Minor wervelkolom: Casestudy Het Medical Taping Concept bij het syndroom van Tietze: een casestudy Yvon Verkoulen Lonneke Willemstein Studentnummer Yvon: 2010637 Lonneke: 2009269 Klas Min-WK2/F4E Docent Bert Mutsaers Inleverdatum 16-12-2010 Mentor Marlies Maassen van den Brink Het Medical Taping Concept bij het syndroom van Tietze: een casestudy Verkoulen, Y.J.M. & Willemstein, L.J. [email protected] [email protected] SAMENVATTING Inleiding Het syndroom van Tietze wordt beschreven als 'een goedaardige, pijnlijke, niet-purulente en gelokaliseerde zwelling van de costosternale, sternoclaviculaire of costochondrale gewrichten, meestal de tweede of de derde rib betreffend'. Tot nu toe is geen afdoende fysiotherapeutische behandeling bekend. Deze casestudy beschrijft het Medical Taping Concept (MTC) als aanvulling op de fysiotherapeutische behandeling bij een patiënt met het syndroom van Tietze. Methode Patiënt De casus betreft een vierentwintigjarige vrouw met het syndroom van Tietze waarbij de volgende klachten zich manifesteren; zwelling, verdikking en pijn bovenaan de borstwand links, uitstralende pijn naar arm en schouder en een pijnlijke en stijve bovenrug. Er zijn diverse remissies en opflakkeringen geweest. De symptomatische behandelvormen hadden geen effect. Interventie Het MTC in combinatie met fysiotherapeutische mobilisaties, oefentherapie en advies. Resultaten De VAS voor het onderdeel pijn is verlaagd met gemiddeld 73,9%, de zwelling ter hoogte van de tweede rib is verdwenen en het functioneren in het algemeen dagelijks leven is verbeterd met 78,5%. Discussie Vervolgonderzoek moet plaatsvinden door middel van vergelijking van verschillende interventies bij grotere patiëntenpopulaties. Conclusie Het MTC in combinatie met fysiotherapeutische mobilisaties, oefentherapie en advies is mogelijk afdoende bij het syndroom van Tietze en kan meer doen dan enkel symptomen bestrijden. Key words Case report, Medical Taping Concept, syndroom van Tietze, Fysiotherapie INLEIDING Pijn op de borst is een veelvoorkomende klacht waarvoor vaak medische hulp wordt gezocht, ongeveer 1,5% van alle huisartsbezoeken betreft deze klacht (Nilsson, Scheike, Engblom, et al., 2003). Bij ±20% van de mensen met nietcardiale pijn op de borst, is de oorzaak gelegen in het musculoskeletale systeem (Jensen, 2001; Toussirot, Gallinet, Auge, et al., 1998; Thongngarm, Lemos, Lawhon, Harisdangkul, 2001). In de praktijk worden onverklaarde pijnklachten in deze regio vaak geduid als het syndroom van Tietze (Hoogendoorn, Brinkman, Visser, et al., 2004). Het syndroom van Tietze werd voor het eerst in 1921 door A. Tietze gedefinieerd als 'een goedaardige, pijnlijke, nietpurulente en gelokaliseerde zwelling van de costosternale, sternoclaviculaire of costochondrale gewrichten, meestal de tweede of de derde rib betreffend' (Pijning, Boeck, Desprechins, and Ernst, 2003; Spencer, Wirth, Rockwoord, 2007). Het syndroom van Tietze en Costochondritis worden vaak gezien als synoniemen (Fauci, 2010; Disla, Rhim, Reddy, et al., 1994). Ze veroorzaken beiden pijn aan de borstwand, maar het zijn niet exact dezelfde aandoeningen. Beide aandoeningen zijn een ontsteking van het kraakbeen in het bovenste gedeelte van de borstwand. Het syndroom van Tietze wordt geassocieerd met zwelling aan de voorzijde van de thorax (costosternale overgang), Costochondritis veroorzaakt meestal geen zwelling (Albarran, Tagney, 2007 & Stephens and Pait, 2003). Synoniemen voor het syndroom van Tietze zijn Idiopathic costochondritis, Costochondrose, Chondropathia tuberosa en Costochondrodynie (Reuter, 2008; Reuter, 2009; Simon, Everitt, Kendrick, 2005). In dit artikel wordt uitsluitend ‘syndroom van Tietze’ gebruikt. Uit de literatuur blijkt dat het syndroom van Tietze zeldzaam is (Hoogendoorn, Brinkman, Visser, et al., 2004). Over de huidige statistieken en epidemiologie is weinig bruikbare literatuur beschikbaar (Pijning, Boeck, Desprechins, Ernst, 2003). De hoogste incidentie vindt men onder jong volwassenen (Pijning, Boeck, Desprechins, Ernst, 2003 & Siegenthaler, 2007), de exacte incidentie is onbekend (Spencer, Wirth, Rockwoord, 2007). Over de prevalentie van het syndroom van Tietze is geen relevante informatie beschikbaar. Een mogelijke oorzaak van het gebrek aan relevante literatuur is dat door onderrapportage de laatste decennia slechts incidentele gevallen worden gerapporteerd (Pijning, Boeck, Desprechins, Ernst, 2003; Spencer, Wirth, Rockwood, 2007). 1 De etiologie is onbekend (Jong, Jüngen, Zaagman-van Buuren, 2009), mogelijke oorzakelijke factoren zijn virale infecties, hoesten bij luchtweginfecties, (micro)traumata en het uitvoeren van niet-gebruikelijke activiteiten (Flowers, 2009; Hoogendoorn, Brinkman, Visser, et al., 2004; Martino, Cariati, Elmore, et al., 1994). Het is nooit officieel erkend, maar in meerdere studies wordt het syndroom van Tietze als reumatische aandoening geclassificeerd (Doherty, 2009; Semble and Wise, 1988; William and Shiel, 2000). Hoogendoorn, Brinkman, Visser, et al. (2004) twijfelen er aan of het syndroom van Tietze een opzichzelfstaand ziektebeeld is. Het Syndroom van Tietze begint meestal voor het 40ste levensjaar, beide sexen zijn in gelijke hoeveelheid aangedaan. Het ontstaan van de aandoening kan acuut of geleidelijk zijn (Fauci, Langford, 2010). In 80% van de gevallen is de aandoening unilateraal (Hoogendoorn, Brinkman, Visser et al., 2004) en komt vaker voor aan de linker dan aan de rechterzijde (Winkel, 1994). Het beloop van het syndroom van Tietze is gunstig en gaat vaak vanzelf over (Wentink, 2007; Winkel, 1994). Desondanks kunnen de symptomen dagen tot jaren aanhouden, dit gaat gepaard met remissies, opflakkeringen (Jurik, Graudal, 1988; Stephens, Pait, 2003) en recidieven (Doherty, 2009). Symptomen bij het syndroom van Tietze zijn: - Lokale zwelling en pijn ter hoogte van de 2e, 3e of 4e rib (costosternale overgang), de 2e rib is met name aangedaan. - Acuut of geleidelijk optredende pijn in de aangedane gewrichten. Vaak felle pijn die kan wisselen van aard en felheid. - Provocatie: Op costosternale overgang drukken, ademen/diep zuchten, hoesten en niezen. - Uitstraling naar arm en schouder. - Schouder- en armbewegingen zijn pijnlijk. - Klachten kunnen verspringen naar andere kraakbeenverbindingen en gewrichten. - Pijn achter het borstbeen. (Albarran and Tagney, 2007; Fauci and Langford, 2010; Meer and Stehouwer, 2005; Siegenthaler, 2007; Simon, Everitt, Kendrick, 2005; Stephens and Pait, 2003; Wentink, 2007; William and Shiel, 