Homo universalis. Intro. De Italiaanse kunst uit de 15e en 16e eeuw is gebaseerd op voorbeelden uit de Klassieke Oudheid, vóór de opkomst van het christendom. Uit de bronnen die bewaard gebleven waren, leiden kunstenaren uitgangspunten af voor bouwkunst, stedenbouw, theater, schilderkunst, opvoeding, wetenschap, staatsinrichting en rechtspraak. De opleving / wedergeboorte van de klassieke kunst heet de Renaissance. Kenmerkend is een groot vertrouwen in de mens die alles weet en kan en zijn eigen lot bepaald: de homo universalis, de alleskunner. Een voorbeeld is Michelangelo van Da Vinci en de David van Donatello. Met dit idee dat op komt zetten wordt er afstand genomen van het idee dat alles verloopt volgens Gods plan. Het centrum van de Renaissance in de 15e eeuw was Florence en in de 16e eeuw Rome. De renaissancekunst is hofkunst, kunstenaars werken in opdracht van het hof en maken gebruik van de kennis binnen het hof. Kunstenaren in de middeleeuwen waren bijvoorbeeld ambachtsmannen en stelde niet veel voor. Maar kunstenaren in de Renaissance stelden wel iets voor omdat alles moeilijker werd in de kunst en je krijgt aanzien als je dit beheerst want dan heb je kennis over de inhoud wat je maakt. Architectuur in de Renaissance: koepel van Florence, Brunnellschi was in 1377-1445 een architect en hij won een prijs in 1418 omdat hij terug ging kijken naar oude gebouwen vóór het christendom (de Klassieke Oudheid) en hij dacht na over hoe het gebouw kracht kon verdragen, door middel van honingstructuur. Bourgondisch hof. In de 15e eeuw is het Bourgondische hof het belangrijkste kunstcentrum. Aan dit hof speelt de Renaissance nauwelijks een rol en de kunst aan dit hof behoord tot de laatgotiek. Het Bourgondische hof komt tot stand in de Franse streek Bourgondië en breid zich uit tot Nederland. De vorst en de hofhouding reizen steden af en staan bekend om te uitbundige hoffeesten die veel macht tonen. Muziek speelt een grote rol aan het hof, en veel componisten krijgen opdrachten van het hof ook al zijn ze niet vast verbonden aan het hof. De specialiteit van de Vlaamse componisten is de meerstemmige muziek waarin melodielijnen ingewikkeld met elkaar zijn vervlochten. Jan van Eyck De bekendste Bourgondische hofschilder is Jan van Eyck. Hij decoreert woonpaleizen, is diplomaat en schildert twee portretten van de toekomstige bruid van kanselier Rolin die regeringsleider is onder Filips de Goede. Jan van Eyck schildert heel erg gedetailleerd en gebruikt lijnperspectief dat je in het schilderij een denkbeeldige lijn kan trekken die het oog naar een bepaalde gebeurtenis lijdt. Basse danse Deze dans wordt op hoffeesten gedanst. Het is een langzame en statige dans waarbij de voeten nauwelijks van de grond komen en de man en vrouw gelijkwaardig aan elkaar zijn. Door de kledingvoorschriften: vrouwen hebben een lange sleep aan de jurk en heren hebben kousenbroeken en puntschoenen, beperkt de bewegingsvrijheid. Guillaume Dufay De Vlaamse componist Dufay wordt gezien als de grondlegger van de Vlaamse polyfonie, kenmerkend voor deze muziek is het gebruik van de cantus firmus: een bestaand muziekfragment dat als basis dient voor een meerstemmige compositie. De cantus firmus is in het werk van Dufay te volgen als je luistert naar de tenor. Andere stemmen vlechten hier melodieën omheen. Het hof in Florence. Kooplieden zitten in het bestuur van Florence, een belangrijke bankiersfamilie / koopliedenfamilie is De’Medici die een groter wordende politieke invloed heeft. Cosimo de’medici gebruikt de kunst als propagandamiddel voor zijn familie als opdrachtgever en beschermheer voor verschillende kunstenaars die kunstwerken maken voor onder andere kerken in Florence. De de’medici’s krijgen veel aanzien en respect omdat zij zich bezig houden met het Florentijnse gemeenschap. De de’medici familie weet de macht lang vast te houden en als Cosimo in 1444 een ‘’openbare bibliotheek’’ opricht past dit uiteraard ook bij de groeiende populariteit van geschriften uit de Klassieke Tijd. Het humanisme keert zich niet tegen de christelijke leer maar ontwikkelt een zienswijze waarin de mens Gods evenbeeld is. Het het humanisme halen kunstenaars en wetenschappers het idee dat de mens de maat is van alle dingen en dit is zichtbaar in de nieuwe kunst die teruggrijpt op de klassieke idealen waarin harmonie een eenvoud centraal staat: de Renaissance. Donatello Een kunstenaar die door de medici’s ondersteund wordt is Donatello, hij maakt in 1430 voor Cosimo d’medici de David. Hieruit zijn kenmerken te zien uit de Renaissance zichtbaar in de afgewogen verhoudingen en de klassieke contrapost houding. Toch is deze David geen homo universalis beeld omdat er geen gespierde armen etc getoont zijn. De David is wel een eerbetoon aan Florence en het humanisme. La primavera De ‘’La primavera’’ is geschilderd door Sandro Botticelli aan het hof van de’medici en nieuw is aan dit schilderij dat het geheel bestaat uit