan tiekrac hten 32 12 17 23 24 Person en die als bijbaan hier 33 13 23 4 19 Alle nieuwe w erkn emers 0 25 27 16 18 Person en die < 12 w erken 1 12 17 2 10 Alle werknemers behalve h et 0 12 11 6 6 17 12 17 33 21 100 100 100 100 100 werken man ag emen t And ers Totaal Bron: Pa nteia, 2015 internete nquête tabel 14 Denkt u dat zodra payrolling niet meer mogelijk is dit de groei van uw organisatie belemmerd? 5-9 wp 10-1 9 wp 20-9 9 wp >100 w p Ja 33 25 22 14 Nee 50 62 55 57 Misschien 17 0 17 27 Weet niet 0 13 5 1 100 100 100 100 Total Bron: Pa nteia, 2015 internete nquête tabel 15 Indien payrolling niet meer mogelijk zou zijn, zou dit dan ten ko ste gaan van arbeidsplaatsen bij uw organisatie? 5-9 wp 10-1 9 wp 20-9 9 wp >100 w p Ja 16 25 17 20 Nee 51 63 49 67 Misschien 33 12 29 12 Weet niet 0 0 5 1 100 100 100 100 Totaal Bron: Pa nteia, 2015 internete nquête 43 44 Bijlage 2 Verantwoording onderzoek 1 ) Te l e f o n i s c h e e n q u ê t e Hieron der volgt de verantwoordin g v an de telefon ische en quête. S a m e n s t e l l i n g s t e e k p r oe f De basisgedachte van de steek proef is een zo goed mogelijk beeld weer te geven van de (potentiële) payrollmarkt. Voor de steek proef is gebruik gemaa kt van een actueel databestan d waarover Panteia de beschikk in g heeft. De steek proef is getrokken op willekeurige organ isaties in de 16 sectoren die cen traal st aan in dit on derzoek en met ten min ste 5 en niet meer dan 200 arbeidskrachten. Vooraf zijn qu ota's opgesteld van de te on dervragen sectoren om een zo gemêleerd mogelijk beeld van de popu latie te krijgen ; vervolgens is een wegingsfactor toegepast om de steek proefaantallen teru g te vertalen n aar de populatieaantallen . E r is dus sprake van een selecte qu o tasteekproef. V r a g e n li j s t In bijlage 3 is de complete vragen lijst opgenomen . De vragenlijst is volledig gestructureerd en de afgen omen gesprekken zijn verwerk t in SPSS. De vragenlijst bevatte een aantal open v ragen ; in dit gev al werden de verwachte antwoordmogelijkh eden al v an tevoren gecodeerd zodat de gegeven antwoorden eenvou dig aan een vooraf opgestelde an twoordcategorie kon den worden toegeschrev en door de en quêteur. In het gev al de respon dent een antwoord gaf dat niet tot de v ooraf opgestelde antwoor dcategorieën behoorde, werd het open antwoord overgen omen in een Ex cel -bestan d. Later zijn bij v oldoen de waarn emingen deze open antwoorden gecategoriseerd en naar SPSS geëx porteerd. Daarn aast bevatten de vragenlijsten een aantal selectievragen om cases me t de volgen de afv alcriteria in een vroeg stadiu m uit te filteren . Deze cases zijn dus slechts deels bevraagd. De selectievragen hadden betrekk in g op: rol van de geën qu êteerde en beken dheid met pay rolling. E r is veel aan dacht u itgegaan n aar h et zo veel mog elijk te spreken krijgen v an respon den ten binnen organ isaties die als (poten tiële) afnemers van payrolldien stverlen in g besch ouwd k unnen worden. In de praktijk h ield dat in dat enkele selectievragen gesteld werden bij aanvan g van h et on derzoek . Het veldwerk heeft plaatsgev on den op de v olgen de momenten: telefon isch e en quête: 1 juni t/m 19 jun i 20 15 ; In de volgen de tabel is weergegev en h oe de respons v an de telefonische en qu ête is verdeeld over de versch illen de sectoren. Om valide uitsprak en te kunnen doen o ver de popu latie is een weging toegepast op sectoren (meer h ierover in het gedeelte wegin gsfactor). 45 tabel 16 Aantal telefonische gesprekken naar sector Sec tor Aantal gesp rekken Landbo uw, bosbo uw, visserij 70 Winning delfstoffen e n indus trie 70 Prod uctie, h and el in elektr., aardg as, s troo m etc. 71 Bouwnijverh eid 72 Groot- en detailhand el, rep aratie auto 's 70 Vervo er en opslag 71 Logies, maaltijd en dran kverstrekking 72 Informatie en co mmunicatie 71 Financiële ins tellingen en verhuu r/h and el onroerend goed 72 Advies, o nderzo ek en overig e specialistische z akelijke diens tverlening 71 Overige dienstverlening 70 Openb aar b estuur, overh eidsdiens ten en verpl. soc. verz. (excl. gemeen ten) 