2000) De diagnose ‘het syndroom van Tietze’ wordt gesteld op basis van het klinisch beeld, een gouden regel blijkt niet te bestaan. Op basis van het fysiotherapeutisch onderzoek kan een waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld worden naar aanleiding van de genoemde symptomen in de anamnese, inspectie en palpatie (Simon, Everitt, Kendrick, 2005; Sluis and Sluis, 2009; Wentink, 2007; Wise, Semble, Dalton, 1992). Aanvullend onderzoek kan bijdragen tot de diagnose. Overig diagnostisch onderzoek kan bestaan uit laboratorium- en histologisch onderzoek, röntgenfoto’s, echografie, CT-scan, botscan, MRI & ultrageluid (Doherty, 2009; Honda, Machida, Mamiya, et al., 1989; Hoogendoorn, Brinkman, Visser et al. 2004; Kamel and Kotob, 1997; Martino, D’Amore, Angelelli, et al., 1991; Pijning, Boeck, Desprechins, Ernst, 2003). - Ondanks de ogenschijnlijk goedaardige oorsprong van musculoskeletale pijn blijven patiënten onder gediagnosticeerd (Stockendahl and Christensen, 2010). De oorzaak kan lokaal of systemisch zijn (Jongh, 2006) en is makkelijk te differentiëren op basis van de klinische verschijnselen. Enkele differentiaaldiagnoses bij pijn op de borst (aan de borstwand) zijn: Lokale aandoeningen Cardiale problematiek, gastro-intestinale aandoeningen, artritis, tumoren, herpes zoster, hyperventilatie, aneurysma, xiphoïdalgie en slipping rib syndroom. Systemische aandoeningen Reumatoïde artritis, osteoartritis, jicht, lymfomen, Bechterew en fibromyalgie. (Disla, Rhim, Reddy, et al., 1994; Fauci and Langford, 2010; Gregory and Watson, 2006; Hoogendoorn, Brinkman, Visser, 2004; Stephens and Pait, 2003; Wentink, 2007) Diverse interventies zijn mogelijk bij het syndroom van Tietze, er is geen afdoende therapie bekend en blijvende genezing is nog niet mogelijk. De interventies zijn functioneel en symptomatisch (Bruining, Broos, Goris, et al., 2009; Doherty, 2009; Hompes and Kreeke, 2001; Sluis & Sluis, 2009; Stockendahl and Christensen, 2010; Winkel, Fisher, Vroege, 1984). In de literatuur is geen informatie beschikbaar over de hersteltijd bij fysiotherapeutische interventies. In 1952 zag Haas geen succes voor fysiotherapie, hedendaags lijkt fysiotherapie effectief bij het syndroom van Tietze (Hompes and Kreeke, 2001), enkele behandelingen zijn: Gedoseerde rust. Activiteiten die klachten provoceren vermijden of verminderen. Houdingsoefeningen. Mobiliseren van de ribben/wervelkolom. Ademhalingsoefeningen. Stretchen. Warmtebehandelingen, koudebehandeling en massage op de pijnlijke plekken. (Flowers, 2009; Gregory and Watson, 2006; Hompes and Kreeke, 2001; Hoogendoorn, Brinkman, Visser, 2004; Rovetta, Sessarego, Monteforte, 2009; Stephens and Pait, 2003) Overige interventies zijn pijnstilling door middel van orale analgetica, lokale injecties met een anaestheticum en ontstekingsremmende 2 medicatie (zoals cortico-steroïd injecties). In enkele gevallen, bij zeer ernstige klachten vindt een intercostale zenuwblokkade of een resectie van het aangedane segment plaats (Bruining, Broos, Goris, et al., 2009; Doherty, 2009; Fauci and Langford, 2010; Hompes and Kreeke, 2001; Hoogendoorn, Brinkman, Visser, et al., 2004; Reuter, 2008 & 2009; Stephens and Pait, 2003; Wentink, 2007). Het Medical Taping Concept (MTC) wordt door steeds meer fysiotherapeuten toegepast in de praktijk (Bakker and Rikkert de Koe, 2008). Uit onderzoek is gebleken dat de behandeling met het MTC een duidelijke meerwaarde heeft en superieur is. De symptoomvrije toestand wordt duidelijk sneller bereikt dan wanneer het afwachtende beleid wordt toegepast (Halseth, 2004; Slupik, Dwornik, Bialoszewski, Zych, 2007; Kim, Kim, Kim, Kim, et al., 2002). Bij het MTC wordt gebruik gemaakt van een elastische, katoenen tape met een antiallergische, watervaste, ventilerende lijmlaag. De tape vormt een ‘tweede huid’, dit komt doordat de rekbaarheid, de dikte en het gewicht vergelijkbaar zijn (Sijmonsma, 2007). Over de werking van het MTC bestaat weinig evidence-based kennis (Bakker and Rikkert de Koe, 2008). Het principe van de werkzaamheid van het MTC berust waarschijnlijk op het effect van de bindweefselmassage (Kase, Wallis, Kase, 2003). Diverse effecten van het MTC zijn: - Een positieve beïnvloeding van de perifere bloeddoorstroom (Kase and Hashimoto, 1998). - Een significante stijging van motorneuronen (Jaraczewska and Long, 2006; Slupik, Dwornik, Bialoszewski, Zych, 2007). - Het teweegbrengen van proprioceptieve facilitatie (Halseth, McChesney, De Beliso, Vaughn, et al. 2004; Murray, 2001). Wat betreft het effect van de kleur en werking wordt aangeraden geen zwart te gebruiken, deze kleur roept vaak negatieve emoties op. De kleuren zelf hebben geen verschillend effect (Evermann, 2009). In de literatuur is niets bekend over het effect van het MTC als toevoeging op de reguliere fysiotherapeutische behandeling bij het syndroom van Tietze. Het tapen kan er voor zorgen dat een grotere kans op herstel plaatsvindt door een betere doorbloeding, pijndemping, het ondersteunen van de gewrichtsfunctie en het opheffen van belemmeringen in de lymfeafvoer (Sijmonsma, 2007). Het doel van de casestudy is het in kaart brengen van de invloed van het Medical Taping Concept, in combinatie met fysiotherapeutische mobilisaties, oefentherapie en advies, op de mate van zwelling, pijn en ervaren beperkingen, bij een patiënt met het syndroom van Tietze. METHODE Casus Deze casestudy beschrijft de casus van een vierentwintigjarige vrouw die door de huisarts is verwezen. Een half jaar geleden zijn de klachten plotseling ontstaan, er zijn verschillende remissies en opflakkeringen geweest. Al snel heeft ze een beroep gedaan op de huisarts. Deze heeft cardiale pathologieën uitgesloten en de diagnose ‘het syndroom van Tietze’ gesteld. De patiënt heeft diverse malen ontstekingsremmers en pijnstillers meegekregen. Dit heeft echter niet gewerkt. Na een half jaar heeft de huisarts besloten haar naar de fysiotherapeut door te verwijzen. De patiënt ervaart diverse klachten naar aanleiding van het syndroom van Tietze: - Zwelling, verdikking en pijn bovenaan de borstwand aan de linkerzijde. - De (vaak felle) pijn treedt acuut of geleidelijk op. - Uitstralende pijn naar arm en schouder. - Pijnlijke en stijve bovenrug. Bij de volgende activiteiten verergeren de klachten: drukken op de zwelling, ademen/diep zuchten, hoesten en niezen. De klachten reduceren bij een warme douche, in rust en bij vermijding van de pijnlijke activiteiten. De huidige gezondheid van mevrouw is goed. Gedurende de hooikoortsperiode