C O N C E P T UA L I S E R I N G INTEGRALE VEILIGHEID Terminologie Integrale Veiligheid Onveiligheidsgevoelens Overlast Beleidscel Preventie Stad Antwerpen Tina Janssens Mario Van Poppel 9 februari 2004 1 Conceptualisering Integrale Veiligheid De Stad Antwerpen vraagt in het Bestuursakkoord 2001 – 2006 om tot een integraal veiligheidsbeleid te komen : een lokaal integraal veiligheidsbeleid dient het recht op veiligheid rechtvaardig en op basis van gelijkwaardigheid van alle burgers te garanderen. Analoog met het federale veiligheidsplan werd het veiligheidsbeleid in Antwerpen opgebouwd volgens het concept van de integrale veiligheidszorg1. In deze paper zal een duidelijke conceptuele invulling gegeven worden aan de begrippen die gehanteerd worden in het Beleidsplan voor Integrale Veiligheid van de Stad Antwerpen. 1. Inleiding Eén van de voorwaarden voor een samenhangend lokaal integraal veiligheidsbeleid is een duidelijke conceptuele invulling van de gebruikte termen. De Beleidscel Preventie wil met deze paper een duidelijk omlijnde conceptuele invulling geven aan : integrale veiligheid onveiligheidsgevoelens overlast In een eerste hoofdstuk geconceptualiseerd. onveiligheidsgevoelens. Een zal het tweede concept hoofdstuk ‘Integrale zal Veiligheid’ aandacht worden schenken aan Het derde hoofdstuk behandelt de terminologie inzake overlast. 1 (JANSSENS, T., 2002) Beleidsplan Integrale Veiligheid Stad Antwerpen, 2002, p. 3 - 12 2 1. Integrale Veiligheid Analoog met het federale veiligheidsplan is het veiligheidsbeleid van de Stad Antwerpen opgebouwd volgens het concept van de integrale veiligheidszorg. In dit hoofdstuk zal eerst worden stilgestaan bij de begrippen integrale veiligheid en integrale veiligheidszorg. Vervolgens zullen de begrippen geïntegreerde veiligheidspreventie en leefbaarheid worden toegelicht. 1. Integrale Veiligheid Het begrip integrale veiligheid werd in 1993 gepresenteerd door de Nederlandse overheid. Integrale veiligheid voegt een aantal nieuwe elementen toe aan het reeds bekende criminaliteitsbeleid : integrale veiligheid beperkt zich niet tot het terugdringen van de objectieve onveiligheid, maar richt zich ook op het verminderen van de subjectieve onveiligheid en de overlast, met als ruime doelstelling het verhogen van de leefbaarheid2. Integrale veiligheid beoogt het voorkomen, beheersen en verminderen van de criminaliteit, de onveiligheidsgevoelens en de overlast, met als ruime doelstelling het verhogen van de leefbaarheid. Deze invulling van integrale veiligheid wordt ook gevolgd in het federaal veiligheidsbeleidsplan van het Ministerie van Justitie van België. 2. Integrale Veiligheidszorg 2 Integrale Veiligheid, Justitiële verkenningen, mei 1995, WODC, p. 5 3 Een integrale veiligheidszorg is noodzakelijk om tot integrale veiligheid te komen. Integrale veiligheidszorg stelt zich tot doel om de criminaliteit, de onveiligheidsgevoelens en de overlast te beheersen en verminderen, met als ruime doelstelling het verhogen van de leefbaarheid. Dat dient te gebeuren door enerzijds een allesomvattende aanpak, en anderzijds een onderlinge samenhang3. A. Een allesomvattende aanpak Een integrale veiligheidszorg impliceert een allesomvattende aanpak die inspeelt op alle factoren die de veiligheid kunnen bedreigen of bevorderen. Het gaat zowel om doelstellingen op korte, als op lange termijn. Integrale veiligheidszorg werkt per fenomeen/probleem vijf verschillende schakels uit, de zogenaamde veiligheidsketen. Veiligheidsketen PROACTIEF PREVENTIEF PREPARATIEF REPRESSIEF CURATIEF Creëren van een positief sociaal klimaat Voorkomen van de diverse oorzaken van problemen of beperken van de gevolgen Gepaste reactie, Maatschappelijke Opvang en door en in reactie op begeleiding samenwerking met ontolereerbaar van daders en alle mogelijk gedrag door slachtoffers betrokken partners politie, justitie, onderwijs, .. B. Onderlinge samenhang De vijf schakels van de veiligheidsketen staan niet los van elkaar: ze zijn onderling met elkaar verbonden. Proactieve, preventieve, preparatieve, repressieve en curatieve maatregelen worden in onderlinge samenhang genomen en versterken elkaar. Deze aanpak veronderstelt een horizontale en een verticale integratie van veiligheid: Horizontale integratie van veiligheid: het veiligheidsbeleid dient als een taak van iedereen beschouwd te worden: onderwijs, jeugd, welzijn, economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening en leefmilieu, sociale 3 (JANSSENS, T., 2002) Beleidsplan Integrale Veiligheid Stad Antwerpen, 2002, p. 7-8 4 zaken, volksgezondheid, verkeer, politie en justitie. De mate van probleemgerichtheid van de maatregel verschilt naargelang hun plaats in de veiligheidspiramide. Veiligheidspiramide Specifiek probleem georiënteerd (reactieve benadering) n repressie a preparatie z preventie o proactie r g nazorg Algemeen welzijnsbevorderend (proactieve benadering) Een integraal veiligheidsbeleid moet streven naar een evenwicht tussen de reactieve en proactieve oriëntatie, waarbij een brede proactieve oriëntatie de basis vormt van waaruit alle andere maatregelen vertrekken. Dit voorkomt een te eenzijdige probleemgeoriënteerde veiligheidsbenadering die contraproductief kan werken (symptoonbestreiding zonder achterliggende problemen aan te pakken, onveiligheidsgevoelens versterken door meer toezicht zonder andere maatregelen). (JANSSENS, T., 2002) De onderlinge samenhang van de verschillende schakels impliceert een goede samenwerking tussen alle betrokken actoren, zowel publieke als private partners. De samenwerking tussen verschillende actoren op hetzelfde fenomeen/probleem noemen we horizontale integratie. Verticale integratie van veiligheid: de integrale