72 Ond erwijs 71 Gezon dh eids- en w elzijnszorg 72 Cultu ur, spo rt en rec reatie 72 Gemeente 71 Totaal 1.13 8 De v olgen de sectoren zijn niet meegenomen in dit onderzoek : uitzen dbranch e; huish ou dens als werk gever; niet -gedifferen tieerde produ ctie van goederen en diensten door hu ish ou dens voor eigen gebruik ; extraterritoriale organisaties en lichamen. W e gin gsfac t or Omdat een quotasteek proef geen ju iste afspiegeling geeft van de populatie (n aar sector) zijn weegfactoren toegeken d aan de versch illen de sectoren. Dan kzij deze weegfactoren heeft de steekproef - wat betreft bedrijfssectoren - dezelfde afspiegeling als de popu latie. Stel dat er in een in de steek proef overv ertegenwoordigde bedrijfssector relatief weinig gebru ik wordt gemaakt van payrolldienstverlenin g, dan wordt dank zij de weegfactor dit ef fect genu anceerd zodat het totaalbeeld niet te zeer verkleurt. De resultaten van de telefon isch e en quête zijn gewogen naar sector (de h ierv oor gen oemde 16 sectoren ). 2 ) I n te r n e t e n q u ê te Hieron der volgt de verantwoordin g v an de internetenqu ête. De in terne ten quête is u itgezet on der twee groepen , namelijk als: 46 een on lin e verv olg telefonische en quête, welke liep van 1 jun i t/m 3 ju li 2015 ; een open lin k die verspreid is on der de leden v an de VPO, aan wie werd verzocht om de lin k te verspreiden on der hun k lan te n . Dit liep van 1 jun i t/m 30 oktober 2015. In bijlage 4 is de complete vragen lijst opgenomen . De vragenlijst is volledig gestructureerd en resu ltaten zijn verwerk t in SPSS. In de volgen de tabel is weergegev en h oe de respons v an de interneten quête is verdeeld over de twee sectoren. tabel 17 Aantal respondenten naar sector Sec tor Aantal respo nd en ten Bed rijfsleven 56 Niet-b ed rijfsleven 112 Totaal 168 Om valide u itspraken te k unnen doen over de popu latie is een wegin g toegepast o p de sectoren . Het sectorale gebru ik v an pay rollservices, n aar 2 sectoren (bedrijfsleven en niet-bedrijfsleven ) wat v oort is gek omen uit de telefon ische en qu ête, is gebru ikt om weegfactoren op te stellen voor de interneten qu ête on der de gebru ikers. 47 48 Bijlage 3 Vragenlijst telefonische enquête D eel 1: s cre eni n gs ge spre kke n Blok 1: selectie juiste functie Vraag 23 Om te beginnen wil ik graag nagaan of u tot de doelgroep van dit on derzoek behoort. Wat is uw fun ctie? 1: algemeen directeur/eigen aar 2: directeur a lgemen e zaken 3: directeur/hoofd finan ciële zak en (of an dere namen daarvoor) 4: adjun ct-directeur 5: HR man ager of hr directeur (of an dere n amen daarv oor) 6: vestigin gsmanager 7: bedrijfsleider 8: personeelsfunctionaris 9: administrateur (of an dere namen daarvoor) 10: an ders, te weten: ..... 11: weet n iet/w.n .z. Als Vraag 23 is 8 of 9 dan door naar Afsluiting 1 Blok 2 : selectie v oor ge bru ik er/n iet -ge bru ik er/afv aller Vraag 30A Bent u beken d met het begrip pay rolling? 1: ja 2: nee 3: wil n iet zeggen Als Vraag 30A is 2 of 3 dan door naar Deel 2 49 Vraag 30A_MIW Wat is volgens u de essentie v an payrollin g? 1: het vermin deren van admin istratieve lasten 2: het uitbesteden van werk geversrisico's 3: het uitbesteden van loon betalin gen /loon admin is tratie/HR-dienstverlenin g 4: meer flexibiliteit in het personeelsbestand van de organisatie aan bren gen 5: an ders, namelijk … Vraag 31INTRO Payrollin g is in dit on derzoek gedefin ieerd als een vorm v an dienstverlenin g, waarbij: u zelf de wervin g en selectie doet; deze persoon wordt geplaatst op de loonlijst van de payroll -on dern emin g, die de juridische werkgever wordt; deze payroll-on derneming voert alle relevante admin istratie -activiteiten uit, zorgt voor eventuele opleiding en v erzu imbegeleidin g en draag t de finan ciële risico's van het werk geversch ap, zoals bijv oorbeeld ziekte; u zelf v erantwoordelijk bent voor de plann in g en begeleidin g v an de werk nemers bin nen u w organisatie. Vraag 30B Komt dit beeld ov ereen met wat u net heeft beschrev en als de essen t ie van payrollin g? 1: ja 2: nee 3: wil n iet zeggen Als Vraag 30B is 2 of 3 dan door naar Afsluiting 1 Vraag 30B_01 Hoeveel werknemers had u w organisatie in 2014 gemiddeld in dien st met een vast dienstv erban d of u itzicht daarop? 