verergeren de klachten van het syndroom van Tietze. Momenteel heeft ze hiervan geen klachten door het herfst/winterseizoen. Haar medische voorgeschiedenis omvat diverse volleybalblessures. Er zijn geen relevante familiaire aandoeningen aanwezig. Mevrouw slikt op dit moment alleen paracetamol voor de pijn (max. zes per dag). De patiënte woont samen met haar vriend in een appartement, ze doen alles samen en verdelen taken. Ze werkt 40 uur per week als basisschoollerares. Hobby’s van de patiënt zijn: volleybal, boswandelingen maken, zwemmen, fietsen en snowboarden. Het zwemmen, wandelen en volleyballen doet ze momenteel aangepast. De wijze van omgang met de klachten is goed, ze heeft een actieve coping en een interne locus of control. De patiënt heeft een actieve leefstijl en wil er zelf alles aan doen om van de klachten af te komen, ze hoopt dat de fysiotherapeut haar kan helpen. Hulpvraag: Pijnvrij functioneren in het ADL. Onderzoeksresultaten - Inspectie: lokale zwelling en verdikking ter hoogte van de 2e costosternale overgang links. Er is met name een buikademhaling zichtbaar. - Provocatie: palpatie op 2e costosternale overgang (VAS 83 mm), borstademhaling/diep zuchten/ hoesten/niezen (VAS 71 mm). - VAS rust: 40 mm, VAS activiteiten: 76 mm. - Schoudermobiliteit: geen bijzonderheden 3 - Mobiliteit ribben: stug (rib 2 links), ten opzichte van rechts. - Mobiliteit cervicaal en thoracaal: cervicaal geen bijzonderheden, thoracaal is de mobiliteit beperkt (voornamelijk hoog thoracaal, Th 1-3) - Neurologisch onderzoek: geen bevindingen. - PSK: Uitvoeren van hobby’s (76 mm), zware huishoudelijke taken (65 mm) en sporten (82 mm); in totaal 223 mm. - Zwelling: Doorsnede van 37 mm Onderzoek Het doel bij de meetmomenten is het objectiveren van stoornissen, pijnscore en de mate van zwelling middels de Visual Analogue Scale, de Patiënt Specifieke Klachten (zie bijlage 1 en 2) en het opmeten van de zwelling. Visual Analogue Scale (VAS) De VAS is een aspecifieke meetschaal bestaande uit een horizontale lijn van 100 mm, met aan beide uiteinden een minimumof maximumscore. De mate van de gevraagde sensatie wordt loodrecht op de lijn aangegeven. Het aantal millimeters vanaf de minimumscore tot de streep vormt de VAS score (Engelen, 2008). In deze casestudy wordt bij drie items een VAS gescoord, dit zijn; de pijnscore bij hoesten, niezen en diep ademhalen, de pijn bij palpatie van de costosternale overgang en de pijnscore in rust (zie bijlage 1). De test-hertest betrouwbaarheid van de VAS bij pijn is onderzocht door Bijur, Silver en Gallagher (2001) onder een groep volwassenen met acute pijn. Dit onderzoek gaf een reproduceerbaarheid van 0,97 (ICC: Intraclass Correlation Coëfficiënt). De VAS correleert met een Pearsoncorrelatiecoëfficiënt tussen 0,62-0,92 in vergelijking met de Number Rating Scale (NRS), bij de vergelijking met de Simple Descriptive Scale (SDS) is een Pearson-correlatiecoëfficiënt van 0,78 gevonden (Downie, Leathman, Rhind et al., 1978). De Minimal Important Change (MIC) van de VAS voor pijn bedraagt 15 mm (Ostelo, Deyo, Waddel et al., 2008), deze MIC wordt aangehouden als referentiewaarde voor een klinisch relevante verandering. Zie tabel 1 voor een overzicht. Patiënt Specifieke Klachten lijst (PSK) De PSK blijkt een inzetbaar meetinstrument bij ICC 95% betrouwbaarheids interval Responsiviteit (uitgedrukt in MIC) PSK onbekend 0,7–0,8 15 mm VAS 0,97 0,96–0,98 15 mm reumatische aandoeningen (Tugwell, Bombardier, Buchanan et al.,1987), recente gegevens wijzen erop dat het syndroom van Tietze een manifestatie is van een reumatische aandoening (Doherty, 2009). Om de ervaren hinder objectief weer te geven bij de voor de patiënt persoonlijk relevante activiteiten is de PSK een geschikt meetinstrument (Koning, n.d.; Dickmeis, Frings, Muller, 2009). In deze casestudy zijn drie activiteiten gescoord: het uitvoeren van hobby’s, sporten en het uitvoeren van zware huishoudelijke taken (zie bijlage 2). Beurskens, de Vet and Köke (1996) laten bij de PSK een 95% betrouwbaarheidsinterval zien van 0,7–0,8. Dit is onderzocht bij een populatie lage rugpijn patiënten. De exacte reproduceerbaarheid van de PSK is onbekend (Beuken, Huijskens, Nicolaes, 2009). De PSK laat in vergelijking met de Roland Disability Questionnaire een Pearson-correlatiecoëfficiënt zien tussen 0,69–0,75, in vergelijking met de VAS correleert de PSK tussen de 0,70 – 0,80 (Dickmeis, Frings, Muller, 2009). De PSK maakt, net als de VAS, gebruik van een lijn van 100 mm. Dezelfde referentiewaarde van 15 mm voor een relevante verandering wordt aangehouden. Zie tabel 1 voor een overzicht. Het opmeten van de zwelling De mate van zwelling is objectiveerbaar door het opmeten van de zwelling op een digitale foto met behulp van het programma PhoToPlan Basic. De zwelling is omlijnd met een huidpotlood. De meting wordt drie maal uitgevoerd op het breedste punt van de zwelling, de breedste meting wordt genoteerd. In de behandelkamer zijn meerdere punten vastgelegd met stickers: een lijn waar de patiënte met de tenen tegenaan staat en blokjes waar de poten van het fotocamerastatief staat (Afbeelding 1). De fotocamera staat horizontaal afgesteld op 1,60 meter van de grond op een statief en wordt gebruikt zonder inof uit te zoomen. In de literatuur is geen referentiewaarde bekend. Afbeelding 1: Behandelkamer Constructvaliditeit In vergelijking met Roland Disability Questionnaire VAS a-specifieke lage rugklachten n = 150 (Pearson, r) 0,69 – 0,75 Number Rating Scale Reumatische aandoeningen n = 104 (Pearson, r) 0,62 – 0,92 a-specifieke lage rugklachten n = 150 (Pearson, r) 0,70 – 0,80 Simple Descriptive Scale Reumatische aandoeningen n = 104 (Pearson, r) 0,78 Tabel 1: Psychometrische eigenschappen 4 Interventie Medical Taping Concept (MTC) De juiste techniek en positionering van de tape bepalen het effect (Evermann, 2009; Sijmonsma, 2007). Diverse tapes met verschillende functies, kunnen over elkaar heen geplakt worden (Sijmonsma, 2007). De reeds bekende contraindicaties en aandachtspunten zijn na te lezen in het boek van Sijmonsma (2007). CureTape is tot 140% van zijn lengte rekbaar. Bij het plakken van de tape wordt het papier in het midden doorgescheurd en vervolgens teruggevouwen, er ontstaat een soort pleister. De tape kan volledig op rek worden gebracht omdat alleen de ankers nog op het papier zitten. Als de tape is neergelegd op de huid en goed hecht, haalt men de rest van het papier weg en legt de ankers neer zonder rek. De lijmlaag neemt de lichaamswarmte