veiligheidszorg impliceert ook een integratie tussen de verschillende beleidsniveaus: verticale integratie. Hierbij 5 denken we aan beleidsafstemming tussen de diverse beleidsniveaus, vormen van cofinanciering en overleg tussen de overheid en de burgers. Verticale en horizontale integratie van het veiligheidsbeleid moeten leiden tot een sociaal rechtvaardig lokaal veiligheidsbeleid, op maat van de buurt, met respect voor complementariteit en diversiteit aan visies en belangen, ter bevordering van de ontwikkelingsmogelijkheden van iedereen en in het bijzonder van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Dit leidt tot de missie voor het integrale veiligheidsbeleid. Het bevorderen van een veilige en rustige, geordende leefomgeving waarin ieder zijn/haar fysieke, psychische en materiële integriteit gewaarborgd weet. - Ieder: een sociaal rechtvaardig en democratisch veiligheidsbeleid garandeert dat de gehele bevolking, met inbegrip van de meest kwetsbaren en de minst mondigen, mee inhoud kunnen geven aan begrippen als ‘veilig’, ‘orde’ en ‘rust’ - Veilig: gewaarborgde fysieke, psychische en materiële integriteit - Rustig en geordend: vrij toegankelijke ruimten en een leefbare en geordende buurt (JANSSENS, T., 2002) 3. Geïntegreerde Veiligheidspreventie Geïntegreerde veiligheidspreventie is een synoniem voor criminaliteitspreventie en geïntegreerde preventie. In overeenstemming met het begrip ‘integrale veiligheidszorg’ is geïntegreerde veiligheidspreventie een globale preventiemaatregel om criminaliteit, onveiligheidsgevoelens en overlast te voorkomen, en/of te reduceren, in functie van het verhogen van de leefbaarheid. Met dit doel wordt in onderlinge samenwerking tussen verschillende actoren ingegrepen op verschillende aspecten van het maatschappelijke leven4. Geïntegreerde veiligheidspreventie omvat zowel proactieve, preventieve als preparatieve maatregelen en dient steeds in samenhang gezien te worden met repressieve en curatieve maatregelen. Geïntegreerde veiligheidspreventie is een onderdeel van een integraal veiligheidsbeleid. 4 Handboek Criminaliteitspreventie, Veiligheidspreventie, afl. 9, dec ’99, p. 11-37 6 Bij het toepassen van een geïntegreerde verschillende preventiestrategieën hanteren. onderscheiden5: veiligheidspreventie kan men Hierbij zijn drie dimensies te 1. het moment van de probleemwording waarop wordt ingegrepen Er zijn drie momenten van de probleemwording waarop kan worden ingegrepen: - Ingrijpen in het eerste moment impliceert een vorm van primaire preventie: het gaat om maatregelen die de gehele populatie beogen en die genomen worden voor er een specifieke probleemdreiging is. - Ingrijpen in het tweede moment impliceert een vorm van secundaire preventie: het voorkomen van specifieke problemen waarbij men zich meer richt op risicogroepen, risicobuurten,… - Ingrijpen in het derde moment impliceert een vorm van tertiaire preventie: het vermijden van verergering of recidive bij strikt afgelijnde groepen of individuen die het probleem reeds vertonen. 2. het accent van de inhoud van de actie Het accent van de inhoud van een preventieve actie kan defensief of offensief zijn: - Een defensief accent impliceert defensieve preventie. De actie is in dat geval gericht op het voorkomen van onveiligheidsgevoelens en criminaliteit via beschermende en controlerende ingrepen, waarbij de doelgroep passief wordt benaderd vanuit de mogelijke gevaren die zij dreigt te lopen of die zij zelf vertegenwoordigt. - Een offensief accent impliceert offensieve preventie. De actie is in dat geval ofwel gericht op maatschappelijke situaties die aan de basis liggen van een hoger risico tot criminaliteit, ofwel situaties die onveiligheidsgevoelens beïnvloeden. De doelgroep wordt hierbij actief benaderd op grond van haar eigen mogelijkheden om aan de gevaren die ze vertegenwoordigt of loopt te werken, en om haar welzijn te bevorderen. 3. de groep of instantie waarop de actie is gericht Preventie kan gericht zijn op individuele personen of structuren. - persoonsgerichte preventie is erop gericht een verandering teweeg te brengen in personen of doelgroepen en/of hun situatie. - structuurgerichte preventie is erop gericht veranderingen aan te brengen in de maatschappelijke context waarin het probleem opduikt, of waaraan de risicogroepen onderhevig zijn. Men creëert of reorganiseert de voorzieningen. 4. Leefbaarheid Eén van de doelstellingen van geïntegreerde veiligheidspreventie is het verhogen van de leefbaarheid. De mate van leefbaarheid die een individu aan zijn bestaan toekent, hangt af van drie factoren: 5 uit Handboek Criminaliteitspreventie, Veiligheidspreventie, afl. 9, dec ’99, p. 11-37 7 De mate waarin het individu zijn/haar fysieke, psychische en materiële integriteit gewaarborgd weet (micro-niveau) De leefomgeving van het individu (meso-niveau) De levenskwaliteit van het individu, die bepaald wordt door factoren als de arbeidssituatie, vrije tijd, gezin, … (macro-niveau) De aantasting van één van bovenstaande drie factoren veroorzaakt een onveiligheidsbeleving bij het individu. Een onveiligheidsbeleving staat niet gelijk met een onveiligheidsgevoel. In het tweede hoofdstuk zullen onveiligheidsbelevenissen en onveiligheidsgevoelens geconceptualiseerd worden. 8 2. Onveiligheidsgevoelens Eén van de doelstellingen van integrale veiligheidszorg is het verminderen van onveiligheidsgevoelens. In dit hoofdstuk zullen eerst onveiligheidsbelevenissen en onveiligheidsgevoelens worden besproken. Vervolgens zal de link worden gelegd tussen een onveiligheidsgevoel en overlast. 