De Dordtse Leerregels

advertisement
DE DORDTSE LEERREGELS
1
I TER INLEIDING
Het is mij een vreugde om op uw 'Pastorale de Dijon' iets te mogen zeggen over de
Dordtse Leerregels. Deze Leerregels zijn een officieel in de Nederlandse Hervormde Kerk
erkend belijdenisgeschrift. Kerkhistorisch gezien zijn zij een typisch Nederlands product,
geboren in de strijd met de Remonstranten en op de Nationale Synode van Dordrecht
(1618-'19) aanvaard als uitdrukking van het Gereformeerd belijden en als zodanig één
van de formulieren van enigheid.
Erkenning/bekendheid
Deze leerregels zijn onder de Gereformeerde belijders in Nederland geprezen, maar
anderzijds niet het meest gelezen. Voor velen is de inhoud van de Dordtse Leerregels
weinig of niet bekend. En binnen de Nederlandse Hervormde Kerk waar in onze dagen
het Remonstrantisme hoogtij viert, zijn deze Leerregels ook bepaald niet door ieder
erkend.
Integendeel. Kort na de tweede wereldoorlog is
er zelfs door een predikant te Zeist een
bezwaarschrift tegen ingediend. Daarin werd
gesproken van een onbijbels Godsbegrip in de
Dordtse Leerregels.2 Enige tijd daarna heeft
onze Synode vervolgens een geschrift laten
verschijnen over de uitverkiezing (het centrale
thema van de Dordtse Leerregels) dat -zacht
gezegd- op gespannen voet stond met dit
belijdenisgeschrift.3 De theologie van K.Barth
had duidelijk zijn werk gedaan. Intussen is
onze kerk ook in gesprek gekomen met de
zogenaamde Remonstrantse Broederschap, een kleine geloofsgemeenschap in Nederland
die uiteraard de Dordtse Leerregels met kracht verwerpt.
Denk dus niet, dat de Dordtse Leerregels in de grotere Protestantse kerken van
Nederland hoog in het vaandel geschreven staan. Bij de kleinere kerken van
gereformeerde beginselen ligt dat anders.
In andere landen zijn de Leerregels maar zeer ten dele bekend. In elk geval veel minder
dan bijv. de ‘Gallicana’ of de ‘Heidelbergse Catechismus’. Om mij te beperken tot
Frankrijk: de synode van de franse Gereformeerden te Alais in 1620 nam de Leerregels
over en verplichtte de ondertekening ervan. 4Maar overigens zijn zij nooit en nergens
buiten Nederland als een belijdenisgeschrift aanvaard. Wel zijn er vertalingen, onder
meer ook in de Franse taal. En thans zijn de Leerregels voor u zelfs in een nieuwe Franse
uitgave bereikbaar.
Specialité de la maison des Pays Bas?
1
Deze voordracht (in Franse vertaling) is in 1988 door mij gehouden op de ‘Pastorale de Dijon’
onder de titel ‘Canons du synode de Dordrecht (Les cing Articles)
2
A. Duetz, Het hart van God - het hart der kerk (okt. 1953).
3
De uitverkiezing, richtlijnen voor de behandeling van de leer der uitverkiezing; aanvaard door de
Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk. Den Haag 1961.
4
Dr.Otto J.de Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis, Nijkerk 1972, blz. 196.
1
Men zou kunnen vragen, of deze stand van zaken niet duidelijk maakt, dat de Dordtse
Leerregels eigenlijk slechts een ‘specialité de la maison des Pays-Bas’ zijn. Een klein
volkje maakte zich indertijd druk om enkele spitsvondigheden en futiliteiten, verband
houdende met de uitverkiezing. En wie loopt daar tegenwoordig nog erg warm voor?
Niets is echter minder waar dan dat. In de eerste plaats immers moet u niet vergeten,
dat de zaak waarom het ging in het twistgeding van de Dordtse Synode met de
Remonstranten echt meer is dan een typisch Hollandse aangelegenheid. Het gaat hier
om het merg van het Calvinisme. Zeker, alles is en was in deze strijd met de
Remonstranten toegespitst op de leer van de uitverkiezing. En wij zouden kunnen
denken, dat het beter is om daarvan niet te veel te willen zeggen.Vergeten we dan echter
niet, dat in deze strijd ten diepste de vraag aan de orde is, wie God is en hoe Hij de mens
redt van het verderf. Hier is de alleenheerschappij van Gods genade in het geding. En de
vraag is daarbij, of die genade van God op de één of andere manier aansluit bij iets in de
mens, ja dan neen. Dat is een kardinaal punt.Hoe is de verhouding God-mens? Is dat
een zaak van coöperatie of correlatie? Heeft de mens een vrije wil? Of heeft de zonde in
het leven van de mens zo huisgehouden, dat God helemaal opnieuw met hem moet
beginnen?
Niemand moet zeggen, dat deze vragen futiliteiten zijn. Zijn zij niet de kernvragen van de
Brief aan de Romeinen? De apostel Paulus lag op dit punt overhoop met het Joodse
denken. Zijn dit niet de vragen die aan de orde waren in de strijd van Augustinus tegen
Pelagius? Van Luther tegen Erasmus (zie Luthers Galatenbrief)? Van Calvijn tegen o.a.
Pighius? Wie durft dan eigenlijk nog te beweren, dat deze zaken niet actueel zijn? Veeleer
moet men zeggen, dat ons behoud en in elk geval ook de heilszekerheid ermee staat of
valt.