aan en plakt beter naarmate de tape op temperatuur komt, de tape plakt slechts één keer (Sijmonsma, 2007). Binnen 24 uur na het aanbrengen van de tape moet het effect waarneembaar zijn, vaak is het effect onmiddellijk te verwachten (Sijmonsma, 2007; Kase and Hashimoto, 1998; Thelen, Dauber, Stoneman, 2008). De tape wordt goed verdragen, zelfs bij langdurige toepassing, mits het om de drie á vier dagen vernieuwd wordt (Sijmonsma, 2007; Hecker and Liebchen, 2005). Tapetechniek Bij een mobiliteitsbeperking van een gewricht kan gewerkt worden met de ligamenttechniek. In het MTC maakt de elasticiteit van de CureTape (CT) het mogelijk dat weefsels ondersteund worden in hun functie terwijl de bewegingsvrijheid behouden blijft (Sijmonsma, 2007). Bij de ligamenttechniek trekt de tape in de richting van het punt wat het eerst wordt neergelegd. De stimulatie van de propriocepsis die ontstaat, levert een belangrijke bijdrage om het normale, fysiologische bewegingspatroon te herstellen (Sijmonsma, 2007). Tijdens het tapen is het gewricht in de neutrale positie, de maximally loose packed position. (Egmond and Schuitemaker, 2009). Ligamenten worden altijd met een I-vormige tape behandeld, met ankers van 2 à 3 cm met rond afgeknipte hoeken. Ruimte beïnvloeding Met het MTC is het mogelijk om meer ruimte te maken in een huidgebied direct boven pijnpunten A B of op plaatsen met een lokale ontsteking, zwelling of oedeem. Door het liften van de huid ontstaat een drukverlaging. De irritatie van de nocisensoren vermindert en de lokale circulatie verbeterd waardoor weefselprikkelstoffen beter afgevoerd worden (Sijmonsma, 2007). Ruimtebeïnvloeding is meestal niet voldoende als volledige behandeling, maar zal in het algemeen gebruikt worden om primair pijn te dempen, circulatie te bevorderen, zwellingen en ontstekingen te verminderen, waarna verdere therapeutische interventies kunnen volgen (Sijmonsma, 2007). Voor ruimtebeïnvloeding wordt de ligamenttechniek gebruikt om een ster of een kruis te maken over het bewuste gebied (zie afbeelding 2A). Het werkende gedeelte moet altijd op maximale rek worden gebracht, de basis en ankers worden zonder rek neergelegd (Sijmonsma, 2007). Ondersteuning van de gewrichtsfunctie Door middel van CT is het mogelijk de gewrichtsfunctie van de rib te ondersteunen. Wanneer de rib getapet wordt, zal de pijn sterk verminderen en het ademen vergemakkelijken (Sijmonsma, 2007; Szczegielniak, et al., 2007). Voor het ondersteunen van de gewrichtsfunctie van de rib wordt gebruik gemaakt van een Ivormige tape die geplakt wordt vanaf het sternum over de lengte van de aangedane rib (zie afbeelding 2B). De tape wordt maximaal gerekt, de beide ankers zonder rek (Sijmonsma, 2007). Het behandelplan De patiënte is gedurende vier weken behandeld met een frequentie van twee keer per week (in totaal acht behandelingen). Het doel van de behandeling is afname van de zwelling, vermindering van pijn en vermindering van ervaren beperkingen. Het MTC wordt toegepast in combinatie met reguliere fysiotherapeutische oefentherapie, mobilisaties en advies. In het behandelplan wordt met name aandacht geschonken aan het MTC, omdat dit een vernieuwende en de te onderzoeken interventie is. De uitwerking van de behandeling staat in tabel 2. Op basis van zelfmanagement is de patiënte na vier weken thuis aan de slag gegaan met de huiswerkoefeningen, ze wordt niet meer begeleidt door de fysiotherapeut. RESULTATEN De metingen hebben plaatsgevonden bij aanvang van de therapie (nulmeting), de controlemeting na twee weken en de effectmeting na vier weken therapie. Een overzicht van de resultaten is te vinden in tabel 3. Afbeelding 2: Tapetechniek 5 Tabel 2: Behandeling (zie bijlage 3 voor een foto overzicht) Behandeling (2x/week) Week 1 Tapetechniek Benodigdheden: CureTape (huidkleurig*), schaar, washandje en zeep. Ruimte beïnvloeding met behulp van de ligamenttechniek. De huid reinigen met zeep en goed droog maken. De tapes afknippen: Vier I-vormige tapes van 2 cm breed en 6 cm lang (de hoekjes rond afknippen). De tape wordt geplakt in de maximally loose packed position, dit is de middenstand tussen inademing en uitademing. De 1e tape wordt in het verlengde van de rib op de costosternale overgang geplakt. Het middelste gedeelte van de tape is maximaal gerekt en ligt op de zwelling ter hoogte van de tweede rib. De beide ankers worden zonder rek op de huid geplakt. De 2e tape wordt met een hoek van 45 graden naar links op de eerste tape geplakt op dezelfde manier als de eerste tape. De 3e tape wordt met een hoek van 45 graden naar rechts op de eerste en tweede tape geplakt op dezelfde manier als de eerste tape. De 4e tape wordt haaks op de eerste tape geplakt op dezelfde manier als de eerste tape. Overige fysiotherapeutische behandeltechnieken (symptomatisch) Geruststelling van de patiënt Advies: gedoseerde rust, activiteiten die klachten provoceren vermijden of verminderen. Huiswerkoefeningen: Letten op een goede houding/houdingsoefeningen Ademhalingsoefeningen Mobiliserende oefeningen voor de ribben en (thoracale) wervelkolom. Bij veel klachten warmte-/koudebehandeling Ondersteuning van de gewrichtsfunctie van de tweede rib De tape afknippen: Eén I-vormige tape van 5 cm breed en 15 cm lang (de hoekjes rond afknippen). De tape wordt geplakt met de arm in abductie en de romp in heterolaterale lateroflexie, wanneer de patiënte inademt. De tape wordt maximaal gerekt (de twee ankers worden zonder rek neergelegd), het ene anker wordt geplakt op het midden van het sternum en loopt via de tweede rib richting de oksel. De tape wordt over de stervormige tape heen geplakt. Bij het plakken van de CureTape dient met behulp van palpatie de juiste locatie bepaald te worden; de articulatio sternocostales van de 2e rib. Het articulatio sternocostales is een verbinding van bot en kraakbeen (synchondrose) tussen het sternum en de costae. De incisura costales van de tweede rib ligt op de overgang van het manubrium en corpus sterni (El, 2007; Lohman, 2008). Week 2 Idem week 1 Week 3 Idem week 1 Week 4 Benodigdheden: CureTape (huidkleurig)*, schaar, washandje en zeep. Mobiliseren van de ribben/wervelkolom: technieken volgens van der El (2007), in diverse richtingen, niveaus/segmenten en intensiteit graad I t/m III (Maitland, 1983), belast en onbelast. Huiswerkoefeningen: idem week 1 Mobiliseren van de ribben/wervelkolom: idem week 2 Stretchen (o.a. M. Pectoralis) Huiswerkoefeningen: idem week 1, stretchen toegevoegd Activiteiten (gedoseerd) hervatten Mobiliseren