1. Inleidende terminologie Volgens het Bestuursakkoord voor Antwerpen 2001 - 2006 wordt onder onveiligheid verstaan : de objectieve onveiligheid ; de subjectieve onveiligheid ; overlast. Onveiligheid zorgt voor een onveiligheidsbeleving. Er bestaan drie niveaus van onveiligheid en onveiligheidsbeleving6 : onveiligheid op micro-niveau : aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit. De onveiligheidsbeleving die hierdoor ontstaat noemt men ‘angst’. onveiligheid op meso-niveau : immateriële leefomgeving. noemt men ‘onrust’, aantasting van de eigen materiële en De onveiligheidsbeleving die hierdoor onstaat waarbinnen ergernis en onbehagen worden onderscheiden. 6 Beleidsplan Integrale Veiligheid Stad Antwerpen 2002 en Handleiding voor Zelfevaluatie. Een effectevaluatiemethodiek: het veiligheidsmodel, hoofdstuk 8, p.51, KUL, prof. Vervaeke, prof. Goethals, C. Peeters, B. Verbeeck 9 onveiligheid op macro-niveau : aantasting van de leefkwaliteit (gezin, onderwijs, arbeid, vrije tijd). De onveiligheidsbeleving die hierdoor ontstaat noemt men ‘onzekerheid’. 2. Onveiligheidsbeleving vs onveiligheidsgevoel Enkel in het geval van de onveiligheidsbeleving ‘angst’ kan men spreken van een onveiligheidsgevoel. gevoelens die Angstgevoelens zijn de noodzakelijke en voorwaardelijke affectief beleefd moeten worden opdat men van een onveiligheidsgevoel kan spreken. Onrust- en onzekerheidsgevoelens op zich zijn niet het gevolg van een bedreiging van de integriteit en maken dus niet het voorwerp van veiligheid uit. Overlast houdt een aantasting in van de eigen materiële en immateriële leefomgeving, wat zorgt voor ‘onrust’, en niet voor ‘angst’. 3. Onveiligheidsgevoelens en overlast Overlast dient onderscheiden te worden van onveiligheidsgevoelens. Allerlei als storend geïnterpreteerde elementen in de onmiddelijke leefomgeving die onder de noemer overlast vallen, geven aanleiding tot onrustgevoelens, ergernis, onbehagen. Zij vormen echter geen onmiddellijke bedreiging voor de fysieke, psychische en materiële integriteit van iemand.7 Nochtans worden overlastvormen als lawaai, stank, parkeeroverlast, graffiti of verloedering van stadsdelen door velen wèl als een aantasting van de eigen integriteit beschouwd, m.a.w. als een veiligheidsrisico. Objectief is er echter vaak geen sprake van gevaar. De reden waarom vele bewoners overlast als een veiligheidsrisico beschouwen is de populaire, maar onjuiste opvatting dat veel veiligheidsproblemen of –inbreuken onderling samenhangen, m.a.w. de opvatting dat een stijging van overlast gepaard gaat met een stijgende criminaliteit. 7 G. Cazeaux en P. Hebberecht in; Stedelijk beleid in Vlaanderen. Over de relatie stedelijkheid en criminaliteit, RUG, S. De Kimpe, L. Pauwels, P. Ponsaers, K. Van Altert. 10 3. Overlast Hoewel het begrip ‘overlast’ de laatste jaren meer en meer in de mond wordt genomen, bestaat er geen eenduidige definitie van. In dit hoofdstuk zal getracht worden duidelijkheid te scheppen rond de invulling van het begrip ‘overlast’, en de interactie ervan met leefbaarheid en veiligheid. 1. Bestaande definities Overlast wordt in verschillende bronnen gedefinieerd : Bestuursakkoord 2001 – 2006 : ‘Het ongenoegen dat bij de bevolking onstaat wanneer een bepaald storend gedrag al te vaak voorkomt of wanneer een omgevingsfactor die ergernis veroorzaakt maar blijft aanslepen en waardoor een onveiligheidsgevoel wordt veroorzaakt.’ Federaal veiligheids- en detentieplan : ‘De aantasting van de leefbaarheid en het leefbaarheidsgevoel door omgevingsfactoren van materiële of persoonlijke aard’ Omzendbrief OOP van 2 mei 2001 : De (openbare) overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Men kan de (openbare) overlast beschouwen als lichte vormen van verstoringen van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid. 11 Eindrapport Rotterdamse Drugs related Crime Project8 : Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen drie soorten overlast : criminele overlast, overlast voor de openbare orde en audiovisuele overlast : - Criminele overlast is de meest objectieve vorm van overlast. Het gaat om misdrijven, inbreuken op de strafwet. Voorbeelden zijn diefstal, zakkenrollen, beroving, heling en drughandel. - Overlast voor de openbare orde kan in een aantal gevallen juridisch worden omschreven verordeningen). gaan. (inbreuken op de strafwet en gemeentelijke Het kan soms ook louter om een subjectief aanvoelen Voorbeelden zijn lawaaioverlast, zwerfspuiten in portieken of op straat, vechtpartijen en ruzies, buurtvervuiling (urine, braaksel en hondenpoep op de stoep). - Audiovisuele overlast bestaat louter uit een subjectief aanvoelen. Het zien en/of horen van normafwijkend gedrag kan gevoelens van onveiligheid oproepen, bijvoorbeeld rondhangen van slonzige gebruikers, irritant en vreemd gedrag,… Voor voorbijgangers gaat daarvan vaak een dreiging uit, ook al gebeurt er op dat moment verder niets. Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal : (fig.) geweld, of (in verzwakte bet.) moeite, hinder, schade die iem. te lijden heeft : verlos mij van des mensen overlast (Ps. 119 :334) ; iem. overlast aandoen, hem kwellen, plagen 2. Kenmerken van overlast Aan de hand van de bovenstaande definities van overlast is het mogelijk om enkele kenmerken van overlast af te leiden. Bron van overlast: bepaalde storende gedragingen (bv. nachtlawaai) of omgevingsfactoren (bv. verkrotting, wateroverlast) veroorzaken de overlast. Het kan gaan om één overlastfactor of een cumul aan factoren. De gedragingen of de omgevingsfactoren kunnen inbreuken zijn op de strafwet (bv. zakkenrollen) of andere wetten/regels (vb. foutparkeren), of louter subjectief als overlast ervaren worden (bv. rondhangen). 