Aan de Joodse rabbi Jochanan ben Zakkai (gestorven ong.80 nC) die huilend op zijn
sterfbef lag, werd door zijn leerlingen gevraagd, waarom hij zo bedroefd was. Hij
antwoordde: ..‘Ik zie twee wegen voor mij:de ene is die naar de hemelse hof van Eden en
de andere is die naar de Gehenna (hel); en ik weet niet, op welke van die twee wegen men
mij brengen zal; zou ik dan niet wenen?’ 5
Aan één van de opstellers van de Heidelbergse Catechismus (Olevianus) werd gevraagd,
toen hij op zijn sterbed lag,of hij zelf nog zeker was van die dingen die hij de mensen in
zijn leven geleerd had. Hij antwoordde: ‘Certissimus’ (volkomen zeker).
Ten diepste gaat het over deze dingen in de Dordtse Leerregels. En daarom noem ik ze
hoogst actueel. Ze zijn zeker geen product van typisch Hollandse strijdlust, waarover wij
ons vandaag beter niet meer druk kunnen maken. Voor de bijwoning van de Dordtse
Synode zijn dan ook in 1618-19 bewust buitenlandse kerken uitgenodigd. Deze Synode
droeg daardoor een oecumenisch karakter. En ook de Franse Gereformeerde kerk is voor
het beraad uitgenodigd geweest. De geachte afgevaardigden kregen echter van de Franse
koning geen permissie om te gaan. Daarom heeft Dordt het indertijd zonder u moeten
doen.
Onvergetelijk is echter de lange brief die Pierre du Moulin aan de Synode heeft schreven.
Zij is opgenomen in de ‘Acta’ van de Dordtse Synode. 6 Du Moulin, predikant en
5
Zie Kommentar zum Neuen Testament (aus Talmud und Midrasch), von H. L. Strack und P.
Billerbeck. München 19378, Bnd. IV/ 2; S. 1034.
Handelingen der Nationale Synode, 143-e zitting (27 april 1619). ’Dr. E. D. Petrus Molinaeus,
predikant der Kerk van Parijs, heeft door D.Deodatus der Synode zijn oordeel van de vijf Artikelen
der Remonstranten overgeleverd, welk ook openlijk is gelezen. En dit is: De Belijdenis van Petrus
6
Molinaeus, predikant der Kerk van Parijs, over de verschillen die in Nederland zijn, welke hij de
2
hoogleraar (Sédan), ooit ook benoemd tot hoogleraar te Leiden, heeft in deze brief op een
bewogen wijze zijn overtuiging neergelegd, dat de leer van de uitverkiezing geen
belemmering, maar juist een stimulans is voor een heilig en godvrezend leven. Als
hoogleraar heeft hij verder ook niet nagelaten de leer van de Dordtse Leerregels onder
zijn volk uit te dragen. De theologie van Saumur heeft echter enige tijd later veel
bedorven.7
II ENKELE HISTORISCHE ASPECTEN
Na deze inleidende opmerkingen, belicht ik nu eerst nog enkele historische aspecten van
de Dordtse Leerregels, nodig voor een goed verstaan van de inhoud.
De semipelagiaanse-humanistische geest
De Dordtse Synode is niet uit de lucht komen vallen. Aan het twistgeding aldaar om de
dubbele predestinatie is veel vooraf gegaan. Weliswaar had de Reformatie (vooral onder
invloed van Calvijn) aan het eind van de 16e eeuw in Nederland diepgaand wortel
geschoten. Het Rooms Katholicisme was op terugtocht. Op vele kansels klonk het geluid
van de zuivere Evangelieverkondiging van vrije genade. Maar intussen maakte zich ook
een humanistische geest breed, waarin de ‘grandeur’ van de mens hoogtij vierde. De
geest van Erasmus (van Coornhert, enz.) was springlevend; een geest van
semipelagianisme waarin staande werd gehouden, dat de zonde weliswaar de wil van de
mens verziekt, maar dat die mens door helpende genade wel weer terecht komt. Deze
geest met zijn liberale inslag overheerste in regeringskringen (Oldenbarneveld bijv.). Zij
eiste gematigde opvattingen en verdraagzaamheid en was een vijand van een ‘position
dure’.
Arminius
Welnu, tegen de achtergrond daarvan moet vooral de werkzaamheid van Jacobus
Arminius worden gezien, de man die de vader van het Remonstrantisme is te noemen.
Hij was een leerling van Calvijn en Beza en als predikant te Amsterdam aanvankelijk
onbesproken. Reeds daar echter openbaarden zich bij hem afwijkende gevoelens die de
gemeente verontrustten, vooral in zijn verklaring van de Brief aan de Romeinen,
hoofdstuk 7. Arminius meende, dat het hier ging om de strijd tussen het goede en het
kwade in de nog niet wedergeboren mens. Volgens Arminius had de mens een vrije wil,
wel door de zonde verzwakt, maar niet ‘onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle
kwaad’. Steeds sterker heeft hij zich dan ook verzet tegen de leer van de particuliere
uitverkiezing van eeuwigheid waarin geleerd werd (à la Calvijn), dat de mens niet om zijn
geloof, maar tot het geloof is uitverkoren. Sola gratia.God brengt door Zijn Woord en
Geest de mens tot het geloof. Dat is volkomen Zijn werk. En dat geloof (hoewel
onvolmaakt) wordt door God dan ook niet de mens als gerechtigheid toegerekend. Maar
alleen de gerechtigheid van Christus (volmaakt en genoeg om zalig te worden) wordt de
mens in de weg van het geloof door God tot gerechtigheid toegerekend. Arminius
ontkende dit. Hij ontkende, dat de Bijbel (ook Rom .9-11)over de uitverkiezing in deze zin
spreekt.
vergadering der Eerw.Vaderen der Generale Synode te Dordrecht heeft toegezonden om te
onderzoeken.
