Integrale Veiligheid

advertisement
C O N C E P T UA L I S E R I N G
INTEGRALE VEILIGHEID
Terminologie
Integrale Veiligheid
Onveiligheidsgevoelens
Overlast
Beleidscel Preventie Stad Antwerpen
Tina Janssens
Mario Van Poppel
9 februari 2004
1
Conceptualisering Integrale Veiligheid
De Stad Antwerpen vraagt in het Bestuursakkoord 2001 – 2006 om tot een
integraal veiligheidsbeleid te komen : een lokaal integraal veiligheidsbeleid dient
het recht op veiligheid rechtvaardig en op basis van gelijkwaardigheid van alle
burgers te garanderen.
Analoog met het federale veiligheidsplan werd het
veiligheidsbeleid in Antwerpen opgebouwd volgens het concept van de integrale
veiligheidszorg1. In deze paper zal een duidelijke conceptuele invulling gegeven
worden aan de begrippen die gehanteerd worden in het Beleidsplan voor
Integrale Veiligheid van de Stad Antwerpen.
1. Inleiding
Eén
van
de
voorwaarden
voor
een
samenhangend
lokaal
integraal
veiligheidsbeleid is een duidelijke conceptuele invulling van de gebruikte termen.
De Beleidscel Preventie wil met deze paper een duidelijk omlijnde conceptuele
invulling geven aan :

