Vormselcatechese voor groep 8 van de Basisschool Parochie Lumen Christi Noord-Oost Twente be- GEEST -erd door VORMSEL Coen C.M. Hamers M.Sc. Inhoud Schema dagen en tijdstippen Inleiding ..................................................................................................................................... 1 Voorbereidende ouderavond op school ...................................................................................... 2 Thema 1 Gods Woord, de Bijbel ................................................................................................ 3 Thema 2 God, onze Vader en onze Schepper .......................................................................... 11 Thema 3 Jezus van Nazareth, wat deed en wat zei Hij?........................................................... 21 Thema 4 Gods Heilige Geest; de geest die in jou leeft ............................................................ 29 Thema 5 Geloof en vertrouwen ................................................................................................ 39 Thema 6 Vormselsymbolieken................................................................................................. 47 Thema 7 Voorbeelden, roeping en afronding ........................................................................... 59 Bijlagen: Vragen aan de vormheer .......................................................................................................... 65 Mijn vormselcontract ............................................................................................................... 68 Op mijn vormselfeest kwamen ................................................................................................. 69 © 2012-2013 C.C.M. Hamers M.Sc. 1 1 INLEIDING Dit lees- en werkboek is bestemd als voorbereiding op het sacrament van het Vormsel in de parochie Lumen Christi. Lumen Christi betekent: Licht van Christus. De voorbereiding op het vormsel is een zaak van vormelingen, ouders, scholen en parochie en kan alleen maar slagen als iedereen zijn/haar steentje daaraan bijdraagt. Het is daarom van belang dat, naast de voorbereiding op de school, vormelingen én ouders de nodige tijd en aandacht besteden aan praten, werken en verdiepen thuis. Ook vanuit de parochie zal begeleiding en ondersteuning geboden worden door pastores en vrijwillige begeleiders. Door in de toekomst, indien mogelijk, uit te gaan van één concept is een actieve inzet van hen voor de totale parochie beter mogelijk. Voor de thema’s is een indeling gekozen van schoolactiviteit, catechetische begeleiding en huiswerkopdrachten voor ouder(s) en kind samen. Dat laatste is heel belangrijk, omdat de rol van de ouders in dit proces van geloofsoverdracht essentieel is. De basis voor het christelijk geloven is het Woord van God, zoals dat in de Bijbel tot ons is gekomen. Een bijbel mag daarom ook in een katholiek gezin, thuis, niet ontbreken. De bijbel is om te lezen, te bidden (psalmen), te overwegen en om te leren. Daarom wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de indeling van de katholieke bijbel en wordt van de vormelingen verwacht en gevraagd een minimaal overzicht van de bijbelse boeken van buiten te leren. Coen C.M. Hamers MSc. 2 VOORBEREIDENDE OUDERAVOND OP SCHOOL SACRAMENTEN Op de ouderavond op school wordt gesproken over sacramenten in het algemeen en het vormsel in het bijzonder. Thema’s die aan de orde komen zijn: Welkom en inleiding door een vertegenwoordiger van het parochiebestuur. Inleiding door de begeleiders van het vormselproject: Bijbellezingen over het ontmoeten van God en Zijn Geest (1 Kon 18, ;Hand. 2, 1 - 4). Sacramenten Een sacrament is een bijzondere genade van God voor ons mensen. Een sacrament is een ontmoeting van God met de/een mens. Er zijn 7 sacramenten, want zeven is een volmaakt getal. Sacramenten bestaan uit rituelen en middelen (water, olie, etc.) Doop Eucharistie Vormsel Boete en verzoening Huwelijk Ambt (priester, diaken) Ziekenzalving. De Heilige Geest Leeftijd van vormelingen Vormselvoorbereiding Vormselviering Na het Vormsel? (Schoolpraktische punten door een van de leerkrachten). 3 THEMA 1 HET WOORD VAN GOD, DE BIJBEL Er is een heel oud boek. Wel minstens 2500 jaar oud. Zo’n boek is natuurlijk apart, maar niet echt bijzonder. Al sinds de mensen konden praten zijn ze grote verhalen aan elkaar gaan doorgeven. Eerst door ze gewoon van buiten te leren en het dan weer verder te vertellen. Later, toen ze leerden schrijven en lezen, zijn ze die verhalen op gaan schrijven. Voor dat opschrijven gebruikten ze allerlei materiaal. De Babyloniërs schreven op plakjes klei, die ze daarna droogden en bakten. Daarvan worden in Syrië, Iran en Irak nog steeds tienduizenden gevonden. De Egyptenaren en wat later de Grieken gebruikten een soort papier. De stengels van een speciale rietsoort bij de Nijl, de Cyperus Papyrus, klopten ze met water kapot. De draden vlochten ze tot matjes en vervolgens schuurden ze het gedroogde vel glad. Dan kon je er goed op schrijven. Ze noemden dat ‘papyrus’. Snap je dan waarom wij dat ‘papier’ noemen? In een droog klimaat als in Egypte, kon je dat papier goed bewaren. Zelfs nu worden nog duizenden jaren oude velletjes papyrus gevonden. De Grieken noemden dat papyrus: βιβλια (spreek uit: biblia). Onze woorden bijbel en boek zijn daarvan afgeleid! Verhalen Mensen schreven dus om dingen vast te leggen. Een heel oud verhaal, nog op kleitabletten geschreven, is het Gilgamesj-epos. Het is tussen de 4600 en 4100 jaar oud! De Grieken schreven de spannende avonturen van hun held Odysseus op, op het gymnasium (VWO) leer je dat lezen en vertalen. De Babylonische koningen lieten hun ambtenaren wetten en allerlei gegevens vastleggen: tabletten met ‘spijkerschrift’. Het Joodse volk Al die verhalen werden rondverteld en gelezen in de ‘beschaafde’ wereld van toen. Ook bij een volk, dat leefde in het gebied tussen Afrika en Azië, rond de rivier de Jordaan aan de Middellandse Zee. Dat volk had een heel apart geloof. Anders dan de andere volken geloofden ze in één God. Een God, die het beste met hen bedoelde. Geen God, die als al die andere goden een of andere onbegrepen kracht uit de natuur voorstelde (wind, water, zon, aarde), maar een God die mensen op weg helpt en de goede leefrichting aan geeft. Ze vertelden de geschiedenis van hun volk en wetten van die God aan elkaar door en uiteindelijk schreven ze de verhalen op: de Tanach. Ze waren ervan overtuigd, dat hun God hen op een bijzondere manier hielp, die verhalen op te schrijven om hen te helpen te leven, zoals hun God dat bedoeld had. Ze beschouwden zichzelf daarbij als het uitverkoren (door God bevoorrechte) volk. Je mag zeggen dat de schrijvers be-geest-erd waren door God. Naar het Griekse woord βιβλια zijn wij die verhalen uiteindelijk bijbel gaan noemen. 3 Het Oude of Eerste Testament, Joodse Tanach, christelijke Septuagint. Het Joodse volk kende uiteindelijk wel 66 boeken. Ze noemden dat de TaNaCH: het onderricht (Tora), profeten (Nebiim) en geschriften (Chetoebim). Het belangrijkst waren de vijf eerste boeken: de Tora of wet of onderricht of leidraad. Een verhaal waartoe of waarom wij mensen op deze aarde zijn. Een vertellend, uitleggend verhaal, geen aardrijkskunde of geschiedenisles. Een verhaal, hoe de schrijver denkt, dat ‘zijn God’ dat bedoeld heeft. Christenen delen de verhalen iets anders in dan de Joden. Bij ons zijn de boeken van de TaNaCH de volgende: (Leer de namen van de vet-gedrukte boeken van buiten!) Wetboeken (Tora of Pentateuch) Genesis (scheppingsverhalen) Exodus (uittocht en wet van Mozes) Leviticus (boek van/voor de priesters) Numeri (tocht door de woestijn en volkstellingen) Deuteronomium (tweede, vernieuwde wet van Mozes) Historische Boeken Jozua (verovering van Israël) Rechters (tijd vóór de koningen) Ruth 1 en 2 Samuel (profeet Samuel en de komst van de koningen Saul en David) 1 en 2 Koningen (einde van koning David tot de Babylonische ballingschap en profeet Elia) 1 en 2 Kronieken (1: korte beschrijving Adam tot en met David; 2: van Salomon tot de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs) Ezra (1e vervolg Kronieken) Nehemia (2e vervolg Kronieken) Tobit * Judit * Ester 1 en 2 Makkabeeën * 4 Poëtische Boeken Job Psalmen Spreuken Prediker Hooglied Wijsheid * Wijsheid van Jezus Sirach * Profeten Jesaja Jeremia Klaagliederen Baruch * Ezechiël Daniël Kleine Profeten Hosea Joël Amos Obadja Jona Micha Nahum Habakuk Sefanja Haggai Zacharia Maleachi Nieuwe of Tweede Testament, over Christus en zijn volgelingen. Langzamerhand ontstond het idee, dat God er was voor iedereen. Maar vanwege Israël’s bijzondere rol zou God iemand sturen, waarvan in de Tanach al veel verteld was: een Messias. Die Messias was een bijzondere persoon, die de wereld zou veranderen in de richting van Gods bedoeling. Messias betekent gezalfde (Χριστος : christos in het Grieks). Wij, christenen, protestanten en katholieken, geloven dat Jezus van Nazareth die Messias is en dat Hij de Zoon van God is. In de komende thema’s gaan we daar verder op in. Belangrijk is het om te weten, dat Jezus rondging in Israel om iedereen te vertellen, dat Hij namens God een bijzondere boodschap had te vertellen: het in het Eerste Testament beloofde koninkrijk van God is gekomen. Later waren er een aantal schrijvers die dat hebben opgeschreven: Goed nieuws noemden zij hun verhaal: met een Grieks woord: ευαγγέλιον (euangelion). Wij spreken ook wel van ‘de blijde boodschap’. Vervolgens hebben leerlingen van Jezus daar brieven over geschreven. Al die boeken bij elkaar noemen wij het Nieuwe of Tweede Testament: Evangeliën Matteüs (voor griekstalige Joden) Marcus (niet-Joodse (Romeinse?) doelgroep) Lucas (voor Griekstalige niet-Joden) Johannes Apocalyps Openbaring van Johannes Handelingen van de Apostelen Geschiedenis van de eerste Christenen Brieven van Paulus Romeinen 1 en 2 Korintiërs Galaten Efeziërs Filippenzen Kolossenzen 1 en 2 Tessalonicenzen 1 en 2 Timoteüs Titus Filemon Hebreeën Brieven van andere apostelen Jakobus 1 en 2 Petrus 1, 2 en 3 Johannes Judas ISBN: 97890 6173 849 7 Prijs: € 39,50 (ook in grote letter uitvoering of schooluitgave) ook digitaal te bestellen: www.adveniat.nl/webwinkel 5 Vragen Hebben jullie thuis een bijbel? Wat voor een? Lezen jullie of jullie ouders daar wel eens in? Kennen jullie verhalen uit de bijbel? Beteken die getallen in de tekst iets? Vormsel Wij gaan ons voorbereiden op het vormsel. Daar is heel veel over te vertellen. De volgende weken gaan we dat doen. Daarbij gebruiken we ook teksten uit de bijbel: om te lezen en om ervan te leren. THUISOPDRACHT (samen met je ouders maken!) bladzijde 7 t/m bladzijde 9 6 Thuisopdracht BIDDEN (Thema 1, werkblad 1) God spreekt tot ons door de bijbel. Als wij praten met God noemen we dat bidden. In de bijbel leert Jezus Christus ons een gebed. Je kent het vast wel. Het komt twee keer voor: een keer bij Lucas en een keer bij Matteüs. De laatste is ons het best bekend. Bidden is praten met/tot God”. Jezus leert ons een voorbeeld: Lucas 11, 1-4 11 1 Eens was Hij ergens aan het bidden. Toen Hij opgehouden was, vroeg een van zijn leerlingen Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’ 2 Hij zei tegen hen: ‘Wanneer je bidt, zeg dan: Vader, uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome; 3 geef ons elke dag het nodige° brood 4 en vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven ieder die ons iets schuldig is, en breng ons niet in beproeving.’ Matteüs 6, 6-15 6 6 Maar als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. 7 Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen worden. 8 Neem daar geen voorbeeld aan, want jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt. 9 Jullie moeten zo bidden: Onze Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd, 10 uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. 