7
Zie Pierre du Moulin, Opuscula. Zie ook Pierre du Moulin, De Christelijke strijd (herschreven en
ingeleid door drs. K. Exalto),Dordrecht 1976. Pierre du Moulin was hoogleraar filosofie en Grieks
te Leiden van 1592-1598. Later (21 jaren lang predikant te Parijs); daarna (van 1620-1658, het
jaar van zijn sterven) predikant en hoogleraar te Sedan.Hij heeft het opkomend Remonstrantisme
en het Amyraldisme waarin hij een gematigd Remonstrantisme zag, zeer bestreden. Koning
Lodewijk XIII verbood hem naar de Dordtse Synode te gaan.
3
Zonder twijfel is in deze ontwikkeling van Arminius’ leer ook de invloed merkbaar van de
theologie van de in de Bartholomeüsnacht omgekomen Parijse hoogleraar Petrus Ramus.
Reeds in zijn studentenjaren heeft Arminius daarvan kennis genomen. En in het
gedachteklimaat van Ramus viel immers ook zo sterke nadruk op de wil van de mens.8
Als hoogleraar te Leiden heeft Arminius deze leer helaas vrijuit kunnen verbreiden onder
de studenten. Zijn tegenstander was de hoogleraar Fransciscus Gomarus. 9
Supralapsarisme
Moeten wij bij deze felle strijd over de uitverkiezing ook niet in rekening brengen, dat de
Calvinisten in Nederland soms heel ver gingen in hun beschouwingen over de
predestinatie? Heerste daar niet soms ook een streng ‘supralapsarische standpunt,
waarin het grote gevaar dreigde, dat men op een scholastieke wijze – deterministisch en
fatalistisch - alles vanuit de wil van God verklaarde, zodat de mens wel haast in de zonde
moest vallen en God tot een auteur van de zonde werd gemaakt? Hoezeer dat echter
waar kan heten, kan toch van Arminius’ leer niet worden gezegd, dat ze een bijbelse
reactie was op een gevaarlijke theologie met het ‘decretum horribile’ van Calvijn als
centrum. Veeleer moet Arminius’ leer worden verstaan als een exponent van een
humanistisch en semipelagiaans denken, dat sluimert op de bodem van het hart van de
door de Griek-Romeinse cultuur gevormde westerse mens.
De remonstrantie
Nog enkele punten moeten genoemd worden om het summiere relaas over de historische
achtergrond van de Dordtse Synode en de Dordtse Leerregels af te maken. Kort na de
vroegtijdige dood van Arminius (1609-50 jaren oud), namelijk in 1610 is een aantal
Arminianen in Gouda bijeengekomen, onder leiding van Simon Episcopius. Om te
protesteren tegen de moeilijkheden die de arminiaanse kandidaten bij hun toelating tot
het predikantschap in de weg werden gelegd. Bij die gelegenheid is de zogenaamde
Remonstrantie opgesteld. Daarin is het officiële gevoelen van de Arminianen (die daarna
Remonstranten heten) verwoord in vijf artikelen. Kort daarop verscheen de zogenaamde
Contraremonstrantie waarin deze leer van de Remonstranten door een aantal
Calvinistische predikanten heftig werd weersproken.
De roep om een Nationale Synode
Maar waarom werd er eigenlijk niet een nationale synode gehouden, een landelijke
kerkvergadering waarin heel de gereformeerde kerk van Nederland bijeen zou komen om
de gordiaanse knoop eindelijk eens door te hakken? Opdat de dwaalleer voortaan niet
langer ongehinderd zou voortwoekeren. Eindeloos is om zulk een Synode gevraagd. Maar
de toenmalige verhouding van Kerk en Staat was dusdanig, dat zo’n synodevergadering
alleen mogelijk was, als de overheid toestemming gaf. En de overheid gaf die
toestemming niet. Haar humanistisch-liberale instelling maakte, dat zij zoveel mogelijk
de gereformeerde belijders tegenwerkte. Totdat Prins Maurits tenslotte publiek de zijde
koos van de Calvinistische dominee Rosaeus en daarmee ook van de Calvinisten. Even
later (11 november 1617) namen de Staten-Generaal van de Verenigde Provincies der
Nederlanden het besluit tot het houden van de Nationale Synode te Dordrecht.
Zie hierover o.a. Ds. J. Faber, ds. H. J. Meijerink, dr. C. Trimp, ds. G. Zomer, De Schat van
Christus’bruid, Goes, 1965; (over Ramus, blz.28). Zie ook dr. C. Graafland, Van Calvijn tot Barth,
oorsprong en ontwikkeling van de leer der verkiezing in het Gereformeerd Protestantisme, Den Haag
1987, blz.72.
9
Fr.Gomarus is hoogleraar te Saumur geweest.
8
4
De Remonstranten veroordeeld
Welnu, op deze vergadering van de Nationale Synode is orde op zaken gesteld. In
aanwezigheid van afgevaardigden van de Duitse, Zwitserse en Engelse kerken is de
discussie gevoerd met de belangrijkste vertegenwoordigers van de Remonstranten die ter
synode gedagvaard waren. Een bijzonder moeilijke discussie, omdat de Remonstranten
hun eigenlijke overtuiging door aanhoudend zwijgen verborgen en liever als aanklagers
dan als gedagvaardigden optraden. Het was hun erom begonnen de leer van de
predestinatie zwart te maken door met de verwerping van eeuwigheid te beginnen en de
Calvinisten te verwijten, dat ze God tot auteur van de zonde maakten. 10 Tenslotte zijn ze
door de voorzitter van de Synode, ds. Joh. Bogerman uit de synodevergadering.
weggestuurd: ‘Dimittimini, ite’ (U kunt gaan, eruit!). Daarna heeft de synode het gevoelen
van de Remonstranten veroordeeld en zijn de Dordtse Leerregels opgesteld als een
duidelijke bestrijding van wat de Remonstranten in 1610 in hun vijf artikelen als een
belijdenis hadden uitgesproken. Dat alles is niet zonder slag of stoot gegaan. Vooral de
afgevaardigden van Bremen (Duitsland) opponeerden menigmaal en de Hessische
afgevaardigden verschilden soms ernstig van mening met de strenge Calvinist Gomarus.