integrale veiligheid

onveiligheidsgevoelens

overlast
In
een
eerste
hoofdstuk
geconceptualiseerd.
onveiligheidsgevoelens.
Een
zal
het
tweede
concept
hoofdstuk
‘Integrale
zal
Veiligheid’
aandacht
worden
schenken
aan
Het derde hoofdstuk behandelt de terminologie inzake
overlast.
1
(JANSSENS, T., 2002) Beleidsplan Integrale Veiligheid Stad Antwerpen, 2002, p. 3 - 12
2
1. Integrale Veiligheid
Analoog met het federale veiligheidsplan is het veiligheidsbeleid van de Stad
Antwerpen opgebouwd volgens het concept van de integrale veiligheidszorg. In
dit hoofdstuk zal eerst worden stilgestaan bij de begrippen integrale veiligheid en
integrale
veiligheidszorg.
Vervolgens
zullen
de
begrippen
geïntegreerde
veiligheidspreventie en leefbaarheid worden toegelicht.
1. Integrale Veiligheid
Het begrip integrale veiligheid werd in 1993 gepresenteerd door de Nederlandse
overheid.
Integrale veiligheid voegt een aantal nieuwe elementen toe aan het
reeds bekende criminaliteitsbeleid : integrale veiligheid beperkt zich niet tot het
terugdringen van de objectieve onveiligheid, maar richt zich ook op het
verminderen van de subjectieve onveiligheid en de overlast, met als ruime
doelstelling het verhogen van de leefbaarheid2.
Integrale veiligheid beoogt het voorkomen, beheersen en verminderen van de
criminaliteit, de onveiligheidsgevoelens en de overlast, met als ruime
doelstelling het verhogen van de leefbaarheid.
Deze invulling van integrale veiligheid wordt ook gevolgd in het federaal
veiligheidsbeleidsplan van het Ministerie van Justitie van België.
2. Integrale Veiligheidszorg
2
Integrale Veiligheid, Justitiële verkenningen, mei 1995, WODC, p. 5
3
Een integrale veiligheidszorg is noodzakelijk om tot integrale veiligheid te komen.
Integrale
veiligheidszorg
stelt
zich
tot
doel
om
de
criminaliteit,
de
onveiligheidsgevoelens en de overlast te beheersen en verminderen, met als
ruime doelstelling het verhogen van de
leefbaarheid.
Dat dient te gebeuren
door enerzijds een allesomvattende aanpak, en anderzijds een onderlinge
samenhang3.
A. Een allesomvattende aanpak
Een integrale veiligheidszorg impliceert een allesomvattende aanpak die
inspeelt op alle factoren die de veiligheid kunnen bedreigen of bevorderen.
Het gaat zowel om doelstellingen op korte, als op lange termijn. Integrale
veiligheidszorg werkt per fenomeen/probleem vijf verschillende schakels
uit, de zogenaamde veiligheidsketen.
Veiligheidsketen
PROACTIEF
PREVENTIEF
PREPARATIEF
REPRESSIEF
CURATIEF
Creëren van een
positief sociaal
klimaat
Voorkomen van
de diverse
oorzaken van
problemen of
beperken van de
gevolgen
Gepaste reactie, Maatschappelijke
Opvang en
door en in
reactie op
begeleiding
samenwerking met ontolereerbaar van daders en
alle mogelijk
gedrag door
slachtoffers
betrokken partners politie, justitie,
onderwijs, ..
B. Onderlinge samenhang
De vijf schakels van de veiligheidsketen staan niet los van elkaar: ze zijn
onderling met elkaar verbonden.
Proactieve, preventieve, preparatieve,
repressieve en curatieve maatregelen worden in onderlinge samenhang
genomen en versterken elkaar.
Deze aanpak veronderstelt een horizontale en een verticale integratie van
veiligheid:
Horizontale integratie van veiligheid: het veiligheidsbeleid dient als een
taak van iedereen beschouwd te worden: onderwijs, jeugd, welzijn,
economische ontwikkeling, ruimtelijke ordening en leefmilieu, sociale
3
(JANSSENS, T., 2002) Beleidsplan Integrale Veiligheid Stad Antwerpen, 2002, p. 7-8
4
zaken, volksgezondheid, verkeer, politie en justitie.
De mate van
probleemgerichtheid van de maatregel verschilt naargelang hun plaats in
de veiligheidspiramide.
Veiligheidspiramide
Specifiek probleem georiënteerd
(reactieve benadering)
n
repressie
a
preparatie
z
preventie
o
proactie
r
g
nazorg
Algemeen welzijnsbevorderend
(proactieve benadering)
Een integraal veiligheidsbeleid moet streven naar een evenwicht tussen de
reactieve en proactieve oriëntatie, waarbij een brede proactieve oriëntatie de
basis vormt van waaruit alle andere maatregelen vertrekken. Dit voorkomt een
te eenzijdige probleemgeoriënteerde veiligheidsbenadering die contraproductief
kan werken (symptoonbestreiding zonder achterliggende problemen aan te
pakken, onveiligheidsgevoelens versterken door meer toezicht zonder andere
maatregelen). (JANSSENS, T., 2002)
De onderlinge samenhang van de verschillende schakels impliceert een goede
samenwerking tussen alle betrokken actoren, zowel publieke als private partners.
De samenwerking tussen verschillende actoren op hetzelfde fenomeen/probleem
noemen we horizontale integratie.
Verticale integratie van veiligheid: de integrale veiligheidszorg impliceert ook een