11 Geef ons vandaag het nodige brood, 12 en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie schulden heeft bij ons. 13 En breng ons niet in beproeving°, maar red ons van het kwaad. 14 Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeven. 15 Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven. Bidden doe je overal: thuis, op school of in de kerk. Maar ook buiten in de natuur kun je heel goed bidden. Het beste is van het bidden een vaste gewoonte te maken. Op werkblad 1 vind je de huidige tekst van ons Onze Vader. Probeer de daar gestelde vragen eens samen te beantwoorden. handtekening van jezelf handtekening van je vader handtekening van je moeder 7 8 THEMA 1 WERKBLAD 1 (thuisopdracht) Beantwoord samen met je ouders de vragen. Onze Vader, die in de hemel zijt, Waar is de hemel? Uw Naam worde geheiligd, Hoe moet ik ‘heiligen’? Uw Rijk kome, Rijk, klinkt dat niet erg naar geweld? Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Wordt ik door God dan helemaal wil-loos gemaakt? Geef ons heden ons dagelijks brood Hoe ziet dat dagelijks brood eruit in Afrika? en vergeef ons onze schuld, Wat is dat: schuld? zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. En als ik dat nou eens helemaal niet wil? En leid ons niet in bekoring, Dan wordt zeker alles verboden wat de boel leuk maakt? 9 maar verlos ons van het kwade. Bestaat “het Kwade” dan echt wel? Want van U is het koninkrijk en de kracht en Waar is dan die kracht van God bij ziekten als kanker of Aids? de heerlijkheid in eeuwigheid. Wat moet ik me voorstellen bij eeuwig? Amen. Wat betekent eigenlijk Amen? Bidden jullie thuis ook wel eens? Waarom (niet)? Waarom zou je bidden voor het eten? 10 11 THEMA 2 GOD, ONZE VADER EN ONZE SCHEPPER Lezen uit de bijbel 12 Genesis (Schepping) 1, 26-28; 2, 4-7 1 26 En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ 27 En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. 28 God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ 2 4 Toen de HEER God aarde en hemel maakte, 5 waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel veldgewas, want de HEER God had nog geen regen op de aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen, 6 om het water uit de aarde omhoog te halen en de aardbodem te bevloeien. 7 Toen boetseerde de HEER God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. 13 Op school Het vormsel Het woord vormsel komt uit het Latijnse firmare en betekent “zeker maken, sterk maken, duurzaam maken, bevestigen”. Vroeger kenden we ook het werkwoord “vromen” (= sterk maken) gebruikt. Het vormsel maakt je “vroom” of “ferm”, sterk en dapper of duurzaam. We kennen het in die betekenis nog in de tekst van het 6e couplet van het Wilhelmus. Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmer meer. Dat ik toch vroom mag blijven, Uw dienaar t’ aller stond, die tirannie verdrijven, die mij mijn hart doorwondt. Tegenwoordig denk je natuurlijk ook makkelijk aan het woord vormen: een vorm geven aan. Mensen vormen mensen Elf, twaalf, misschien wel dertien jaar geleden keken je ouders naar je uit en richtten een plaatsje voor je in. Je werd geboren en je kreeg je naam. Iedereen kwam naar je kijken en iedereen vond je mooi. Iedereen sprak voor jou de wens uit, dat je een gelukkig mens zou worden. Je lachte voor het eerst. Zo klein als je was, toch was het een lach van herkenning naar de mensen die bij je horen en van je houden. Zo klein als je was, had je al ontdekt, dat een mens zonder liefde niet kan leven. Je werd gedoopt, omdat je ouders wilden dat je werd opgenomen in de kerk, de gemeenschap van mensen, die geloven in God en proberen te leven als Jezus Christus. Je leerde lopen, met vallen en opstaan en altijd was er wel een hand om je aan vast te houden en een kus als je jezelf pijn had gedaan. Je leerde praten: “mama” en “papa” en “lekker” en “ik”.Voor alles wat belangrijk was ontdekte je de woorden en dat gaat nog steeds door. Voor sommigen van jullie waren er broertjes en zusjes om mee te spelen en om ruzie mee te maken, maar ook om te voelen dat je bij elkaar hoort. Er waren opa’s en oma’s, die blij waren als ze je zagen. Er waren buren, vriendjes en vriendinnetjes. Je ontdekte dat er mensen waren, die anders deden en dachten dan je thuis gewend was. Je leerde ervan. Je ging naar school. Je leerde knippen, vouwen en plakken. Je probeerde een spreekbeurt te houden, je deed mee aan het schoolvoetbaltoernooi, en vooral kwam je er elke dag een massa mensen tegen, volwassenen en kinderen. Je leerde rekening te houden met elkaar, je leerde voor elkaar op te komen, je leerde trouw, vriendschap en eerlijkheid. En ook al lukten al die mooie dingen jou niet altijd, je ontdekte dat ze bestonden en dat het goede dingen waren. Dat je er voor kon kiezen en dat je ze kon proberen te doen. 14 Door al die mensen die met jou te maken hadden, door al die dingen die je leerde en meemaakte werd je gevormd tot wie je nu bent: elf, twaalf of dertien jaar en dat is de moeite waard. Nog maar zo’n zelfde tijd erbij en je bent al ouder dan twintig jaar, misschien verliefd, getrouwd, misschien al kinderen, een huis, een auto of een baan. Kortom je bent een mens. God God heeft ons gemaakt. Dat is een lang proces geweest. De bijbel vat dat samen in zes dagen, want op de zevende “rustte” God uit. Daar komt onze zondag vandaan! God maakte de mens mannelijk en vrouwelijk: samen een complete mens. Weten jullie eigenlijk hoe God eruit ziet? Hoe kun je dat weten? Sacramenten Het vormsel is een sacrament. Net als het doopsel. Bij je eerste heilige communie heb je kennis gemaakt met het sacrament van de Eucharistie. Je ouders weten er vast nog meer. Maar wat zijn sacramenten nu eigenlijk? Eigenlijk zijn het tekens van Gods liefde en zorg en vriendschap voor jou. God geeft je die liefde en zorg en vriendschap zomaar. Helemaal gratis, voor niets. Met een deftig woord noemen we dat genade. Met een sacrament komt God eigenlijk heel dicht bij je. In de Rooms Katholieke kerk kennen we (sinds ongeveer het jaar 1000) zeven sacramenten. Het eerste sacrament is het sacrament van het doopsel. Jezus had tegen zijn leerlingen gezegd:’Als er mensen naar jullie toekomen, die net zo willen leven als Ik, doop ze dan met water in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest’. Steeds meer mensen wilden dit en lieten zich dopen; ze werden als het ware lid van ‘de club van Jezus’, ook wel ‘de kerk’ genoemd. In onze tijd worden mensen vaak al gedoopt als baby. De ouders hebben dan de wens dat hun kind gaat leven zoals Jezus het heeft voorgedaan en ze vragen God hun kind hierbij te helpen. Door het doopsel wordt hun kind dan officieel opgenomen in de kerk. Wanneer je als baby niet gedoopt bent kan dat altijd nog op latere leeftijd. Het tweede sacrament is het sacrament van de eucharistie. ‘Eucharistie’ betekent dank zeggen. Tijdens het laatste avondmaal dankte Jezus God voor het brood en de wijn, dat hij onder zijn vrienden verdeelde. Jezus zei toen dat ze die maaltijd moesten blijven houden als Hij er niet meer was. Dat deden ze en ze merkten dat Jezus dan heel dicht bij hen was. Nu vieren we nog altijd de eucharistie in een heilige mis tijdens de consecratie als de priester ook zegt: “Blijf dit doen om Mij te gedenken”. B ij de communie ontvangen we de hostie en soms een slokje wijn. We geloven dat Jezus door de communie op een heel bijzondere manier bij ons is en ons kracht geeft. 15 Het derde sacrament is het sacrament van het vormsel. De bisschop (of zijn plaatsvervanger) dient het vormsel toe. Hij legt de vormeling de handen op en zalft hem of haar met gezegende olie (het chrisma). We bidden dat de heilige Geest, door Jezus de Helper of de Trooster genoemd, mag komen en dat deze Geest van God de vormeling als het ware helemaal mag doordringen. We geloven dat dit de vormeling kracht zal geven om zijn of haar taken in het leven goed te kunnen volbrengen en om te leven zoals Jezus het heeft voorgedaan. Je kunt altijd bidden om de kracht van de heilige Geest. Maar tijdens de vormselviering doen we dat op een wel heel bijzondere manier. Het vierde sacrament is het sacrament van boete en verzoening, de biecht. Het lukt niet altijd om te leven zoals God dat van ons vraagt. Maar als we fouten maken en daar spijt van hebben dan mogen we God altijd weer om vergeving vragen. Een van de taken van een priester is om mensen daarbij te helpen. Vroeger kon je je fouten opbiechten in een ho(e)kje in de kerk: het biechthokje of de ‘biechtstoel’. Tegenwoordig zijn deze hokjes als bergruimtes in gebruik en kom je gewoon in de 16 spreekkamer van de pastor. Wanneer je veel ‘op je hart’ hebt, dan kan het fijn zijn wanneer een priester naar je luistert en je in Jezus’ naam mag vergeven. Wat je bij een priester opbiecht beschouwt hij als een geheim: hij mag en zal er dus nooit met iemand over praten. Het vijfde sacrament is het sacrament van het huwelijk. Wanneer een man en een vrouw van elkaar houden en gaan trouwen in de kerk, dan beloven ze elkaar lief te hebben zoveel ze kunnen. Maar ook vragen ze aan God of Hij hun huwelijk wil zegenen en hen wil helpen om samen gelukkig te worden. Het zesde sacrament is het sacrament van de wijding. De meeste sacramenten worden door een priester gegeven. Sommige, zoals de doop, het huwelijk en de ziekenzalving ook door een diaken. De kerk heeft priesters nodig en diakens. Door het teken van de handoplegging en de zalving door de bisschop wordt iemand tot priester of diaken gewijd. De priester belooft daarbij ongehuwd te zijn en te blijven. De bisschop legt zijn handen op het hoofd van de wijdeling en hij bidt, dat de heilige Geest hem mag helpen om een goed priester of een goede diaken te worden. We geloven dat de wijding hulp en kracht zal geven om te spreken en te doen als Jezus. De wijding is (momenteel) in de Rooms Katholieke kerk voorbehouden aan mannen. Het zevende sacrament is het sacrament van de ziekenzalving. Wanneer iemand ziek is of een hoge leeftijd bereikt, kan een priester gevraagd worden deze persoon de handen op te leggen en te zalven met gezegende olie. We bidden dat de heilige Geest mag komen, de Helper en Trooster, en dat deze Geest van God de zieke als het ware helemaal mag doordringen. We geloven, dat dit de zieke kracht zal geven. Kracht om te genezen en, als dit niet meer mogelijk is, kracht om de ziekte te kunnen dragen. THUISOPDRACHT (samen met je ouders maken!) bladzijde 16 t/m bladzijde 20 17 Schoolopdracht (apart op school met de mensen van de WIC) Je geeft vorm aan iets door net zolang te kneden en te boetseren tot de gewenste vorm, het gewenste model is bereikt. Dat model is uniek. Het ontstaat al werkend. Om op die manier iets te vormen is vaak veel en moeizaam werk. Het wordt ook wel scheppend werk genoemd. Je kunt ook een vorm aan iets geven door een model, een mal, te gebruiken. De afdrukken daarvan zijn eigenlijk allemaal hetzelfde. Van die vormen weet je vast een aantal voorbeelden te noemen. Hoe het ook zij: vormen, vorm geven aan iets is: bezig zijn, veranderen, moeite doen, teleurgesteld zijn, opnieuw proberen, voldaan zijn. teleurgesteld zijn over het resultaat doorgaan en weten ‘het wordt wel wat’. Met een stuk klei maken we een mensfiguur. Voel hoe het vormen in zijn werk gaat. In het scheppingsverhaal hebben we gelezen, dat God zijn geest blies in de mens en dat de mens ademde. Zo gaf God de mens leven. Dat verhaal is al duizenden jaren geleden bedacht, om aan te geven wat een wonderlijk geschenk dat ‘leven’ eigenlijk is. Schepping van Adam door God 18 Thuisopdracht GEVORMD WORDEN (Thema 2, werkblad 2) Gevormd worden. De kerk kent 7 sacramenten. Lees blz. 12 tot en met 14 nog eens voor jezelf door. Doe dan de \volgende opdrachten samen met je ouder(s). De mens verandert zijn leven lang. De mens maakt een groeiproces door. Hij wordt voortdurend gevormd, veranderd door de krachten die op hem inwerken. Krachten vanuit hemzelf, krachten vanuit de mensen, die van hem houden, krachten vanuit de mensen die hij gedurende zijn leven toevallig ontmoet of tegenkomt, krachten vanuit zijn omgeving. Binnen de Kerk heeft gevormd worden een extra betekenis. Daar ontmoet de mens nadrukkelijk het voorbeeld van Jezus van Nazareth. Zijn Geest geeft het leven van de mens extra vorm. Samen met alle andere mensen binnen die kerk groeit de mens om zijn leven vorm te geven in de geest van Jezus van Nazareth. 