figuren uit de klassieke mythologie. Venus, Amor, Mercurius en een windgod zijn erop afgebeeld in een zee van vruchtbare bloemen en bomen. De sierlijke lijnvoering en de verfijnde detaillering geven een duidelijk renaissancekarakter en er zitten ook trekjes van de middeleeuwen in het schilderij verwerkt. Intermedi Tijdens een theaterstuk wordt er enkele keren onderbroken door dans en muziek, zo’n tussenstuk heet een intermedi. De intermedi in Florence spelen een rol in het ontstaan van de opera en de theaterdans. Hof van Urbino. Het paleis van Urbino bezit een enorme bibliotheek, in die tijd waren boeken erg duur en de kennis was alleen toegankelijk voor wetenschappers en kunstenaars die verbonden waren aan het hof. Één van hen is Piero della Fransesca, hij was een kunstenaar en wiskundige. Hij heeft interesse voor de wetmatige weergave van diepte in een tweedimensionaal vlak. Rond 1475 legt hij de wetten van het lijnperspectief vast in drie boeken: de ‘’Prospectiva pingendi’’. Urbino staat tussen twee schildersstijlen is, het gedetailleerde schilderen van Vlaanderen en het lijnperspectief van Piero. Geseling van Christus – Piero della Fransesca Op dit schilderij wordt gebruik gemaakt van centraal perspectief, het lijkt alsof je je bevind in een afgebeelde ruimte. Er is bewust gekozen voor de plaats waar alles is afgebeeld door middel van perspectieflijnen. Er is in deze tijd duidelijk onderscheid tussen de inhoud: invenzione en van het werk en de vakkundige uitvoering: disegno van de kunstenaars. Dubbelportret Dit dubbel portret is gemaakt door Piero della Fransesca (1472) en lijkt op een schilderij van van Eyck, dat komt doordat er in deze tijd veel belangstelling was voor Vlaamse schilderskunst. Op het portret zijn hertog van Mortrefeltro en zijn vrouw Battista te zien. Het gaat om de verbintenis tussen deze twee die er nog altijd is ondanks zijn vrouw dood is. Kenmerken van dit schilderij: Verbintenis tussen Montefeltro en zijn vrouw Battista Op de achterkant van de panelen zijn twee triomfwagens te zien met bijfiguren die de goede eigenschappen van dit stel uitbeelden zoals rechtschapenheid en liefdadigheid Lijkt op een schilderij uit de Vlaamse schilderskunst De volmaakte hoveling De schrijver Baldassare Castiglione schrijft het boek ‘’De volmaakte hoveling’’. In de Renaissance is er een voorliefde om alles in regels te vatten. Hij beschrijft wat een volmaakte hoveling inhoud en hoe hij zich moet gedragen. Een volmaakte hoveling is iemand die veel kan op gebied van: literatuur, geschiedenis, muziek en theater. Hof in Milaan. Als aanvoerder van een huurlingenleger verwierf Giacomo Muzio Attendolo in de 14 e eeuw de bijnaam Sforza: de geweldenaar. Dit werd een eigennaam van de vorstenfamilie die in de 15e en 16e eeuw heerste in Milaan. Er waren dagelijks oorlogen in het land of hieromheen en de Sforza familie was er vaak bij betrokken. Leonardo da Vinci is betrokken bij de Sforza familie en maakt voor hen beelden en is in dienst. Ruiterstandbeeld Dit is een typisch beeld voor de Renaissance van Leonardo da Vinci omdat het een grenzeloos vertrouwen is in de menselijke mogelijkheden. Hij wilt een 8 meter hoog ruiterstandbeeld maken van een steigerend paard en dit gieten in lood. Uiteindelijk is dit beeld er niet gekomen. Homo quandrantus De homo quandrantus van Leonardo da Vinci toont dat de mens de maat is van alle dingen. Hij maakt dit om alle menselijk verhoudingen vast te leggen. In de homo quandrantus komen zaken als wiskunde, mechanica, bouwkunde, perspectiefleer en vooral anatomie in voor. Mona lisa De Mona Lisa (1504) is gemaakt door Leonardo da Vinci en is het beroemdste portret uit de kunstgeschiedenis. De kunstenaars waarderen het schilderij omdat het een volmaakte suggestie van levensechtheid bied met kleine details van da Vinci. Kunst buiten het hof. Gewone burgers krijgen geen toegang tot de deftige hoven maar genieten wel mee van de feestvreugde tijdens de straatfeesten en wagenoptochten. Rondtrekkende artiesten vermaken het stadspubliek met geïmproviseerde theaterstukken. Een straatartiest kan velen dingen: mime spelen, zingen, dansen en gedichten voordragen. Het plot van het theaterstuk mag niet te ingewikkeld zijn en de liederen moeten gemakkelijk in het gehoor liggen. Humor is het belangrijkste middel om het publiek vast te houden en Italiaanse rondtrekkende gezelschappen zijn voortreffelijke improvisators die hun karakter soms levenslang spelen. De levendige straatcultuur met uitbundige dansen en volkstheater vormen een inspiratiebron voor de kunstenaars die aan de hoven werken. Componisten verwerken volksdeuntjes in hun composities die ze schrijven voor het hof en de rituele volksdansen worden als hofdans uitgevoerd door beroepsdansers. Kerk tegen heidense dansen De kerk is fel tegen de heidense dansen en heeft talloze vormen van volksdansen weten om te vormen tot een religieus ritueel. Het schilderij van Pieter Bruegel van de ‘’Boerendans’’ laat zien dat het er op het platteland heel wat ongedwongener aan toe gaat dan op het hof. Typische volksdans die vele varianten kent is de moresca uit Europa. Kenmerken: Oorspronkelijk uit Zuid-Europa, strijd tussen christenen tegen de Moren uit NoordAfrika Gemaskerde dansers voeren een acrobatisch schijngevecht met mannen met zwartgeverfde gezichten Stokken en zwaarden worden er gebruikt. Aan het Bourgondische hof is dit een snelle dans uitgevoerd door kleurrijk uitgedoste beroepsdansers. Hai Lucia De ‘’Hai Lucia’’ is een vervormde moresca van de Vlaamse componist Orlando di Lasso. Hij is ‘’weggekocht’’ uit Vlaanderen om op de Italiaanse hoven te komen werken en hoort op straat komische liederen die gezongen zijn in het straatdialect met verwijzingen naar de muziek en dansstijl van de Moren. De types Giorgio en Lucia van de commedia dell’arte spelen in deze Hai Lucia. Di Lasso wordt een beroemde componist en maakt Italiaanse, Franse en Duitse liederen en door de drukpers wordt dit alleen maar meer. Commedia dell’arte In de commedia dell’arte dragen de hoofdrolspelers (maschere) veelal maskers en kostuums, hieraan herkent het publiek de vaste figuren die in elk stuk spelen. Pantalone à Mager met een lange haakneus, staat voor de vrek Krijgt in theaterstukken vaak aanvaringen met de ijdele Capitano en geleerd voordoende Dottore. Zanni à Komische knechten die iedereen op het toneel en in het publiek voorschut willen zetten Lenig en vermaken het publiek met allerlei acrobatische kunsten Capitano à IJdel en een opschepper Dottore à Doet zich voor als geleerde en slimmerd In en commedia dell’arte stuk draait het om twee geliefden die zonder masker een toneelstuk spelen en bij elkaar willen komen en de maschere (de typetjes) proberen met improvisatie de twee uit elkaar te houden. Hof in Rome. Aan het eind van de 15e eeuw wordt de macht van de Katholieke Kerk en de paus steeds zwakker door oorlogen. In 1503 wordt er een nieuwe paus gekozen: Julius II, hij is diplomaat, soldaat en kunstliefhebber. Hij omringt zich met de drie belangrijkste kunstenaars voor die tijd: 1.Michelangelo beeldhouwer, architect en schilder 2.Donato Bramante schilder en architect 3.Rafaël schilder en architect Tijdens de periode dat Julius II heerst bestaat Rome uit een samenbundeling van kleine dorpjes tussen grote ruïnes. Na zijn dood bouwt Rome weer op en in de 16 e eeuw wordt het pauselijk hof het belangrijkste centrum voor de ontwikkeling van de kunst en wordt de belangrijkste cultuurstad van Europa. Grafmonument van Julius II Kort na zijn verkiezing geeft Julius II aan Michelangelo Buonarotti de opdracht om een praalgrafmonument te ontwerpen voor als hij zou overlijden. Michelangelo ziet dit als levenswerk en heeft grootste plannen die telkens worden onderbroken door andere opdrachten. Het uiteindelijke grafmonument is veel kleiner dan dat het zou worden. Op het grafmonument is Mozes afgebeeld waarmee Julius zich wilden vergelijken. Mozes wordt afgebeeld als krijgsheer en wetgever, waakzaam en gespied kijkend naar de horizon voor een aanval. In zijn rechterhand houdt Mozes de stenen platen vast met de Tien Geboden als symbool voor de kerkelijke wetgeving. Sixtijnse kapel en de schepping van Adam Julius II wil zijn monument plaatsen in de Sint-Pieter maar ziet dat alles te zwak is voor het grootste grafmonument. Dus dat is een reden om heel de Sint-Pieter te herbouwen. Michelangelo moet hierdoor zijn werk aan het grafmonument tijdelijk stoppen, maar tegen zijn zin in krijgt hij de opdracht om het plafond van de Sixtijnse kapel te beschilderen wat 4 jaar duurt. Het plafond bestaat uit verhalen uit de Bijbel en het Oude Testament. Michelangelo houdt rekening met het standpunt van de kijker en schildert de figuren met sterke perspectivische verkleining. Een beroemd schilderij op het plafond is ‘’de schepping van Adam’’, we zien hoe de atletisch gespierde God de eerste mens als zijn evenbeeld tot leven wekt. De Stanza Rafaël is door de paus aangewezen om de Stanza della Signitura en andere pauselijke vertrekken te beschilderen. De Stanza is de zaal waar de paus wettelijke decreten tekent. In de Stanza komen 4 grote wandschilderingen. De paus en zijn adviseurs bedenken een concept waarin geloof, wetenschap en Klassieke Oudheid met elkaar worden verbonden. Op de 2 belangrijkste wanden schildert Rafaël: ‘’De triomf van de kerk en de waarheid’’ en ‘’De Atheense school of de triomf van de wetenschappelijke waarheid’’. De 2 andere wanden krijgen voorstellingen van de literatuur en kerkelijke en burgerlijke rechtspraak en binnen het concept versterken allerlei schilderingen elkaar. De schilderingen maken duidelijk dat de Katholieke Kerk onlosmakelijk verbonden is met de klassieke Griekse filosofie en wetenschappen. De literatuur en rechtspraak komen voort uit de beschaving, waartoe het christendom behoort. De nieuwe Sint-Pieter. De Sint-Pieter in Rome is gebouwd boven de plaats