integratie tussen de verschillende beleidsniveaus: verticale integratie.
Hierbij
5
denken we aan beleidsafstemming tussen de diverse beleidsniveaus, vormen van
cofinanciering en overleg tussen de overheid en de burgers.
Verticale en horizontale integratie van het veiligheidsbeleid moeten leiden tot een
sociaal rechtvaardig lokaal veiligheidsbeleid, op maat van de buurt, met respect
voor complementariteit en diversiteit aan visies en belangen, ter bevordering van
de ontwikkelingsmogelijkheden van iedereen en in het bijzonder van de meest
kwetsbare bevolkingsgroepen.
Dit leidt tot de missie voor het integrale veiligheidsbeleid. Het bevorderen van
een veilige en rustige, geordende leefomgeving waarin ieder zijn/haar fysieke,
psychische en materiële integriteit gewaarborgd weet.
-
Ieder:
een
sociaal
rechtvaardig
en
democratisch
veiligheidsbeleid
garandeert dat de gehele bevolking, met inbegrip van de meest
kwetsbaren en de minst mondigen, mee inhoud kunnen geven aan
begrippen als ‘veilig’, ‘orde’ en ‘rust’
-
Veilig: gewaarborgde fysieke, psychische en materiële integriteit
-
Rustig en geordend: vrij toegankelijke ruimten en een leefbare en
geordende buurt
(JANSSENS, T., 2002)
3. Geïntegreerde Veiligheidspreventie
Geïntegreerde veiligheidspreventie is een synoniem voor criminaliteitspreventie
en geïntegreerde preventie.
In overeenstemming met het begrip ‘integrale veiligheidszorg’ is geïntegreerde
veiligheidspreventie
een
globale
preventiemaatregel
om
criminaliteit,
onveiligheidsgevoelens en overlast te voorkomen, en/of te reduceren, in functie
van het verhogen van de leefbaarheid. Met dit doel wordt in onderlinge
samenwerking tussen verschillende actoren ingegrepen op verschillende
aspecten van het maatschappelijke leven4. Geïntegreerde veiligheidspreventie
omvat zowel proactieve, preventieve als preparatieve maatregelen en dient
steeds in samenhang gezien te worden met repressieve en curatieve
maatregelen.
Geïntegreerde veiligheidspreventie is een onderdeel van een
integraal veiligheidsbeleid.
4
Handboek Criminaliteitspreventie, Veiligheidspreventie, afl. 9, dec ’99, p. 11-37
6
Bij het toepassen van een geïntegreerde
verschillende preventiestrategieën hanteren.
onderscheiden5:
veiligheidspreventie kan men
Hierbij zijn drie dimensies te
1. het moment van de probleemwording waarop wordt ingegrepen
Er zijn drie momenten van de probleemwording waarop kan worden
ingegrepen:
- Ingrijpen in het eerste moment impliceert een vorm van primaire
preventie: het gaat om maatregelen die de gehele populatie beogen en die
genomen worden voor er een specifieke probleemdreiging is.
- Ingrijpen in het tweede moment impliceert een vorm van secundaire
preventie: het voorkomen van specifieke problemen waarbij men zich
meer richt op risicogroepen, risicobuurten,…
- Ingrijpen in het derde moment impliceert een vorm van tertiaire
preventie: het vermijden van verergering of recidive bij strikt afgelijnde
groepen of individuen die het probleem reeds vertonen.
2. het accent van de inhoud van de actie
Het accent van de inhoud van een preventieve actie kan defensief of
offensief zijn:
- Een defensief accent impliceert defensieve preventie. De actie is in dat
geval gericht op het voorkomen van onveiligheidsgevoelens en
criminaliteit via beschermende en controlerende ingrepen, waarbij de
doelgroep passief wordt benaderd vanuit de mogelijke gevaren die zij
dreigt te lopen of die zij zelf vertegenwoordigt.
- Een offensief accent impliceert offensieve preventie. De actie is in dat
geval ofwel gericht op maatschappelijke situaties die aan de basis liggen
van een hoger risico tot criminaliteit,
ofwel situaties die
onveiligheidsgevoelens beïnvloeden. De doelgroep wordt hierbij actief
benaderd op grond van haar eigen mogelijkheden om aan de gevaren die
ze vertegenwoordigt of loopt te werken, en om haar welzijn te bevorderen.
3. de groep of instantie waarop de actie is gericht
Preventie kan gericht zijn op individuele personen of structuren.
- persoonsgerichte preventie is erop gericht een verandering teweeg te
brengen in personen of doelgroepen en/of hun situatie.
- structuurgerichte preventie is erop gericht veranderingen aan te brengen
in de maatschappelijke context waarin het probleem opduikt, of waaraan
de risicogroepen onderhevig zijn.
Men creëert of reorganiseert de
voorzieningen.
4. Leefbaarheid
Eén van de doelstellingen van geïntegreerde veiligheidspreventie is het verhogen
van de leefbaarheid. De mate van leefbaarheid die een individu aan zijn bestaan
toekent, hangt af van drie factoren:
5
uit Handboek Criminaliteitspreventie, Veiligheidspreventie, afl. 9, dec ’99, p. 11-37
7