11
De Leerregels en hun heilzame leer
Al met al kunnen we dus niet zeggen, dat de Dordtse Leerregels uit een opwelling van
een ogenblik zijn geboren.Er is veel theologische meningsvorming aan vooraf gegaan.
Bovendien zijn de opvattingen van de leerlingen van Calvijn op de Dordtse Synode als op
een oefenschool diepgaand beproefd en getoetst. Zeer behoedzaam heeft ook de Dordtse
Synode willen waken tegen rationalistische en fatalistische gevolgtrekkingen uit de
bijbelse leer van de uitverkiezing.
In de ‘conclusion’ lezen we, dat zij tegen alle waarheid, billijkheid en liefde handelen die
het volk willen wijsmaken, dat:
 deze leer..de harten der mensen van alle godvruchtigheid en godsdienst afleidt,
dat zij een oorkussen is voor het vlees en de duivel... (een leer die tot wanhoop en
zorgeloosheid brengt);
 deze leer God tot een auteur van de zonde maakt…, een tiran en huichelaar;
 deze leer de mensen vleselijk zorgeloos maakt…(alsof het er niet toe doet, hoe de
mensen leven) en dat het hen die verworpen zijn, ter zaligheid niet kan baten, al
ware het, dat ofschoon zij alle werken der heiligen waarlijk mochten gedaan
hebben;
 deze leer leert, dat God door het blote en loutere goeddunken van Zijn wil, zonder
enig opzicht of aanmerking van enige zonde, het grootste deel der wereld tot de
eeuwige verdoemenis voorbeschikt en geschapen heeft;
 deze leer leert, dat de verwerping op gelijke wijze de oorzaak is der ongelovigheid
en goddeloosheid, gelijk de verkiezing is de fontein en oorzaak des geloofs en der
goede werken;
10
De verwerping is de donkere keerzijde van de predestinatie. De Remonstranten zijn steeds in
hun kritiek op de Dordtse leer van de verkiezing begonnen bij het punt van de verwerping.
11
In deze inleiding wordt niet gehandeld over het verschil tussen supra- en infralapsarisme. De
Dordtse Synode heeft op dit punt zoveel mogelijk de binnen haar vergadering levende verschillen
van inzichten buiten het tenslotte door allen aanvaarde geschrift ‘De Dordtse Leerregels’
gehouden. Algemeen wordt erkend, dat de Dordtse Leerregels infralapsarisch zijn, d. w. z. dat God
niet los van de zondeval besloten heeft Zich te laten verheerlijken, zowel in de redding van de
uitverkorenen als in het laten verloren gaan van de verworpenen. Karl Heussi (in Kompendium der
Kirchengeschichte, Tübingen 1949, S.370) schrijft: ‘Die 1618-1619 tagende Dordrechter Synode
an der Abgesandte fast aller gröszeren reformierten Kirchen mit Ausnahme der Hugenotten
teilnahmen, verurteilte den Arminianismus und fixierte die calvinistische Prädestinationslehre,
wenn auch nicht mit alleräusserster Strenge".
5

deze leer leert,dat vele onnozele kinderkens der gelovigen van de borsten der
moeders worden afgerukt en tirannelijk in het helse vuur geworpen, alzo dat hun
noch het bloed van Christus baten kan noch de doop, noch het gebed der Kerken
bij hun doop.
De Dordtse Synode heeft uitdrukkelijk bepaald,dat de leer van de predestinatie met ‘de
geest van het onderscheid’ moet worden geleerd. Maar zo moet zij dan ook standvastig
worden verdedigd en teder worden bemind.
III HOOFDLIJNEN
Mij rest nu nog enkele hoofdlijnen te schetsen van wat de Dordtse Leerregels in vijf
artikelen willen zeggen. Ik noem slechts hoofdzaken.
A.DE UITVERKIEZING
Inderdaad gaat het in de Dordtse Leerregels breedvoerig over de predestinatie, zijnde:
‘een onveranderlijk voornemen van God, door hetwelk Hij voor de grondlegging der
wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar
in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijke geslacht, van de
eerste oprechtigheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het
vrije welbehagen van Zijn wil, tot de zaligheid, louter uit genade, uitverkoren heeft in
Christus, Die Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen
en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft….‘ (D.L. I, 7).
Deze verkiezing is van eeuwigheid, voor de grondlegging van de wereld en ze is verkiezing
in Christus. En als God besloten heeft mensen te verkiezen (d.i. tot geloof en bekering te
doen komen), dan betekent dat ook, dat Hij anderen (‘sommigen’) is voorbijgegaan en
hen liet in de val waarin zij zichzelf geworpen hebben (D.L. I,15). Bij de verkiezing tot
zaligheid heeft God enkel gelet op de gerechtigheid van Christus. Bij het passeren van
mensen lette Hij enkel op het verderf van de mens. En dat alles tot eer en verheerlijking
van Zijn grote Naam. En dat alles zeker niet, omdat het God behaagt mensen te laten
verloren gaan. Hij zoekt hun behoud en niet hun ondergang.