8 Naar minder hinder: draaiboek aanpak drugoverlast, B. Bossaerts, VAD, 2002 12 Veroorzaakte onveiligheidsbeleving: de overlast op zich uit zich in het ondervinden van moeite, schade en/of hinder. Het betreft een aantasting van de eigen materiële en immateriële leefomgeving9. De onveiligheidsbeleving die hierdoor ontstaat noemt men ‘onrust’, waarbinnen ergernis en onbehagen worden onderscheiden. Veroorzaakte onveiligheidsgevoel: Wanneer de overlast blijft aanslepen en de druk van het normale sociale leven overschrijdt, kan de overlast door het individu ervaren worden als een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële ingegriteit. Wanneer die aantasting als bedreigend wordt ervaren, verandert de onveiligheidsbeleving van ergernis en onbehagen naar ‘angst’. Angstgevoelens zijn de noodzakelijke en voorwaardelijke gevoelens die affectief beleefd moeten worden opdat men van een onveiligheidsgevoel kan spreken. Dit geldt voor de vormen van overlast die niet vallen onder ‘criminele overlast’. Criminele overlast wordt immers ervaren als een aantasting van de eigen integriteit, waardoor angst ontstaat. 9 13 Bovenstaande kenmerken kunnen verduidelijkt worden in een schema : Bron van overlast Storende gedragingen Omgevingsfactoren Niet – criminele overlast Criminele overlast Objectief : inbreuken op de strafwet met correctionele straffen (bv. diefstal) Objectief : overtredingen met politie-rechterlijke straffen (bv. foutparkeren, nachtlawaai) Subjectief : normafwijkend gedrag, audiovisuele overlast moeite, schade en/of hinder Aantasting eigen materiële en immateriële leefomgeving Onveiligheidsbeleving : onrust (ergernis, onbehagen) Overlast blijft aanslepen Overlast overschrijdt de druk van het normale sociale leven kan ervaren worden als Aantasting eigen fysieke, psychische of materiële integriteit Niet - bedreigend Woede en/of schaamte of Bedreigend Onveiligheidsbeleving : angst Onveiligheidsgevoel 14 3. Persoonlijke beleving van overlast Overlast begint daar waar de tolerantie van de burger ophoudt, en/of daar waar de grenzen van de rechtsstaat worden overschreden10. individu een wet overtreedt, is objectief vast te stellen. Het punt waar een ‘Tolerantie’ echter, is een subjectief begrip, dat verschilt van individu tot individu. Om die reden wordt overlast persoonlijk beleefd : wat voor één individu overlast is, kan voor een ander helemaal niet storend zijn (bv. rondhanggedrag van allochtone jongeren). Het feit of een overlastfactor of een cumul van factoren door een individu al dan niet als een aantasting van de eigen integriteit wordt ervaren, verschilt ook van individu tot individu. Op grond van weinig uiterlijke kenmerken beoordelen mensen situaties en personen als meer of minder bedreigend. Ongure types als dronkaards en druggebruikers roepen gevoelens van onveiligheid op. De Engelstalige literatuur spreekt van ‘signs of incivility’, zoals graffiti, zwerfvuil, alles wat kapot is en niet onderhouden wordt. ‘Enge plekken’, maar ook rondhangende jongeren en vreemdelingen zijn voor velen bedreigend. Ook als er feitelijk niets gebeurd. Hoe gevoelig iemand is voor de ‘signs of incivility’ hangt af van een aantal zaken : iemands opvoeding, karakter, temperament, het beeld dat men heeft van de eigen weerbaarheid/kwetsbaarheid en de eigen aantrekkingskracht als slachtoffers spelen hierbij onder meer een rol. In een buurt waar men zich vertrouwd voelt, zal men zich daarnaast minder snel onveilig voelen. In het algemeen is er een discrepantie tussen de statistische kans op slachtofferschap en de zelfingeschatte kans om slachtoffer te worden. Een aantasting van de leefkwaliteit (door bv. langdurige werkloosheid) kan een individu gevoeliger maken om een situatie te interpreteren als onveilig. Daarnaast heeft een uitgebreide en sensationele berichtgeving over criminaliteit in de media een invloed op het onveiligheidsgevoel. Het feit of men al dan niet 10 B. Bossaerts, Draaiboek aanpak drugoverlast: naar minder hinder, 2002, p. 8. 15 het slachtoffer geweest is van een ‘directe blootstelling’ aan de criminaliteit (bv. thuis ingebroken) speelt tenslotte ook een niet te verwaarlozen rol. Kans dat overlastfactor of cumul aan factoren als aantasting eigen integriteit wordt ervaren : P= f (omgeving ; geslacht ; leeftijd ; samenlevingssituatie ; opvoeding ; opleiding ; beroepsniveau ; karakter ; temperament ; beeld weerbaarheid/kwetsbaarheid ; beeld aantrekkingskracht als slachtoffer ; mate waarin men met de omgeving vertrouwd is ; leefkwaliteit ; berichtgeving media ; slachtofferschap ; mate van moeite/hinder/schade door overlast) Er bestaat geen aantoonbaar oorzakelijk verband tussen het onveiligheidsgevoel en het aantal geregistreerde misdrijven.11 4. Overlast aanpakken Het Bestuursakkoord voor Antwerpen 2001 – 200612 vermeldt als prioriteiten van het veiligheidsbeleid : verminderen van criminaliteit verminderen van onveiligheidsgevoelens wegwerken van overlast verhogen van de verkeersveiligheid. Het bestuursakkoord vat het beleid inzake overlast als volgt samen : 11 Verbondenheid als antwoord op delinkwentie, Preventie op een nieuw spoor, A. Depuydt, J. Deklerck, G. Deboutte, 2001, p. 117. 