De mate waarin het individu zijn/haar fysieke, psychische en materiële
integriteit gewaarborgd weet (micro-niveau)

De leefomgeving van het individu (meso-niveau)

De levenskwaliteit van het individu, die bepaald wordt door factoren als de
arbeidssituatie, vrije tijd, gezin, … (macro-niveau)
De aantasting van één van bovenstaande drie factoren veroorzaakt een
onveiligheidsbeleving bij het individu. Een onveiligheidsbeleving staat niet gelijk
met
een
onveiligheidsgevoel.
In
het
tweede
hoofdstuk
zullen
onveiligheidsbelevenissen en onveiligheidsgevoelens geconceptualiseerd worden.
8
2. Onveiligheidsgevoelens
Eén van de doelstellingen van integrale veiligheidszorg is het verminderen van
onveiligheidsgevoelens.
In dit hoofdstuk zullen eerst onveiligheidsbelevenissen
en onveiligheidsgevoelens worden besproken.
Vervolgens zal de link worden
gelegd tussen een onveiligheidsgevoel en overlast.
1. Inleidende terminologie
Volgens het Bestuursakkoord voor Antwerpen 2001 - 2006 wordt onder
onveiligheid verstaan :

de objectieve onveiligheid ;

de subjectieve onveiligheid ;

overlast.
Onveiligheid zorgt voor een onveiligheidsbeleving. Er bestaan drie niveaus van
onveiligheid en onveiligheidsbeleving6 :

onveiligheid op micro-niveau : aantasting van de eigen fysieke, psychische of
materiële integriteit.
De onveiligheidsbeleving die hierdoor ontstaat noemt
men ‘angst’.