Is deze leer bijbels?
Men zou kunnen vragen,of deze leer van de predestinatie in de Bijbel voorkomt. Als dat
niet het geval is, is ze een uitvinding van mensen en dienen we haar voorgoed te
vergeten. Maar als deze leer in de Bijbel voorkomt, kunnen we haar slechts tot grote
schade van ons geestelijk leven vergeten. Ook dan echter moeten wij bescheiden en teer
over de dingen spreken. Er zijn ook verborgen dingen bij God. En die zijn voor de Heere
onze God.Maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen (Deut.29:29)
Nu zou het te ver voeren om heel het bijbels getuigenis op dit punt de revue te laten
passeren. Haast vanzelfsprekend is het, dat vooral de brief aan de Romeinen in het
denken over de predestinatie in de kerk een grote rol heeft gespeeld. Daarom zeg ik
daarover nu alleen een paar dingen.
De brief aan de Romeinen
a) Hét grote thema van de brief aan de Romeinen is dat van de openbaring van Gods
gerechtigheid. Hoe komt Gods gerechtigheid openbaar op de aarde? Door de wet
en de werken der wet? Zo had het gemoeten. Zo had God het bedoeld. Maar deze
weg loopt dood. Omdat de mens, zo verdorven en boos, met het heilige recht van
God alleen maar overhoop is komen te liggen. Dus komt er van Gods
gerechtigheid op aarde niets terecht? Nee, toch niet. Gods plan kan niet
6
mislukken. Zijn gerechtigheid komt toch openbaar. Hoe dan? Onder Israël, door
Jezus Christus en door het geloof in Hem. Want Jezus Christus heeft voor een
volkomen gerechtigheid gezorgd. En door het geloof in Hem, is de mens voor God
zoals de Heere hem hebben wil. De gerechtigheid van Christus wordt hem
geschonken.
b) Maar wie gelooft er nu in Jezus Christus? Dat doet immers ook al geen mens van
zichzelf. Jezus is zelfs door Zijn eigen volk, het volk der Joden aan de kant gezet
en gekruisigd. Dus is Gods plan (nl. om Zijn gerechtigheid door Christus op aarde
te openbaren) ook mislukt? Nee,toch niet. God zelf zorgde ervoor, dat Zijn plan
niet kon mislukken.Want reeds voor de grondlegging der wereld heeft Hij de
Zijnen die in Christus Jezus zouden geloven, uitverkoren.
Daarom is er altijd een ‘rest’ geweest onder Israël die trouw bleef. God zelf zorgde
voor een volk, dat aan de lippen van Christus hangt. Ook onder de heidenen.’Er
geloofden er zo velen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven’ (Hand.13:48).
De Heere voert Zijn welbehagen uit. En daarbij gaat hij anderen wel voorbij, maar
in Zijn uitverkorenen laat Hij zien, dat Hij dwars door alle opstand en afval heen
toch doorgaat; onder Zijn volk Israël, maar door de verwerping door Israël van zijn
Messias heen, ook onder de heidenen. En die mogen dan op hun beurt Israël tot
jaloersheid verwekken.
De rechtvaardiging door het geloof is verkiezende genade
Ziedaar de grote lijn van Paulus’ brief aan de Romeinen, het manifest in de Bijbel dat ons
de verkiezende God in Zijn soevereiniteit en vrijmacht predikt. Naar Zijn onveranderlijk
welbehagen handelt Hij. Hij spreekt goddelozen vrij, enkel en alleen uit eeuwig
welbehagen. Hij is de grote Initiatiefnemer. Juist door zo over de verkiezing van God te
spreken, zoals hij dat doet, laat de apostel Paulus in zijn brief aan de Romeinen zien, dat
het echt niet aan de beleefdheid van de mens ligt om Christus als zijn Zaligmaker aan te
nemen. Want dan zou Gods plan nooit zijn doorgegaan. Er is niemand die God zoekt,
niet één. God zorgt daar zelf voor. De uitverkiezing laat zien, dat alles, ook in de
rechtvaardiging van de goddeloze, van a tot z Gods werk is. Soli Deo gloria.
Laat niemand dus zeggen,dat de leer van de uitverkiezing een muur is waarop men zich
te pletter loopt. Zij is geen muur, maar een poort. Als het van mij afhing of van mijn
zogenaamde vrije wil, zou alles verloren zijn. Maar nu het alles hangt aan Gods
onveranderlijke en onberouwelijke Raad van vóór de grondlegging der wereld (Ef.1:4,5),
zijn er ook voor mij geweldige mogelijkheden om behouden te worden.
B.IN HET DAL DER VERNEDERING
Het tweede dat ik noemen wil, is, dat de Dordtse Leerregels niet beginnen met
uitspraken over de eeuwige predestinatie zoals boven genoemd. De Leerregels willen
troost bieden. Zij willen mensen pastoraal helpen. Om te komen tot de zekerheid van het
geloof. Maar om er zeker van te kunnen zijn, dat God mij reeds voordat de wereld er was
in Zijn hart had, moet ik ‘niet boven de wolken vliegen om in Gods Raad in te willen zien’
(Calvijn).
Ik moet niet beginnen met te willen weten, of ik uitverkoren ben. Ik moet beginnen met
te erkennen, dat ik verloren ben. Let erop,dat de Dordtse Leerregels beginnen in het dal
van de vernedering. ‘Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben en de vloek en
eeuwige dood zijn schuldig geworden, zo zou God niemand ongelijk hebben gedaan,
indien Hij het ganse menselijke geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en
om de zonde verdoemen (Rom.3:19,23; 6:23) (D.L. I,1).Wij moeten beginnen waar God
met een zondaar begint.
