Klimaat

advertisement
Klimaat
Wat is klimaat?
Klimaat is de gemiddelde toestand van het weer over een langere periode op een bepaalde plaats.
Veel meteorologische instituten hanteren een periode van 30 jaar voor de berekening van de
gemiddelden.
Hoe komen de verschillende klimaten op Aarde tot stand?
Op Aarde bestaan er verschillende klimaten. Een aantal factoren hebben een invloed op het klimaat
in een bepaald gebied:
-de intensiteit van de zonnestralen: die is aan de polen gering, en daar heeft men een koud klimaat.
-de algemene luchtcirculatie: aan de evenaar heeft men opstijgende lucht, met afkoeling en neerslag
tot gevolg, terwijl ter hoogte van de 30ste breedtegraad dalende luchtstromen optreden. Die lucht
wordt opgewarmd, met een droog klimaat en vorming van woestijnen tot gevolg. Ter hoogte van de
60ste breedtegraad heeft men dan weer te maken met veel depressies, door botsing van warme en
koude lucht.
-de hoogte van het terrein: op hoogvlaktes is het broeikaseffect minder, dit resulteert in een lagere
gemiddelde temperatuur en in grotere temperatuurvariaties.
-aanwezigheid van grote wateroppervlaktes heeft een matigend effect.
-in de omgeving van bossen heeft men een lagere temperatuur en een hogere luchtvochtigheid.
-gebergtes: aan de loefzijde heeft men meer neerslag dan aan de lijzijde.
Klimaatclassificatie
Er zijn meerdere klimaatclassificaties mogelijk, die allen niet veel verschillen vertonen. De classificatie
van klimaten gebeurt op basis van gemiddelde maandtemperaturen en neerslag. De plantengroei
heeft zich aangepast aan het klimaat, vandaar dat de begrenzingen van klimaten en van natuurlijke
plantengroei ongeveer overeenkomen. Van de evenaar naar de polen toe kan men op Aarde 14
klimaten onderscheiden, op basis van de luchtcirculatie.
1. Tropische of warme klimaten
De temperatuur van de koudste maand is hoger dan 18°C.
Op basis van de neerslag worden er nog eens 3 types tropische klimaten onderscheiden:
-Altijd nat: de totale neerslag is meer dan 1750 mm per jaar en valt in minstens 11 maanden. De
droogste maand heeft een gemiddelde maandneerslag van tenminste 60 mm. Dit klimaat komt voor
in de directe omgeving van de evenaar, waar de ITC (Inter Tropische Convergentie) zone een
thermisch lagedrukgebied veroorzaakt, met veel neerslag tot gevolg. In dit gebied vindt men het
tropische regenwoud. Men spreekt hier dan ook van het tropisch regenwoudklimaat.
Suriname
-Nat seizoen: verder van de evenaar is de ITC-zone in steeds minder maanden aanwezig, aangezien
de ITC-zone verschuift volgens de stand van de zon. Er komen meer droge maanden voor. In dit
klimaat heeft men maximaal 10 natte maanden en een neerlagtotaal van meer dan 200mm per jaar.
Hier treffen we savannen aan. Men spreekt van een tropisch savanneklimaat.
Togo
-Altijd droog: In de omgeving van de keerkringen heerst een tropisch hogedrukgebied, met als gevolg
weinig neerslag van betekenis. Men heeft een maximale regenval van 200 mm per jaar. Aan de
westzijde van continenten komen op deze breedte woestijnen voor. Men heeft hier een warm
woestijnklimaat.
Sahara
2. Gematigde klimaten op middelbare breedten
De temperatuur van de koudste maand is 18°C of minder, de temperatuur van de warmste maand is
hoger dan 10°C.
Vanaf de evenaar onderscheidt men de subtropische, de centrale en de subpolaire zone.
-Subtropische zone (warmgematigd):
-warmgematigd klimaat met natte zomer, typisch voor Moesson-Azië.
Men spreekt van een moessonklimaat, met afwisseling van droogte en een natte zomer. De
natuurlijke vegetatie is subtropische savanne.
-warmgematigd klimaat met natte winter, typische voor Middellandse Zee, mediterraan klimaat.
De zomers zijn warm en droog, de winters zijn zacht en nat. Men vindt er hardbladige vegetatie
(kurkeik, olijfboom). Deze klimaten vindt men terug tussen de 30ste en de 45 ste breedtegraad, aan
de westkusten.
olijfbomen in Italië
-warmgematigd, altijd nat: warm zeeklimaat.