onveiligheid
op meso-niveau :
immateriële leefomgeving.
noemt
men
‘onrust’,
aantasting
van
de
eigen
materiële
en
De onveiligheidsbeleving die hierdoor onstaat
waarbinnen
ergernis
en
onbehagen
worden
onderscheiden.
6
Beleidsplan Integrale Veiligheid Stad Antwerpen 2002 en Handleiding voor Zelfevaluatie. Een
effectevaluatiemethodiek: het veiligheidsmodel, hoofdstuk 8, p.51, KUL, prof. Vervaeke, prof.
Goethals, C. Peeters, B. Verbeeck
9

onveiligheid op macro-niveau : aantasting van de leefkwaliteit (gezin,
onderwijs, arbeid, vrije tijd). De onveiligheidsbeleving die hierdoor ontstaat
noemt men ‘onzekerheid’.
2. Onveiligheidsbeleving vs onveiligheidsgevoel
Enkel in het geval van de onveiligheidsbeleving ‘angst’ kan men spreken van een
onveiligheidsgevoel.
gevoelens
die
Angstgevoelens zijn de noodzakelijke en voorwaardelijke
affectief
beleefd
moeten
worden
opdat
men
van
een
onveiligheidsgevoel kan spreken. Onrust- en onzekerheidsgevoelens op zich zijn
niet het gevolg van een bedreiging van de integriteit en maken dus niet het
voorwerp van veiligheid uit.
Overlast houdt een aantasting in van de eigen
materiële en immateriële leefomgeving, wat zorgt voor ‘onrust’, en niet voor
‘angst’.
3. Onveiligheidsgevoelens en overlast
Overlast dient onderscheiden te worden van onveiligheidsgevoelens. Allerlei als
storend geïnterpreteerde elementen in de onmiddelijke leefomgeving die onder
de noemer overlast vallen, geven aanleiding tot onrustgevoelens, ergernis,
onbehagen.
Zij vormen echter geen onmiddellijke bedreiging voor de fysieke,
psychische en materiële integriteit van iemand.7
Nochtans worden overlastvormen als lawaai, stank, parkeeroverlast, graffiti of
verloedering van stadsdelen door velen wèl als een aantasting van de eigen
integriteit beschouwd, m.a.w. als een veiligheidsrisico.
Objectief is er echter
vaak geen sprake van gevaar. De reden waarom vele bewoners overlast als een
veiligheidsrisico beschouwen is de populaire, maar onjuiste opvatting dat veel
veiligheidsproblemen of –inbreuken onderling samenhangen, m.a.w. de opvatting
dat een stijging van overlast gepaard gaat met een stijgende criminaliteit.
7
G. Cazeaux en P. Hebberecht in; Stedelijk beleid in Vlaanderen. Over de relatie stedelijkheid en
criminaliteit, RUG, S. De Kimpe, L. Pauwels, P. Ponsaers, K. Van Altert.
10
3. Overlast
Hoewel het begrip ‘overlast’ de laatste jaren meer en meer in de mond wordt
genomen, bestaat er geen eenduidige definitie van. In dit hoofdstuk zal getracht
worden duidelijkheid te scheppen rond de invulling van het begrip ‘overlast’, en
de interactie ervan met leefbaarheid en veiligheid.
1. Bestaande definities
Overlast wordt in verschillende bronnen gedefinieerd :

Bestuursakkoord 2001 – 2006 :
‘Het ongenoegen dat bij de bevolking onstaat wanneer een bepaald storend
gedrag al te vaak voorkomt of wanneer een omgevingsfactor die ergernis
veroorzaakt maar blijft aanslepen en waardoor een onveiligheidsgevoel wordt
veroorzaakt.’

Federaal veiligheids- en detentieplan :
‘De
aantasting
van
de
leefbaarheid
en
het
leefbaarheidsgevoel
door
omgevingsfactoren van materiële of persoonlijke aard’

Omzendbrief OOP van 2 mei 2001 :
De
(openbare)
overlast
heeft
betrekking
op,
voornamelijk
individuele
materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke
activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een
gemeente, een wijk, een straat kunnen beperken op een manier die de
normale druk van het sociale leven overschrijdt.
Men kan de (openbare)
overlast beschouwen als lichte vormen van verstoringen van de openbare
rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid.
11

Eindrapport Rotterdamse Drugs related Crime Project8 :
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen drie soorten overlast :
criminele overlast, overlast voor de openbare orde en audiovisuele overlast :
-
Criminele overlast is de meest objectieve vorm van overlast. Het gaat om
misdrijven,
inbreuken
op
de
strafwet.
Voorbeelden
zijn
diefstal,
zakkenrollen, beroving, heling en drughandel.
-
Overlast voor de openbare orde kan in een aantal gevallen juridisch
worden
omschreven
verordeningen).
gaan.
(inbreuken
op
de
strafwet
en
gemeentelijke
Het kan soms ook louter om een subjectief aanvoelen
Voorbeelden zijn lawaaioverlast, zwerfspuiten in portieken of op
straat, vechtpartijen en ruzies, buurtvervuiling (urine, braaksel en
hondenpoep op de stoep).
-
Audiovisuele overlast bestaat louter uit een subjectief aanvoelen. Het zien
en/of horen van normafwijkend gedrag kan gevoelens van onveiligheid
oproepen, bijvoorbeeld rondhangen van slonzige gebruikers, irritant en
vreemd gedrag,… Voor voorbijgangers gaat daarvan vaak een dreiging uit,
ook al gebeurt er op dat moment verder niets.

Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal :
(fig.) geweld, of (in verzwakte bet.) moeite, hinder, schade die iem. te lijden
heeft : verlos mij van des mensen overlast (Ps. 119 :334) ; iem. overlast
aandoen, hem kwellen, plagen
2. Kenmerken van overlast
Aan de hand van de bovenstaande definities van overlast is het mogelijk om
enkele kenmerken van overlast af te leiden.

Bron van overlast: bepaalde storende gedragingen (bv. nachtlawaai) of
omgevingsfactoren (bv. verkrotting, wateroverlast) veroorzaken de overlast.
Het kan gaan om één overlastfactor of een cumul aan factoren.
De
gedragingen of de omgevingsfactoren kunnen inbreuken zijn op de strafwet
(bv. zakkenrollen) of andere wetten/regels (vb. foutparkeren), of louter
subjectief als overlast ervaren worden (bv. rondhangen).
8
Naar minder hinder: draaiboek aanpak drugoverlast, B. Bossaerts, VAD, 2002
12

Veroorzaakte onveiligheidsbeleving:
de overlast op zich uit zich in het
ondervinden van moeite, schade en/of hinder. Het betreft een aantasting van
de eigen materiële en immateriële leefomgeving9.
De onveiligheidsbeleving
die hierdoor ontstaat noemt men ‘onrust’, waarbinnen ergernis en onbehagen
worden onderscheiden.

Veroorzaakte onveiligheidsgevoel: Wanneer de overlast blijft aanslepen en de
druk van het normale sociale leven overschrijdt, kan de overlast door het
individu ervaren worden als een aantasting van de eigen fysieke, psychische
of materiële ingegriteit.
Wanneer die aantasting als bedreigend wordt
ervaren, verandert de onveiligheidsbeleving van ergernis en onbehagen naar
‘angst’. Angstgevoelens zijn de noodzakelijke en voorwaardelijke gevoelens
die affectief beleefd moeten worden opdat men van een onveiligheidsgevoel
kan spreken.
Dit geldt voor de vormen van overlast die niet vallen onder ‘criminele overlast’. Criminele overlast
wordt immers ervaren als een aantasting van de eigen integriteit, waardoor angst ontstaat.
9
13
Bovenstaande kenmerken kunnen verduidelijkt worden in een schema :
Bron van overlast
Storende gedragingen
Omgevingsfactoren
Niet – criminele overlast
Criminele overlast


Objectief : inbreuken op de
strafwet met correctionele
straffen (bv. diefstal)

Objectief : overtredingen
met politie-rechterlijke
straffen (bv. foutparkeren,
nachtlawaai)
Subjectief : normafwijkend
gedrag, audiovisuele
overlast
moeite, schade en/of hinder
Aantasting eigen materiële en
immateriële leefomgeving
Onveiligheidsbeleving :
onrust (ergernis, onbehagen)