7
Er is niemand die God zoekt
Wij verkeren allemaal in een onherroepelijke doodsstaat. ’De mens heeft (door het
ingeven van de duivel en van zijn vrije wil van God afwijkende) over zich gehaald:
blindheid, schrikkelijke duisternis, ijdelheid en verkeerdheid des oordeels in zijn
verstand; boosheid, wederspannigheid en hardigheid in zijn wil en zijn hart;
mitsgaders ook onzuiverheid in al zijn genegenheden’ (D.L. III/IV,1).Er is geen weg
van ons naar God meer. Voor het behoud van de mens is een ingreep van boven
absoluut noodzakelijk, niets minder dan wedergeboorte.
De aard en het karakter van de zonde
De Remonstranten ontkennen al deze dingen. Zij ontkennen de volstrekte
onbekwaamheid van de onwedergeboren mens om enig waar geestelijk goed te doen. Zij
denken dus heel anders over de aard en het karakter van de zonde. De zonde heeft
volgens hen wel verduistering van het verstand en ongeregelde hartstochten van het hart
teweeg gebracht, maar er is toch ook nog enig licht der natuur in de mens overgebleven.
De mens heeft een geweten. Hij vreest op zijn tijd voor straf. Hij heeft schaamtegevoel.
Hij ondergaat een karaktervormende opvoeding. En wanneer hem dan de zachte
aanrading van de prediking bereikt, zal zijn verzwakte wil gesterkt worden. Zijn
aangeboren krachten ontplooien zich weer. Hij gaat hongeren en dorsten naar de
gerechtigheid en offert God een verslagen en gebroken hart. En zo bereidt hij zich voor
op de ontvangst van de evangelische, zaligmakende genade en ontvangt allengskens en
bij trappen de zaligheid (D.L. III/IV,Verwerping der dwalingen 3-8).
Het is duidelijk, dat de Remonstranten totaal anders denken en spreken over de zonde
dan de Bijbel dat doet. Op vele plaatsen wordt ons immers in de Schrift geleerd, dat de
mens dood is in zonde en misdaden en dat hij als een vijand met God moet worden
verzoend (Rom.3:9vv; Ef.2:1vv o.a.). Ieder die dat oordeel van de Schrift over de mens op
zichzelf leert toepassen, verstaat wat Spurgeon van zijn bekering heeft gezegd. Het zou
hem toen namelijk helemaal niet vreemd zijn voorgekomen, als God de gehele wereld had
gered en hem alleen had laten verloren gaan.
C. HET AANBOD VAN GODS GENADE
En dan is er nog een derde ding dat ons opvalt in de Dordtse Leerregels. De volgende
stap die de Leerregels doen, is de stap naar het algemeen aanbod van Gods genade.
Niemand kan er met goed recht aan twijfelen, of God zijn zaligheid bedoelt. Eens, toen ik
een lezing hield over de Dordtse Leerregels, kwam er een oude man in de pauze naar mij
toe.Hij gaf mij een klein spiegeltje Aan de achterzijde daarvan stond de bekende tekst
van Joh.3:16: ’Alzo lief heeft God de wereld gehad.…’. Onder die tekst stond geschreven:’
Als u wilt weten voor wie dit Bijbelwoord bedoeld is, zie ommezijde’. En die ommezijde
was een spiegeltje. Daarin kon ik dus mijzelf zien. ‘Alzo lief heeft God mij gehad..’.
Van het algemene naar het persoonlijke
Om er zeker van te kunnen worden, dat ik voor eeuwig behouden word, moet ik op de
beloften van Gods Woord leren hopen, zoals deze heel in het algemeen aan het adres van
grote zondaars zijn gericht. Dat God voor de grondlegging der wereld besloot zondaars te
redden tot glorie van Zijn Naam, dat is geweldig. Dat Hij tevens besloot daarvoor een weg
des heils te openen in Zijn Zoon, dat is al evenzeer geweldig. Het kostte God Zijn eigen
Kind. Dat is uitverkiezing in Christus voor de grondlegging der wereld. En dat God er
dan verder ook grote moeite voor doet om dat heil te laten prediken, ook dat is geweldig.
‘En opdat de mensen tot het geloof gebracht worden, zendt God goedertierenlijk
verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier
8
dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de
Gekruisigde’ (D.L. I,3).
Dat heet Evangelieverkondiging met bevel van bekering en geloof (D. L. II, 5). Dat alles is
- om zo te zeggen - de brede cirkel van Gods uitverkiezing. Het welbehagen van God
stroomt door de brede bedding van Zijn welgemeend aanbod van genade aan allen. Dat
het Evangelie in Nederland en Frankrijk verkondigd kan en mag worden in onze zeer
donkere tijd, ook dat is verkiezing. En niemand mag beweren, dat dit alles maar een
schijnvertoning is. God wil niet, dat enigen van ons verloren gaan (1 Tim.2:4vv; 2
Petr.3:9). Hij laat ons oproepen tot bekering en geloof. En wie er zeker van wil zijn, dat
God ook hem zal redden, moet met dit algemene beginnen. De zekerheid van het heil
komt niet voort uit enige bijzondere openbaring (D.L. V, 10).Christus is de spiegel van
onze uitverkiezing. Bij Hem moet u zijn, bij Zijn hoogst betrouwbaar Woord waarin aan
grote zondaars die alles missen alles beloofd wordt wat zij nodig hebben om voor God te
kunnen bestaan.
God doet niet alsof; Hij meent het
Dat Evangelie met al zijn ruimte en breedte prediken wij.En wij prediken tevens de weg
waarlangs de mens kan en mag komen tot de zekerheid van het heil. Bekering en
vergeving van zonden (Luk. 24:47). Dat is geen quasi handelen van God, geen doen alsof.