1: <<AANTAL >0>> 2: 0 3: weet n iet/wil niet zeggen Vraag 30B_MIW Hoeveel werkzame personen h ad u w organisatie in 20 14 op payroll -basis? 1: <<AANTAL >0>> 2: 0 3: weet n iet/wil niet zeggen Als Vraag 30B_MIW is 2 dan door naar Deel 2 Als Vraag 30B_MIW is 3 dan door naar Af sluiting 1 Vraag 30C Wij zou den u graag v ia een internetenqu ête meer vragen willen v oorleggen ov er payrollin g. Zou u mee willen werk en aan dit deel van het on derzoek? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/wil niet zeggen Als Vraag 30C is 2 of 3 dan door naar Afsl uiting 2 50 Vraag 30D Wat is uw e -mail adres? <<I NVOE RVELD VOOR E -MAIL ADRE S>> Door naar Afsluiting 3 Blok : Afsluitingen Afsluiting 1 U valt n iet binnen de doelgroep v an het on derzoek . Ik dank u h artelijk v oor u w medewerkin g. Ik wen s u n og een prettige dag/avon d. Afsluiting 2 Dan waren dit mijn vragen. Ik dank u hartelijk voor u w medewerkin g. Ik wen s u nog een prettige dag/avon d. Afsluiting 3 Dan waren dit al mijn vragen. Ik dan k u h artelijk voor u w medewerkin g aan dit onderzoek , en u krijgt binnenk ort ee n e-mail met daarin een link naar de vragenlijst. Ik wen s u n og een prettige dag/avon d. D eel 2: ni et -geb r uike rs INLEIDING Ik wil u eerst graag een paar vragen stellen over uw organ isatie. Blok 1 : flex -beh oefte Vraag 27 Welk e van de v olgen de omsch rijv in gen v in dt u het best van toepassin g op u w organisatie? 1: starten d 2: groeien d 3: doorgroeien d 4: volwassen 5: in afbouw (krimpen d) 6: weet n iet/w.n .z. Vraag 28 In welke mate varieert het werkaanbod over h et jaar heen? 1: sterk 2: gemiddeld 3: licht 4: weet n iet/w.n .z. Vraag 29 Als Vraag 28 is 1 Is deze variatie in h et werk aan bod voorspelbaar? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/w.n .z. 51 Vraag 210 Als Vraag 28 is 1 En is de variatie seizoen gebonden? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/w.n .z. Vraag 211F 'het v erloop v an personeel in h un eerste jaar is h oog' Bent u het hier ... 1: helemaal mee eens 2: mee eens 3: mee oneens 4: helemaal mee oneen s 5: geen menin g/neu traal 6: weet n iet/w.n .z. Vraag 211G 'onze organisatie h eeft op (middel)lan ge termijn te maken met veel on zek erheid’ Bent u het hier ... 1: helemaal mee eens 2: mee eens 3: mee oneens 4: helemaal mee oneen s 5: geen menin g/neu traal 6: weet n iet/w.n .z. Blok 2: neiging t ot uitbeste den Vraag 21INTRO Kunt u aangeven of u de diensten die ik ga n oem en bin nen u w organisatie uitv oert, deze gedeeltelijk heeft u itbesteed, of deze volledig heeft u itbesteed? Vraag 21A 'de personele admin istratie, bedoeld wordt NIE T de salarisadmin istratie' Voert u dit in u w organisatie zelf u it, heeft u dit gedeeltelijk u itbesteed, of heeft u dit geheel u itbesteed? 1: zelf 2: gedeeltelijk u itbesteed 3: geheel uitbesteed 4: niet van toepassin g 5: weet n iet/w.n .z. Vraag 21B 'de salarisadmin istratie' Enq.: Exclusief mutaties e.d. aanlev eren (Voert u dit in uw organisat ie zelf u it, heeft u dit gedeeltelijk uitbesteed, of heeft u dit geheel u itbesteed? ) 1: zelf 2: gedeeltelijk u itbesteed 3: geheel uitbesteed 4: niet van toepassin g 52 5: weet n iet/w.n .z. Vraag 21C 'werv in g en selectie en assessments' (Voert u dit in uw organisatie zelf u it, heeft u dit gedeeltelijk uitbesteed, of heeft u dit geheel u itbesteed? ) 1: zelf 2: gedeeltelijk u itbesteed 3: geheel uitbesteed 4: niet van toepassin g 5: weet n iet/w.n .z. Vraag 21E 'mobiliteit en outplacemen t, bijv oorbeeld bij van -werk -naar-werk projecten' (Voert u dit in uw organisatie zelf u it, heeft u dit gedeeltelijk uitbesteed, of heeft u dit geheel u itbesteed? ) 1: zelf 2: gedeeltelijk u itbesteed 3: geheel uitbesteed 4: niet van toepassin g 5: weet n iet/w.n .z. Vraag 21F 're-integratie, bijv oorbeeld in het k ader v an ziek te' (Voert u dit in uw organisatie zelf u it, heeft u dit gedeeltelijk uitbesteed, of