Overlast blijft aanslepen
Overlast overschrijdt de
druk van het normale
sociale leven
kan ervaren worden als
Aantasting eigen fysieke, psychische of materiële integriteit
Niet - bedreigend
Woede en/of schaamte
of
Bedreigend
Onveiligheidsbeleving : angst
Onveiligheidsgevoel
14
3. Persoonlijke beleving van overlast
Overlast begint daar waar de tolerantie van de burger ophoudt, en/of daar waar
de grenzen van de rechtsstaat worden overschreden10.
individu een wet overtreedt, is objectief vast te stellen.
Het punt waar een
‘Tolerantie’ echter, is
een subjectief begrip, dat verschilt van individu tot individu. Om die reden wordt
overlast persoonlijk beleefd : wat voor één individu overlast is, kan voor een
ander helemaal niet storend zijn (bv. rondhanggedrag van allochtone jongeren).
Het feit of een overlastfactor of een cumul van factoren door een individu al dan
niet als een aantasting van de eigen integriteit wordt ervaren, verschilt ook van
individu tot individu.
Op grond van weinig uiterlijke kenmerken beoordelen
mensen situaties en personen als meer of minder bedreigend. Ongure types als
dronkaards en druggebruikers roepen gevoelens van onveiligheid op.
De
Engelstalige literatuur spreekt van ‘signs of incivility’, zoals graffiti, zwerfvuil,
alles wat kapot is en niet onderhouden wordt.
‘Enge plekken’, maar ook
rondhangende jongeren en vreemdelingen zijn voor velen bedreigend. Ook als er
feitelijk niets gebeurd.
Hoe gevoelig iemand is voor de ‘signs of incivility’ hangt af van een aantal
zaken : iemands opvoeding, karakter, temperament, het beeld dat men heeft
van de eigen weerbaarheid/kwetsbaarheid en de eigen aantrekkingskracht als
slachtoffers spelen hierbij onder meer een rol.
In een buurt waar men zich
vertrouwd voelt, zal men zich daarnaast minder snel onveilig voelen.
In het
algemeen is er een discrepantie tussen de statistische kans op slachtofferschap
en de zelfingeschatte kans om slachtoffer te worden.
Een aantasting van de
leefkwaliteit (door bv. langdurige werkloosheid) kan een individu gevoeliger
maken om een situatie te interpreteren als onveilig.
Daarnaast heeft een uitgebreide en sensationele berichtgeving over criminaliteit
in de media een invloed op het onveiligheidsgevoel. Het feit of men al dan niet
10
B. Bossaerts, Draaiboek aanpak drugoverlast: naar minder hinder, 2002, p. 8.
15
het slachtoffer geweest is van een ‘directe blootstelling’ aan de criminaliteit (bv.
thuis ingebroken) speelt tenslotte ook een niet te verwaarlozen rol.
Kans dat overlastfactor of cumul aan factoren als aantasting eigen integriteit
wordt ervaren :
P=
f (omgeving ; geslacht ; leeftijd ; samenlevingssituatie ; opvoeding ;
opleiding ; beroepsniveau ; karakter ; temperament ; beeld
weerbaarheid/kwetsbaarheid ; beeld aantrekkingskracht als slachtoffer ;
mate waarin men met de omgeving vertrouwd
is ; leefkwaliteit ; berichtgeving media ; slachtofferschap ; mate van
moeite/hinder/schade door overlast)
Er bestaat geen aantoonbaar oorzakelijk verband tussen het onveiligheidsgevoel
en het aantal geregistreerde misdrijven.11
4. Overlast aanpakken
Het Bestuursakkoord voor Antwerpen 2001 – 200612 vermeldt als prioriteiten van
het veiligheidsbeleid :

verminderen van criminaliteit

verminderen van onveiligheidsgevoelens

wegwerken van overlast

verhogen van de verkeersveiligheid.
Het bestuursakkoord vat het beleid inzake overlast als volgt samen :
11
Verbondenheid als antwoord op delinkwentie, Preventie op een nieuw spoor, A. Depuydt, J.
Deklerck, G. Deboutte, 2001, p. 117.
12 Bestuursakkoord Antwerpen 2001 – 2006, p. 75
16
« Waar nodig moet overlast snel, efficiënt en accuraat worden aangepakt. Dat
moet wijk per wijk gebeuren (…). In een samenleving zoals de stad Antwerpen
is het utopisch om alle vormen van gedrag die door ten minste iemand als
overlast worden ervaren weg te werken. »
Bovenstaande alinea illustreert dat met ‘wegwerken van overlast’ niet bedoeld
wordt om de overlast in heel de stad Antwerpen tot nul te herleiden.
Er zal
steeds een keuze gemaakt moeten worden of het aanpakken van een specifieke
overlastfactor nodig is of niet.
Bij die keuze moet(en) de betrokken overlastfactor(en) vergeleken worden met
de zogenaamde ‘minimumoverlast’ :
De minimumoverlast van een buurt is het niveau van overlast dat gelijk staat
met de druk van het normale sociale leven in die buurt.
Wanneer blijkt dat de overlast de gangbare en gebruikelijke normen van de
buurt overstijgt, wordt de minimumoverlast overschreden. Wanneer de overlast
in een buurt de minimumoverlast van die buurt stelselmatig overschrijdt, is er
sprake van een overlastprobleem.
Het vergelijken van de betrokken overlastfactor(en) met de minimumoverlast
moet gebeuren op het niveau van de buurt13, niet op het niveau van losse
individuen.
De aanwezigheid van een grote groep kinderen op een openbare
plaats ingericht als speelplein kan voor sommigen misschien storend voorkomen,
maar is daarom geen overlastprobleem voor de buurt14.
Aan de hand van een goed uitgebalanceerde verzameling van kwantitatieve en
kwalitatieve gegevens dient de stedelijke overheid buurt per buurt vast te stellen
wat de belangrijkste overlastproblemen zijn. Vanaf 1997 verzamelt de Beleidscel
‘buurt’ wordt hier verkozen boven ‘wijk’ omdat het gros van de socio-economische gegevens en
gegevens inzake overlast verzameld worden op het niveau van buurten.
13
17
Preventie
overlastgegevens
Antwerpen.
op straatniveau
voor
buurten
en
pleinen
in
Er wordt een beroep gedaan op informatie verzameld door de
volgende partners15 :
-
Pleinontwikkeling :
-
Aan de hand van observaties van straathoekwerkers,
buurttoezichters, plaatselijke jeugd- en buurtwerkingen
Aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten die
peilen naar onveiligheidsgevoelens en buurtproblemen
Aan de hand van ondervragingen van sleutelfiguren
(bijvoorbeeld de voorzitter van de winkeliersvereniging)
Aan de hand van bewonersvergaderingen
-
Buurttoezicht : aan de hand van een registratiesysteem, gebaseerd op werkstaten
en meldingskaarten, aangeleverd door buurttoezichters die nauw contact hebben met
de buurtbewoners.
-
Cel Jongerencriminaliteit (lokale politie) : aan de hand van gegevens rond
overlast van jongeren vanuit de toezichtsnetwerken (pleinontwikkeling), aangevuld
met eigen gegevens vanuit politie.
-
Politie : aan de hand van opgemaakte pv’s, observaties en getuigenissen van
bewoners en agenten, politiestatistieken.
-
Wijkoverleg : aan de hand van bewonersvergaderingen in de verschillende
wijkkantoren, waarop bewoners problemen kunnen aangeven, oplossingen kunnen
voorstellen en prioriteiten kunnen aangeven. De informatie heeft een sterk subjectief
karakter, maar wordt door de wijkoverlegcoördinatoren gefilterd.
-
De speelcel van de stedelijke jeugddienst : aan de hand van vragenlijsten werd
bij kinderen en jongeren gepeild naar problemen die zij ervaren, specifiek op
speelpleintjes.
-
KIDS VZW : (Kinderen in de Samenleving) aan de hand van observaties verricht
tijdens de werking in de buurt.
-
RISO VZW : (Regionaal Instituur voor Samenlevings-Opbouw) aan de hand van
observaties verricht tijdens de werking in de buurt.
In 2002 werd getracht om de, grotendeels kwalitatieve, overlastgegevens die de
Beleidscel Preventie had ontsloten te contextualiseren : het geografische niveau
van een buurt of een straat werd gebruikt om verschillende databronnen van
politie, demografische en socio-economische bronnen en kwalitatieve gegevens
rond overlast aan elkaar te linken. Het betrof de volgende gegevens :
Bestuursakkoord Antwerpen 2001 –2006, p. 77
Forceville J., Stoop, R., Rotthier, P., Van Poppel, M., Gegevensverwerking & Contextualisering van
overlast tbv preventiebeleid en overlastmanagement, stand van zaken, 2002
14
15
18