Omdat het God toch uiteindelijk maar om een paar echte uitverkorenen zou gaan. Alzo
lief heeft God de wereld gehad. Hij zond Zijn Zoon. Geloof in Hem. ‘Wendt u naar Hem
toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde!’ (Jes.45:22).
Tegelijk wordt met dit alles de schuld van het ongeloof onderstreept. Ik ben verloren,
omdat ik God vaarwel heb gezegd. Maar ik ben reddeloos verloren, wanneer ik Gods
uitgestoken hand in Christus niet aangrijp.
D. DOORTASTENDE GENADE
Is dat alles? Nee,er is nog iets. Het vierde dat zeer kenmerkend is voor de Dordtse
Leerregels, is het volgende. Gods genade wordt niet slechts in Christus en in de
prediking van het Evangelie aan ieder mens aangeboden. Gods genade wordt ook
particulier ontvangen. En ook daar zorgt God voor. Ook dat is verkiezing, die van de
kleinere cirkel die concentrisch binnen de ruime cirkel van Gods algemene
genadeaanbod ligt. Gods genade wordt niet alleen aangeboden. Het is ook genade om
persoonlijk de genade van God te ontvangen.
Radicale vernieuwing door Gods Geest
God tast door. Het kan niet gebeuren, dat God een weg des heils opent en dat dan
niemand op die weg gaat wandelen. Als het aan ons lag, zou dat zo zijn. Maar de Heere
zorgt er Zelf voor, dat Zijn verkiezende genade wordt uitgewerkt in het hart van de
zondaar. ‘Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert en de
ware bekering in hen werkt, zo is het, dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet
prediken en hun verstand krachtiglijk door de Heilige Geest verlicht, opdat zij recht
zouden verstaan en onderscheiden de dingen die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt
ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking deszelven
wederbarende Heilige Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is;
Hij besnijdt dat onbesneden is. In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt, dat
die wil die dood was, levend wordt, die boos was, goed wordt, die niet wilde, nu
metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt. Hij beweegt en sterkt die wil
alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen. En dit is
die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, en
levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schriften gesproken wordt, dewelke God zonder
9
ons in ons werkt….Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens door de genade die
hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert’ (D.L. III/IV, 11 en 12).
God doet geen half werk. Het totale bederf van het mensenbestaan maakt een radicale
vernieuwing door Gods Geest noodzakelijk En daar gaat het God ten diepste om. Hij
verkiest niet slechts tot de zaligheid, maar ook tot de weg der zaligheid (D.L. I,8). En God
verkiest niet om het geloof in Christus, maar tot het geloof in Christus. Grond en
fundament van onze zaligheid is derhalve het vrije en soevereine welbehagen van God
alleen. God opende het hart van Lydia, zodat ‘zij acht nam op hetgeen van Paulus
gesproken werd’ (Hand. 16:14) .
Geen half Evangelie verkondigen
Ook dat hebben wij in de prediking de mensen voor te houden. Wij moeten geen half
Evangelie brengen. Hoe velen van de mensen die elke zondag onder ons gehoor zitten,
zullen er grote moeite mee hebben om zich helemaal en radicaal aan Christus over te
geven. Zij ervaren steeds, dat hun hart weerbarstig, koud en dood is. En hoe rijk is het
dan om hen te mogen verkondigen, dat de Heere hen niet alleen voorstelt en oproept om
tot Hem te komen, maar dat Hij hen ook Zelf het geloof wil geven: een nieuw hart dat trilt
van verwondering en aanbidding. Die belofte heeft God ook betekend en verzegeld in de
Heilige Doop.
God zoekt onze ondergang niet
Maar iemand vraagt wellicht, hoe het mogelijk is, dat God aan iedereen zonder
onderscheid Zijn genade aanbiedt, maar toch die genade slechts uitwerkt in het hart van
Zijn uitverkorenen. Hij biedt genade aan allen aan, maar schenkt die niet aan allen.
Calvijn, op dit punt gekomen in zijn Institutie (III.22.10), schrijft: ’Hoe zal het dan
overeenstemmen, dat God hen tot Zich roept, van wie Hij weet, dat ze niet zullen komen?
Laat Augustinus voor mij antwoorden.Wilt gij met mij redetwisten? Bewonder met mij en
roep uit: 0,diepte!Laat ons samen overeenstemmen in vrees, opdat wij niet omkomen in
dwaling.’
Houdt u a.u.b. aan Gods geopenbaarde wil. Hij wil niet, dat enigen van ons verloren
gaan. En daarin handelt hij niet bedrieglijk (vgl.Institutie 111.24.15).12
De uitverkiezing is ‘geen struikelblok op weg naar God, maar het altaar der aanbidding
bij God’ (Calvijn). Geen somber lot dus (‘decretum horribile'), waarin niemand heil kan
zien, maar een loflied waaraan voor God eer te behalen is en waarvan voor Gods kind
stille aanbidding de dragende ondertoon is.
E. HEILIGING EN VOLHARDING
Nog één punt blijft over. Om niet al te breedvoerig bezig te zijn, duid ik het alleen maar
kort aan. Maakt de leer van de uitverkiezing van ons mensen ‘stokken en blokken’?
Mensen in aan afwachtende houding? Mensen die hun leven lang bezig zijn om enige
kentekenen van genade bij zichzelf te ontdekken en die daarom nooit toekomen aan een
actief en daadwerkelijk christenleven? Mensen die ook altijd onzeker over moeten
komen?