heeft u dit geheel u itbesteed? ) 1: zelf 2: gedeeltelijk u itbesteed 3: geheel uitbesteed 4: niet van toepassin g 5: weet n iet/w.n .z. Vraag 21G 'person eelsplan nin g' (Voert u dit in uw organisatie zelf u it, heeft u dit gedeeltelijk uitbesteed, of heeft u dit geheel u itbesteed? ) 1: zelf 2: gedeeltelijk u itbesteed 3: geheel uitbesteed 4: niet van toepassin g 5: weet n iet/w.n .z. Blok 3: op bou w werk n emers bestan d Vraag 31INTRO De v olgen de vragen gaan over de opbouw van uw personeelsbestan d. Vraag 31A Hoeveel werknemers had u w organisatie in 2014 gemiddeld in dien st met een vast dienstv erban d of u itzicht daarop? <<AANTAL>> 53 Vraag 31B En hoev eel hiervan werk ten… 1: 24 uu r of meer per week: <<AANTAL>> 2: min der dan 24 uur per week : <<AANTAL>> Vraag 31C En hoev eel flexibele werknemers had u w organ isatie in 2014 gemiddeld werkzaam? ENQ: even tuele toelichtin g: h ieron der v erstaan we tijdelijke dienstverban den zon der uitzich t op vast, uitzen dk rach ten , detacherin gscon tracten , payroll -contracten , oproepcontracten, min-max con tracten , ZZP’ers e.d. <<AANTAL>> Vraag 31D En hoev eel hiervan betroffen … 1: werknemers met een tijdelijk dien stverban d: <<AANTAL>> 2: uitzen dkrach ten /gedetacheerde: <<AANTAL>> 3: ZZP'ers/freelan cers: <<AANTAL>> 4: overige flex ibele werknemers (bv . Oproepkrachten , min -max contracten): <<AANTAL>> Vraag MIW_02 On der welke cao valt u w organ isatie? 1: on ze organ isatie heeft geen cao 2: on der de cao: ... 3: weet n iet/wil niet zeggen Blok 4: op bou w toek o msti g werk n emers bestan d Vraag 33A Hoeveel werknemers verwach t u w organisatie in 2 016 gemiddeld in dienst te hebben met een vast dienstverband of uitzich t daarop? Vraag 33B En hoev eel hiervan zullen … 1: 24 uu r of meer per week werken : <<AANTAL>> 2: min der dan 24 uur per week werken : <<AANTAL>> Vraag 33C Hoeveel flexibele werk nemers verwacht uw organ isatie in 2016 gemiddeld in dienst te hebben? <<AANTAL>> Vraag 33D Hoeveel hiervan zu llen … 1: werknemers met een tijdelijk dien stverban d zijn : <<AANTAL>> 2: uitzen dkrach ten /gedetacheerd zijn : <<AANTAL>> 3: ZZP'ers/freelan cers zijn : <<AANTAL>> 3: werknemers on der een pay roll -contract zijn : <<AANTAL>> 4: overige flex ibele werknemers (bv . Oproepkrachten , min -max contracten) zijn: <<AANTAL>> 54 Blok 5: Werk geverschap in Ne derland Vraag 33INTRO De v olgen de vragen gaan over het werkgeverschap in Nederland. Vraag 33_01 In welke mate ziet u het werk geversch ap als complex? 1: zeer complex 2: complex 3: n iet complex maar ook niet een vou dig 4: eenvou dig 5: zeer eenv ou dig 6: weet niet / wil n iet zeggen Vraag 33_02 In welke mate ziet u dat het werk geverschap het komen d jaar meer complex worden? 1: v eel complex er 2: complexer 3: n iet complex er maar ook niet eenvou diger 4: eenvou diger 5: v eel eenv ou diger 6: weet niet / wil n iet zeggen Als Vraag 33_01 of 33_02 = 1 of 2 (complex(er)) dan vraag 33_02A Vraag 33_02A Denkt u dat de hu idige of toekomstige complexiteit van het werk geverschap er voor zal zorgen dat u vaker gebruik zal maken van flex ibele werknemers, waarvoor u dus niet het werk geverschap draagt? ENQ: even tuele toelichtin g voor flex ibele werknemers: h ieronder verstaan we tijdelijke dienstv erban den zonder u itzich t op vast, uitzendkrach ten , detacherin gscon tracten , payroll-contracten , oproepcon tracten , k lein e deeltijdbanen , freelance contracten e.d. 1: v eel vaker 2: v aker 3: n iet vaker maar ook niet min der 4: min der 5: v eel min der 6: weet niet / wil n iet zeggen Als Vraag 30A (Bent u bekend met het begrip payrolling?) is 2 (nee) of 3 (weet niet/wil niet zeggen) dan door naar 51INTRO (deel voor niet gebruikers, niet-kenners; n=50) Als Vraag 30A (Bent u bekend met het begrip payrolling?) is 1 (ja) dan door naar Vraag 11 (deel voor niet-gebruikers, wel-kenners; n=150) 55 D eel v oor n iet -gebru ik ers, n iet -k en n ers Blok 6A: stel dat … Vraag 51INTRO Stelt u zich de volgen de situ atie v oor: U gaat zelf men sen werv en en selecteren voor een fun ctie bin nen u w