vasculair endotheel groeifactor

advertisement
VASCULAIR ENDOTHEEL
GROEIFACTOR
DE MOLECULE
De vorming van nieuwe bloedvaten verloopt in
verschillende fasen. De eerste fase wordt vasculogenese
genoemd, en leidt tot het ontstaan van primitieve
bloedvaten als gevolg van deling, motiliteit en
differentiatie van endotheelcellen. Deze fase hangt af
van de aanwezigheid van vasculair endotheel groeifactor
(VEGF), een krachtige en specifieke inductor van de
endotheelcellen. Tijdens de tweede fase (angiogene
hermodellering) worden gladde spiercellen, pericyten en
extracellulaire matrix in de bloedvaten geïntegreerd, en
deze fase wordt geregeld door VEGF, angiopoietine 1 en
ephrine B2. Eventueel kan hierop een derde fase volgen: na destabilisering van de
vaatwand door angiopoietine 2 induceert VEGF laterale uitlopertjes (“angiogenic
sprouting”). VEGF vervult dus een centrale rol in de angiogenese. Vier types van VEGF
zijn bekend (A, B, C en D), waarvan VEGF-A de best bestudeerde is. Zij vormen de
liganden van 3 soorten VEGF receptoren (1, 2 en 3). Terwijl receptor-1 en - 2 op
bloedvatendotheel voorkomt, is receptor-3 kenmerkend voor lymfevatendotheel, waar hij
bindt met VEGF-C (en -D). Het cytoplasmatisch gedeelte van de VEGF receptoren bezit
tyrosine kinase activiteit, waarmee signalen, ingeleid door ligand binding, doorgegeven
kunnen worden. VEGF’s, angiopoietines en ephrines zijn endotheel-specifieke factoren.
Daarnaast zijn vele groeifactoren bekend die niet enkel endotheelcellen maar ook andere
cellen kunnen activeren, zoals plaatjes-afgeleide groeifactor en transformerende
groeifactor-β. VEGF wordt in verhoogde mate aangemaakt door tumoren als antwoord op
de relatieve hypoxie. Hierdoor worden onvolwaardige, primitieve bloedvaten
aangemaakt (“neoangiogenese”), die verdere tumorgroei toelaten. Niet alleen bij
tumoren, maar ook in andere omstandigheden kan VEGF sterker aangemaakt worden: bij
wondheling, bij chronische ontstekingsreacties en bij fysiologische angiogenese (zoals in
het endometrium en het corpus luteum). Voor het meten van angiogenese kan men beroep
doen op gespecialiseerde weefselanalysen (immunohistochemie van VEGF en
zogenaamde “microvessel density analysis”). Dosering van VEGF in bloed is een elegant
alternatief om verhoogde angiogenese bij patiënten na te kijken.
© L ABO N UYTINCK
TO E PA S S I N G S G E B I E D
De concentratie van vasculair endotheel groeifactor
(VEGF) in bloed is bij vele types van maligne tumoren
verhoogd. Dit werd ondermeer aangetoond voor
carcinomen van colon, borst, long, ovarium, nier en het
hoofd- en halsgebied. Borstcarcinomen die in een vroeg
stadium met hoge bloedconcentraties geassocieerd zijn,
hebben vaak een slechte prognose, en komen in
aanmerking voor behandeling met angiogenese remmers.
VEGF concentraties in bloed zijn gecorreleerd met
invasie en metastasering van borstcarcinomen. Hoge
concentraties worden echter ook vastgesteld tijdens de
remissiefase onder tamoxifen. Ook bij melanomen, gliomen en glioblastomen worden
verhoogde bloedconcentraties vastgesteld.
Het meten van VEGF concentraties in bloed is nuttig bij behandeling op basis van
angiogenese remmers, die tot doel hebben de productie van VEGF te inhiberen. Hierbij
dient echter vermeld dat tumoren de neiging vertonen om tijdens de behandeling over te
schakelen op de productie van andere angiogenetische factoren zoals fibroblast
groeifactor 2 en interleukine-6, zodat de dosering van VEGF best simultaan met de
dosering van deze factoren in bloed gebeurt.
Bij de interpretatie dient men rekening te houden met leeftijd (hoger bij neonati) en
geslacht (hoger bij vrouwen dan bij mannen). De VEGF concentraties zijn bovendien
hoger in serum dan in plasma ten gevolge van vrijstelling van VEGF uit de thrombocyten
tijdens het stollingsproces. Sommige auteurs verkiezen te werken op plasma, terwijl
anderen juist belang hechten aan de VEGF uit de thrombocyten als een element van de
tumorbiologie, en dus eerder de bepaling op serum propageren. Ten slotte dient vermeld
dat verhoogde bloedconcentraties aangetroffen kunnen worden bij aandoeningen die
buiten de oncologische sfeer vallen: inflammaties, mucoviscidose en diabetische
nefropathie.
© L ABO N UYTINCK
Download