1. Bekijk samen het werkblad 2 en praat er met elkaar over. Belangrijk is vooral: a. Wat er in het leven van de vormeling tot nu toe gebeurde: i. Broertjes en / of zusjes krijgen / hebben ii. Naar school gaan b. Wat de vormeling leerde of deed: i. Leren praten ii. Leren lopen iii. Zwemdiploma halen iv. Bij een sportvereniging gaan c. Met welke mensen de vormeling te maken heeft gehad: i. Logeren bij oma en opa ii. Ooms en tantes / neven en nichten d. Dat je andere mensen nodig hebt i. Leren omgaan met vreugde en verdriet. 2. Vul nu samen werkblad 2 in met plaatjes, foto’s en zinnen. Beschadig geen unieke foto’s, maar maak er desgewenst eerst een fotokopie van. 19 -20- handtekening van jezelf handtekening van je vader handtekening van je moeder THEMA 2 WERKBLAD 2 (thuisopdracht) Mijn familienaam: Mijn voornaam (roepnaam): Mijn geboortenamen: Mijn geboorteplaats en datum: Ik ben een M(eisje) / J(ongen) Mijn adres en postcode en woonplaats: Mijn nationaliteit: Mijn telefoonnummer(s): Mijn emailadres: Mijn sofinummer: Mijn huidskleur: De kleur van mijn ogen: Mijn gewicht: Mijn lengte: Mijn kledingmaat: Mijn schoenmaat: Mijn lievelingsmuziek, groep of zanger(es): Mijn lievelingsboek of tijdschrift: Mijn lievelingsfilm of programma: Mijn lievelingskleur: 21 Mijn sport(en): Mijn hobby’s: Mijn wensen voor de toekomst (hoe wil ik nog meer gevormd worden, wat wil ik worden?): 22 KIND, WAT WORDT JE GROOT! Baby Peuter (wie waren er bij?) Kleuter (wie hielpen je?) 23 Basisschool onderbouw (wat deed je daar allemaal?) 24 Basisschool bovenbouw (wat leerde ik het liefst?) Een plukje van mijn haar Mijn vinger afdruk -25- Mijn pasfoto Mijn lipafdruk En mijn handtekening: -26- THEMA 3 DE BOODSCHAP VAN JEZUS VAN NAZARETH -27- Lucas 10, 25-37 Gesprek met een wetgeleerde 10 25 Daar kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 26 Hij zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?’ 27 Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ 28 Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.’ 29 Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?’ 30 Jezus nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. 31 Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. 32 Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. 33 Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste met hem begaan. 34 Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. 35 De volgende ochtend haalde hij twee denariën te voorschijn en gaf ze aan de waard. ‘Zorg voor hem,’ zei hij, ‘en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.’ 36 Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?’ 37 Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen.’ Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’ Jezus van Nazareth In het vorige thema hebben we het gehad over God als onze Vader en onze Schepper. Omdat de mensen keer op keer anders deden dan God van hen vroeg, stuurde hij ons een Messias, zijn Zoon. Hij trok door het land Israël, zo’n 2000 jaar geleden. Wat hij zei en leerde en deed is opgeschreven in de 4 Evangeliën. Het verhaal hierboven is daar een voorbeeld van. Het zijn verhalen die pas later (50 tot 100 jaar) zijn opgeschreven, waarbij gebruik is gemaakt van mondelinge overleveringen en van andere over hem geschreven verhalen. Die zijn inmiddels allemaal verloren gegaan, op wat kleine fragmenten na. De verovering van Jeruzalem en de vernietiging van de tempel aldaar door de Romeinen in het jaar 70 na Christus zullen daar ook wel mede schuldig aan zijn. Geboorte en jeugd Van de gebeurtenissen bij de geboorte van Jezus weten we uit het evangelie. Wij vieren die gebeurtenis nog steeds ieder jaar. Weet je welk feest dat is? Weet je ook waar hij is geboren? (Thema 3, werkblad 3). Wij noemen dat moment het punt 0 van onze jaartelling. Toch hebben de geleerden, die dat moment later uitrekenden een fout gemaakt. Jezus is ongeveer zes jaar eerder geboren. 28 Van zijn jeugd weten we bijna niets. Alleen Lucas vertelt een verhaal over het bezoek van hem en zijn vader en moeder aan de tempel in Jeruzalem tijdens het Joodse Paasfeest. Hij was toen 12 jaar en kon al behoorlijk eigenwijs zijn. Hij woonde met zijn ouders in Nazareth. Zijn optreden Als Jezus zo rond de 30 jaar oud is laat hij zich door Johannes de Doper dopen in de Jordaan bij Qumran, vlak bij de Dode Zee. Meteen daarna trekt hij zich 40 dagen terug in de woestijn. Dan gaat hij rondtrekken door Judea en vooral ook Galilea. Op zijn tochten doet hij ook het tussenliggende Samaria regelmatig aan. Het verhaal van zojuist speelt rond een van die bewoners daar. Hij preekte overal in synagogen en genas mensen van ziekten en kwalen. De kaart hiernaast kan zijn werkgebied verduidelijken. Wat leerde hij? Hij leerde de mensen hoe ze goed moeten en kunnen leven. Goed, zoals God dat heeft bedoeld. Het verhaal uit Lucas vertelt ons dat. Weet je wat barmhartigheid betekent? Kun je zelf een voorbeeld geven van iemand die barmhartig is? Is het altijd even gemakkelijk? Wat wel, wat niet? Geef voorbeelden. Het einde Dat Jezus erg populair werd door Zijn optreden bij de mensen beviel de toenmalige overheid niet. Die overheid bestond uit Joodse godsdienstige leiders en Romeinse bezetters. Toen Jezus feestelijk in Jeruzalem was ontvangen (Thema 3, werkblad 3), wilden ze Jezus arresteren om van Hem af te zijn. Ze beschouwden Hem als een lastige oproerkraaier. Omdat Jezus het einde voelde naderen, bereidde Hij zijn leerlingen daar langzaam op voor. Maar die begrepen dat niet. Daarom nam Hij afscheid van hen op een bijzondere avond, vlak voor het Joodse paasfeest. Opnieuw kondigde Hij aan: ‘een van jullie zal Mij verraden’. Dat maakte de leerlingen zeer bedroefd. Wij herdenken die avond als het Laatste Avondmaal, de instelling van de eucharistie. Op welke dag vieren wij dat (Thema 3, werkblad 3)? Diezelfde avond werd Jezus gearresteerd en opgebracht. De volgende dag veroordeelden ze Hem ter dood en stelden Hem terecht aan het kruis. Op welke dag gedenken wij dat sterven aan het kruis (Thema 3, werkblad 3)? (Good = Heilig). 29 Op de derde dag stond Hij op uit de dood. Wanneer vieren wij die dag (Thema 3, werkblad 3)? Veertig dagen later ging Jezus naar zijn Vader in de hemel. Hoe heet bij ons die dag (Thema 3, werkblad 3)? Vanaf dat moment stonden de leerlingen er alleen voor. Totdat ..... de dag van Pinksteren aanbrak (Thema 3, werkblad 3). Daar gaan we het de volgende keer over hebben. Vormen Als je gevormd wordt, zijn er mensen, je ouders of je vormpeter en vormmeter, die achter je staan en hun rechterhand op je schouders leggen. De bisschop (of zijn vertegenwoordiger) legt zijn hand op je hoofd. Naast vriendschap en liefde betekent dat ook: Ik hoop dat je moedig zult zijn en blijven. Dat je de kracht zult hebben om daadwerkelijk te handelen in de Geest van Jezus van Nazareth en zijn Goede Boodschap uit te dragen. “Wij staan achter je en houden je de hand boven het hoofd.” De bisschop (of zijn vertegenwoordiger) tekent met olie, met zalf, een kruis op je voorhoofd. In de bijbel, in het Oude of Eerste Testament, staat dat mensen, die gezalfd worden, een speciale opdracht krijgen en dat die zalving moed en kracht geeft om die opdracht te vervullen. Als de bisschop (of zijn vertegenwoordiger) jou zalft en een kruis op je voorhoofd tekent, krijg jij de opdracht te leven in de Geest van Jezus. Het vormsel is een sacrament, een bijzondere ontmoeting tussen God en een mens of mensen. Het vormsel is een moment van genade, het wil je voor Gods opdracht moed en kracht geven. THUISOPDRACHT (samen met je ouders maken!) bladzijde 25 t/m bladzijde 27 LET OP: OPDRACHT INSTUREN VIA DE EMAIL!!!! 30 THEMA 3 WERKBLAD 3 VAN DE GEBOORTE VAN JEZUS TOT PINKSTEREN jaar Vul de christelijke feestdagen in! 1 VC 0 NC Geboorte van Johannes de Doper (Eerste testament) 12 Jezus treedt voor het eerst op als 12-jarige in de tempel. 30 Jezus wordt gedoopt door Johannes de Doper in de Jordaan. Hij is dan ongeveer 30 jaar. Nadat Hij gedoopt is, trekt Jezus zich 40 dagen terug in de woestijn Jezus verzamelt mensen om zich heen, die Zijn leerlingen worden. Jezus trekt met zijn leerlingen door het land. Hij vertelt mensen over het koninkrijk van God, helpt mensen in nood en leert mensen hoe ze mee kunnen bouwen aan Gods koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid. 33 Jezus wordt feestelijk begroet als Hij in de hoofdstad Jeruzalem aankomt. Wij vieren dat met: ............................ Geboorte van Jezus. Dat vieren wij met: .................................... Begin van de jaartelling (en het Tweede testament). Jezus eet voor de laatste maal keer met Zijn leerlingen en neemt afscheid van hen. Wij vieren dat met ............................ Jezus sterft aan het kruis. Hij is dan ongeveer 33 jaar. Wij vieren dat met: ........................ De derde dag na de dood van Jezus staat Hij op uit zijn graf. Dat vieren wij met: ........................... 40 Dagen na Pasen verlaat hij de aarde. Wij vieren dan: ........................... 50 (7 x7) Dagen na Pasen komt de Heilige Geest. Dat vieren wij met: .................................................... Begin van het Christendom. ......... jaar na zijn geboorte ben ik geboren. 31 Thuisopdracht (werkblad 11) 1. Lees hardop samen met elkaar het verhaal: ‘Dat nieuwe kind’ voor. Dat nieuwe kind. 32 ‘O nee’, dacht Esther, ‘alsjeblieft niet.....!’ Aan de overkant van de straat, voor het huis dat al een tijdje onbewoond was, stopte een auto. Er stapte een meisje uit. Net zo oud als zijzelf, zo te zien. Stomme jurk had ze aan en haar haar zat in een belachelijke staart. Achter haar aan kwamen twee jongetjes de auto uitgerend. Vier en zes jaar ongeveer. Ook dat nog! Duwend en schreeuwend en lachend renden ze op het lege huis af. De man en de vrouw, die volgden, waren natuurlijk de vader en moeder van het stel. Ze hadden een sleutel. Ze zouden er dus komen wonen. De volgende morgen op school vertelde Esther wat ze gezien had. ‘Die meid komt vast bij ons in de klas’, zei ze tegen Marloes, haar vriendin. ‘Nou en?’, zei Marloes, ‘misschien is ze leuk’. ‘O nee, vast niet’, zei Esther, ‘als je haar had gezien! Een stijve trut is het. Met wie zou ze trouwens vriendin moeten worden? Ze kan er niet eens bij!’ Marloes haalde haar schouders op. ‘Nou ja’, zei ze. Ze wist ook niet zo goed wat ze er mee aan moest. Een beetje gelijk had Esther wel. Wat moest je met zo’n nieuw kind in groep acht? Ze hadden een leuke klas. Ze waren al zo lang gewend aan elkaar. En iedereen had zo zijn eigen plekje. Je wist wat je van elkaar kon verwachten. Wat moest zo’n nieuwe daartussen? ‘Heb je het gezien?’, vroeg Esthers moeder ‘s middags aan tafel. ‘Aan de overkant komen nieuwe mensen. Er is een meisje bij, net zo oud als jij. Ze komt bij jou in de klas. Karin heet ze. Haar moeder is vanmorgen even hier geweest om kennis te maken. Leuk voor jou. Kunnen jullie samen naar school lopen en meteen op haar twee broertjes passen. Dat lijken me nogal donderstenen. Karin niet. ‘Die is verlegen’, zegt haar moeder. Ze ziet er erg tegenop om naar een nieuwe school te gaan. Je moet haar maar een beetje helpen’. ‘Mmm ...’, mompelde Esther. En ze dacht: ‘Ik zal daar een beetje gek zijn. Ik heb mijn eigen vriendinnetjes. Ik heb dat nieuwe kind niet nodig. En ik ben zeker niet van plan ook nog met die broertjes te gaan sjouwen. Mij niet gezien!’ Na een week kwam Karin met haar broertjes op school. Ze werden door hun moeder gebracht. Esther was vroeg van huis gegaan om er zeker van te zijn dat ze hen onderweg niet tegen zou komen. Ze stond met een paar andere kinderen uit groep acht vanuit een hoek van de speelplaats naar de nieuwkomers te kijken. Karins moeder herkende haar en knikte. Esther draaide zich een beetje om en deed alsof ze niets zag. Karin hield haar broertjes bij de hand en keek niet op of om. ‘Kijk haar, de kinderjuffrouw ... duffe griet!’, spotte Esther. ‘Nou ja’, zei Marloes, ‘waarom doe jij eigenlijk zo onaardig over dat nieuwe kind? Ze kan best meevallen’. ‘O ja ...’, stoof Esther op, ‘nou je probeert het maar hoor. Ga maar naar haar toe met je lieve praatjes. Wie weet, wil ze wel vriendin met je worden. Dan heb je mij niet meer nodig! Ik wist wel, dat je zo was ...!’ ‘Kom nou!’, zei Marloes. En ze haalde zoals altijd haar schouders op en zei niets meer. In de klas werd een tafeltje bijgezet voor Karin. En meneer vroeg aan Peter om haar een beetje wegwijs te maken in de rekentaken en de taalopdrachten en zo. Peter deed dat wel, die goeierd. Verder keek er niemand naar Karin. In het speelkwartier ging ze naar haar broertjes. Die voelden zich wel prettig, zo te zien. Vooral de oudste. Die had het hoogste woord. De juf van groep een stond er ook bij. Ze lachte en klopte Karin op haar schouder. ‘O ja’, dacht Esther, die het zag. ‘Goede vriendjes worden met de leerkrachten hè! Uitslover!’ Nou, zij zou wel zorgen, dat ze niks met die Karin te maken kreeg. Die moest haar eigen boontjes maar doppen. Zij had Marloes en de anderen. Zij had dat nieuwe kind niet nodig. Twee weken later stond Karin in het speelkwartier nog steeds bij haar broertjes. 34 In de klas viel ze niet op. Soms keek ze een beetje verdrietig naar buiten, dacht Marloes. En het leek wel alsof ze alleen met Peter durfde te praten. ‘Het is onze zaak niet’, zei Esther, toen Marloes erover begon. ‘Wij hebben niks met haar te maken!’ 2. Nagesprek thuis Bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen: a. Wat denk je als je dit verhaal leest? b. Vind je het eerlijk wat Esther doet? c. Als je het niet eerlijk vindt, kun je het dan toch een beetje begrijpen? d. Wat vind je van Marloes? Had die niet moeten ingrijpen? 3. Gebruik werkblad 4 om een ander (beter) einde aan het verhaal op te schrijven. Dit betere einde aan het verhaal email je aan [email protected]. Vergeet niet je naam, je school en je klas onder het stuk te schrijven. De ingestuurde stukken zijn te lezen op: www.lattrop.nl/catechese handtekening van jezelf handtekening van je vader handtekening van je moeder 35 THEMA 3 WERKBLAD 4 (thuis) DAT IS EEN BETER EIND AAN HET VERHAAL Schrijf dit verhaal op de PC, email dat aan [email protected] met vermelding van je school en klas en print het uit voor jezelf. Je kunt die printpagina hier in je boek plakken. 36 37 THEMA 4 GODS HEILIGE GEEST LEEFT OOK IN JOU Lezen uit de bijbel Handelingen 2, 1-13 Pinksteren 2 1 Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. 2 Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. 3 Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. 4 Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf. 5 Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit ieder volk onder de hemel. 6 Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: ‘Maar dat zijn toch allemaal Galileërs die daar spreken! 8 Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? 9 Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, 11 Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.’ 12 Ze stonden allen versteld, en in grote verlegenheid zei de één tegen de ander: ‘Wat heeft dit te betekenen?’13 Maar anderen zeiden spottend: ‘Ze zitten vol wijn.’ (Ze zijn dronken). Op school Pinksteren In de geschiedenis van de eerste christenen is dit een wat komisch aandoend verhaal. Uit angst voor de soldaten van de Joodse hogepriesters en de Romeinse bezetters zitten de Apostelen, de leerlingen en Maria bij elkaar in de zaal van het Laatste Avondmaal. Ramen en deuren stijf op slot. Ze durfden niet de straat op te gaan, bang om ook opgepakt te worden. Ze bleven liever binnen opgesloten bij elkaar, biddend en van angst zwetend. Ineens slaat het als een bliksemslag bij heldere hemel helemaal om. Meteen staan de leerlingen van Jezus buiten de deur: ze vertellen van de verrijzenis van Jezus en ze zijn helemaal niet bang meer. En hoewel het een samengeraapt stelletje eenvoudige vissers uit Galilea is met weinig opleiding, begrijpt iedereen ze volkomen. Jeruzalem was toentertijd een wereldstad, de opsomming van al die buitenlandse bezoekers en dus ook de vreemde talen die ze spraken geeft dat aan. Daar moet wel wat gebeurt zijn waardoor die leerlingen plotseling zo moedig zijn geworden. De bijbel zegt: De Heilige Geest, Gods Geest, is over die mensen gekomen. Gods Geest verandert mensen en laat nieuwe en ongewone dingen gebeuren. Gods Geest verandert deze kleine groep angstige leerlingen in een nieuwe groep mensen: gericht op de wereld, open, moedig en vol overtuiging. Ook wij worden bij het vormsel, en daar niet alleen, doordrongen van Gods Geest. 38 Het innerlijk van een mens Het belangrijkste van een mens is niet zijn buitenkant, het belangrijkste zit ‘van binnen’. Het gaat om de “geest” die in een mens leeft, zijn inborst. Het is niet altijd zo gemakkelijk om dat ‘innerlijk’, om die ‘geest’ te ontdekken. Mensen verstoppen zich vaak een beetje. Je moet soms goed kijken, om te zien dat iemand die onverschillig doet, toch heel gevoelig kan zijn, of dat iemand die stoer doet en graag praatjes maakt, het toch heel vaak voor iemand opneemt. Ook jij verstopt je wel eens. Soms zou je iemand willen troosten, maar dan weet je niet hoe je dat moet doen? Of je zou iemand zou willen vertellen, dat je jezelf verdrietig voelt. En dan denk je: “Och laat maar. Ik weet toch niet hoe ik het moet zeggen ....”. Dan doe je onverschillig en je laat de dingen die in jou leven, jouw ‘innerlijke dingen’, niet aan een ander zien. Daarom is het goed om te leren door de buitenkant van mensen heen te kijken en vooral de goede dingen, de karaktereigenschappen in hen te ontdekken. Hoe je dat doet? Luister maar naar dit verhaal. De bloemen In een bejaardencentrum woonde een oude mevrouw. Ze woonde er alleen. Haar man was een paar jaar geleden gestorven. Iedere woensdagmorgen werd er een grote bos bloemen voor haar bezorgd. Die kwam van haar dochter, die te ver weg woonde om vaak op bezoek te komen. De oude mevrouw zette de bloemen altijd midden op tafel en ze kon er uren naar kijken. Ze hoopte dan dat er iemand bij haar langs zou komen, want dan zou ze weer vol trots en plezier kunnen vertellen dat haar dochter elke week aan haar dacht en daarom elke woensdag bloemen stuurde. De andere mensen van het bejaardencentrum luisterden dan met iets van bewondering en jaloezie in hun ogen en dachten aan hun eigen kinderen... Die kwamen wel eens langs, natuurlijk. Maar elke week bloemen.... Nee, dat was er toch niet bij. Toen de oude mevrouw jarig was, kwam haar dochter op bezoek. Natuurlijk werd er ook over de bloemen gepraat, die elke week verstuurd werden. ‘O’, zei de dochter, ‘dat is zo gemakkelijk tegenwoordig! Je belt een bloemist op, je zegt hoeveel het mag kosten en hij zorgt er dan wel voor dat er iedere week voor zoveel geld bloemen verstuurd worden. Je hoeft ze niet eens zelf uit te zoeken, dat doet de bloemist. En één keer in de drie maanden betaal je per giro. Dat is alles. Je hoeft verder nergens aan te denken....’ Toen het weer woensdag was en er weer bloemen kwamen, zette de oude mevrouw ze niet meer op de tafel, maar op de kast. Ze waren ineens niet meer zo mooi als vroeger.... En toen de buurvrouw op bezoek kwam, praatte ze er niet over.... 39 Vooroordelen Vaak vergis je jezelf in anderen, omdat je de neiging hebt uiterlijke eigenschappen als innerlijk uit te leggen. We noemen dat vooroordelen. Een vooroordeel, zegt het woordenboek, is een mening of opvatting die niet op kennis berust. Je mag een vooroordeel daarom best dom noemen. Toch maakt bijna iedere mens zich daar schuldig aan. Denk maar eens aan je eigen opvattingen over buitenlanders, mensen met lichamelijke handicaps, enzovoort. Van de andere kant hoeft niet alles tussen mensen altijd allemaal zo gladjes te verlopen. Als het gaat om de goede geest, die in je leeft, dan betekent dat niet dat je altijd maar vriendelijk en aardig moet zijn en steeds moeilijkheden moet voorkomen. In de sfeer van een goede geest zeg je elkaar ook dingen die niet altijd aardig hoeven te zijn. Het betekent wel dat je mensen waardeert, ook al zijn ze anders dan jij. Het betekent ook, dat je rekening met andere mensen houdt. Ga jij af op uiterlijkheden? Geef eens een voorbeeld. Wanneer doe jij iets voor een ander? Vind je een complimentje genoeg? Of moet er meer achter zitten? Hoe merk je dat? Vormsel Vormsel en Heilige Geest horen bij elkaar. ‘Hebben jullie de Heilige Geest ontvangen?’ vraagt de apostel Paulus aan enige nieuwe christenen uit de stad Efeze? (Handelingen 19, 2). En ze antwoordden, dat ze niet eens wisten dat er een Heilige Geest was. Ze waren gedoopt door Johannes, meer niet. Paulus vertelde hen, dat ze gedoopt moesten worden als christenen : ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’. Ze lieten zich dopen en Paulus legde hen de handen op. En ze werden vervuld van Gods Geest. Je laten vormen betekent: Willen leven in dezelfde geest als Jezus van Nazareth. Gods Geest! Dat is de geest van aandacht en belangstelling en zorg voor mensen. Dat is de geest die je zegt: iemand niet af te schrijven of te denken dat je beter bent of boven hem staat. Gebed tot de Heilige Geest: Heilige Geest, geef me het geloof dat mij van twijfel en klagen en roddelen vrij houdt, geef mij de liefde tot God en alle mensen die alle haat en wrok weg neemt, geef mij de hoop die mij bevrijdt van angst en berusting. Amen. THUISOPDRACHT (samen met je ouders maken!) bladzijde 32 t/m bladzijde 37 40 Thuisopdracht Lees samen met elkaar het verhaal: ‘De twee zonen’ voor. De twee zonen (Verg. Matteüs 21, 28-31). 41 Er waren eens een vader en een moeder. Ze hadden twee zonen. Met de oudste hadden ze eigenlijk weinig moeilijkheden. Die was een beetje stil en die was al de kamer uit, voordat er ergens ruzie over kon zijn. Hij zorgde er tenminste voor, dat hij op tijd zijn huiswerk af had en op school klaagden ze niet over hem. Hij kamde zijn haar, zoals zijn moeder dat het beste vond, en hij droeg de truien, die zij voor hem kocht. Maar de jongste, die was anders. Daar hadden ze heel wat meer mee te stellen. Die begon altijd meteen over wat er in de krant stond. Over huizen kraken en zo, over kerncentrales, over jeugdwerkloosheid en over demonstraties tegen de aanleg van weer een autosnelweg. Allemaal dingen die zijn vader en moeder juist niet wilden lezen. ‘Ze hebben groot gelijk!’, zei hij dan, ‘grote kantoren, die leeg zijn, staan er zat, maar geen huizen om in te wonen!’ En dan begon het geruzie weer. Op school was het al precies hetzelfde: ‘Het duurt eeuwen voor die man onze proefwerken nakijkt’, zei hij van sommige leraren, ‘waarom zou ik dan wel op tijd mijn werkstuk afmaken!’En dat gaf ook weer ruzie. En de kleren, die hij aanhad, waren verschrikkelijk, vond zijn moeder. Glimmende broeken en gekke, gekleurde jasjes en soms nog kettingen om zijn hals ook. Zelfs als ze bij opa en oma op bezoek gingen, wilde hij niets anders aan doen. Dan de muziek die hij draaide. Dat kon je geen muziek meer noemen, vond zijn vader. Maar als hij daar ook maar iets van zei, of van die kralenkettingen, dan kreeg hij meteen weer brutale opmerkingen van zijn zoon terug.. Dan zei die zoon weer iets over het grijze pak en over het bijna kale hoofd van zijn vader. ‘Waarom moet hier ook altijd ruzie zijn’, zei de moeder dan. En de oudste zoon zei gauw: ‘Ik moet een beetje vroeger weg, mam, bewaar mijn 42 eten zo lang alsjeblieft’. En dan was hij al verdwenen. Hij maakte geen ruzie. Maar meteen als hij de hoek om was, deed hij een felgekleurde sjaal met lange rafels om zijn hals en streek zijn haar een beetje punkerig omhoog. Dan ging hij naar een barretje in de stad waar zijn vrienden waren en waar ze knoertharde muziek draaiden, die hij wilde horen. ‘Mijn ouwelui’, zei hij dan, ‘daar kun je toch niet mee praten. Die begrijpen er toch niets van. Ik begin maar nergens over, thuis. Ze hoeven niet te weten hoe ik erover denk. Gaat ze niks aan en het bespaart je een hoop last’. En de jongste zoon zat thuis maar te praten: ‘Ik wil dat je het begrijpt, pa. Het is nou eenmaal belangrijk voor me, dat ik kleren draag die ik lekker vind. En die muziek, nou, die hoef jij niet mooi te vinden, maar die muziek is net zoals ik me voel en daarom wil ik dat jij er ook naar luistert. En je kunt toch wel een keer nadenken over de dingen, die ik je voorlees uit de krant? Ik wil weten wat jij er van vindt. Als ik nou al precies zou moeten doen wat anderen zeggen, hoe moet dat dan over twintig jaar, als ik dan ook alles slik wat ze me zeggen? Dat doe jij toch ook niet? Ik wil niet hebben, dat jij een duffe oude man bent. Ik wil dat je begrijpt wat me bezig houdt. Als je mijn vader niet was, kon het me niks schelen. Maar nou wel! Mag ik soms lastig zijn? Dat was jij toch ook!’ Die jongen meende het, dat kon je zien. Hij huilde er bijna van. Daar kon je geen grapjes over maken. Dat begreep die vader wel. ‘Bovendien’, dacht hij, ‘heeft hij op de een of andere manier wel gelijk. Gemakkelijke kinderen, dat is makkelijker. Maar deze? Die jongen is echter!’ Gesprek In dit verhaal gaat het om het eigene in mensen. Het accepteren zoals iemand is. Vergelijk de geest van de oudste zoon en de jongste zoon. De jongste is open en eerlijk. Hij wil laten zien wie hij is, wil zijn mening laten horen. Hij vindt het belangrijk, dat zijn vader dat begrijpt en dat zijn vader hem serieus neemt. Hij is daardoor wel lastig, maar, zoals zijn vader zegt, daar heb je meer aan, dan aan iemand die zich aan alle moeilijkheden onttrekt en zich afsluit, zoals de oudste zoon doet. Het hoeft niet allemaal gladjes te verlopen tussen mensen. Als het gaat om de goede geest die in je leeft, dan betekent dat niet dat je altijd vriendelijk en aardig moet zijn en steeds strubbelingen moet voorkomen. Het betekent wel, dat je mensen waardeert, ook al denken ze anders dan jij. En dat je rekening met hen houdt en hen respecteert. De jongste zoon doet dat wel. De oudste niet! Bespreek samen de vragen op werkblad 6. Zoek in de krant 3 artikelen over onderwerpen, waaraan jullie (jij en je ouders) je ergeren. Plak deze artikelen op werkblad 7. Zoek ook 3 artikelen waar jullie achter staan. Plak deze op werkblad 8. Zijn jullie het snel eens, of was er soms discussie? Wat is de belangrijkste conclusie (het belangrijkste wat je hebt geleerd) van dit verhaal en deze opdrachten? Schrijf dit kort met een paar zinnen op werkblad 9. handtekening van jezelf 44 handtekening van je vader handtekening van je moeder THEMA 4 WERKBLAD 6 (thuisopdracht) DE TWEE ZONEN 1. Wie vindt jij het meest sympathiek in het verhaal en waarom? 2. Waar lijk jij het meest op? 3. Schrijf op hoe de oudste en hoe de jongste is: oudste: jongste: 4. Durf jij thuis voor je mening uit te komen? 5. Wordt dat door jouw ouders altijd geaccepteerd? 6. Ben jij het altijd met jouw ouders eens? Zo nee, kun je dan een voorbeeld geven waarmee je het niet eens bent? 7. Aan welke dingen van jou ergeren je ouders zich? 8. Erger jij je ook wel eens aan je ouders? 45 THEMA 4 WERKBLAD 7 (thuisopdracht) HIER ERGEREN WIJ ONS AAN 46 THEMA 4 WERKBLAD 8 (thuisopdracht) HIER STAAN WIJ ACHTER 47 THEMA 4 WERKBLAD 9 (thuisopdracht) DIT IS DE BELANGRIJKSTE CONCLUSIE VAN DIT VERHAAL EN DEZE OPDRACHTEN 48 49 THEMA 5 GELOOF EN VERTROUWEN Lezen uit de bijbel 50 Jesaja 11, 1-4a + 5-9 11 1 Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. 2 De geest van de Heer zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en eerbied voor de Heer. 3 Hij ademt eerbied voor de Heer; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten. 4 Over zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. 5 Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen. 6 Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vleit zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden. 7 Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beiden stro. 8 Bij het hol van de adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang. 9 Niemand doet kwaad niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Matteüs 5, 1-12a; 7, 12 De Bergrede 5 1 In die tijd ging Jezus bij het zien van deze menigte de berg op, en toen Hij was gaan zitten, kwamen zijn leerlingen bij Hem. 2 Hij nam het woord en onderrichtte hen met deze toespraak: 3 “Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen. 4 Gelukkig die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden. 5 Gelukkig die zachtmoedig zijn, want zij zullen het land erven. 6 Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. 7 Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. 8 Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. 9 Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. 10 Gelukkig die vervolgd worden vanwege de gerechtigheid, want hun behoort het koninkrijk der hemelen. 11 Gelukkig zijn jullie, als ze jullie uitschelden en vervolgen en je van allerlei kwaad betichten vanwege Mij. 12 Wees blij en juich, want in de hemel wacht jullie een rijke beloning. 7 12 Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.” Liturgie bij het vormsel Deze beide lezingen komen terug in de liturgie van het vormsel. Λειτουργία (leitourgia), een Grieks woord, betekent "volksdienst". Wat zou liturgie nu dan zijn? Gevormd wordt je in de liturgie van de vormselviering. Twee onderdelen behandelen we daar nu uit. De eerste lezing Isaï was de vader van koning David (zie thema 6). David was de belangrijkste koning van het Joodse volk in het Eerste Testament. Isaï was dus de “stam”vader van het belangrijkste Koninklijke geslacht. De profeet Jesaja gebruikt dat woord stam letterlijk: uit de oude stam, uit de oude boomstronk komt een nieuwe frisse tak gegroeid. Er zit weer leven in. Wij gebruiken die tekst ook in de Advent om de komst van Jezus aan te kondigen: ook hij was van dat koninklijk geslacht (Matteüs 1,1). Een oude boom komt tot leven. Waardoor lees je dat uit de tekst? Door de Geest van God (JHWH)! Er ontstaat dan een heel nieuwe wereld. Haast te mooi om waar te zijn. Een sprookjeswereld zouden sommigen zeggen. Waaruit lees die andere wereld in dit Bijbelverhaal? 51 Het is een beeld voor een nieuwe, vreedzame wereld waar alles doordrongen is van Gods Geest: iedereen en alles vertrouwt elkaar. Het zal wel even duren voor dat zoiets werkelijkheid is, maar met vertrouwen in de toekomst kunnen we er als gevormde mensen wel aan werken. De evangelielezing Evangelie komt van het Griekse woord ευαγγέλιον (eu-angelion) en betekent ‘goede (blijde) boodschap’. Jezus spreekt in dit verhaal de toegestroomde menigte mensen toe vanaf een berg. Dan volgen een aantal gelukwensen aan mensen met bijzondere eigenschappen. Eigenlijk heeft iedere gelukwens een tegenstelling in zich, een paradox. Kun je uitleggen hoe dat tot uitdrukking komt? Die laatste zin doet ons aan iets denken. Kijk maar eens bij Lucas 10, 27 (thema 3). Als je zo handelt, dan mag je erop vertrouwen, dat het allemaal goed komt. Geloof en vertrouwen Weten we dat wel zeker, die nieuwe wereld? Je moet er wel voor werken en in geloven. Als je dat doet, mag je dat vertrouwen hebben. Geloven in en vertrouwen op horen daarom bij elkaar. Zonder geloof: geen vertrouwen; zonder vertrouwen: geen geloof. Je hoeft niet alles zeker te weten. Je vertrouwt, je gelooft dat het goed is. Daaraan jouw steentje bijdragen stemt je tevreden, het stelt je op je gemak. Het geeft de mensen hoop voor de toekomst. Geloven doe je SAMEN! Het is niet goed mogelijk in je eentje te geloven. Je moet daar samen met anderen over praten. Dat sterkt je geloof en je zelfvertrouwen. God is er voor iedereen, dus God moet het wel heel goed met ONS, mensen, voor hebben. IK ben uniek! IK alleen steek in mijn vel. IK alleen ga mijn eigen gang. IK alleen ken al mijn gevoelens. IK alleen zie, wat mijn ogen zien. IK alleen heb mijn band met God! Gevormd worden Wie zou dat niet willen hebben, waar de profeet Jesaja IK, IK, ik alleen ……. het over heeft? (Zie Jesaja 11,2) God moet het wel heel goed met De gave van wijsheid, mij voor hebben! de gave inzicht (analyserend), de gave van raad (goede raad), de gave van sterkte (vitaliteit), de gave van kennis, de gave van godsvrucht (de manier waarop je met God omgaat), de gave van eerbied voor God. Wij noemen die 7 hoedanigheden de Gaven van de Heilige Geest. Ze klinken wat stoffig, wat ouderwets. Niet alle woorden gebruiken wij meer in ons dagelijks taalgebruik. Zouden we die eigenschappen tegenwoordig niet meer nodig hebben? Kom nou! Bij je vormsel komt Gods Geest je dit allemaal schenken. En niet alleen dan, ook vandaag en alle dagen die nog komen. Daar mag je in geloven en op vertrouwen! Kleine oefening (wat hoort bij elkaar?) 1. Hoeveel keer moeten we vergeven? a. Hij zei tot de lamme: Vriend, Uw zonden zij je vergeven 52 2. Waarom zien we nog zo weinig van het Rijk Gods? b. Als iemand de eerste wil zijn, moet hij ieders dienaar zijn. 3. Moeten we de zondag naar de mis gaan? c. De eucharistie is er voor de mens, niet de mens voor de eucharistie. 4. Is er in Gods ogen niemand verloren? d. Niet 7x, maar tot 70 x 7 x moet je elkaar vergeven. 5. Mogen wij een ander mens veroordelen? e. Verkoop alles wat je bezit, geef het aan de armen. Dit zal je in de hemel brengen. 6. Wat is het allerbelangrijkste in ons leven? f. Een herder laat zijn 99 schapen achter om dat éne te zoeken dat verloren gelopen was. 7. Kan een rijke in de hemel komen? g. Gods wereld lijkt op een mosterdzaadje. 8. Hoe moet een goede leider zijn? h. Wees als de Samaritaan die medelijden had met de gewonde Jood, die zijn vijand was. 9. Hoe moeten we bidden? i. Je moet elkaar graag zien, zoals ik jullie graag zie. 10. Wie moet ik graag zien? j. Onze vader, die in de hemelen zijt. 11. Hoe dikwijls moet ik een nieuwe kans geven? k. Als je zelf zonder zonde bent, mag je de eerste steen gooien. Gebed tot besluit Lieve Vader, die me tot een blij mensenkind wil maken, geef me uw Geest van vreugde. In de kleine dingen van elke dag wil ik ontdekken hoe wonderlijk Jij bent, hoe mooi mijn leven is. Leer me het stof van de oppervlakte vegen om de echte vreugde te zien, die Jij in mij verborgen hebt. Laat dan de vreugde en dankbaarheid schitteren in mijn ogen. Laat mijn lachen vanuit het diepste van mijn hart klateren als een beekje in het hart van anderen, zodat mijn vreugde aanstekelijk wordt en de wereld een blijer gezicht krijgt. 53 Heilige Geest, laat me delen in jouw vreugde en aanstekelijkheid. Amen. Antwoorden: 1 - d; 2 - g; 3 - c; 4 - f; 5 - k; 6 - h; 7 - e; 8 - b; 9 - j; 10 - i; 11 - a. THUISOPDRACHT (samen met je ouders maken!) bladzijde 43 t/m bladzijde 46 LET OP: OPDRACHT INSTUREN VIA DE EMAIL!!! 54 Thuisopdracht (werkblad 11 en 12) Lees samen met elkaar De tien regels van God 1. Ik ben God. Ik zorg altijd goed voor alle mensen. En daarom zou ik het fijn vinden als jullie ook van mij houden. 