van de ribben/wervelkolom: idem week 2 Huiswerkoefeningen: idem week 3 Ondersteuning van de gewrichtsfunctie van de tweede rib Werkwijze: De huid reinigen met zeep en goed droog maken. Idem week 1: ondersteunen van de gewrichtsfunctie van de tweede rib. * Bij het maken van de foto’s is gebruik gemaakt van blauwe en zwarte tape, bij de rest van de behandelingen is gebruik gemaakt van de huidkleurige tape. 6 Visual Analogue Scale (VAS) De VAS is gemeten op drie verschillende onderdelen; palpatie, rust en diep inademen/hoesten/niezen. De grootste verbetering is gevonden bij het onderdeel palpatie. De VAS was bij aanvang 83 mm en bij de eindevaluatie gereduceerd tot 17 mm. Dit is een verbetering van 79,5%. Vervolgens is een verbetering van 74,6% gevonden op het onderdeel diep inademen/hoesten/ niezen. Bij de nulmeting was de VAS 71 mm, bij de effectmeting is deze veranderd naar 18 mm. De minste verbetering is gevonden op de VAS in rust. Tijdens het eerste onderzoek werd een VAS gemeten van 40 mm, bij de meting na vier weken was deze verkleind tot 13 mm. Dit is verbetering van 67,5%. Patiënt Specifieke Klachten (PSK) De volgende activiteiten zijn door de patiënte op de PSK gescoord; het uitvoeren van hobby’s, zware huishoudelijke taken en sporten. Bij de nulmeting was de totaalscore van de PSK 223 mm. Tijdens de tussenevaluatie was de score 138 mm, dit is een verschil van 85 mm. Na vier weken van therapie is de score van de PSK gereduceerd tot 48 mm, een verbetering van 78,5%. Zwelling De zwelling ter hoogte van de tweede rib links had bij aanvang van de therapie een doorsnede van 37 mm. Na twee weken therapie was de doorsnede verminderd tot 19 mm, dit is een vermindering van 48,6%. Aan het einde van de behandelepisode was de zwelling niet meer zichtbaar en de doorsnede niet meetbaar. Beïnvloedende factoren Tijdens de behandelepisode was er geen sprake van foutieve coping, irrationele gedachten, sociale problemen op het werk of bij de familie, stress, depressiviteit, et cetera. Verder waren er geen stressoren of omgevingsfactoren aanwezig welke als herstelbelemmerende factoren de fysiotherapeutische behandeling konden beïnvloeden. Door reductie van pijn is de inname van pijnstillende medicatie afgenomen, aan het einde werd geen pijnmedicatie meer gebruikt. De therapietrouw was goed en de patiënte is goed omgegaan met de CT. DISCUSSIE Uit het onderzoek van Hompes en Kreeke (2001) lijkt fysiotherapie een effectieve interventie bij het syndroom van Tietze. Binnen de fysiotherapie zijn diverse behandelvormen mogelijk, deze interventies zijn voornamelijk symptomatisch en niet afdoende. Het doel van deze casestudy was een fysiotherapeutische behandelvorm toepassen die mogelijk wel afdoende is bij het syndroom van Tietze. Deze casestudy beschrijft een behandelmethode die nog niet eerder in een dergelijke context onderzocht is; het Medical Taping Concept in combinatie met fysiotherapeutische mobilisaties, oefentherapie en advies. De resultaten waren positief; de VAS score is verlaagd, de beperkingen in activiteiten zijn vermindert en de zwelling is verdwenen. De interventie in deze casestudy is geslaagd, maar er zijn naar aanleiding van dit onderzoek enkele discussiepunten. Bij de literatuur search zijn databases geraadpleegd zoals PubMed, Cochrane, PEDro, vakliteratuur en diverse medische tijdschriften. De uitkomst van deze search heeft geleid tot een goede basiskennis over de beschreven pathologie, diagnostiek en interventies. Een studie over het MTC toegepast bij het syndroom van Tietze is niet gevonden en een mogelijk nuttige review over het syndroom van Tietze was niet vrij verkrijgbaar (Aeschlimann, A. and Kahn, M.F. (1990). Tietze's syndrome: a critical review. Clin Exp Rheumatol, 8, 407-412). De literatuur is geclassificeerd naar de levels of evidence volgens Sackett, Strauss, Richardson, et al., (2000). Door de classificatie is een duidelijk beeld over de kwaliteit van de literatuur. Het classificeren kan afwijken van de Visual Analogue Scale (VAS) Tabel 3: Resultaten Nulmeting (anamnese) Tussenevaluatie (2 weken) Effectmeting (4 weken) Palpatie 83 mm 52 mm 17 mm Patiënt Specifieke Klachten (PSK) Uitvoeren van hobby’s Nulmeting (anamnese) Tussenevaluatie (2 weken) Effectmeting (4 weken) Zwelling Nulmeting (anamnese) Tussenevaluatie (2 weken) Effectmeting (4 weken) 76 mm 50 mm 17 mm Rust 40 mm 37 mm 13 mm Zware huishoudelijke taken 65 mm 37 mm 13 mm Diep inademen/ hoesten/niezen 71 mm 51 mm 18 mm Sporten Totaal 82 mm 51 mm 18 mm 223 mm 138 mm 48 mm Doorsnede van 37 mm Doorsnede van 19 mm Geen zwelling zichtbaar 7 daadwerkelijke kwaliteit van de literatuur. door misinterpretatie Het syndroom van Tietze kent een aantal vraagtekens. In de literatuur is tot nu toe geen afdoende behandeling beschreven, de incidentie is onbekend, de exacte oorzaak van het syndroom van Tietze is nog niet gevonden, er ontbreekt een gestandaardiseerd onderzoek om de diagnose te stellen en de effecten en hersteltijd bij de fysiotherapeutische behandeling zijn niet bekend. Het syndroom van Tietze wordt in de literatuur vaak verward met andere aandoeningen omdat ze een zelfde klinisch beeld vertonen. Het is moeilijk om het syndroom van Tietze te classificeren, sommige auteurs twijfelen er zelfs aan of het een opzichzelfstaand ziektebeeld is. De PSK, de VAS en het meten van de zwelling zijn het meest relevant voor deze casus. Het betrouwbaarheidsinterval van de PSK is bekend, maar het ICC is onvindbaar (Beuken, Huijskens, Nicolaes, 2009). De Patiënt Specific Functional Scale (PSFS), waarvan meer relevante psychometrie bekend is, biedt ook de mogelijkheid om de mate van beperkingen in activiteiten in kaart te brengen. Voor de PSFS is niet gekozen omdat deze op een tienpuntsschaal meet, waarbij dit bij de PSK op een lijn van 100 millimeter is. Verder is de PSK gevalideerd voor reumatische aandoeningen en dit is van de PSFS onbekend (Dickmeis, Frings, Müller, 2010). De constructvaliditeit is mogelijk niet een geschikte wijze om de validiteit weer te geven. Bij de VAS en PSK is de validiteit namelijk een open deur door de specifieke vraagstelling. Tijdens het onderzoek zijn voldoende meetmomenten ingepland, er heeft geen followup meting plaatsgevonden. Het effect op de lange termijn moet nog verder onderzocht worden middels vervolgmetingen na zes en twaalf maanden. Het in kaart brengen van de mate van zwelling is het meest accuraat middels echografie. Dit is vanwege de kosten en het gebrek aan kennis niet mogelijk om toe te passen. Het maken