waar volgens de overlevering apostel Petrus begraven ligt. Petrus werd door Christus aangewezen leiding te geven aan de gelovigen en de paus word beschouwd als opvolger van Petrus en daarmee plaatsvervanger van God op aarde. Paus Julius II krijgt de bijnaam ‘’Il terrible’’, de geweldenaar. Hij is een gedreven man en wil de kerk en zijn persoon op alle gebieden laten gelden en zijn doel is daarom ook dat heel Italië onder de pauselijke heerschappij komt. Onder zijn leiding wordt ook de Sint-Pieter gebouwd. De nieuwe kerk moet ook als symbool werken voor een religieuze eenheid en de centrale macht van Rome. Om deze plannen te bekostigen verhoogt hij de belasting en eigent hij zich namens de kerk veel bezittingen toe. Florence verliest hierdoor dus ook veel kunstenaars die naar Rome gaan en de stijl van de Renaissance wordt dan ook niet langer bepaald door de kunst uit Florence, maar door die uit Rome. De nieuwe SintPieter dient meteen als wereldwonder en door de bouw en alle financiële bekostigen zijn er redenen voor de afsplitsing van de protestanten van de Katholieke Kerk, na 150 is de kerk af maar door de splitsing is er geen sprake meer van een eenheid. Centraalbouw van de nieuwe Sint-Pieter In 1505 benoemt de paus Julius II Donato Bramante tot bouwheer van het nieuwe Vaticaanse complex dat moest bestaan uit pauselijke paleizen en een nieuwe SintPieter. De plattegrond van Bramantes ontwerp voor de Sint-Pieter is gebaseerd op Griekse ideeën dat een Grieks kruis met vier armen van gelijke lengte die alle eindigen in een aspis. Het gebouw is aan alle zijden vrijwel identiek en de centraalbouw sluit goed aan bij de wens om alle aandacht naar het graf van Petrus te leiden. Boven het graf komen koepels en gewelven. Het formaat en uiterlijk van de nieuwe Sint-Pieter lijkt op het oude Rome. Koepel Het bouwen van de uiteindelijke koepel heeft lang geduurd omdat het eindresultaat is afgeleid van 4 verschillende architecten met verschillende ideeën. Uiteindelijk neemt Michelangelo de bouw van de nieuwe Sint-Pieter over en wordt geïnspireerd door de Dom van Florence, opvallend aan deze koepel is de combinatie van een binnenkoepel die de buitenkoepel draagt. De buitenmuren zijn bekleed met pilasters. Michelangelo ontwerpt een tamelijk platte koepel. De ribben die de koepel aan de binnenkant ondersteunen, lopen spits naar het centrum toe. Michelangelo speelt met het verschil tussen ‘’zichbare’’ en ‘’werkelijke’’ diepte waardoor de afgeplatte koepel van onder perfect rond lijkt. De koepel krijgt een hoge lantaarn die veel licht binnenlaat. De opvolger van Michelangelo in de 16e eeuw kiest later toch voor een perfect rond gewelf ipv afgeplat. Sint-Pieterplein De laatste bouwmeester van de Sint-Pieter is Bernini, hij vind het werk van Michelangelo en Bramante goed en voegt er zelf nog dramatische accenten aan toe. Aan de voorzijde van de kerk ontwerpt hij een ovaalvormig plein dat later als typische barokvorm wordt beschouwd. Het oorspronkelijke ontwerp van de kerk blijft intact omdat het plein en de kerk los van elkaar staan. Het plein wordt aan beide zijkanten omsloten door twee zuilengalerijen waar heiligenbeelden opstaan. Reformatie De bouw van de nieuwe Sint-Pieter is in Europa niet ontgaan door de geldstroom die naar Rome gaat door de verkoop van aflaten die onder het gezag van Julius II toeneemt. Een aflaat kon je kopen dat je zonden werden vergeven en je alsnog in de hemel kon komen, in die tijd wilden iedereen dit. Vele burgers komen in opstand tegen de geestelijken omdat zij zoveel geld verschaffen. De humanisten Maarten Luther en Erasmus komen als eerste echt op met verzet tegen de Kerk. Volgens Luther hebben de geestelijken geen rol in het verlenen van hemelse gunsten en hij komt in opstand als hij in 1517 het pamflet van 95 stellingen tegen de kerkdeur bij Wittenburg spijkert. De stellingen van Luther zijn een begin van de Reformatie en het ontstaan van de protestantse kerken. De Reformatie wordt versneld door het opkomen van de drukpers waardoor spotprenten en geschriften snel worden vermenigvuldigd. De ware christelijke religie.. De Duitser Lucas Granach maakt spotprenten en vertoont de verdorvenheid van de pausen, hij laat de tegenstelling zien tussen het ware geloof en de handel en wandel van de paus. Zie afbeelding 1.23 op blz 22. (spotprenten van protestantse zijde) Luther als doedelzak Deze spotprent is van Katholieke zijde en laat zien dat Luther slecht is en dat zijn woorden rechtstreeks van de duivel komen, zie beschrijving en prent op blz 23 Verleiding door pracht en praal. Intro. Aan het einde van de 16e eeuw raakt de kunst steeds verder verwijderd van de oorspronkelijke uitgangspunten en stijlkenmerken van de Renaissance en om deze verandering te benadrukken maken we onderscheidt tussen de Renaissance en de barok. De stijlaanduiding ‘’barok’’ wordt gebruikt voor de kunst uit de 17 e eeuw. In Italië en in Frankrijk verandert de rol van de kunst