bedrijf. De geworven pers oon treedt in dienst bij een an der bedrijf en deze persoon wordt aan u ter besch ikk ing gesteld. Dit an dere bedrijf, een zogen aamd payroll -bedrijf, neemt het werk geverschap op zich , en zorgt voor alle administratieve en wettelijke verplichtin gen en zorgt oo k voor zorgt v oor even tuele opleidin g en verzuimbegeleidin g. U bent zelf veran twoordelijk voor de begeleidin g op de werkvloer. Uw personeelsflexibiliteit v ergroot, en daarmee ook uw in zich t in de k osten v an het personeel, u k unt zich meer rich ten op u w ker n activ iteiten Vraag 51 Is het in deze situatie denk baar dat uw organ isatie van deze dien stv erlen in g gebru ik gaat maken? 1: ja 2: nee 3: misschien 4: weet n iet/w.n .z. Vraag 52 Als Vraag 51 is 2 Kunt u aangeven welke redenen v oor uw organisatie relev an t zijn? ENQ: spontaan n oemen , meerdere an twoorden mogelijk. 1: ik k an me bij deze situatie niets voorstellen 2: wij willen zelf de personeelsadministratie voeren 3: wij willen h et person eel bin den en boeien 4: wij hebben een beperkte behoefte aan flexibili teit 5: de kwaliteitsrisico's zijn te groot 6: wij erv aren geen werk geversrisico's 7: wij vin den het belan grijk om zelf het werkgeverschap te dragen 8: de kosten zijn te h oog 9: v anwege imago / naam v an payrollin g 10: van wege wet - en regelgevin g omtren t ar beid 11: wij doen te specialistisch werk 12: (n og) an dere reden en, te weten : ... 13: weet n iet/w.n .z. Ga door naar Afsluiting D eel v oor n iet -gebru ik ers, wel -k en n ers Blok 6B: k en n ismak in g pay roll Vraag 11INTRO Ik ga u n u een aan tal vragen stellen over pay rollin g. Vraag 11 56 Hoe bent u v an het bestaan van payroll te weten gekomen? 1: via een payroll-on dernemin g (door bijvoorbeeld een folder/mailin g) 2: via het uitzen dbureau dat ik gebru ik, dat ook payrollin g aan biedt 3: via collega's (bijv oorbeeld u it de omgevin g/bran che) 4: via mijn persoonlijke krin g (vrien den /familie) 5: an ders, namelijk … Vraag 12 Heeft u w organ isatie in het verleden wel een s werknemers gehad op payroll -basis? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/wil niet zeggen Als Vraag 12 is 2 of 3 dan door naar Vraag 43A (Blok: reden niet gebruik) Vraag 13 In welk jaar h eeft uw organisatie v oor het eerst medewerkers op payroll -basis ingeleend en om hoev eel personen gin g het in dat jaar? 1: <JAARTAL INVOEREN> 2: <AANTAL INVOE RE N> 3: weet n iet/wil niet zeggen Vraag 13A Zette uw organisatie in de jaren na <JAARTAL VORIGE VRAAG> pay roll -medewerkers jaarlijks vak er, min der vaak of v ergelijk baar in? 1: vaker 2: vergelijk baar 3: min der vaak 4: weet n iet/wil niet zeggen Vraag 14 Waarom maakt u w organisatie op het momen t geen gebruik meer van payrolldiensten? 1: het was bewust tijdelijk 2: het werd te du ur (prijs) 3: doe het zelf beter (betrou wbaarh eid) 4: had liev er toch zelf het con tact met mijn werknemers (persoonlijk contact) 5: vin dt het mak kelijker om het zelf te doen (comfort) 6: van wege de crisis 7: v anwege imago / naam v an payrollin g 8: v anwege wet - en regelgevin g omtrent arbeid 9: onze organisatie v in d het belan grijk om zelf het werk geversch ap te dragen 10: an ders, namelijk … 11: weet n iet/wil n iet zeggen Vraag 15 Denkt uw organ isatie eraan om in de toekomst wel weer gebruik te gaan mak en van payrollen , en kunt u dit toelich ten? 1: ja, omdat … 2: nee, omdat … 3: misschien , omdat … 4: weet n iet/wil niet zeggen 57 Ga door naar vraag 44_M IW1 (blok: wanneer wel?) Blok 7B: reden niet gebruik Vraag 43A Waarom maakt u w organisatie geen gebru ik v an werknemers op payroll -basis? 1: kan me n iets v oorstellen bij payrollen 2: ik doe h et zelf beter (betrou wbaarh eid) 3: ik vin d h et makkelijk er om h et zelf te doen (comfort) 4: het is goedk oper om h et zelf te doen (prijs) 5: ik hou liever zelf contact met mijn werkn emers (persoon lijk contact) 6: ik heb geen behoefte aan flexibiliteit 7: v anwege imago / naam v an payrollin g 8: v anwege wet - en regelgevin g 9: ik v in d het belan grijk om zelf het werk geverschap te dragen 10: wij doen (te) specialistisch werk 11: an ders, te weten : ... 