Komt voor aan de oostkusten van elk werelddeel ter hoogte van de breedten tussen 30 en 45°C. Hier
valt er het hele jaar door neerslag. De subtropische regenwouden overheersen. Dit klimaat verschilt
van het onze door de hogere zomertemperaturen.
-Centrale zone (koelgematigd).
-koelgematigde klimaten met natte winter
Deze zijn te vergelijken met de warmgematigde klimaten met natte winter, maar de temperatuur van
de warmste maand is lager dan 22°C.
Men vindt dit klimaat aan de kusten van Californië, Chili en Zuid-Afrika, waar koude zeestromen een
negatieve invloed hebben op de zomertemperaturen.
-koelgematigde klimaten met zachte winter
Dit is ons klimaat. Er valt het hele jaar door neerslag, veroorzaakt door westelijke depressies. Men
vindt er voornamelijk loofbossen. Dank zij de warme Golfstroom zijn er vrij geringe
jaarschommelingen in de temperatuur. Men vindt dit klimaat ook aan de westkusten van Noord- en
Zuid-Amerika en Nieuw-Zeeland.
-koelgematigd klimaat met koude winter
Dit klimaat komt vooral voor in Oost-Europa, Scandinavië en in Noord-Amerika (breedtegraden van
50° tot 70°NB).
Hier gaan de loofbossen geleidelijk over in gemengde wouden (naald- en loofbomen). De winters zijn
er koud, maar de zomers zijn er warmer dan bij ons. In vergelijking met de subpolaire klimaatzone
(zie verder), zijn de temperaturen minder extreem en valt er meer neerslag.
-gematigde droge (semi-aride) of altijddroge (aride) klimaten
Deze komen voor in Kazachstan, de omgeving van het Aralmeer en in China, Z-Amerika en VS. Hier
vindt men steppen en woestijnen. Men spreekt van een steppeklimaat.
De jaarneerslag ligt tussen 200 en 400 mm, en de jaartemperaturen liggen ongeveer 15 graden lager
dan in de (sub)tropische steppen en woestijnen.
-Subpolaire klimaatzone
In dit klimaat heeft men een strenge winter en een vrij korte, warme zomer. De neerslag valt
voornamelijk in de zomer, en bedraagt ongeveer 500 mm per jaar. We vinden dit klimaat in Canada
en in Siberië.
De vegetatie die men er aantreft zijn naaldwouden met berken, de taiga. De noordgrens vormt de
boomgrens op het noordelijkhalfrond.
3. Polaire of koude klimaten
De gemiddelde temperatuur van de warmste maand stijgt niet boven 10°C.
Door de afwezigheid van daglicht tijdens het winterhalfjaar, zijn de winters erg koud. Door een
permanent hogedrukgebied heeft men te maken met geringe neerslag.
-Koud klimaat met dooiseizoen (toendraklimaat)
Dit klimaat komt voor in Lapland, N-Canada en N-Siberië. Tijdens de korte koele zomer vriest het
niet. Men vindt daar een toendra vegetatie.
Toendra in Alaska tijdens de zomer
-koud klimaat zonder dooiseizoen (ijsklimaat)
In dit klimaat vriest het het hele jaar door. Dit klimaat komt voor aan de polen, in Groenland en
Antarctica. Door de Golfstroom zijn de temperaturen aan de Noordpool minder extreem.
Gletsjerijs of eeuwige sneeuw vormen het landschap. We spreken daarom ook van een
ijswoestijnklimaat.
4. Hooggebergteklimaten
Het hooggebergteklimaat komt voor in hooggebergten (meer dan 1000m), zoals de Alpen en de
Himalaya. Het is er het hele jaar ijskoud. De grond is er vaak het hele jaar bevroren. Dit noemen we
permafrost. Dit klimaattype kent veel neerslag, voornamelijk in de vorm van sneeuw. Tevens zijn de
temperatuurverschillen vaak zeer groot (afhankelijk van de tijd en het weer). Dit maakt het ook zeer
verraderlijk, zelfs in de zomer. Een bergwandeling in een vriendelijk zonnetje kan ontaarden in een
nachtmerrie als het weer plotseling omslaat en de temperatuur tot beneden het vriespunt daalt.
Bij hooggebergtes komen de vegetatiezones verticaal voor. Op de toppen ligt eeuwige sneeuw en
naarmate men daalt, vindt men toendra, naaldwoud, gemengd woud en loofbos.
Download