2. Laat God voor jullie de eerste zijn. Want het gaat niet alleen om mooie dingen en geld. Het gaat er ook om hoe mensen met elkaar omgaan. En of ze goed zijn voor planten en dieren. 3. Denk altijd goed na als je iets over God zegt. Probeer daarom goed te luisteren naar wat de bijbel (Gods Woord) jou wil vertellen. 4. Neem één dag per week rust, zoals God dat heeft voor gedaan. Altijd bezig zijn is niet goed. Je moet ook aan je familie en vrienden denken. 5. Wees goed voor je moeder en vader. Je ouders staan altijd voor je klaar. Sta ook voor hen klaar als ze jou nodig hebben. 6. Maak niets dood. Het leven is mooi. Dat mag je niet kapot maken. 7. Zorg goed voor elkaar. Probeer goed te zijn voor alle mensen. Dan heeft iedereen het naar zijn zin. 8. Steel niet. De wereld is voor iedereen. De wereld is een huis voor alle mensen. Daarom heeft iedereen een plaats en kan niemand zeggen: dat is voor mij alléén. 9. Vertel geen leugens die anderen verdriet kunnen doen. Leugens en roddels doen mensen alleen maar pijn. Ze voelen zich dan alleen. En dat is niet de bedoeling! 10. Zorg ervoor, dat je niet jaloers bent. Er is genoeg voor iedereen. Wees blij als een ander iets leuks heeft. De thema’s van het vormsel gaan over positieve waarden. Waarden die inhoud geven aan een mensenleven. Onrecht, jaloezie, ruzie en geweld horen daar dus niet bij. Zij zijn mis-vormend. Toch maakt ieder mens zich daaraan wel eens schuldig. Elke dag opnieuw lezen we daarover in de krant en zien we het op de televisie. Geweld lijkt daar bijna een normale levenshouding. Het is goed en ‘vormend’ om daar eens over na te denken. Misschien kan het helpen om geweld eens met andere ogen te gaan zien en te werken aan een meer geweld-loze levenshouding. Met geweld in het groot - hongersnood, oorlog, vluchtelingen - worden we dagelijks overspoeld. Je zou het bijna normaal gaan vinden. 55 Maar geweld is ook in het klein aanwezig. Vaak heel dichtbij, thuis, in de straat of op school. a. Zoek in de krant artikelen die te maken hebben met geweld. Sorteer deze artikelen in twee groepen: ‘dichtbij’ en ‘veraf’. Bespreek ze samen. Denk daarbij na of er een oorzaak is aan te geven. Probeer ook aan te geven om wat voor geweld het gaat (oorlog, lichamelijk geweld (vechtpartijen), geestelijk geweld (gevolgen van bijvoorbeeld verkeersongevallen, berovingen). b. Plak de koppen van de artikelen op werkblad 11. In de kerk zeggen we vaak een geloofsbelijdenis: een verhaal waarin je vertelt wat goed is, wat het leven plezierig maakt, waar je God herkent. Probeer zelf een geloofsbelijdenis te schrijven op werkblad 15. Doe dat samen met je ouders. Email je geloofsbelijdenis aan [email protected]. Vergeet niet je naam, je school en je klas onder het stuk te schrijven. Lees als besluit nog eens de verhalen aan het begin van dit thema. handtekening van jezelf 56 handtekening van je vader handtekening van je moeder THEMA 5 WERKBLAD 11 (thuisopdracht) GEWELD! VERAF DICHTBIJ 57 THEMA 5 WERKBLAD 12 (thuisopdracht) MIJN GELOOFSBELIJDENIS Schrijf dit verhaal op de PC, email dat aan [email protected] met vermelding van je school en klas en print het uit voor jezelf. Je kunt die printpagina hier in je boek plakken. 58 THEMA 6 VORMSELSYMBOLIEK Voorbereiding (lezen) 59 Handelingen van de apostelen 6, 1-6 De handoplegging 6 1 In die dagen, toen het aantal leerlingen steeds groter werd, begonnen de hellenisten (= Grieks sprekende, tot Jezus bekeerde Joden) te mopperen op de Hebreeën (= Aramees sprekende, tot Jezus bekeerde Joden); ze vonden dat hun weduwen bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld. 2 De twaalf apostelen riepen daarop de hele groep leerlingen bij elkaar en zeiden: `Het is onverantwoord dat wij het woord van God verwaarlozen om te kunnen zorgen voor de ondersteuning. 3 Zie daarom uit, broeders, naar zeven personen uit jullie midden, die goed bekend staan, vol van de Geest en van wijsheid. Hen zullen wij dan met deze taak belasten, 4 terwijl wíj ons blijven toeleggen op het gebed en de bediening van het woord.' 5 De hele groep stemde met dit voorstel in. Zij kozen Stefanus, een man vol geloof en heilige Geest, en verder Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet (= iemand die zich tot Jezus bekeerd heeft) uit Antiochië. 6 Ze droegen hen voor aan de apostelen, en die legden hun na gebed de handen op. Simone Op een dag komen Simone, haar broertje Bas en haar vriendinnetje Ria uit school. Ria gaat altijd met Simone en Bas mee, omdat haar vader en moeder gescheiden zijn en haar moeder, bij wie ze woont, de hele dag moet werken. De juffrouw wijst naar een vreemde mevrouw, die op hen staat te wachten. Simone heeft haar wel eens eerder gezien; ze woont verderop in de straat. ‘Jij bent zeker Simone’, zegt de mevrouw. Simone knikt met haar hoofd. ‘Jullie mogen vandaag met mij mee’, zegt de mevrouw, ‘je moeder is vanochtend naar oma gegaan. Die is heel ziek geworden. Ik heet mevrouw Peeters’. Ze gaan met zijn vieren naar het huis van mevrouw Peeters. Simone praat niet zoveel. Ze vindt het toch wel een beetje eng. Niet dat mevrouw Peeters niet aardig is. Maar toch .... Zou mama lang wegblijven? Zou oma erg ziek zijn? En hoe moet het nu vanavond als papa thuiskomt? Het lijkt wel of mevrouw Peeters kan raden wat Simone denkt. ‘We gaan eerst even een boterhammetje eten’, zegt ze, ‘dan heb je de hele middag om te spelen. Als je maar een beetje in de buurt blijft. Daar kan ik je vlug vinden als papa je vanavond komt halen. En Ria wordt vanavond ook hier door haar moeder gehaald. Zo, we zijn er!’ Wat stilletjes zitten ze alle drie binnen, terwijl mevrouw Peeters in de keuken boterhammen klaarmaakt. Als de boterhammen op zijn, begint Simone zich iets meer op haar gemak te voelen. ‘Wie is dat?’, vraagt ze en ze wijst naar een foto van een jongetje op de schoorsteen. ‘Hier wonen toch geen kinderen?’ -60- ‘Nee, we hebben geen kinderen’, zegt mevrouw Peeters, ‘dat jongetje op de foto woont hier heel ver vandaan. De moeder van dat jongetje is erg arm. Zo arm, dat ze niet goed voor het jongetje kan zorgen. We geven iedere maand geld. Dan kan ze kleren voor hem kopen en de school betalen.’ ‘En dat’, wil Simone weten, ‘wat is dat daar?’ Ze wijst naar een kruis, dat aan de muur hangt. ‘Dat is een kruisbeeld’, zegt mevrouw Peeters. ‘Dat is het kruis van Jezus. Zo is hij dood gegaan. Maar de mensen vertellen nog steeds over Jezus. Ze vergeten nooit wat Hij gedaan heeft. Nou’, gaat mevrouw Peeters verder, ‘wij willen graag doen zoals Jezus’. ‘Wordt u dan ook aan het kruis vastgemaakt?’, vraagt Simone. ‘Nee hoor’, lacht mevrouw Peeters, ‘dat hoeft niet meer. Maar als je wilt doen zoals Jezus, dan zorg je voor elkaar. Nu help ik jullie, omdat mama weg is. En morgen zorg ik misschien weer voor andere kinderen’. Mevrouw Peeters vertelt zoveel tegelijk over dat kruis, dat Simone gewoon niks meer durft te vragen. ‘Gaan jullie nu lekker buiten spelen, maar blijf wel in de buurt’, zegt mevrouw Peeters. Dat beloven ze alle drie. En dan huppelen ze weg. Woensdagmiddag, hoi! Schoolopdracht (werkblad 13) Symbool Een symbool is een teken, dat iets duidelijk maakt, zonder dat er woorden bij gebruikt worden. Een symbool kan een afbeelding zijn, een voorwerp of een handeling. Het aller bekendste symbool is wel een ♥ . Je ziet het op muren geschilderd, op auto´s geplakt, in stenen of boomstammen gekrast en in agenda’s getekend. Het is een eeuwenoud symbool en je hoeft aan niemand uit te leggen wat er mee bedoeld wordt. Toch is een hart eigenlijk gewoon een lichaamsdeel, net zoals bijvoorbeeld je longen. Maar als symbool betekent het veel meer. Kun je aangeven wat je allemaal kunt denken bij dat symbool van een hart? Zo zijn er nog een massa andere symbolen. Ze worden in het dagelijks leven volop gebruikt. Denk maar eens aan alle verkeerstekens waar geen woorden bij staan geschreven, maar waarvan toch iedereen de betekenis wel begrijpt. Ook grote instellingen en bedrijven hebben vaak een eigen symbool. Als je het ziet weet je welke instelling ermee wordt bedoeld. We noemen dat ook vaak logo’s. Weet je welke betekenis de vier logo’s op deze bladzijde hebben? 61 Maar de belangrijkste, de ´echte´symbolen, zijn toch niet die speciaal uitgedachte tekens. De echte symbolen zijn vaak heel oud en hebben iets te maken met datgene, wat hoort bij het leven van de mensen. Bij iets wat het leven van de mensen waardevol maakt. Het kunnen afbeeldingen maar ook handelingen of gebeden zijn. Denk maar eens aan het 62 ♥ ! en het breken van brood! en het Onze Vader! Logo’s van Jezus Ook van en rond Jezus bestaan al heel oude logo’s. Kijk maar eens. Gewoon of Latijns kruis Grieks kruis Sint Andreaskruis of dwarskruis Χ Sint Petruskruis of omgekeerd kruis Dubbelkruis of Patriarchaalkruis of Lotharingskruis Maltezer kruis of Johannieterkruis of krukkenkruis Ook in ridderorde gebruikt! Sint Antoniuskruis of taukruis Naar de Griekse letter T ιχθυς (ichthus), dat betekent: vis! Afkorting van: iesous christos, theou, uios, sooter Jezus Christus (de Gezalfde, Messias), van God, de zoon, de redder χριστος (christos) Betekent: Gezalfde (Hebreeuws: Messias) Afgekort met de eerste twee letters: ΧΡ of χρ Je kunt dit een echt logo van Jezus Christus noemen! Α Ω (Alpha Omega) De eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet 63 Vormselsymbolen Als je wordt gevormd in de kerk, dan gebeurt er heel wat. Er worden ook symbolen gebruikt. Die gebeurtenissen en de symbolen worden in dit thema behandeld. 1. De geloofsbelijdenis. Een belangrijk onderdeel van de vormselliturgie is de hernieuwing van je doopbelofte en je geloofsbelijdenis. Daaraan hebben we in het vorige thema gewerkt. Wie wil zijn geloofsbelijdenis van werkblad thema 5, werkblad 12 voorlezen? 2. Het zegel van de Heilige Geest Bij het vormsel zal de bisschop of zijn vervanger zeggen: “Ontvang het zegel van de Heilige Geest, de gave Gods”! Waarom hij van een zegel spreekt? Vroeger in de Middeleeuwen, maar nu ook nog wel, zetten mensen op belangrijke papieren, zoals contracten, brieven en oorkonden, een zegel van rode lak of was. Dat lakzegel was dan een bewijs, een teken dat het papier belangrijk en vooral betrouwbaar was. Zo wil dat zegel op je voorhoofd jou en iedereen duidelijk maken dat God betrouwbaar is. 3. Zalving met olie De vormheer zalft je niet met rode zegellak, maar met olie of met een ander woord chrisma. Olie is een dunnere of dikkere, vettige vloeistof, die op allerlei manieren in ons dagelijks leven een rol speelt. Je zou kunnen zeggen, dat onze moderne maatschappij, ons moderne leven, niet meer zonder olie kan. Dat olie ook een symbolische functie heeft, dreigen we daarbij te vergeten. De zalving wil jou ook heiligen en sterk en weerbaar maken (zie betekenis van vromen van thema 2). Zalving helpt je om gezond verder te gaan, zoals mensen zich kunnen insmeren tegen de kou of zalf op wonden smeren. Met behulp van werkblad 13 bespreken we waar wij in ons dagelijks leven (thuis, sport, op straat) olie, zalf of smeervet allemaal voor gebruiken. De zalving met olie bij het Vormsel heeft ook te maken met het oude gebruik van kracht, moed en Gods Geest, Gods zegen overdragen. Zalving heeft de uitwerking van olie: soepel maken, soepel houden. Zalving is ook de brandstof om het vuur van Gods Geest brandend te houden in je hart. 64 THEMA 6 WERKBLAD 13 (schoolopdracht) HET GEBRUIKEN VAN OLIE 1. Smeermiddel 2. Brandstof 3. Soepel en beweeglijk maken/houden Zalving wordt nog steeds als symbool gebruikt door de kerk. Welke van de zeven sacramenten maken gebruik van zalving? We schrijven een cirkel rond de nummers van de sacramenten waarbij WEL zalving gebruikt wordt. Kun je ook bedenken waarom daar wel en bij andere niet? De zeven sacramenten 1. Doopsel 5. Huwelijk 2. Vormsel 6. Boete en verzoening 3. Eucharistie 7. Ziekenzalving 4. Wijding (priester, diaken) 65 In de bijbel staan een paar voorbeelden van mensen, die, toen ze aan een nieuwe fase in hun leven begonnen, ook werden gezalfd. Ken je er een paar? Bij het vormsel neem je de goede geest in je op en krijg je de opdracht te laten zien, dat je bij Jezus Christus (=de Gezalfde) wilt horen. Een mens die leeft in Gods Geest naar het voorbeeld van Jezus Christus is sterk en tegelijk mild voor anderen. 