12 Bestuursakkoord Antwerpen 2001 – 2006, p. 75 16 « Waar nodig moet overlast snel, efficiënt en accuraat worden aangepakt. Dat moet wijk per wijk gebeuren (…). In een samenleving zoals de stad Antwerpen is het utopisch om alle vormen van gedrag die door ten minste iemand als overlast worden ervaren weg te werken. » Bovenstaande alinea illustreert dat met ‘wegwerken van overlast’ niet bedoeld wordt om de overlast in heel de stad Antwerpen tot nul te herleiden. Er zal steeds een keuze gemaakt moeten worden of het aanpakken van een specifieke overlastfactor nodig is of niet. Bij die keuze moet(en) de betrokken overlastfactor(en) vergeleken worden met de zogenaamde ‘minimumoverlast’ : De minimumoverlast van een buurt is het niveau van overlast dat gelijk staat met de druk van het normale sociale leven in die buurt. Wanneer blijkt dat de overlast de gangbare en gebruikelijke normen van de buurt overstijgt, wordt de minimumoverlast overschreden. Wanneer de overlast in een buurt de minimumoverlast van die buurt stelselmatig overschrijdt, is er sprake van een overlastprobleem. Het vergelijken van de betrokken overlastfactor(en) met de minimumoverlast moet gebeuren op het niveau van de buurt13, niet op het niveau van losse individuen. De aanwezigheid van een grote groep kinderen op een openbare plaats ingericht als speelplein kan voor sommigen misschien storend voorkomen, maar is daarom geen overlastprobleem voor de buurt14. Aan de hand van een goed uitgebalanceerde verzameling van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens dient de stedelijke overheid buurt per buurt vast te stellen wat de belangrijkste overlastproblemen zijn. Vanaf 1997 verzamelt de Beleidscel ‘buurt’ wordt hier verkozen boven ‘wijk’ omdat het gros van de socio-economische gegevens en gegevens inzake overlast verzameld worden op het niveau van buurten. 13 17 Preventie overlastgegevens Antwerpen. op straatniveau voor buurten en pleinen in Er wordt een beroep gedaan op informatie verzameld door de volgende partners15 : - Pleinontwikkeling : - Aan de hand van observaties van straathoekwerkers, buurttoezichters, plaatselijke jeugd- en buurtwerkingen Aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten die peilen naar onveiligheidsgevoelens en buurtproblemen Aan de hand van ondervragingen van sleutelfiguren (bijvoorbeeld de voorzitter van de winkeliersvereniging) Aan de hand van bewonersvergaderingen - Buurttoezicht : aan de hand van een registratiesysteem, gebaseerd op werkstaten en meldingskaarten, aangeleverd door buurttoezichters die nauw contact hebben met de buurtbewoners. - Cel Jongerencriminaliteit (lokale politie) : aan de hand van gegevens rond overlast van jongeren vanuit de toezichtsnetwerken (pleinontwikkeling), aangevuld met eigen gegevens vanuit politie. - Politie : aan de hand van opgemaakte pv’s, observaties en getuigenissen van bewoners en agenten, politiestatistieken. - Wijkoverleg : aan de hand van bewonersvergaderingen in de verschillende wijkkantoren, waarop bewoners problemen kunnen aangeven, oplossingen kunnen voorstellen en prioriteiten kunnen aangeven. De informatie heeft een sterk subjectief karakter, maar wordt door de wijkoverlegcoördinatoren gefilterd. - De speelcel van de stedelijke jeugddienst : aan de hand van vragenlijsten werd bij kinderen en jongeren gepeild naar problemen die zij ervaren, specifiek op speelpleintjes. - KIDS VZW : (Kinderen in de Samenleving) aan de hand van observaties verricht tijdens de werking in de buurt. - RISO VZW : (Regionaal Instituur voor Samenlevings-Opbouw) aan de hand van observaties verricht tijdens de werking in de buurt. In 2002 werd getracht om de, grotendeels kwalitatieve, overlastgegevens die de Beleidscel Preventie had ontsloten te contextualiseren : het geografische niveau van een buurt of een straat werd gebruikt om verschillende databronnen van politie, demografische en socio-economische bronnen en kwalitatieve gegevens rond overlast aan elkaar te linken. Het betrof de volgende gegevens : Bestuursakkoord Antwerpen 2001 –2006, p. 77 Forceville J., Stoop, R., Rotthier, P., Van Poppel, M., Gegevensverwerking & Contextualisering van overlast tbv preventiebeleid en overlastmanagement, stand van zaken, 2002 14 15 18 overlastgegevens op straatniveau, verzameld door de Beleidscel Preventie (zie hierboven) ; socio-demografische gegevens, standaard ter beschikking op de Databank Sociale Planning (SOMA VZW) ; objectieve kwantitatieve gegevens, zoals het totaal aantal kg opgehaald zwerfvuil/sluikstort, verzameld bij allerlei stedelijke partners ; de geregistreerde criminaliteit van de cel Misdaadanalyse, politie ; de Veiligheidsmonitor. Voor drie Antwerpse buurtclusters (Kruger-den Drink ; Provinciestraat ; Kiel) werd een contextualisering van overlastgegevens uitgevoerd16. Wanneer de overlastproblematiek in kaart gebracht en gecontexualiseerd is, dienen alle partners die actief zijn binnen de integrale veiligheid, onder regie van de overheidsdiensten, samen te werken om de overlastproblemen aan te pakken. Wanneer het gaat om strafrechtelijk definieerbare overlastproblemen, is het aan de politie en justitie overlastproblemen weg om, te in onderling werken. overleg, Gaat op het overlastproblemen, dan zal de overheid optreden. om te treden en de niet-strafrechtelijke In dat geval kan gebruik gemaakt worden van de medewerking van alle partners, dus ook de bewoners zelf, wijkcomité’s, handelaars, verenigingen, om via overleg en responsabilisering de problemen niet onmiddellijk naar de overheid toe te schuiven, maar zelf mee te werken aan een leefbare oplossing17. In de probleemanalyse, beleidsmaatregelen en interventies dient er niet alleen aandacht te zijn voor degenen die overlast ervaren, maar ook voor hen die overlast veroorzaken18 (emancipatorische criminologie). Zie ‘Gegevensverwerking & Contextualisering van Overlast tbv Preventiebeleid en Overlastmanagement : Forcelville J., Stoop R., Rotthier P., Van Poppel M., 2002 17 Bestuursakkoord Antwerpen 2001 – 2006, p. 76-77 16 19 5. Typering en verwerking van overlastgegevens Om overlastproblemen overzichtelijk in kaart te brengen, is er nood aan een duidelijk omlijnde typering van overlast. In dit laatste deel zullen zeventien overlasttypes afgebakend worden. Vervolgens zal kort stilgestaan worden bij de verwerking van overlastgegevens. Hieronder volgt een opsomming van de zeventien overlasttypes van bijna uitsluitend niet-criminele overlast die door de Beleidscel Preventie sinds september 2002 gebruikt worden om overlast op straatniveau in kaart te brengen. De gegevens op straatniveau helpen om een uitspraak te doen of een overlastfactor al dan niet een overlastprobleem is op buurtniveau. 