en vanuit Rome wordt de strijd aangebonden tegen de Reformatie en de leegloop van de Katholieke Kerk. De Kerk probeert te mensen terug te winnen door pracht en praal. We zien dat kunst een onderdeel wordt van deze Contrareformatie. In Frankrijk wordt Lodewijk XIV een alleenheerser en voorbeeld voor absolutisme. In Frankrijk gaat net als in Italië kunst een rol spelen om het volk te imponeren. Verschillen tussen Renaissance en barok: Renaissancekunst Nadenken Studeren Met je verstand werken Barok Meeslepend Maakt emotie en gevoel los (voorbeeld Sint-Pieter plein door Bernini, de zuilengalerij die als moedersarmen van de kerk je omsluiten en je geloof versterken, erg gevoelig). Opera komt in deze tijd tot ontwikkeling (voorbeeld: l’orfeo van Monteverdi) Publiek flink raken of te verleiden Barokkunst stuurt emotie Contra-reformatie. Na 1563 besluit de Katholieke Kerk de Reformatie met harde hand te bestrijden en dat doen ze samen met de Spaanse koning en Oostenrijkse keizer, zij gaan de gebieden opnieuw heroveren en opnieuw alles katholiek verklaren, wie niet wilt luisteren moet maar voelen en vele mensen belanden in de cel of worden vermoord. De paus sticht een nieuwe kloosterorde: de jezuïeten die zich het leger van Jezus noemen. Tegelijkertijd besluit de Katholieke Kerk tot een kunst offensief en in alle heroverden gebieden worden monumenten en kloosters en kerken gebouwd vol pracht en praal om de kijker mee te nemen in een groot spektakel. De nieuwe barok stijl tijdens de Contrareformatie wordt overal in Rome en in de rest van Europa doorgevoerd en alles wordt met barok aangevuld en versierd. Grafmonument van Petrus Het grafmonument van Petrus werd gemaakt door Bernini. Het grafmonument wordt onder het priesterkoor gemaakt waar de resten van de eerste paus en apostel Petrus bevindt. Hij maakt een bronzen monument van 29 meter hoog met vier gedraaide zuilen en langs het plafond van het baldakijn is een afhangende rand met kwasten die suggereren dat het van stof is gemaakt en lijkt daarom een echt traditioneel baldakijn dat ook in straatprocessies gebruikt wordt. Op de vier hoeken van de zuilen bevinden zich aartsengelen die elk iets uitbeelden van Petrus. Extase van Theresa Theresa van Avila sterft in 1582 en is nog maar net heilig verklaard als Bernini de opdracht krijgt een monument voor haar te maken. Theresa si een typische heilige van de Contrareformatie: gepassioneerd en vol persoonlijke overgave aan God en haar geloof is het katholieke geloof. Bernini maakt van de droom van Theresa waarin zij ziet dat de engel Amor haar met een gouden pijl doorboort en liefde van God ontvangt, een theatraal beeldhouwwerk. De roeping van Mattheus Caravaggio maakt het schilderij over de gehate tolheffer Mattheus. In het schilderij is te zien dat handen wijzen naar Mattheus, het goddelijk licht valt op hem en door de compositie zie je als kijker waar het te doen is op het schilderij. Door het goddelijk licht kiest Jezus voor hem en Mattheus zal mee gaan en zou alles achterlaten, dat was de boodschap van de schilder. Deze beeldkenmerken van wijzen, licht richting en compositie heten clair obscur. Theater in Italië en Engeland. Aan de Italiaanse hoven worden regelmatig theaterstukken uit de klassieke periode heropgevoerd en in de 16e eeuw neemt de belangstelling voor het klassieke theater verder toe, mede door vele genootschappen die de klassieke cultuur bestuderen. Het Olympisch Genootschap in Vicenza wil de klassieke theaterstukken laten herleven in een bijpassende omgeving en wilt dus geen tijdelijk podium maar een theatergebouw naar klassiek model. Palladio ontwerpt dit nieuwe theater naar voorbeelden van Romeinse theaterruïnes en de boeken van de Romeinse architect Vitruvius. Volstrekt nieuw is het toneeldecor dat vol zit met perspectivische trucs, en het ‘’Teatro Olimpico’’ van Palladio wordt een voorbeeld voor veel nieuwe theaters. In Engeland ontstaat in de 16e eeuw een ander type theatergebouw namelijk gemaakt van hout en veel soberder dan de Italiaanse theaters. Hun functionele vormgeving sluit aan bij de nieuwe Engelse theatercultuur waarin de taal een belangrijke rol speelt. Zelfstandige toneelgezelschappen spelen zelfgeschreven en eigentijdse toneelstukken, Willem Shakespeare is leider van zo’n toneelgezelschao en is de eerste moderne toneelschrijver. De theaterontwikkelingen in Italië en Engeland zijn belangrijk voorde moderne theatergeschiedenis, zowel het repertoire als de vormgeving wordt erdoor beïnvloed. Teatro Olimpico Typisch aan het teatro olimpico is dat het lijkt alsof het echt een stad is door de openingen in de gebeeldhouwde toneelwand die uitzicht bied op straten, het is 3D gemaakt dus daarom lijkt het echt. De toepassing van dit soort perspectietrucs maken dat dit ‘’klassieke’’ theater onmiskenbaar tot de Renaissance behoort. Door het vaste renaissancedecor is het teatro olimpico geschikt voor tragedies en komedies. Swan theatre De Engelse