12: weet n iet/geen idee/(w.n.z.) Blok 8B: wanneer wel? Vraag 44_MIW1 Zijn er v oor u situ aties of v oorwaarden denkbaar wan neer uw organ isatie wel zou overwegen om (weer) gebru ik te gaan maken v an pay roll -dien sten? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/w.n .z. Vraag 44_MIW2 En in wat voor situatie zou dat zijn? <MEERDE RE ANTWOORDE N MOGELIJK> 1: de administratie e.d. wordt er beter van door payrollin g te gebruiken (betrouwbaarder) 2: als het makkelijker wordt om gebruik te maken van payrollin g (comfort) 3: het goedk oper wordt (prijs) 4: ik een goede ban d zou hebben met de payroll -on dernemin g (persoonlijk contact) 5: wanneer de werkzekerheid v oor werk nemers h ierdoor wordt vergroot 6: wanneer ik meer behoefte krijg aan flexibiliteit 7: wanneer imago / n aam van payrollin g beter is 8: wanneer er meer du idelijk is vanu it wet - en regelgeving ov er payrollin g 9: wanneer er meer du idelijk is vanu it andere wet- en regelgev in g 10: an ders, te weten : ... 11: weet n iet/geen idee/(w.n.z.) Ga door naar afsluiting Blok : Afsluiting Afsluiting Dan waren dit al mijn vragen. Ik dan k u h artelijk voor u w medewerkin g aan dit onderzoek . Ik wen s u n og een prettige dag/avon d. 58 Bijlage 4 Vragenlijst internetenquête Blok 1: Alge meen Vraag01 In welke provin cie(s) is u w organisatie actief? <<MEE R ANTWOORDEN MOGE LIJK>> 1: Dren the 2: Flev olan d 3: Frieslan d 4: Gelderlan d 5: Gronin gen 6: Limburg 7: Noord-Braban t 8: Noord-Hollan d 9: Overijssel 10: Utrecht 11: Zeelan d 12: Zuid-Hollan d 13: Lan delijk Vraag02 In sector is u w organisatie h oofdzak elijk actief? 1: Lan dbouw, bosbou w en visserij 2: Winnin g van delfstoffen en in dustrie 3: Winn in g, productie, distributie v an en han del in elektriciteit, aardgas, stoom, gek oelde lu cht en water, inclusief afv al - en afvalwaterbeheer en san erin g 4: Bouwn ijverh eid 5: Groot- en detailhan del, in clu sief reparatie v an auto's 6: Verv oer en opslag 7: Logies-, maaltijd- en drankv erstrekk in g 8: Informatie en communicatie 9: Finan ciële instellin gen en v erhuur van en han del in onroeren d goed 10: Adviserin g, on derzoek en overige specialistische en zakelijke dien stverlen ing 11: Ov erige dien stverlen ing 12: Open baar bestuur, overh eidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen (excl. gemeenten ) 13: On derwijs 14: Gezon dheids - en welzijn szorg 15: Cu ltuur, sport en recreatie 16: Gemeente n Blok 2: gebruik shistorie payroll Vraag 11 Hoe is u w organisatie van h et bestaan v an payroll te weten ge komen? 1: via payroll-on dernemin g (door bijv oorbeeld een folder/mailin g) 2: via het uitzen dbureau dat ik gebru ik, die ook payrollin g aan biedt 3: via collega's (bijv oorbeeld u it de omgevin g/bran che) 4: via mijn persoonlijke krin g (vrien den /familie) 59 5: an ders, namelijk … 6: weet n iet Vraag 12_1 In welk jaar h eeft uw organisatie v oor het eerst werknemers op payroll -basis ingeleend en om hoev eel personen gin g het in dat jaar? 1: <JAARTAL INVOEREN> 2: <AANTAL INVOE RE N> 3: weet n iet/wil niet zeggen Vraag 12_2 Zette uw organisatie in de jaren na <JAARTAL VORIGE VRAAG> pay roll -medewerkers jaarlijks vak er, min der vaak of v ergelijk baar in? 1: vaker 2: vergelijk baar 3: min der vaak 4: weet n iet/wil niet zeggen Vraag 12A Is er een specifieke groep van uw personeel dat u w organisatie inzet op payroll-basis? <<OPE N VRAAG>> Vraag 12B Past de groepering van werknemers op payroll-basis in één (of meerdere) van de onderstaan de categorieën? U k unt, indien u dat wilt, uw antwoord nader toelichtin gen . <<MEE R ANTWOORDEN MOGE LIJK>> 1: vakantiekrachten zijn op payroll-basis 2: personen die min der dan 12 uur per week werk en zijn op pay roll -basis 3: personen die als bijbaan h ier werken zijn op payroll -basis 4: flexibele werknemers zijn op payroll -basis 5: alle werkn emers zijn op pay roll -basis, beh alve het man agemen t 6: alle n ieu we werkn emers komen op payroll -basis binnen 7: de werkn emers op payroll -basis bin