1) Overlast door druk verkeer : de verkeersdruk in een straat/op een plein is dermate groot dat bewoners de verkeersdruk als een bron van overlast ervaren. Worden in deze categorie begrepen : carrousselverkeer, sluipverkeer,… Moeite/schade/hinder uit zich in lawaaihinder, tijdsverlies, hinder door uitlaatgassen,… 2) Overlast door een slechte infrastructuur : de bewonders ondervinden overlast door de gebrekkige infrastructuur in een straat : slecht wegdek, kapotte verkeerslichten, gevaarlijke speeltuigen,… Moeite/schade/hinder uit zich in schade aan voertuigen door het slechte wegdek, tijdsverlies, visuele hinder, verwondingen,… 3) Overlast door zwaar verkeer : de bewoners ondervinden overlast door de passage van zware vrachtwagens op een regelmatige basis in de straat. Moeite/schade/hinder uit zich in schade aan gebouwen, schade aan het wegdek, lawaaihinder, trillingen,… 4) Overlast door gevaarlijk verkeer : de bewoners ondervinden overlast door het gevaarlijke karakter van het verkeer : overdreven snelheid, systematisch 18 Overwegingen bij Overlastbeleid, Wolf J., Trimbos-instituut, 1997, p. V 20 overtreden van verkeersregels, agressieve rijstijl,… Dit type van overlast wordt vaak ervaren als een bedreigende aantasting van de fysieke integriteit, wat angst oproept. 5) Parkeeroverlast : de bewoners ondervinden overlast door parkeerovertredingen op een regelmatige basis in de straat : foutparkeren, dubbelparkeren,… Moeite/schade/hinder uit zich voornamelijk in tijdsverlies. 6) Jongerenoverlast : de bewoners ondervinden overlast door bepaalde storende gedragingen van jongeren. Een belangrijke opmerking hierbij is dat rondhanggedrag op zich niet gezien mag worden als een overlastprobleem. Jongeren en adolescenten hebben behoefte aan een plaats om samen te komen en ‘rond te hangen’. In het Internationale Kinderrechtenverdrag staat te lezen dat kinderen en jongeren recht hebben op spel, vrijetijdsbesteding en vrijheid van vereniging, kortom recht op ruimte. Rondhangende jongeren kunnen voor overlast zorgen bij individuen. Het rondhangen van jongeren is dan echter geen overlastprobleem. Wanneer het (rondhang-)gedrag van jongeren echter gepaard gaat met een objectief vast te stellen moeite, schade of hinder,beleefd door een representatief deel van de buurtbewoners, kan er sprake zijn van een overlastprobleem19. Voorbeelden hiervan zijn luidruchtig (rondhang-)gedrag, bromfietsenplaag, gebruik van speelplein na 22u,… Moeite/schade/hinder uit zich voornamelijk in lawaaihinder. Preventie Dit type van jongerenoverlast werd door de Beleidscel gedetermineerd als ‘jongerenoverlast één’ of ‘lichte jongerenoverlast’. Typisch aan deze vorm van jongerenoverlast is dat ze een aantasting inhoudt van de eigen materiële en immateriële leefomgeving, waardoor onrust (ergernis, onbehagen) ontstaat, maar geen angst en dus geen onveiligheidsgevoel. Bij ‘jongerenoverlast twee’ of ‘zware jongerenoverlast’ is er sprake van een bedreigende vorm van overlast die de druk van het normale sociale leven overschrijdt. De zware vorm van jongerenoverlast kan ervaren worden als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, wat angst oproept en zorgt voor een onveiligheidsgevoel. 19 Op voorwaarde dat de minimumoverlast overschreden wordt. 21 Voorbeelden van ‘zware jongerenoverlast’ zijn mobbing, provocerend gedrag, intimidatie,… 7) Overlast door verkrotting : de bewoners verloederde/verkrotte panden in de straat. ondervinden overlast door Slecht onderhouden, vervallen panden zijn zogenaamde ‘signs of incivility’ en kunnen ertoe bijdragen dat bewoners een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit ervaren. Dat onveiligheidsgevoel. waarde van kan, op zijn beurt, zorgen voor een Moeite/schade/hinder uit zich in een daling van de huizen in de buurt, visuele hinder, ongedierteplaag, krakersplaag,… 8) Overlast door vuil : de bewoners ondervinden overlast door vuil op publieke plaatsen : sluikstortproblematiek, zwerfvuil, wildplassen, hondenpoep, duivenplaag, onkruidplaag,… De Beleidscel Preventie onderscheidt twee vormen van overlast door vuil : ‘lichte overlast door vuil’ en ‘zware overlast door vuil’. Lichte overlast door vuil zorgt voor onrust(ergernis, onbehagen), maar geenszins voor een onveiligheidsgevoel. Voorbeelden van lichte overlast door vuil zijn : hondenpoep, duivenplaag, onkruidplaag, sporadisch zwerfvuil, sporadisch wildplassen,… Zware overlast door vuil is, net als verloederde panden, een ‘sign of incivility’, waardoor een onveiligheidsgevoel kan ontstaan. Voorbeelden van zware overlast door vuil zijn : aanhoudend zwerfvuil- of, sluikstortprobleem, aanhoudend wildplassen,… Overlast door vuil, zowel zwaar als licht, zorgt voor moeite/hinder/schade. Die uit zich in visuele hinder, stank, ongedierteplaag, … 9) Milieu-overlast : de bewoners ondervinden overlast door omgevingsfactoren : overstromingen, vervuilende industrie, wegenwerken,… Moeite/schade/hinder uiten zich onder andere in waterschade, schade aan de gezondheid, stofhinder, stank, lawaaihinder, lichthinder,… 10) Lawaaioverlast : de bewoners ondervinden overlast door lawaai, veroorzaakt door individuen of omgevingsfactoren. Deze vorm van overlast 22 gaat vaak samen met een andere vorm (bv. jongerenoverlast, overlast door druk/zwaar verkeer,…), hoewel dat niet steeds het geval is (bv. lawaai veroorzaakt door glascontainer, lawaai van een dancing, horeca,…). Moeite/schade/hinder uiten zich onder andere in slaapproblemen, daling van de waarde van panden, concentratiestoornissen,… 11) Overlast door samenlevingsconflicten : de bewoners ondervinden overlast door conflicten tussen verschillende bewoners : burenruzies, pesterijen, vechtpartijen, racistische uitlatingen,… Bij deze overlastcategorie gaat het niet expliciet om conflicten tussen jong en oud (zie later). Moeite/schade/hinder uiten zich onder andere in lawaaihinder, aantasting van het sociale weefsel,… Indien de conflicten door de buurtbewoners worden ervaren als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, kan een onveiligheidsgevoel ontstaan. 