rondtrekkende toneelgezelschappen zijn net als de Italiaanse commedia dell’arte volledig onafhankelijk omdat ze geen vaste dienstverband hebben en ze bedenken hun eigen repertoire. In de 16e eeuw hebben de toneelgezelschappen meer behoefte aan een vaste speelplaats. Het Swan Theatre in Londen is een van de eerste houten theaters. De indeling doet sterk denken aan de binnenplaats van een hof. Galerijen met zitplaatsen omsluiten een open binnenplaats met een verhoogd podium en aan drie zijkanten van het podium is er ruimte voor staande toeschouwers. Bij het swan theatre is er geen decor en de verteller beschrijft de omgeving waarin een bepaalde scène zich afspeelt. Mensen van allerlei lagen komen naar voorstellingen. Hamlet Hamlet is een voorbeeld voor de stijl van William Shakespeare. Het verhaal zit relatief simpel in elkaar en waar het eigenlijk om gaat is de beeldrijke, dichterlijke taal waarin het verhaal wordt verteld. In die rijke taal ‘verstopt’ Shakespeare dieper liggende thema’s die eigenlijk belangrijker zijn dan het plot. In Hamlet draait het om de onmacht van de mens om te zijn wie hij wil zijn. Shakespeare is uitgegroeid tot de meeste gespeelde schrijver in de theatergeschiedenis en zijn stukken blijven in de moderne tijd nog steeds actueel. Hof in Mantua. In de 16e eeuw is het vorstenhof Mantua het meest opvallend in Italië en de familie Gonzaga heeft het hier voor het zeggen, maar om te overleven zoeken de Gonzaga’s steun bij andere vorstendommen omdat ze politiek niet machtig zijn. Om te proberen machtig en succesvol te zijn worden er in Mantua uitbundige hoffeesten georganiseerd en de beste kunstenaars worden in dienst genomen. Rond 1565 wordt de Vlaming Giaches de Wert ‘’meastro di capella’’ in Mantua en tot zijn dood geeft hij leiding aan zangers en musici doe in vaste dienst aan het hof zijn verbonden. Hij is vooral bekend als componist van meerstemmige muziek, hierin spelen ingewikkelde variaties op de cantus firmus geen hoofdrol meer. In plaats daarvan is er aandacht voor tekstexpressie, de strekking van de tekst is bepalend voor de muziek. Monteverdi wordt door de Gonzaga’s rond 1590 gecontracteerd als zanger en violist en later als kapelmeester en onder zijn leiding wordt tijdens de carnavalsdagen in 1607 aan het hof van Francesco Gonzaga l’orfeo voor het eerst opgevoerd. Tegenwoordig wordt dit gezien als de eerste opera. Giunto a la tomba Giunto a la tomba is een madrigaal, vocale compositie op wereldlijke (niet religieuze) tekst, meestal over liefde met meerstemmige en eenstemmige passages, vaak zonder instrumentale begeleiding gezongen. Het is geschreven door Giaches de Wert op een bestaande tekst van een Italiaanse dichter. In de expressieve madrigalen van De Wert hoor je niet meer de veelstemmige muzikale hoogstandjes die zo kenmerkend waren voor de Vlaamse polyfonie, voor hem moet de muziek de strekking van de tekst versterken. Monteverdi gaat later nog een stap verder als hij zegt dat ‘het woord over de muziek moet heersen en haar niet dient’, hij beschouwt De Wert als voorloper. L’Orfeo De oudst bewaard gebleven opera l’orfeo is een experiment om het klassieke Griekse theater te reconstrueren. Monteverdi volgt het idee dat het oude klassieke theater onafgebroken door muziek werd begeleid, maar l’orfeo is theater op muziek gezet. De tekst van l’orfeo is zo belangrijk dat het aan het publiek werd gegeven dat ze konden meelezen. De meeste zangpartijen worden eenstemmig gezongen en zijn goed verstaanbaar omdat ze lijken op de spreektaal. Met heel eenvoudige akkoorden, de zogenoemde basso continuo, begeleiden enkele instrumenten deze gezongen monologen en dialogen. Soms wijkt Monteverdi af van de eenvoudige opzet en wordt de gezongen spreektaal afgewisseld met instrumentale muziek/koor. In de opera zijn er enkele aria’s waarin solozangers laten zien wat ze kunnen en hun emoties tot uitdrukking kunnen brengen. Possente spirto Monteverdi maakt onderscheid tussen de prima en de seconda pratica. Bij de prima pratica volgt de muziek eigen wetten en wordt de tekst hieraan aangepast. In de seconda pratica is de muziek dienstbaar aan de strekking van de tekst en versterkt zij de betekenis ervan, muzikale wetten worden er geschonden als de tekst erom vraagt. De teksten die doorlopend begeleid worden door de basso continuo zijn een voorbeeld van deze secunda practica. De keuze van de instrumenten laat Monteverdi afhangen van de tekst. Bij de Possente spirto ondersteunt hij de prachtige melodische zang met versieringen van de instrumenten. De hofschilder. In Europa zijn er opkomende machtige vorstenhuizen die veel macht naar zich toe trekken en de 17e eeuw is een eeuw waarbij veel hofschilders zoals Rubens, Velázquez en Rigaud gedurende lange tijd exclusief voor de verschillende vorsten werken en een hoog salaris en status van krijgen. Rubens vestigt zich na het verblijf in Italië weer terug in Antwerpen en heeft door zijn kennis uit Italië