4. Het kruisteken Het vierde belangrijke symbool van het vormsel is het teken, het symbool van het kruis. Kruizen bestaan in heel veel vormen , we zagen dat al eerder. Het kruis was bij de Romeinen een teken van verachting, van vernedering. Alleen ter dood veroordeelden die geen Romeins burger waren en gestrafte slaven stierven voor straf aan een kruis. Ook Jezus van Nazareth werd aan zo’n kruis gedood op Goede Vrijdag. Maar door zijn verrijzenis op de zondag daarna, met Pasen, verwijst zijn dood aan het kruis voor zijn leerlingen naar nieuw leven, naar verwachting van iets heel goeds. Kijk nog maar eens bij thema 3. Het kruis werd voor de leerlingen van Jezus, en dus ook voor ons, een teken van leven. Dat besef was niet meteen algemeen. De heidense Romeinen vervolgden de christenen op leven en dood. Veel martelaren stierven daardoor de dood op het kruis ter vernedering, zoals de apostel Petrus in het jaar 67. De apostel Paulus werd tezelfdertijd met het zwaard gedood: hij was immers Romeins burger. Pas in het jaar 315 wordt het anders. Volgens het verhaal heeft keizer Constantinus (Constantijn de Grote, 290 - 337) dan daags voor een veldslag een visioen, waarin hij een kruis heeft gezien met daaronder de woorden: ‘In hoc signo vinces’, in dit teken zul je overwinnen. Hij schilderde een kruis op zijn banieren en op de schilden van zijn soldaten: en hij overwon! Uiteindelijk wordt het Christendom onder zijn bewind dan de staatsgodsdienst, de belangrijkste godsdienst van Rome. Nu heeft het kruis zijn weg gevonden naar onze kerken, huiskamers, klaslokalen, enzovoort. Heel wonderlijk als je het goed beschouwd. Van teken van vernedering is door de verrijzenis van Jezus het kruis een teken geworden van belofte, van hoop, van toekomst, van leven, ook na de dood. Toen je ouders je lieten dopen werd een kruis op je voorhoofd getekend, je werd lid van de kerk van Jezus, kind van God. Bij het vormsel tekent de bisschop of zijn vervanger met olie opnieuw een kruis op je voorhoofd en bevestigd daarmee, dat je hoort bij de kerk van Jezus. Je antwoordt daarbij met een stevig klinkend: Amen = Dat is zo! 5. Je ouders of vormpeter en vormmeter Niemand staat er alleen voor. Tijdens de viering kom je met je ouder(s) of vormpeter en vormmeter naar voren. Zij stellen je voor aan de vormheer: “Dit is onze ...............................”. Het is een goed gevoel te weten dat op het moment van jouw belangrijke beslissing om je te laten vormen er ook iemand bij je staat. Geloven doe je met anderen, dus ook nu. Het zijn mensen waar je in gelooft en die je kunt vertrouwen. Ook later als die hand op je schouder er niet is zul je weten: Er zijn mensen, die er voor mij zullen zijn, als ik ze nodig heb. 66 6. Handoplegging door de bisschop Aan het begin van de eigenlijke vormselviering bidt de bisschop of zijn vervanger om de Heilige Geest voor jullie. Daarbij strekt hij zijn beide handen over jullie uit: “Wij bidden U: zend over hen de Heilige Geest, de Trooster; schenk hen de Geest van wijsheid en verstand. De Geest van inzicht en sterkte. De Geest van kennis, van ontzag en liefde voor uw naam. Precies ja! De gaven van de Heilige Geest van thema 5. 7. Vredewens Met Pasen trad Jezus te midden van zijn leerlingen met de woorden: “Vrede zij met jullie”! Dat is in Israel een gewone groet: Shalom! Maar omdat Christus die wens, die groet uitsprak bij zijn eerste verschijnen aan zijn leerlingen na de verrijzenis, is hij voor ons christenen bijzonder geworden. In de liturgie van de gewone vieringen komt die vredewens ook altijd tot uitdrukking na het bidden van het Onze Vader. Wij zijn daar als zijn gasten bij Jezus aan tafel en wij wensen elkaar zijn vrede toe. Ook dus in de vormselviering! Maar nu wenst de vormheer iedereen die hij vormt, en extra en persoonlijke vredewens toe: “Vrede zij met jou”! En hij geeft je daarbij een stevige hand. Natuurlijk wens je hem hetzelfde terug: “En vrede voor u”! Gevormd worden Gevormd worden gebeurt niet zo maar. Al die symbolen staan voor iets bijzonders. Het vormsel is dan ook een sacrament: een bijzondere plek en plaats en band met God. Als de bisschop zelf vormt, doet hij dat gezeten in een zetel. Dat is iets bijzonders, want alleen de bisschop vormt mensen vanuit zijn ‘bisschops’-zetel! Ook dat zou je een bijzondere symboliek kunnen vinden! THUISOPDRACHT (samen met je ouders maken!) bladzijde 54 t/m bladzijde 58 67 Thuisopdracht (werkblad 14 en 15) De handoplegging Als je ‘de hand legt op iets’, dan zeg je: dit is van mij! Als je de hand op iemands voorhoofd legt, zeg je: wees maar niet bang, ik ben bij je. Als je de hand op iemands schouder legt, betekent dat: we horen bij elkaar, jij betekent iets voor mij. Lees samen het verhaal : De Handen’ De Handen 68 De Een klein stadje in Normandië, Frankrijk, had zwaar geleden van de oorlog. Veel van zijn inwoners waren gedood of gewond geraakt. De mensen voelden zich verslagen, eenzaam en ontroostbaar. De meeste huizen waren verwoest. Ook van het oude kerkje midden in de stad was weinig meer over. De Amerikaanse soldaten, die dichtbij hun kamp hadden opgeslagen, hielpen de mensen bij het bouwen van noodwoningen en barakken. Een groepje soldaten hielp ook mee bij het herstellen van het kerkje. Veel mooie dingen waren onder het puin bedolven. Er was in het kerkje een beroemd, middeleeuws kruisbeeld, waar de mensen van het stadje van hielden en aan gehecht waren. Ze maakten zich zorgen. Wat zou er van overgebleven zijn? Na lang zoeken en voorzichtig puin ruimen vonden de soldaten het oude houten kruis. Alleen de handen ontbraken. Hoe ze ook zochten, die bleven spoorloos en de mensen hadden daar verdriet om. Toen pakte een soldaat een stuk krijt en schreef met grote letters op de balk van het kruis: JULLIE ZIJN MIJN HANDEN. De mensen van het stadje die het lazen, keken er eerst bevreemd naar. Wat betekent dat? Ze waren moe. Ze hadden verdriet. Ze misten de mensen die gedood waren. Hun huizen waren kapot geschoten. Het beeld waarvan ze hielden was stuk en verminkt. En ze lazen nog een keer: ‘Jullie zijn mijn handen’. Ineens begrepen ze wat daar stond: ‘Jullie moeten de handen ineen slaan. Jullie moeten heel maken wat stuk is. Jullie moeten elkaar troosten. Jullie moeten samen nieuwe huizen bouwen. Dan kun je weer geloven in de toekomst’. Als je tegenwoordig in dat herstelde kerkje komt, dan zie je vooraan nog steeds het kapotte kruis hangen, zonder handen. En als je heel goed kijkt, kun je nog steeds de woorden lezen die een soldaat er toen op heeft geschreven. -69- Zoek in tijdschriften, kranten en op het internet plaatjes van handen. Plak ze op werkblad 14 en schrijf erbij wat die handen doen. Teken op werkblad 15 de omtrek van de hand van je ouders en van jezelf. Schrijf op de plaats waar jullie handen samenvallen hoe jullie samen iets voor anderen kunnen doen of betekenen. Denk daarbij aan het verhaal: ‘De Handen’. Als je meerdere kleuren gebruikt mag je de handen van de broers en zussen er best bij tekenen. 70 Alle symbolen nog eens op een rij: 1. De geloofsbelijdenis. 2. Het zegel van de Heilige Geest Bij het vormsel zal de bisschop of zijn vervanger zeggen: “Ontvang het zegel van de Heilige Geest, de gave Gods”! Dat zegel op je voorhoofd wil jou duidelijk maken dat je op God kunt vertrouwen. God is betrouwbaar. 3. Zalving met olie De vormheer zalft je met olie of met een ander woord chrisma. De zalving wil je heiligen en sterk en weerbaar maken. De zalving met olie bij het vormsel heeft ook te maken met het oude gebruik van kracht, moed en Gods Geest, Gods zegen overdragen. 4. Het kruisteken Het vierde symbool van het vormsel is het teken, het symbool van het kruis. Van teken van vernedering is door de verrijzenis van Jezus het kruis een teken geworden van belofte, van hoop, van toekomst, van leven, ook na de dood. Bij het vormsel tekent de bisschop of zijn vervanger met olie opnieuw een kruis op je voorhoofd en bevestigd daarmee, dat je hoort bij de kerk van Jezus. Je antwoordt daarbij met een stevig klinkend: Amen = Dat is zo! 5. Je ouders of vormpeter en vormmeter Niemand staat er alleen voor. Tijdens de viering kom je met je ouder(s) of vormpeter en vormmeter naar voren. Zij stellen je voor aan de vormheer: “Dit is onze ...............................”. Het is een goed gevoel te weten dat op het moment van jouw belangrijke beslissing om je te laten vormen er ook iemand bij je staat. 6. Handoplegging door de bisschop Aan het begin van de eigenlijke vormselviering bidt de bisschop of zijn vervanger om de Heilige Geest voor jullie. Daarbij strekt hij zijn beide handen over jullie uit: “Wij bidden U: zend over hen de Heilige Geest, de Trooster; schenk hen de Geest van wijsheid en verstand. De Geest van inzicht en sterkte. De Geest van kennis, van ontzag en liefde voor uw naam. 7. Vredewens De vormheer wenst iedere vormeling een persoonlijke vredewens toe: “Vrede zij met jou”! En hij geeft je daarbij een stevige hand. Natuurlijk wens je hem hetzelfde terug: “En vrede voor u”! 71 Lees ter afsluiting het verhaal aan het begin van dit thema uit de Handelingen van de Apostelen nog eens aan elkaar voor. handtekening van jezelf 72 handtekening van je vader handtekening van je moeder THEMA 6 WERKBLAD 14 (thuis) WAT HANDEN ALLEMAAL KUNNEN DOEN! 73 THEMA 6 WERKBLAD 15 (thuis) ONZE HANDEN 74 THEMA 7 (KLOOSTERDAG) VOORBEELDIGE MENSEN VRIENDSCHAP EN GEMEENSCHAP KLOOSTERLEVEN HET LEVEN VAN FRANCISCUS Voorbereiding (lezen) Mattheus (Het oordeel van de Mensenzoon) 75 25 31 Wanneer de Mensenzoon komt, bekleed met zijn heerlijkheid en rondom Hem alle engelen, dan zal Hij plaatsnemen op de troon van zijn heerlijkheid. 32 Alle volkeren zullen vóór Hem bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. 33 De schapen zal Hij aan zijn rechterhand opstellen, de bokken aan zijn linkerhand. 34 Dan zal de koning tegen hen die aan zijn rechterhand staan zeggen: ` `Kom, gezegenden van mijn Vader, neem het koninkrijk in bezit dat vanaf het begin van de schepping voor jullie klaar ligt. 35 Want Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. 36 Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.'' 37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: ` `Heer, wanneer hebben we U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen, of naakt en hebben we U gekleed? 39 Wanneer hebben we U ziek of in de gevangenis gezien en zijn we naar U toe gekomen?'' 40 De koning zal hun antwoorden: ` `Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.'' 45 Aan (de anderen zal) Hij antwoorden: ` `Ik verzeker jullie, alles wat je niet voor één van deze minsten hebt gedaan, heb je ook niet voor Mij gedaan.'' -76- Bezoek aan de Zusters Franciscanessen in Noord-Deurningen. Globaal programma: 10.45 - 11.00 uur aankomst 11.00 - 12.00 uur Welkom, doel van de dag (Coen Hamers) 11.00 - 11.15 uur pauze / ontspanning 11.15 - 12.30 uur Film 12.30 - 13.30 uur warme maaltijd / ontspanning 13.30 - 14.30 uur vervolg Film 14.30 - 16.00 uur workshops n.a.v. film 16.00 - 17.30 uur kennismaking met het kloosters en rondleiding 17.30 - 18.30 uur avondeten 18.30 - 18.45 uur voorbereiding viering 18.45 - 19.45 uur Franciscusviering (met ouders en broertjes en zusjes??) Deelname bijdrage kinderen € 12,00 per kind (inclusief maaltijden). 