12) Overlast door een toevloed aan asielzoekers : de bewoners van een straat ondervinden overlast door overbelasting van de buurt, ontstaan na een toevloed aan asielzoekers. De aanwezigheid van (een groot aantal) asielzoekers kan voor sommige mensen een overlastfactor zijn. Men kan echter pas spreken van een overlastprobleem als de aanwezigheid van asielzoekers zorgt voor objectief vast te stellen moeite/schade/hinder20, bijvoorbeeld overbevolking, daling van de waarde van panden, lawaaihinder, hygiënische wantoestanden, zwerfvuil- en/of sluikstortprobleem,… 13) Overlast door dubieuze VZW’s : de bewoners van een straat ondervinden overlast door de aanwezigheid van dubieuze VZW’s : er zijn vermoedens van de aanwezigheid van drugs, prostitutie en/of gokpraktijken. De bewoners storen zich aan het uitblijven van acties door de overheid. De ergernis die hierdoor ontstaat kan uitmonden in een onveiligheidsgevoel, als de aanwezigheid van de VZW’s ervaren wordt als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit. 20 En indien de minimumoverlast overschreden wordt. 23 14) Overlast door bedelaars en dronkaards : de aanwezigheid van personen met een normafwijkend gedrag, zoals bedelaars en dronkaards, kan voor de bewoners een bron van overlast betekenen. 15) Drugoverlast : de overlast veroorzaakt door druggebruikers noemt men drugoverlast. De bewoners van een straat ondervinden overlast door het dealen van drugs in het openbaar, het vinden van injectiespuiten en – naalden, het gedrag van gedrogeerden. Net als bij overlast door VZW’s, storen de bewoners zich aan het uitblijven van acties door de overheid. De ergernis die hierdoor ontstaat kan uitmonden in een onveiligheidsgevoel, als de drugoverlast ervaren wordt als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit. 16) Overlast door conflicten tussen jong en oud : de bewoners ondervinden overlast door conflicten tussen leeftijdsgroepen : onverdraagzaamheid die leidt tot provocaties, pesterijen, scheldpartijen,… Moeite/schade/hinder uiten zich onder andere in lawaaihinder, aantasting van het sociale weefsel,… Indien de conflicten door de buurtbewoners worden ervaren als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, kan een onveiligheidsgevoel ontstaan. 17) Overlast door vandalisme : de bewoners ondervinden overlast door opzettelijk aangebrachte vernielingen en/of bekladdingen van publieke of private eigendom. Moeite/schade/hinder uiten zich in visuele waardevermindering van panden, schade aan eigendommen,… hinder, Indien het vandalisme door de buurtbewoners wordt ervaren als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, kan een onveiligheidsgevoel ontstaan. De hierboven opgesomde zeventien overlastcategorieën maken het mogelijk om de overlastgegevens te geocoderen. De overlastgegevens kunnen in een matrixstructuur gegoten worden : per straat (rij) wordt aangegeven of een bepaald type overlast (kolom) wel of niet voorkomt (1 of 0). In het geval van jongerenoverlast of overlast door vuil, wordt nog een extra onderscheid gemaakt 24 tussen zware overlast, lichte overlast of geen overlast (2 ; 1 of 0). Onderstaand BLEEKHOFSTRAAT BORGERHOUTSESTRAAT CARNOTSTRAAT 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 vandalisme jong-oud drugs bedelaars VZW's asielzoek conflicten lawaai stof/geur vuil verkrot jongeren v: parkeren v: gevaar v: zwaar v: infra v: druk Straatnaam OVERLAST uitreksel uit de tabel voor de Provinciestraat in Antwerpen, verduidelijkt dit : 1 1 1 COPERNICUSLAAN DODOENSSTRAAT 1 1 1 1 1 1 HET PRIEEL KETSSTRAAT Op basis van bovenstaande gegevens kunnen kaarten ontsloten worden. Enkele voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de bijlagen. Het nadeel van de gevolgde methode is wel dat er slechts beperkt uitspraken gedaan kunnen worden over de meetintensiteit van de overlast. Anderzijds is het wel zo dat een categorie van overlast binnen dit soort van kwalitatieve gegevens niet opgenomen wordt indien er sterke aanwijzingen zijn dat de minimumoverlast niet overschreden wordt. Enige voorzichtigheid wat betreft de wijze waarop de ‘meting’ van de kwalitatieve informatie tot stand kwam is verder nog geboden. Men dient zich te hoeden voor een zogenaamde ‘self fullfilling prophecy’, waarbij voornamelijk informatie van overlast wordt verzameld in buurten waar men beleidsmatig meent dat overlast meer voorkomt. Zowel de manier van geocodering als de zeventien overlastcategorieën zijn nog in het stadium van een verkennende analyse. De resultaten dienen dus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. 