nen onze organisatie passen niet binnen deze groeperin g(en ) <<I NVOE RVELD VOOR EVENTUELE TOELICHTING>> 60 Blok 3: m otieven gebruik Vraag 41AINTRO Er volgen nu enkele vragen over payroll serv ices. Hieron der staan een aantal reden en waarom u w organ isatie payroll services zou kunnen gebruiken . Wilt u bij iedere reden aan geven of die voor u w organisatie geldt? <<I TE MS WILLEKEURIG PRESE NTERE N>> weet niet/ ja nee n.v.t. inkoop HR-deskun digheid of overige specifieke kenn is en ervarin g beperk in g v anwege formatieprobleem of head count beperk in g afdekken risico’s wach tgeldregelin g afdekken risico’s on tslagkosten afdekken risico’s ziekte’ vereenv oudigen v an salaris en personeelsadmin istratie verhogin g flexibiliteit personeelsbestan d (opvan g werk pieken , ziekte, verlof en on gewenst verloop van het vaste personeel, mark trisico’s) concentratie op kernt aken zelf tijd v oor strategisch e aspecten HR-beleid ruimere mogelijkheden proeftijd en k eten van contracten v oor bepaalde tijd betere automatiserin g v an werknemer -gerelateerde IT processen Meer/beter in zicht in loonkosten Ik wil zelf werven , maar nog geen contract aanbieden Het is beter v oor de werknemer, omdat de werk zekerheid wordt vergroot Het is beter v oor de werknemer, omdat de payrollondernemin g betere faciliteiten biedt voor flex ibele werknemers anders, namelijk … anders, namelijk … anders, namelijk … Blok 4 : flex -beh oefte Vraag 27 Welk e van de v olgen de omsch rijv in gen v in dt u het best van toepassin g op u w organisatie? 1: starten d 2: groeien d 3: doorgroeien d 4: volwassen 5: in afbouw (krimpen d) 6: weet n iet/w.n .z. Vraag 28 In welke mate varieert het werkaanbod over h et jaar heen? 1: sterk 61 2: gemiddeld 3: licht 4: weet n iet/w.n .z. Vraag 29 Als Vraag 28 is 1 Is deze variatie in h et werk aan bod voorspelbaar? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/w.n .z. Vraag 210 Als Vraag 28 is 1 En is de variatie seizoen gebonden? 1: ja 2: nee 3: weet n iet/w.n .z. Vraag 211F 'het v erloop v an personeel in h un eerste jaar is h oog' Bent u het hier ... 1: helemaal mee eens 2: mee eens 3: mee oneens 4: helemaal mee oneen s 5: geen menin g/neu traal 6: weet n iet/w.n .z. Vraag 211G 'onze organisatie h eeft op (middel)lan ge termijn te maken met veel on zek erheid’ Bent u het hier ... 1: helemaal mee eens 2: mee eens 3: mee oneens 4: helemaal mee oneen s 5: geen menin g/neu traal 6: weet n iet/w.n .z. Blok 5: neiging t ot uitbeste den Vraag 21 Kunt u aangeven of u de diensten die h ieron der staan binnen u w organisatie u itvoert, deze gedeeltelijk heeft u itbesteed, of deze volledig heeft u itbesteed? zelf de personele administratie (bedoeld wordt NIET de salarisadministratie) de salarisadministratie (exclusief mutaties e.d. aanlev eren ) 62 gedeeltelijk geheel niet van weet uitbesteed uitbesteed toepassing niet werving en selectie en assessments mobiliteit en outplacement, bijvoorbeeld bij v an -werknaar-werk projecten re-integratie in het kader van ziekte personeelsplann in g Blok 6: op bou w werk n emers bestan d Vraag 31 Hoeveel werknemers had u w organisatie in 2014 gemiddeld werkzaam? De fte's berek ent u door het totaal aan tal uur dat de werknemers in een specifiek e groep werkt te delen door 40 (h et aantal uur in een werkweek )? Aantal fte met een vast dienstverband of uitzicht daarop, en boven dien een werktijd v an 24 uur of meer per week? met een vast dienstverband of uitzicht daarop, en met een werk tijd van min der dan 24 uur per week? Met een tijdelijk dienstverban d, zoals tijdelijke dienstverban den of oproepkrachten? uitzen dkrachten of werknemers met een detach erin gscontract payroll-contract Flex ibele krachten (zoals min -max-con tracten en oproepkrachten ) zzp'ers of freelancers <<Na het invu llen van deze gegeven s volgt een totaaloverzicht met een rekenvoorbeeld eronder in de tren d v an : 'u had in 20 14 gemiddeld X werknem ers in dienst die gemiddeld X uur per week werken'. Dit ter controle van de inv ullin g van de gegeven s. En dit dan met de v raag: k lopt dit? Indien nee k an het overzich t aangepast worden .