77 Franciscus van Assisi, een vriend van mens en dier Franciscus leefde van 1182 - 1226 in en rond Assisi, een stadje in het noorden van Italië. Hij was de zoon van een handelaar in stoffen, die een bloeiend bedrijf had opgebouwd. Franciscus was een vrolijke jongen. Vaak vierde hij feest met zijn vele vrienden. Toen er oorlog uitbrak tussen de stad Assisi en een stad in de buurt, was Franciscus van de partij. Hij zag het als een groot avontuur. Helaas voor hem kwam hij in een donkere gevangenis terecht. Toen Franciscus na een jaar werd vrijgelaten, voelde hij zich ziek en ellendig. Maandenlang lag hij in bed. Nu had hij tijd om na te denken. ‘Het is niet goed wanneer ik in mijn leven alleen maar feest vier’, dacht hij, Maar wat hij dan wél wilde, wist hij niet goed. Toen Franciscus beter was, reed hij eens op zijn paard door de bossen. Hij zocht de rust en de stilte op. Toen hij zo een eind gereden had, zag hij opeens een man wegduiken. Toch kon Franciscus wel zien, dat zijn gezicht vreselijk verminkt was. Niemand durfde bij deze man in de buurt te komen, want hij had een vreselijke ziekte. Hij was melaats. Franciscus kreeg medelijden met de man, stapte van zijn paard en omhelsde de man als een vriend. Ook gaf hij de man de prachtige mantel die hij aanhad. Franciscus voelde zich er gelukkig bij. Korte tijd later kwam Franciscus bij een oud en vervallen kerkje. Hij ging er binnen om te bidden. ‘Nu weet ik wat God wil’, dacht Franciscus bij zichzelf: ‘Ik wil net als Jezus gaan leven voor God’. Alles wad hij had gaf hij weg aan de armen. Zijn vader werd daar erg boos om, maar Franciscus wilde niet anders. In een rafelig kleed en zonder geld trok hij de bergen rond Assisi in. Franciscus handelde heel radikaal. Sommigen dachten dat Franciscus niet goed wijs was. Anderen zochten hem juist op om te luisteren naar zijn verhalen over Jezus en over God. Ook kon Franciscus heel mooi vertellen over de natuur, waar hij enorm veel om gaf. Er waren zelfs mensen die met Franciscus meegingen. Ze noemden elkaar ‘minderbroeders’. Dat woordje ‘minder’ had Franciscus bedacht. ‘Want’, zei hij,’je mag nooit denken, dat je belangrijker of meer bent dan een ander’. Op een dag, het liep tegen kerst, dacht Franciscus bij zichzelf dat het misschien mooi zou zijn om het kerstverhaal na te spelen. Met echte mensen en dieren en een stal. Het moest precies lijken op dat eerste kerstfeest in Bethlehem. Een vader en moeder wilden wel Josef en Maria spelen. Hun baby’tje legden ze in een kribbe, bedekt met wat hooi: het was precies Jezus. Ook had Franciscus gezorgd voor schapen, een os en een ezel. Van alle kanten kwamen de mensen uit de buurt zingend naar de stal. In hun handen droegen ze brandende kaarsen en fakkels. De hemel was vol licht. Met tranen in de ogen vertelde Franciscus over het kindje Jezus in de kribbe, de zoon van God. Het was net alsof dat oude kerstverhaal weer helemaal tot leven kwam. De mensen vonden het prachtig. Franciscus kon volop genieten van zon, maan en sterren. Van de wind, het water en het vuur. En van de aarde, met al haar dieren, bloemen en planten. Daarmee voelde hij zich de koning te rijk, ook al had hij geen cent op zak. Op het einde van zijn leven kreeg hij de wondetekenen van Jezus in zijn handen en voeten (1224). Ook heeft hij, juist toen hij heel ziek was, een prachtig lied gemaakt. Daarin dankt hij God voor heel de rijkdom en de pracht van de schepping. Hij noemde dit het lied van de schepping, ‘het Zonnelied’. Als een gelukkig man is hij in 1226 gestorven te midden van zijn vele vrienden, 44 jaar oud. Al een jaar later werd hij door paus Gregorius IX heilig verklaard! 78 Een voorbeeld Franciscus was een voorbeeld voor andere mensen. Er waren er die bij hem kwamen wonen en leven, zoals Clara en zijn minderbroeders. Er waren er ook die wel wilden leven in zijn geest, op zijn manier, maar thuis bleven bij hun man of vrouw en kinderen. Voor al die groepen mensen stelde hij een ‘leefregel’ op. Voor mannen, priesters en broeders: de zogenaamde eerste orde. Dat zijn de paters Franciscanen, de Kapucijnen en de Conventuelen. Voor vrouwen, onder leiding van Clara: de zogenaamde tweede orde. Dat zijn de Clarissen. Voor mannen en vrouwen buiten deze gemeenschappen stichtte hij de Derde Orde, met een moeilijk woord de Tertiarissen. Van deze laatste groep gingen vervolgens later ook weer mannen en vrouwen in kloosterverband wonen. De Zusters Franciscanessen van NoordDeurningen zijn een voorbeeld daarvan. Thuine Eigenlijk stamt de stichting van dit klooster van zusters uit Thuine in Duitsland. Hun stichtster, Zuster M. Anselma Bopp, kwam oorspronkelijk van elders naar Thuine op 22 mei 1857. Zij kwam daar met een andere medezuster om zieken te verplegen en is nooit meer weggegaan. www.franziskanerinnen-thuine.de Vandaar kwamen later zusters naar Noord-Deurningen met hetzelfde doel. www. franciscanessen-denekamp.nl Jij Ooit ben je gedoopt. Dat was een keuze van je ouders. Aan het begin van de basisschool heb je de eerste communie gedaan. Misschien kun je jezelf daar nog maar weinig van herinneren. Nu word je gevormd. Dat is je EIGEN KEUZE. Je bent oud en verstandig genoeg om te weten wat je wil. Ja zeggen tegen het vormsel, is ook ja zeggen tegen Jezus. Jezus is een goed voorbeeld om naar te leven. Voor Franciscus was dat duidelijk. Daarmee werd hij zelf weer een voorbeeld voor heel veel anderen. Ook voor jou? Zo leven betekent actief zijn. Je moet de handen uit de mouwen steken en proberen een lichtpuntje te zijn in je omgeving, vrede te brengen waar dat kan, hulp te bieden waar dat nodig is, op te komen voor de mensen die langs de kant staan, enzovoort. Je omgeving Nu je zo’n jaar of twaalf bent, begin je aandacht te krijgen voor ‘hoe mensen zijn’. Je ziet zoveel mensen om je heen. Je leest zoveel over mensen in de krant. Je hoort en ziet allerlei mensen op de radio en de televisie. Ook op het internet kun je veel over mensen te weten komen. Er zijn er zeker wel een paar, die je de moeite waard vindt, die je graag mag en van wie je wel eens denkt: zo zou ik ook willen zijn. Kun je God zien? Al heel lang zijn er mannen en vrouwen, die bereid zijn op een andere manier naar voorbeelden te leven. Zusters, nonnen, paters, broeders, maar ook echtparen, allemaal kiezen ze voor een leven met God om de naaste te helpen. Want zie je een hongerkind op de televisie, dat je aankijkt, dan zie je God. Zie je foto’s van stervende mensen op de straten in India, dan weet je dat je naar God kijkt. Zie je als gevolg van bruut geweld, terrorisme of oorlog gewonde en gedode mensen op de televisie dan zie je God. Denk maar aan thema 2. 79 Maar ook als je die pater, zuster, dokter of verpleegster aan het werk ziet, zie je God, want zij leven en werken naar zijn voorbeeld. Als je denkt aan dit soort mensen, dan weet je wat bedoeld is met profeten en herders. Jezus van Nazareth Jezus van Nazareth was ook zo’n mens, een evenbeeld van God. Op alle fronten. Hij genas zieken, gaf armen te eten en te drinken, bekommerde zich om de verschoppelingen van de maatschappij, ging weldoende rond, vertelde mensen wat recht en onrecht was, zonder een blad voor de mond te nemen, en stierf een vreselijke dood aan het kruis. We kijken nu naar stukken uit een film over het leven van Franciscus: Brother Sun and Sister Moon. Brother Sun, and Sister Moon I seldom see you, seldom hear your tune: Preoccupied with selfish misery. Brother Wind, and Sister Air Open my eyes to visions pure and fair: That I might see the glory around me. Werken in workshops over de film We verdelen ons in groepen en gaan aan het werk. De opdracht is een stuk uit het leven van Franciscus, zoals je dat hebt gezien in de film, uit te beelden. We beginnen met de brief aan Franciscus te schrijven op werkblad 16. Dan gaan we aan de slag: toneelstuk tekenen natuurcollage boetseren. I am God's creature, Of him I am part. I feel his love Awakening my heart. Brother Sun, and Sister Moon I now do see you, I can hear your tune: So much in love with all that I survey. I am God's creature, Of him I am part. I feel his love Awakening my heart. Afsluitende viering Vanavond komen we bij elkaar om de afsluiting van ons project te vieren. Dat doen we aan de hand van de uitgewerkte opdrachten in de work-shops. 80 THEMA 7 WERKBLAD 16 Aan Franciscus van Assisi Liefdeweg 1 1101 AO ASSISI Hallo Franciscus. Vandaag heb ik de film over jouw leven gezien. Ik vind dat: . . . . . . . . . . . . . . . . Ik kan veel van jou leren namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 Kennismaken met de vormheer. Vóór de vormselviering maken we kennis met de bisschop die je komt vormen of met de hem vervangende vicaris of deken. Zo’n gesprek moet je voorbereiden. Daarom vind je op werkblad 17 een aantal vragen, die je kunt stellen. Bedenk er zelf ook een paar. Afsluiting Jezus van Nazareth is een idool van alle tijden. Bij het vormsel geven we te kennen, dat we willen zijn zoals Hij was. Hij heeft ons vertelt, hoe we als zijn volgelingen kunnen leven door oog en aandacht te hebben voor onze medemensen. We noemen die daden: de zeven werken van barmhartigheid: 1. Hongerigen te eten geven 2. Dorstigen te drinken geven 3. Vreemdelingen onderdak bezorgen 4. Naakten van kleding te voorzien 5. Gevangenen te bezoeken en troosten 6. Zieken te verplegen 7. Doden te begraven Het wil zoveel zeggen als: Je hoeft niet alles opvallend of groots te doen. Doe het alledaagse goed, dat is al moeilijk genoeg. Van kleine stappen komen we dan vanzelf tot grote stappen. Die grote stappen zetten moet je leren durven. Als je dat durft, doe je het uit overtuiging en met succes! Goede dingen goed doen blijkt dan niet moeilijk. Ooit zullen we dan vragen: ‘Heb ik dat gedaan?’ En God zal dan zeggen: ‘Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan!’ 82 THEMA 7 WERKBLAD 21 (schoolopdracht) VRAGEN AAN DE VORMHEER 1. Hoe lang bent u al pastor? 2. Wat is precies een (aarts)bisschop of een vicaris? 3. Heeft u plezier in uw functie / beroep? 4. Bent u wel eens op zoek geweest naar de Geest? Wat hebt u toen ontdekt? 5. Gaat u wel eens op bezoek bij mensen met honger, dorst, ziekte? 6. Vindt u het leuk om ons te vormen? Waarom? 7. Vindt u het belangrijk, dat jongeren zich laten vormen? Waarom? 8. Wij hebben geleerd dat de heilige Geest kracht is die ons ‘heel’ wil maken. Heeft u dat wel eens ervaren? 9. Wij hebben geleerd dat de heilige Geest te maken heeft met moedige daden, met lef. Heeft u dat wel eens ervaren? 10. Kunt u zich herinneren, dat u gevormd werd? 11. ........................................................................................................................................... 12. ........................................................................................................................................... 13. ........................................................................................................................................... 14. ........................................................................................................................................... 15. ........................................................................................................................................... 83 Thuisopdracht Vul met je ouders het vormselcontract in 84 MIJN VORMSEL CONTRACT Bij mijn doop in de op (parochiekerk) (datum) te (plaats) ben ik (naam) opgenomen in de gemeenschap van mensen, die proberen te leven in de geest van Jezus van Nazareth. Met de steun van mijn ouders thuis en van de school en de parochie, heb ik ontdekt wat waardevol kan zijn in een mensenleven en ben ik geworden, wie ik ben. Nu wil ik zelf proberen op die weg door te gaan en laat ik mij vormen op (datum en tijdstip) in de parochiekerk van de Heilige Simon en Judas te (plaats) door _____________________________________________(naam vormheer). Handtekening vormeling: 85 Op mijn vormselfeest kwamen: 86