25 Overlastdruk L090 Dist r ict L070 Bezali L022 L011 L000 L18- L111 L070 L100 L122 L17- K271 K273 K214 K272 P59P33- P50- P59- K176 J94- P10P589 P39- P03- P192 J923 P04- P02- P01J901 Ekeren P23- P05- P20- P09- P00- Dist r ict P111 P12- K175 P22- J912 J881 J932 K174 P21P291 P242 Q30- K173 Q39- Q291 J81- Provinciestraat Q212Q233 Q14- K172 Dist r ict Q13- District K171 Dist r ict Buurt Q04- Ant werpen Inkleuring buurten volgens de overlastdruk: per overlasttype krijgt een buurt de waarde 1 (in geval van aanwezigheid type) of 0. Deze waarden worden opgeteld tot de overlastscore of overlastdruk. J873 Q03- Merksem Q012 Q001 Q17- Q021 J820 B73- Q052 Q072 R172 R19- R180 Q49R101 H84J072 H83- H89R110 H492 R21J83R12R13R20H43C491 H44H41A15H40R04A081 A01R03C45R05- R22B701 B752 R29B824 A13S29R23A00R02C21-C41- C42- C44R01A11R24S31C22- C23- C43S20A03- A02R00B813 C20A10B71A081 S28R28S04S30C28A14R099 S05A22-A21- A04S03A12- C31-C25S11A05C24- S00- S01R39C29R35E15S10B782 S02E122 D33R30E19-E131 E14D30E551 D38R44D34S12- R34R31G552 D32- D31T39D35S13R32E50R33E53E592 D41- T30S41R43G53- D42R401 S19T20G51E521 G59- T05R42T01G522 S42- S43- R482 T04- T00T22F691 T02- T09G54F680 F223 R41T03T21T24-T23F11V391 F21R47T14- T180 T25F12F60- F64T13V322 V391 V11V12- F62- F61- G72G780 T19- T10U22T111 V14F65- G73T412 T12V04V10- U21V05V373 T42G74U11V13G75U30V312 U20U10V03- V00-V01U33V19U31V301 V21V02U32V20U01U03- U00V29J072 J85- B791 B721 B742 J84- Dist r ict Maximumscore= 18 Deurne Dist r ict 0,00 Ant werpen 1,00 - 2,00 3,00 - 5,00 6,00 - 10,00 11,00 - 13,00 J80- Q12Q11Q201 Q241 Q242 Q091 Q10Q222 Dist r ict Dist r ict Hoboken Dist r ict Bor gerhout Berchem U09- V07V099 V22- U68- U02- U60- U43- V23- U41- U57U40- U69U59- U47- Dist r ict Wilrij k SOMA VZW Databank Sociale Planning Bron: Dienst preventie Stad Antwerpen bewerkingen door SOMA vzw, DSP Voorbeeld van een kaart met overlastgegevens. De gegevens van de Beleidscel Preventie werden in kaart gezet door SOMA. 26 LE I T OW ER EN H EIS RAA ER A T AL VIN CO TTE ST VER ZOE NIN TST RAA T VAN GEE R K DRIN DE WIN EUG TER EEN BAKKER STR JOO VAN STRAAT RSS AAT DEN TRA PEE A SCHOENSTRAAT S T R EB CHIL D OO MS STRAA TRA T AT BLIJ DE-I NKO MS T STR AAT ELIAE RTSS TRAA ENSP LEIN T AAT TRAAT T BETOGINGS MON TEN SST R S EFT KRE AAT STR DR AA K ND AT TRA ST RA DO TW LFIJ EE N S LIN TR G E AAT NS TR AA AT AA T T AA AT GROTEHONDSTR AAT straten worden ingekleurd volgens de cumulatie van overlastproblemen met jongeren (lichte overlast, zware overlast, drugs, vandalisme en conflicten tussen jongeren en ouderen) Maximumwaarde= 5 S ER EL R ST IN M PL EI N VL IJT ST RA AT PR E R PE US ID IN GS TR NS AA IN BI T NN GEL EN SI NG EL NE BI N AT EN ST RA IESS AT TRA A T AT CO BD UI TB RE VELODROOMSTRAAT AT LS T RA VAA TRA NS NS TR AA T LU PP E VA N GUL DEN VL TR A YLEI AT A TR YS Bron: Beleidscel Preventie Stad Antwerpen oktober 2002 bewerkingen door SOMA vzw, DSP LE 5 AN ST 4 IA S LS-OS 3 A TR OS LO 2 ER AT W 1 TO R COGE AT RAAT RA ST BuurtLANGE LEEMST SOMA VZW Databank MARIA Sociale Planning LEI CK TR AM CU ZURE NBOR GSTR A AT IEPE NBE EC AT District WILR IJKS TRA AT AAT AT TR A ER S ST EE GR OT EB E AT MOOR K TRAAT KROONS AAT BLOEMSTR BOU WE NSS TR AAT IES TR VIN C PR O EI BE L G IE L NB OK ST RA TR A LANGE ALTAARSTRAAT E AR VIS ST R AAT RA MS STR T WA L STR WOLF B AAT AT RA ST EN ST T OO AA TR RS TO CA S UU R AN R STIE R ME LEI TTA ES TR AA AT TRA AT TRA NAS T AA TR S EC RO A LE D MAG RAAT SELSST AT RA ST EE IN P LE KOX S GEN I EV NG LA ST RA T R MA I SERGEY LE ST AT OFSTRA AT WA ROL NE RLO CHA IE RS LANGSTRAA HOU TSE BAA N AAT ST RA BLEEKH WIPSTRA AT N DE DA EL T AT TRA NSS SIMO AAT SOMERSSTR VA N ERG TUR N OEDEN KOVENS TR HOUTSE STRAAT RIKSTRAA AT ELSTRA MERSE VAN IM T AA STR AT AAT AT MILISSTRAAT BORGER KAT TEN B R TRA AT ZON STR AAT TRAAT PROVINCIES AT TRA LEEUWE TR AATTOOM PELIKAANS S RA TERLISTST KST R AT A TR GE N S EN AT OR INI ER IL AT RA ST LAA KETSSTRA AT ITS IEV N VA BRIALM ONTLE LA M KE LM HE SIN T-E RAS MUS S T EI RETUSL NE RV A TR SS HT R DE T RAA KST ANC RA ST NG RAA GST K GE LAN EN MO PLANTIN GST RAA Cumulatie van overlasttypes mbt jongeren in de overlastwijk: Provinciestraat R KE G ME OM I ST VE E PLO VAN D AT AT TRA NS OE GR A TR KS AAT C RE YB HU TST R N VA CAR NO Voorbeeld van een kaart met overlastgegevens. De gegevens van de Beleidscel Preventie werden in kaart gezet door SOMA. 27 6. Conclusies voor overlast In deze paper werd getracht om het begrip ‘overlast’ te verduidelijken. De belangrijkste conclusies, op het einde van deze paper, zijn : (Niet-criminele) overlast houdt een aantasting in van de eigen materiële en immateriële leefomgeving, wat zorgt voor ‘onrust’, en niet voor angst. Enkel wanneer de overlast door het individu ervaren wordt als een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, en wanneer die aantasting als bedreigend wordt ervaren, is er sprake van ‘angst’, wat leidt tot een onveiligheidsgevoel. Het feit of een overlastfactor wel of niet wordt ervaren als een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, hangt af van vele factoren : omgeving, geslacht, leeftijd, samenlevingssituatie, opvoeding, opleiding, beroepsniveau, weerbaarheid/kwetsbaarheid ; leefkwaliteit ; berichtgeving karakter, beeld temperament, aantrekkingskracht media ; als slachtofferschap ; beeld slachtoffer ; mate van moeite/schade/hinder door overlast. Indien de overlast in een buurt de druk van het normale sociale leven overschrijdt, is er sprake van een overlastprobleem. goed uitgebalanceerde verzameling van Aan de hand van een kwantitatieve en kwalitatieve problemen dient de stedelijke overheid buurt per buurt vast te stellen wat de belangrijkste overlastproblemen zijn. Om de overlast overzichtelijk in kaart te brengen maakt de Beleidscel Preventie gebruik van 17 verschillende overlasttypes. De geocodering van de overlastgegevens staat nog in de kinderschoenen. Ondanks de beperkingen heeft deze methode reeds voor bruikbare resultaten gezorgd. Wanneer de overlastproblematiek in kaart is gebracht en is gecontextualiseerd, dienen alle partners die actief zijn binnen de integrale 28 veiligheid, onder regie van de overheidsdiensten, samen te werken om de overlastproblemen aan te pakken. 29