12
Calvijn schrijft in zijn Institutie uitvoerig over de uitverkiezing in boek III, hoofdstuk 21 vv.Wij
moeten erop letten, dat hij dat dan doet in en aan het eind van een onderdeel van zijn Institutie,
waarin hij over Christus en het geloof in Hem heeft geschreven. Dat betekent, dat Calvijn de
uitverkiezing ziet als een troost-stuk van het geloof en niet als allesbeheersend leerstuk, van
waaruit alle geloofsstukken worden behandeld.
10
Zich metterdaad bekeren
Du Moulin, over wie ik in het begin van mijn voordracht iets vertelde, heeft in zijn brief
aan de Dordtse Synode met klem gewezen op de vruchten die uit de zekerheid van Gods
verkiezing opbloeien. Als wij voor de helft steunen op onze eigen prestaties en voor de
andere helft op Christus’ gerechtigheid, komen we nooit verder dan halfslachtigheid en
vrees. Maar wie de enige en vaste grond mocht vinden in de belofte van God en in Zijn
onberouwelijk welbehagen, die kan onbevreesd voorwaarts. Hij houdt maar één
hartstocht over: God moet aan Zijn eer komen. En hij mag rusteloos bezig zijn - in diepe
ootmoed over zijn dagelijkse zonden - om in de dienst aan de naaste op te branden als
een kaarsje in de nacht. Want juist omdat Gods genade niet iets is, dat aan de
buitenkant van zijn bestaan hangt, maar iets dat hem in hart en nieren heeft
aangegrepen, daarom is een ‘begenadigde’ een werkzaam mens. Hij bekeert zich
metterdaad. En zo ‘werkt hij zijns zelfs zaligheid met vreze en beven; want het is God,
Die in hem werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen’ (Fi1. 2:12, 13).
De vruchten van de verkiezing
En zo mag hij ook de ‘onfeilbare vruchten der verkiezing, in het Woord van God
aangewezen, in zichzelf waarnemen.Met een geestelijke blijdschap en heilige vermaking
(2 Kor. 13:5): Het waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God
is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz. (D. L. I, 12) .
Maar wat moet iemand doen, die ‘het zeker vertrouwen des harten, de vrede van zijn
consciëntie, de betrachting van de kinderljke gehoorzaamheid, de roem in God door
Christus in zich (nog)niet zo krachtig gevoelt’? (D.L. I,16).Hij moet zich niet laten
ontmoedigen. Hij moet vlijtig de middelen gebruiken, waardoor God beloofd heeft deze
dingen in ons te willen werken. 13
Ik houd vast, want ik word vastgehouden
De uitverkiezing zoals de Bijbel ons die leert, geeft een diepe troost. Ook de troost van de
volharding.14 Ieder christen weet, dat het niet het moeilijkste is om ergens aan te
beginnen, maar wel om het tot het einde toe vol te houden.Dat is met alles zo. Met veel
enthousiasme christen worden, is een geweldig ding. Maar de loopbaan ten einde toe
lopen, is soms zwaar. Hoe vaak dreigen wij te struikelen of uit te vallen.Wat is de duivel
listig. En ons hart al evenzeer. Hoe worden wij soms verleid door de schone schijn van de
wereld. En hoe donker wordt het soms, als ‘God Zijn liefelijk Aangezicht voor ons
verbergt’. Dat is voor al Gods kinderen ‘bitterder dan de dood’ (D.L. V,10 en 13).
Gode zij dank dan, dat ‘het niet is desgenen die wil noch desgenen die loopt, maar des
ontfermenden Gods’ (Rom.9:16).
‘Teneo et teneor’ (ik houd vast,want ik wordt vastgehouden).God laat nooit varen het
werk dat Zijn hand begon. Het eeuwig voornemen van de Vader, het volmaakte offer van
de Zoon in de volheid van de tijd en de daadwerkelijke vernieuwing van het hart door de
Heilige Geest, dat alles is Gode zij dank onberouwelijk. ‘Ik dank God door Jezus
13
Dat de Dordtse Leerregels teer met de kleinen omgaan (en daarin ook blijken 'verbondsmatig
gestructureerd’ te zijn), kan duidelijk zijn uit wat zij zeggen over de zaligheid van de vroeg
gestorven kinderen der gelovigen (D.L. I, 17). Vgl. Gen. 17: 7; Hand. 2:39; 1 Kor. 7:14.
14 Dat de leer van de uitverkiezing niet los staat van alle andere delen van de bijbelse leer, maar
veeleer het ‘cor ecclesiae’ (hart van de kerk) is, blijkt ook uit wat de Remonstranten beweerden
t.a.v. het Middelaarschap van Christus. Zij zeiden, dat God in Christus’ kruisdood slechts liet
zien, hoe Hij de zonde kon straffen, maar niet dat Hij ook de zonde straffen moest. De
Remonstranten zagen in Christus meer een Vredesonderhandelaar die twee partijen (de
genaderijke God en de weerbarstige zondaar) naar elkaar toe brengt dan een Borg die God door
Zijn kruisdood verzoent en plaatsvervangend de schuld betaalt.
11
Christus, onze Heere’ (Rom. 7:25). ‘0 diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der
kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen... Want
uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der
eeuwigheid. Amen. (Rom.11:33, 36).15
15
Zie: De Nationale Synode van Dordrecht (13 november 1618-29 mei 1619), uitgave van de
Gereformeerde Bond in de NH Kerk, Maassluis z. j . Daarin ondermeer een bijdrage van drs. K.
Exalto, De Dordtse Synode; van ds. J. van Sliedregt, Waar het eigenlijk om ging bij de veroordeling
der remonstrantse dwaling; en drs. L. Vroegindewey, De Dordtse Leerregels.
12
Download