een voorsprong op vele kunstenaars waardoor hij doorlopend veel opdrachten krijgt voor kerken en vorstenhuizen. Velázquez is in vaste dienst bij de Spaanse koning Filips IV en hij schildert ‘’De hofdames’’ waar een levendige hofscène te zien is in vergelijking met het strenge en formele staatsieportret van Lodewijk XIV. De hofschilder Rigaud schildert Lodewijk als een absoluut heerser. Maria de’Medici in Marseille Pieter Paul Rubens krijgt een grote opdracht van Maria de’Medici. Zij wilt dat hij een schilderij maakt over haar eigen leven en haar goede daden. ‘’De aankomst van Maria de’Medici in Marseille’’ is een voorbeeld. Er is te zien hoe ze arriveert in Marseille en dat ze omgeven is met waternimfen en Neptunes die haar hebben geholpen met de veilige oversteek van Florence nar Marseille. Op de loopplank heet een allegorische figuur haar welkom. Rubens werkt in de losse schilderachtige stijl die hij in Italië heeft geleerd. Met alle wapperende vlaggen, blote waternimfen en allegorische figuren maakt Rubens van Maria’s aankomst een heel bijzonder gebeurtenis. De hofdames In vergelijking met Rubens’schilderij van Maria de’Medici is ‘’de hofdames’’ van Velázquez veel levensechter. Er zijn veel aparte dingen in het schilderij te zien zoals: Velázquez schildert zichzelf terwijl hij met een portret van twee mensen bezig is, dat te zien is in de spiegel diep in het schilderij Het schilderij ‘’de hofdames’’ is ook door Velázquez gemaakt en er is te zien dat hij een ander schilderij maakt in dit schilderij. Lodewijk XIV Rigaud schildert aan het hof van Lodewijk XIV, hij heeft het erg druk want er zijn nog nooit zoveel staatsieportretten van een koning gemaakt. Hij beeld zich overal op af oa op munten. De vorst kan niet overal tegelijk zijn en daarom maakt hij machtige staatsieportretten die de afwezige vorst vervangen en toch respect benaderd. Lodewijk XIV regeert in Frankrijk van 1643-1715 als vorst met absolute macht. Zijn uitspraak is: L’état, c’est moi – de staat, dat ben ik. Kunst is in zijn absolute macht jaren erg belangrijk en er worden veel ruiterstandbeelden van hem gemaakt . Versailles. De kunstenaar Charles le Brun wordt door Lodewijk als artistiek leider aangewezen voor de bouw van het imposante paleis van de absolute koning. Le Brun ontwikkelt een eigen stijl, ‘’style Louis XIV’’, de uniforme regels maken deze stijl wat onpersoonlijk en een eigen handschrift wordt niet getolereerd. Het paleis Versailles wordt een totaalkunstwerk met schilderingen, meubilering etc. Salon d’Apollo Een van de belangrijkste kamer in het paleis is de slaapkamer van Lodewijk XIV, de salon d’Apollo. Het opstaan gaat volgens een ritueel want hij staat op als de zon opkomt en dat maakt hem al helemaal tot zonnekoning omdat deze handeling verwijzen naar de zonnegod Apollo. Spiegelzaal De spiegelzaal is ook onder leiding van Le Brun gedecoreerd en dient als ontvangsthal en locatie voor feesten. De plafondschilderingen verbeelden de geschiedenis van het Franse rijk in allegorische taferelen. De grote hoeveelheid aan spiegels en kristal weerkaatsen het zonlicht dat weer een verwijzing bied naar Apollo. In de Spiegelzaal liggen de ‘’vredessalon’’ en de ‘’oorlogssalon’’ die uitbeelden van de goede en slechte tijden. Apollo fontein De centrale symmetrie as van het paleis wordt in de tuin ook gebruikt en alle zichtlijnen wijzen naar één punt: de ontvangstkamer van Lodewijk XIV. De thema’s uit het paleisinterieur komen terug in de vijvers, fonteinen etc. Het middelpunt van de tuin vormt de ‘’Apollo fontein’’ die ontworpen is door Jean-Baptiste Tuby. We zien hier hoe Apollo zijn paarden aanvuurt die zegekar uit het water trekken. Dit is opnieuw een verwijzing naar de opkomende zon en natuurlijk naar de macht van de vorst. Ook symboliseert de Apollo fontein de ontstaansgeschiedenis van het paleis Versailles omdat het ontstaan is uit een moerassig gebied en de fontein laat de overwinning op de grillige natuur zien. Opera aan het Franse hof. De Italiaanse opera ontstaat aan de goven van de vorsten en komt tot ontwikkeling in de operahuizen in Venetië. Voor de geschiedenis van de opera speelt daarnaast de Franse opera een belangrijke rol want de Franse opera heeft wortels in Italië. Want Catherina de’Medici trouwt met Hendrik van Valois die later koning Hendrik II wordt, en zij neemt haar hofhouding naar Frankrijk en laat Italiaanse gewoontes zien. Na de dood van Hendrik II is Catherina het machtigste figuur aan het Franse hof. In 1581 organiseert ze een feest ter gelegenheid van het huwelijk van Margaretha van Lotharingen en het ‘’Le ballet comique de la reine Louise’’ is een onderdeel van het feest. Het is een muziek en dansspektakel en een voorbeeld voor latere opera’s en balletvoorstellingen. In veel opzichten lijkt deze voorstelling op de feesten aan de Italiaanse hoven waar toneelscènes worden afgewisseld met spectaculaire intermedi, het verschil is dat nu muziek en dans geen