van de foto’s van de zwelling neemt een lichte vertekening met zich mee door onder andere lichtval. Op dit moment lijkt het opmeten van de zwelling met behulp van het programma PhoToPlan Basic het meest betrouwbaar. In de literatuur is geen relevante informatie te vinden over het opmeten van zwelling. Over de werking van CT is tot nu toe nog weinig evidence based kennis bekend. De CT is toegepast op de costosternale overgang op basis van ruimtebeïnvloeding en ondersteuning van de gewrichtsfunctie van de rib. Het toepassen van de techniek is niet gedaan door gediplomeerde therapeuten, dit is een discutabele factor. Mogelijk is het effect van de tape anders wanneer een geschoolde therapeut de CT plakt. Doordat er geen afdoende fysiotherapeutische behandeling bij het syndroom van Tietze bekend is, is het niet duidelijk of de ingezette behandeling met MTC toereikend is. De hypothese die vooraf aan de casestudy is opgesteld, luidt: ‘Het tapen kan er mogelijk voor zorgen dat een grotere kans op herstel plaatsvindt door een betere doorbloeding, pijndemping, het ondersteunen van de gewrichtsfunctie en opheffen van belemmeringen in de lymfeafvoer.’ De resultaten geven een positieve weergave; er was een gemiddelde verbetering van 73,9% op de VAS voor pijn, een totale verbetering van 78,5% heeft plaatsgevonden bij de PSK en de zwelling is verdwenen. De hypothese lijkt bevestigd, maar of er sprake is van toeval, spontaan herstel en in hoeverre de resultaten beïnvloedt zijn door factoren van buitenaf is niet duidelijk. De belangrijkste consequenties van deze casestudy is dat het mogelijk aanleiding geeft tot verder onderzoek en levert mogelijk een nieuwe therapie bij het syndroom van Tietze. Naar de mogelijke fysiotherapeutische interventies en de effectiviteit hiervan is vervolgonderzoek noodzakelijk. Bij verder onderzoek is het aan te bevelen om extra aandacht te schenken aan de volgende items: MTC, CT, tapetechniek, scholing van de therapeut, grotere en gevarieerde patiëntenpopulatie, verschillende interventies, follow-up meting en valide meetinstrumenten. CONCLUSIE Het toepassen van het MTC in combinatie met de reguliere fysiotherapeutische behandeling (mobilisaties, oefentherapie en advies) heeft een positieve invloed op de klachten van een patiënte met het syndroom van Tietze. Door de behandeling met CT is de VAS voor het onderdeel pijn verlaagd, de zwelling ter hoogte van de tweede rib verdwenen en het functioneren in het algemeen dagelijks leven verbeterd. Vervolgonderzoek middels vergelijking van verschillende interventies bij grotere patiëntenpopulaties, zou moeten plaatsvinden om aan te tonen wat het meest effectieve beleid is in het handelen bij het syndroom van Tietze. INFORMED CONSENT De patiënte heeft onbeïnvloed en vrijwillig toestemming gegeven en is geïnformeerd over het doel, de methode en de procedure van de interventie en de onzekerheid van de uitkomst. DANKWOORD FysioTape B.V. wordt bedankt voor het beschikbaar stellen van materiaal. 8 LITERATUURLIJST Levels of evidence (Sackett, Strauss, Richardson, et al., 2000). Classificatie vindt plaats in de categorieën 1, 2, 3, 4 of 5. Er wordt in deze literatuurlijst geen onderscheidt gemaakt binnen deze categorieën. 1 2 3 4 5 1A 1B 1C 2A 2B 2C 3A 3B Systematic Review of Randomized Controlled Trials (RCTs) RCTs with Narrow Confidence Interval All or None Case Series Systematic Review Cohort Studies Cohort Study/Low Quality RCT Outcomes Research Systematic Review of Case-Controlled Studies Case-controlled Study Case Series, Poor Cohort Case Controlled Expert Opinion/Book Bron Albarran, J.W. and Tagney, J. (2007). Chest pain: advanced assessment and management skills (Ed.), Assessing and managing the patient with musculoskeletal chest pain (pp. 209210). Oxford: Blackwell Publishers. Bakker, H. and Rikkert de Koe, F. (2008). Kinesiotaping. Retrieved November 27, 2010, from http://www.wikifysio.nl/index.php/Kinesiotaping,_scriptie Beurskens, A.J.H.M., de Vet, H.C.W., Köke, A.J.A. (1996). Responsiveness of functional status in low back pain. A comparison of different instruments. Pain, 65, 71-76. Beuken, L.M.H., Huijskens, J.C., Nicolaes, L.M.L. (2009). Weet wat je meet. Retrieved November 17, 2010, from http://www.surfsharekit.nl:8080/get/smpid:2892/DS1/ Bijur, P.E., Silver, W., Gallagher, E.J. (2001). Reliability of the visual analogue scale for measurement of acute pain. Acad Emerg Med, 8, 1153-1157. Bolton, J.E., Wilkinson, R.C. (1998). Responsiveness of pain scales: a comparison of three pain intensity measures in chiropractic patients. J of manipulative and physiological therapeutics, 21, 1-7. Bruining, H.A., Broos, P.L.O., Goris, R.J.A., et al. (2009). Leerboek chirurgie (Ed.), Syndroom van Tietze (pp. 355). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Dickmeis, M., Frings, P., Müller, N. (2010). Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Patiënt Specific Functional Scale (PSFS). Retrieved December 01,2010, from http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Portals /0/bestanden/103_1_N.pdf Disla, E., Rhim, H.R., Reddy, A., et al. (1994). Costochondritis. A prospective analysis in an emergency department setting. Arch Intern Med 154, 2466-2469. Retrieved September 22, 2010, from http://archinte.ama-assn.org/cgi/content/abstract/ 154/21/2466 Doherty, G. (2009). Current diagnosis and treatment surgery (Ed.), Tietze syndrome (pp. 314). Europe: McGraw-Hill Education. Downie, W.W., Leatham, P.A., Rhind, V.M., Wright, V., et al. (1978). Studies with pain rating scales, Ann Rheum Dis, 37, 378-381. Driscoll, D.J. (2005). Fundamentals of pediatric cardiology (Ed.), Tietze syndrome (pp. 50). Lippincott: Williams and Wilkins. Egmond, D.L., en Schuitemaker, R. (2009). Extremiteiten, manuele therapie in enge en ruime zin (Ed.), Beschrijving van gewrichtsposities uit het perspectief van de vorm (pp. 178179). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. El, A. van der (2007). Manuele diagnostiek, wervelkolom (Ed.), Rib-sternum verbindingen (pp. 18-19). Rotterdam: Uitgeverij Manthel. Engelen, E. van (2008). Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Retrieved November 11, 2010, from http://www.meetinstrumentenzorg.nl/Portals/0/bestanden/50_1.pdf Evermann, W. (2009). Effekte des elastischen tapings bei ausgewählten funktionellen beeinträchtigungen des muskuloligamentären apparates. Osteopathische Medizin, 10, 3135. Fauci, S.F., Langford, C. (2010). Harrison’s rheumatology (Ed.), Tietze syndrome and costochondritis (pp. 268). Europe: McGraw-Hill Education. Flowers, L.K. (2009). Costochondritis: Differential Diagnoses & Workup. E med. Retrieved, Oktober 11, 2010, from http://emedicine.medscape.com/article/808554-followup Franquet, T., Gimenez, A., Alegret, X., et al. (1997). Imaging findings of sternal abnormalities. Eur Radiol 7, 492-497. Retrieved September 20, 2010, from http://www.springerlink.com/ content/h4rw9uh9xxfnqn4j/fulltext.pdf Gregory, S. and Watson, P.A.C. (2006). Noncardiac chest pain: A rational approach to a Level 5 2 2 2 2 2 5 2 2 5 2 5 5 5 2 2 5 2 2 2 9 common complaint. Retrieved October 1, 2010, from http://www.jaapa.com/noncardiacchest-pain-a-rational-approach-to-a-common-complaint/article/124511/ Haas, W.H.D. de (1952). De ziekte van tietze. Ned Tijdschr Geneeskd, 96, 5, 254-256. Retrieved September 29, 2010, from http://www.ntvg.nl/publicatie/de-ziekte-vantietze/pdf Halseth, T., McChesney, J.W., De Beliso, M., Vaughn, R., et al. (2004). The Effects of kinesio taping on proprioception at the ankle. J Sports Sci Med, 3, 1–7. Hecker, H.U. and Liebchen, K. (2005). Aku-Taping – sanft gegen den Schmerz (1st ed.). Stuttgart: Haug. Hompes, V. and van de Kreeke, J. (2001). Ziektebeelden. Retrieved September 8, 2010, from http://scriptiesonline.bib.hva.nl/document/117761 Honda, N., Machida, K., Mamiya, T., et al. (1989). Scintigraphic and CT findings of Tietze's syndrome: report of a case and review of the literature. Clin Nucl Med 14, 606-609. Retrieved September 20, 2010, from http://journals.lww.com/nuclear med/Abstract/1989/08000/Scintigraphic_and_CT_Findings_of_Tietze_s.11.aspx Hoogendoorn, R.J.W., Brinkman, J.M., Visser, O.J., et al. (2004). Pijn in het sternum: niet altijd onschuldig. Ned Tijdschr Geneeskd. 148, 2469-2474. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ntvg.nl/publicatie/pijn-het-sternum-niet-altijd-onschuldig/volledig#LIT9 Jaraczewska, E. and Long, C. (2006). Kinesio taping in stroke: improving functional use of the upper extremity in hemiplegia. Top Stroke Rehabil, 13, 644-651. Jensen, S. (2001). Musculoskeletal causes of chest pain. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed Jong, J.T.E. de, Jüngen, IJ.D., Zaagman-van Buuren, M.J. (2009). Interne geneeskunde en chirurgie (Ed.), Syndroom van Tietze (pp. 157). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Jongh, T.O.H. de (2006). Diagnostiek van alledaagse klachten (Ed.), Skelet en spierstelsel (pp. 402). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Jurik, A.G. and Graudal, H. (1988). Sternocostal joint swelling – clinical Tietze's syndrome. Report of sixteen cases and review of the literature. Scand J Rheumatol, 17, 33-42. Retrieved September 18, 2010, from http://informahealthcare.com/doi/abs/10.3109/ 03009748809098757 Kamel, M. and Kotob, H. (1997). Ultrasonographic assessment of local steroid injection in Tietze’s syndrome. Br J of Rheum, 36, 547-550. Retrieved September 29, 2010, from http://rheumatology.oxfordjournals.org/content/36/5/547.short Kase, K. and Hashimoto, T. (1998). Changes in the volume of the peripheral blood flow by using kinesio taping. Retrieved October 25, 2010, from http://www.sportmedicine. ru/articles/changes_in_the_volume_of_the_peripheral_blood_flow_by_using_ kinesio_taping.htm Kase, K., Wallis, J., Kase, T. (2003). Clinical therapeutic applications of the Kinesio Taping method (2nd ed.). Tokyo: Ken Ikai Co. Kim, C.H., Kim, A.R., Kim, M.I., Kim, S.H., et al. (2002). The efficacy of Kinesio taping in patients with a low back pain. J Korean Acad Fam Med, 23, 197-204. Koning, M. (no date). Patiënt specifieke klachten. Retrieved September 30, 2010, from http://www.fysiotherapiepraktijk.nl/pdf/PatientSpecifiekeKlachten.pdf Lee, K.J. (2008). Essential otolaryngology: head & neck surgery (Ed.), Tietze syndrome (pp. 221). Europe: McGraw-Hill Education. Lohman, A.H.M. (2008). Vorm en beweging (Ed.), Beweeglijkheid van de thorax (p. 115-117). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Maitland, G.D. (1983). Manipulatie van de perifere gewrichten. Graden van beweging (p. 4546). Lochem-Poperinge: Uitgeversmaatschappij de tijdstroom. Martino, F., D’Amore, M., Angelelli, G., et al. (1991). Echographic study of Tietze's syndrome. Clin Rheumatol 10, 2-4. Retrieved September 20, 2010, from http://www.springerlink.com/content/p72387313g384160/ Martino, G., Cariati, S., Elmore, U., et al. (1994). Tietze’s syndrome in the elderly: description of a case and review of the literature. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed Meer, J. van der, and Stehouwer, C. (2005). Interne geneeskunde (Ed.), Pijn op de borst (pp. 384). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Murray, H. (2001). Effects of KinesioTM taping on muscle strength after ACL-repair. Retrieved oktober 25, 2010, from http://www.kinesiotaping.com Nilsson, S., Scheike, M., Engblom, D., et al. (2003). Chest pain and ischaemic heart disease in primary care. BrJ Gen Pract 53, 378-382. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1314597/ 2 2 2 5 3 3 2 2 5 5 3 2 2 2 3 2 5 5 5 2 3 5 2 2 10 Oostveen, P.K. (2010). Literatuur review betrouwbaarheid van vragenlijsten voor patiënten met nekklachten. Retrieved November 30, 2010, from http://www.mulderenvanoostveen.nl/ files/review-nekklachten.pdf Ostelo, R.W.J.G., Deyo, R.A., Waddell, G., Croft, P. et al. (2008). Interpreting change scores for pain and functional status in low back pain. Spine, 33, 90-94. Pijning, J.M., Boeck, H. de, Desprechins, B., Ernst, C. (2003). Het syndroom van Tietze bij een 2-jarige jongen. Ned Tijdschr Geneeskd. 147, 2134-2136. Retrieved September 18, 2010, from http://www.ntvg.nl/publicatie/het-syndroom-van-tietze-bij-een-2-jarige-jongen/pdf Reuter, P. (2008). Springer lexicon diagnose en therapie pulmonologie (Ed.), Chondropathia tuberosa (pp. 94). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Reuter, P. (2009). Diagnose en therapie (Ed.), Costochondrose (pp. 61). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rovetta, G., Sessarego, P., Monteforte, P. (2009). Stretching exercises for costochondritis pain. G Ital Med Lav Ergon, 31, 169-171. Sackett, D.L., Strauss, S.E., Richardson, W.S., et al. (2000). Evidence-Based Medicine: How to Practice and Teach EBM. Philadelphia: Churchill-Livingstone. Semble, E.L., Wise, C.M. (1988). Chest pain: a rheumatologist’s perspective. Southern Medical Journal, 81, 64-68. Siegenthaler, W.M.D. (2007). Differential diagnosis in internal medicine: from symptom to diagnosis (Ed.), Other causes for thoracis pain (pp. 252). Thieme: Medical Pub. Sijmonsma, J. (2007). Medical taping concept. Oldenzaal: Verhaag grafische dienstverlening. Simon, C., Everitt, H., Kendrick, T. (2005). Oxford handbook of general practice (Ed.), Tietze syndrome (pp. 584). Oxford: Oxford University Press. Sluis, C. van der, and Sluis, J.A. van der (2009). Kinderorthopedie (Ed.), Syndroom van Tietze (pp. 72-73). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Slupik, A., Dwornik, M., Bialoszewski, D., Zych, E. (2007). Effect of Kinesio Taping on bioelectrical activity of vastus medialis muscle. Ortop Traumatol Rehabil, 9, 634-643. Spencer Jr., E.E., Wirth, M.A., Rockwood Jr., C.A. (2007). Disorders of the Shoulder: Diagnosis and Management (Ed.), Disorders of the Sternoclavicular Joint: Pathophysiology, Diagnosis and Management (pp. 1008-1049). Lippincott: Williams & Wilkins. Stephens, J.T. and Pait, T.G. (2003). Golf forever: The spine and more, a health guide to playing the game (Ed.), Tietze syndrome (pp. 62). Las Vegas: Stephens Press LLC. Stockendahl, M.J. and Christensen, H.W. (2010). Chest pain in focal musculoskeletal disorders. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/ pubmed Szczegielniak, J., et al. (2007). The use of kinesiotaping with acute stages of bronchial asthma. Polish J of Sports Med, 23, 337-341. Thelen, M.D., Dauber, J.A., Stoneman, P.D. (2008). The clinical efficacy of kinesio tape for shoulder pain: a randomized, double-blinded, clinical trial. J Orthop Sports Phys Ther, 38, 389-395. Thongngarm, T., Lemos, L.B., Lawhon, N., Harisdangkul, V. (2001). Malignant tumor with chest pain mimicking Tietze’s syndrome. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed Toussirot, E., Gallinet, E., Auge, B., et al. (1998). Anterior chest wall malignancies. A review of ten cases. Rev Rhum Engl Ed 65, 397-405. Retrieved September 16, 2010, from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/9670332 Tugwell, P., Bombardier, C., Buchanan, W., Goldsmith, et al. (1987). The Mactar patients preference disability questionnaire. An individualized function priority approach for assesing improvement in physical disability in clinical trials in rheumatoid arthritis. J Rheumatol 14, 446-451. Wentink, E.A.F. (2007). Medische kennis (Ed.), Syndroom van Tietze (pp. 146). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Winkel, D., Fisher, S., Vroege, C. (1984). Weke delen aandoeningen van het bewegingsapparaat, deel 2: Diagnostiek (Ed.), Syndroom van Tietze (pp. 209). Utrecht/Antwerpen: Bohn, Scheltema & Holkema. Winkel, D. (1994). Orthopedische geneeskunde en manuele therapie: wervelkolom (Ed.), Morbus Tietze (pp. 180). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. William, C., Shiel, Jr. (2000). Kelly’s textbook of rheumatology (7nd ed.). Philadelphia: Saunders. Wise, C.M., Semble, E.L., Dalton, C.B. (1992). Musculoskeletal chest wall syndromes in patients with noncardiac chest pain: a study of 100 patients. Arch Phys Med Rehabil, 73, 147-149. Retrieved October 12, 2010 from http://www.uptodate.com/ patients/content/ abstract.do?topicKey=%7EkVK0MjILExZi5.&refNum=18 1 1 3 5 5 5 5 2 5 5 5 5 2 5 5 2 2 1 3 2 3 5 5 5 5 1 11 BIJLAGE 1 Visual Analogue Scale (VAS) Plaats een verticale streep op de lijn dat het beste de ernst van uw pijn weergeeft. Hoe hevig was uw pijn (gemiddeld) de afgelopen week (7 dagen)? Hoesten, niezen en diep ademhalen Geen pijn ___________________________________________ Ergste pijn Palpatie van de costo-sternale overgang bij rib 2 Geen pijn ___________________________________________ Ergste pijn ___________________________________________ Ergste pijn Rust Geen pijn 12 BIJLAGE 2 Patiënt Specifieke Klachten (PSK) Instructie Uw klachten hebben invloed op de activiteiten en bewegingen die u dagelijks doet en moeilijk te vermijden zijn. De gevolgen van deze klachten zijn voor iedereen verschillend. Elk persoon zal bepaalde activiteiten en bewegingen graag zien verbeteren door de behandeling. Hieronder staan een aantal activiteiten en bewegingen als voorbeeld. Probeer de activiteiten te herkennen waar u de afgelopen week door uw klachten moeilijkheden mee had. Kleur of kruis het bolletje aan voor deze activiteit. We vragen u problemen aan te kruisen die u het meest belangrijk vindt en die u het liefst zou zien veranderen in de komende weken. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 in bed liggen omdraaien in bed opstaan uit bed opstaan uit een stoel gaan zitten op een stoel lang achtereen zitten in/uit de auto stappen rijden in een auto of bus fietsen staan lang achtereen staan licht werk in en om het huis zwaar werk in en om het huis in huis lopen 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 wandelen hardlopen het dragen van een voorwerp tillen op bezoek gaan bij familie, vrienden of kennissen uitgaan seksuele activiteiten uitvoeren van werk uitvoeren van hobby’s uitvoeren van huishoudelijk werk sporten op reis gaan andere activiteiten…………………… Belangrijkste activiteiten zijn: 1. …………………………………………………………… 2. …………………………………………………………… 3. …………………………………………………………… Score van de drie activiteiten Hoe moeilijk was het voor u in de afgelopen week om deze activiteiten uit te voeren? Activiteit 1 Geen enkele moeite ___________________________________________ Onmogelijk Activiteit 2 Geen enkele moeite ___________________________________________ Onmogelijk Activiteit 3 Geen enkele moeite ___________________________________________ Onmogelijk 13 BIJLAGE 3 Foto overzicht Ruimte beïnvloeding met behulp van de ligamenttechniek. De 1e tape wordt in het verlengde van de rib op de costosternale overgang geplakt. Het middelste deel van de tape is maximaal gerekt en ligt op de zwelling ter hoogte van de tweede rib. De beide ankers worden zonder rek op de huid geplakt. De 2e tape wordt met een hoek van 45 graden naar links op de eerste tape geplakt op dezelfde manier als de eerste tape. De 3e tape wordt met een hoek van 45 graden naar rechts op de eerste en tweede tape geplakt op dezelfde manier als de eerste tape. De 4e tape wordt haaks op de eerste tape geplakt op dezelfde manier als de eerste tape. 14 Ondersteuning van de gewrichtsfunctie van de tweede rib De tape wordt maximaal gerekt, het ene uiteinde wordt geplakt op het midden van het sternum en loopt via de tweede rib richting de oksel. De tape wordt over de stervormige tape heen geplakt. De tape wordt maximaal gerekt, het ene uiteinde wordt geplakt op het midden van het sternum en loopt via de tweede rib richting de oksel. 15