>> Blok 7: op bou w toek o msti g werk n emers bestan d Vraag 33 Kunt u ook aan geven hoeveel werk nemers/fte's dit - naar verwachtin g - in 20 16 zu llen zijn? De fte's berekent u door het totaal aantal werknemers te delen door 40 (het aantal uur in een werk week). Aantal fte met een vast dienstverband of uitzicht daarop, en boven dien een werktijd v an 24 uur of meer per week? met een vast dienstverband of uitzicht daarop, en met een werktijd v an min der dan 24 uur per week? Met een flexibel dienstverban d, zoals tijdelijke dienstverban den of oproepkrachten? uitzen dkrachten of werknemers met een de tach erin gscontract payroll-contract Flex ibele krachten (zoals min -max-con tracten en 63 oproepkrachten) zzp'ers of freelancers Vraag MIW_02 On der welke CAO v alt u w organisatie? 1: on ze organ isatie heeft geen cao 2: on der de CAO ... 3: weet n iet /wil niet zeggen Blok 8: werk geverschap in Ne derland Vraag 33_01 In welke mate ziet u het werk geversch ap als complex? 1: zeer complex 2: complex 3: n iet complex maar ook niet een vou dig 4: eenvou dig 5: zeer eenv ou dig 6: weet niet / wil n iet zeggen Vraag 33_02 In welke mate ziet u dat het werk geverschap het komen d jaar meer complex worden? 1: v eel complex er 2: complexer 3: n iet complex er maar ook niet eenvou diger 4: eenvou diger 5: v eel eenv ou diger 6: weet niet / wil n iet zeggen Als Vraag 33_01 of 33_02 = 1 of 2 (complexer) dan de vraag 33_03 Vraag 33_02A Denkt u dat de hu idige of toekomstige complexiteit van het werk geverschap er voor zal zorgen dat u vaker gebruik zal maken van flex ibele werknemers, waarvoor u dus niet het werk geverschap draagt?? On der flex ibele werknemers verstaan we tijdelijke dienstverban den zon der uitzich t op vast, u itzen dkrachten , detach erin gscon tracten , pay roll -contracten, oproepcon tracten , min -max contracten , ZZP’ers e.d. 1: v eel vaker 2: v aker 3: n iet vaker maar ook niet min der 4: min der 5: v eel min der 6: weet niet / wil n iet zeggen Vraag 33_03 Welk e v orm v an arbeidsinzet zou uw organ isatie gaan gebruiken in dien payrolling niet meer mogelijk zou zijn? Zou u dan meer … <MEERDE RE ANTWOORDE N MOGELIJK> 1: vaste con tracten inzetten 2: tijdelijke con tracten inzetten 3: flexibele contracten inzetten (zoals min -max -con tracten en oproepkrachten) 64 4: uitzen d- of detacherin gskrachten in zetten 5: zzp-ers of freelan cers in zetten 6: het werk uitbesteden / doen aan con tractin g (toelichtin g: dit betek ent dat uw organisatie alle werk zaamheden die nu door payroll -medewerkers worden gedaan n iet meer zelf doet, maar v olledig u itbesteed) 6: iets an ders, n amelijk : … 7: weet n iet / wil niet zeggen Vraag 33_04 Denkt u dat zodra payrollin g niet meer mogelijk is dit de groei van uw organ isatie belemmerd? 1: ja 2: nee 3: misschien 4: weet n iet / wil niet zeggen Vraag 33_05 Indien payrollin g niet meer mogelijk zou zijn , zou dit dan ten koste gaan van arbeidsplaatsen bij u w organ isatie? 1: ja 2: nee 3: missch ien Blok 9: stellingen Vraag MIW_90 Wij willen u vragen of u bij de on derstaan de stellin gen aan kunt geven of u het een s of oneen s bent. eens neutraal oneens Payrollin g stelt ons in staat om als on dernemin g te ondernemen Wij betrek ken pay rollmedewerk ers bij de organisatie Payrollin g is positief v oor de werknemers Als payrollmedewerkers dezelfde voorwaarden moeten hebben als medewerkers die in dienst zijn zou den wij nog steeds gebruik maken van payrollmedewerkers Payrollin g ontzorgt on s en beperkt on ze administratieve lasten Payrollin g biedt ons een alternatieve man ier om on ze werk geverstaken te vervullen Payroll biedt on s de gewen ste flexibiliteit tegen zo laag mogelijke kosten De nieuwe Wet Werk en Zekerheid leidt er toe dat werknemers eerder een vast dienstv erban d krijgen De nieuwe on tslagvergoedin g (de tran sitiev ergoedin g) maakt on tslag een vou diger, sneller en min der kostbaar 65 Blok : afsluiting Afsluiting Dan waren dit alle vragen . Wij danken u h artelijk v oor u w medewerkin g aan dit onderzoek . 66