tussendoortje zijn maar de hoofdrol gaan vervullen en passen binnen een thematisch verhaal. Le ballet comique de la reine Louise De titel ‘’Le ballet comique de la reine Louise’’ is verwarrend want het is geen ballet zoals we dat nu kennen en de dans is maar een onderdeel van de voorstelling. Daarnaast heeft de ‘comique’ maar weinig te maken met komisch en je kunt het dus beter vertalen met ‘’verhalend’. Er is eigenlijk meer sprake van een strak georganiseerd feest dan een voorstelling. Dansers en musici komen met praalwagens de feestzaal van het Louvre in en opvallend is de fonteinwagen. De dansers, onder wie koningin Louise en de bruid komen tevoorschijn en vormen daarna op de dansvloer het corps de ballet. Het optreden bestaat vooral ujit figuurdansen waarbij dansers zich groeperen dat het publiek vanaf het balkon op de dansvloer mooie in elkaar overlopende figuren zien. De voorstelling staat model voor het klassieke hofballet dat later aan het hof van Lodewijk XIV verder wordt ontwikkeld. Le bourgeois gentilhomme Blijspelen zijn als bekend in de Klassieke Oudheid en Molière steekt deze theatervorm in een nieuw jasje waarbij hij invloeden van de commedia dell’arte in verwerkt. Hij werkt aan het hof van Lodewijk XIV samen met de componist Jean Bapiste Lully en het beste resultaat van deze samenwerking is de balletkomedie ‘’Le bourgeois gentilhomme’’, waarin gespeelde en gesproken scènes worden afgewisseld met liedjes en dans. Cadmus et Hermione Na de dood van Molière richt Lully zich op de balletopera. Deze ‘’tragédies en musique’’ volgen de opbouw van een Griekse tragedie en gaan over klassieke goden en halfgoden. In de balletopera komen geen gesproken toneelscènes meer voor maar de gezongen teksten worden nog wel afgewisseld met massascènes voor koor en ballet, het divertissement. Cadmus et Hermoine (1673) is de eerste van veertien opera’s die Lully schrijft voor het Franse hof en de opera begint met een proloog ter ere van Lodeijk XIV die vergeleken wordt met de oppergod Apollo. In de eerste balletopera zitten nog enkele grappige scènes maar in de latere opera’s is deze invloed van Molière verdwenen en zijn de opera’s aan het Franse hof plechtig, dramatisch en worden met veel pracht en praal gebracht. De koning danst. Het leven van Lodewijk XIV lijkt een levend toneelspel omdat alles volgens vaste, bestudeerde rituelen verloopt. De totale regie van Lodewijk XIV is kenmerkend voor absolutisme. Tijdens zijn lange bewind worden er koninklijke academies opgericht voor schilder-beeldhouwkunst-dans-architectuur- en muziek. De koninklijke academies zijn geen opleidingen maar instituten die regels opstellen en voorschrijven voor de verschillende kunsten. Met behulp van de academies wordt alle hofkunst en later de staatskunst bepaald door Lodewijk XIV ondersteund concept. De strenge regels van de ‘’Académie Royale de la Danse’’ zijn ook vandaag nog herkenbaar in het academisch ballet. De vijf basisposities zijn ontwikkeld door deze academie en worden tegenwoordig nog zo aangeleerd. Ze vormen de basis van het klassieke ballet. Ballet van de nacht. Aan de hoven is het geen uitzondering dan de vorsten meedansen en in 1653 treedt de 14 jarige Lodewijk XIV voor het eerst op als balletdanser. Hij danst mee in ‘’Ballet van de nacht’’ en het heeft een symbolische betekenis, dat de dag de nacht verdrijft en dus het goede het slechte verdrijft net zoals de zonnegod Apollo de draak verslaat. Lodewijk XIV speelt in dit ballet ook Apollo. In zijn latere jaren komt overal zijn ballet-achtige staatsie houding terug in portretten en overal wordt verwezen naar de zonnegod Apollo die Lodewijk XIV is. Balletposities Dansen wordt nu een vak en de gezelschapsdans verandert in theaterdans waarbij het hof toekijkt ipv meedoet. Omdat dansen een vak wordt sticht Lodewijk XIV in samenwerking met Beaucamp in 1661 de ‘’Académie Royale a la Danse’’ die toeziet op de kwaliteit van de dans. De academie legt de basisprincipes vast van het klassiek ballet. Kermerken: Buitenwaarts draaien vanuit de heupen, benen en voeten à hoger optillen van de benen als voordeel. 5 voetposities die ook allemaal uitgedraaid zijn à meest efficiënte en soepele manier allerlei beenbewegingen in verschillende richtingen gemaakt kunnen worden. De Académie onderwerpt dansbewegingen aan een strenge regie. Het academisch ballet oogt sierlijk maar wat onnatuurlijk Les Gobelins Academisch ballet à Beaucamp de baas. Muziek academie à Lully de baas en stelt regels op voor de Franse opera.4 Beeldende kunsten en architectuur à Le Brun de kunstbaas In Versailles worden veel wanden bekleed met wandtapijten en Le Brun maakt schilderijen als ontwerp voor deze wandtapijten. Één van deze tapijt werkplaatsen ‘’Les Gobelins’’ bezoekt Lodewijk XIV wat te zien is op een schilderij van Le Brun, maar vele verhalen op deze tapijten zijn verzonnen omdat de belangstellende heerser macht moest hebben terwijl hij dat dan helemaal niet had.