overlastgegevens op straatniveau, verzameld door de Beleidscel Preventie
(zie hierboven) ;

socio-demografische gegevens, standaard ter beschikking op de Databank
Sociale Planning (SOMA VZW) ;

objectieve kwantitatieve gegevens, zoals het totaal aantal kg opgehaald
zwerfvuil/sluikstort, verzameld bij allerlei stedelijke partners ;

de geregistreerde criminaliteit van de cel Misdaadanalyse, politie ;

de Veiligheidsmonitor.
Voor drie Antwerpse buurtclusters (Kruger-den Drink ; Provinciestraat ; Kiel)
werd een contextualisering van overlastgegevens uitgevoerd16.
Wanneer de overlastproblematiek in kaart gebracht en gecontexualiseerd is,
dienen alle partners die actief zijn binnen de integrale veiligheid, onder regie van
de overheidsdiensten, samen te werken om de overlastproblemen aan te pakken.
Wanneer het gaat om strafrechtelijk definieerbare overlastproblemen, is het aan
de
politie
en
justitie
overlastproblemen
weg
om,
te
in
onderling
werken.
overleg,
Gaat
op
het
overlastproblemen, dan zal de overheid optreden.
om
te
treden
en
de
niet-strafrechtelijke
In dat geval kan gebruik
gemaakt worden van de medewerking van alle partners, dus ook de bewoners
zelf,
wijkcomité’s,
handelaars,
verenigingen,
om
via
overleg
en
responsabilisering de problemen niet onmiddellijk naar de overheid toe te
schuiven, maar zelf mee te werken aan een leefbare oplossing17.
In de
probleemanalyse, beleidsmaatregelen en interventies dient er niet alleen
aandacht te zijn voor degenen die overlast ervaren, maar ook voor hen die
overlast veroorzaken18 (emancipatorische criminologie).
Zie ‘Gegevensverwerking & Contextualisering van Overlast tbv Preventiebeleid en Overlastmanagement : Forcelville J., Stoop R., Rotthier P., Van Poppel M., 2002
17 Bestuursakkoord Antwerpen 2001 – 2006, p. 76-77
16
19
5. Typering en verwerking van overlastgegevens
Om overlastproblemen overzichtelijk in kaart te brengen, is er nood aan een
duidelijk omlijnde typering van overlast.
In dit laatste deel zullen zeventien
overlasttypes afgebakend worden. Vervolgens zal kort stilgestaan worden bij de
verwerking van overlastgegevens.
Hieronder volgt een opsomming van de zeventien overlasttypes van bijna
uitsluitend niet-criminele overlast die door de Beleidscel Preventie sinds
september 2002 gebruikt worden om overlast op straatniveau in kaart te
brengen. De gegevens op straatniveau helpen om een uitspraak te doen of een
overlastfactor al dan niet een overlastprobleem is op buurtniveau.
1) Overlast door druk verkeer : de verkeersdruk in een straat/op een plein is
dermate groot dat bewoners de verkeersdruk als een bron van overlast
ervaren.
Worden
in
deze
categorie
begrepen :
carrousselverkeer,
sluipverkeer,… Moeite/schade/hinder uit zich in lawaaihinder, tijdsverlies,
hinder door uitlaatgassen,…
2) Overlast door een slechte infrastructuur : de bewonders ondervinden overlast
door de gebrekkige infrastructuur in een straat : slecht wegdek, kapotte
verkeerslichten, gevaarlijke speeltuigen,… Moeite/schade/hinder uit zich in
schade aan voertuigen door het slechte wegdek, tijdsverlies, visuele hinder,
verwondingen,…
3) Overlast door zwaar verkeer : de bewoners ondervinden overlast door de
passage van zware vrachtwagens op een regelmatige basis in de straat.
Moeite/schade/hinder uit zich in schade aan gebouwen, schade aan het
wegdek, lawaaihinder, trillingen,…
4) Overlast door gevaarlijk verkeer : de bewoners ondervinden overlast door het
gevaarlijke karakter van het verkeer : overdreven snelheid, systematisch
18
Overwegingen bij Overlastbeleid, Wolf J., Trimbos-instituut, 1997, p. V
20
overtreden van verkeersregels, agressieve rijstijl,… Dit type van overlast
wordt vaak ervaren als een bedreigende aantasting van de fysieke integriteit,
wat angst oproept.
5) Parkeeroverlast :
de
bewoners
ondervinden
overlast
door
parkeerovertredingen op een regelmatige basis in de straat : foutparkeren,
dubbelparkeren,… Moeite/schade/hinder uit zich voornamelijk in tijdsverlies.
6) Jongerenoverlast : de bewoners ondervinden overlast door bepaalde storende
gedragingen van jongeren.
Een belangrijke opmerking hierbij is dat
rondhanggedrag op zich niet gezien mag worden als een overlastprobleem.
Jongeren en adolescenten hebben behoefte aan een plaats om samen te
komen en ‘rond te hangen’. In het Internationale Kinderrechtenverdrag staat
te lezen dat kinderen en jongeren recht hebben op spel, vrijetijdsbesteding en
vrijheid van vereniging, kortom recht op ruimte.
Rondhangende jongeren kunnen voor overlast zorgen bij individuen.
Het
rondhangen van jongeren is dan echter geen overlastprobleem. Wanneer het
(rondhang-)gedrag van jongeren echter gepaard gaat met een objectief vast
te stellen moeite, schade of hinder,beleefd door een representatief deel van
de
buurtbewoners,
kan
er
sprake
zijn
van
een
overlastprobleem19.
Voorbeelden hiervan zijn luidruchtig (rondhang-)gedrag, bromfietsenplaag,
gebruik van speelplein na 22u,… Moeite/schade/hinder uit zich voornamelijk
in lawaaihinder.
Preventie
Dit type van jongerenoverlast werd door de Beleidscel
gedetermineerd
als
‘jongerenoverlast
één’
of
‘lichte
jongerenoverlast’. Typisch aan deze vorm van jongerenoverlast is dat ze een
aantasting inhoudt van de eigen materiële en immateriële leefomgeving,
waardoor onrust (ergernis, onbehagen) ontstaat, maar geen angst en dus
geen onveiligheidsgevoel.
Bij ‘jongerenoverlast twee’ of ‘zware jongerenoverlast’ is er sprake van een
bedreigende vorm van overlast die de druk van het normale sociale leven
overschrijdt.
De zware vorm van jongerenoverlast kan ervaren worden als
een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële
integriteit, wat angst oproept en zorgt voor een onveiligheidsgevoel.
19
Op voorwaarde dat de minimumoverlast overschreden wordt.
21
Voorbeelden van ‘zware jongerenoverlast’ zijn mobbing, provocerend gedrag,
intimidatie,…
7) Overlast
door
verkrotting :
de
bewoners
verloederde/verkrotte panden in de straat.
ondervinden
overlast
door
Slecht onderhouden, vervallen
panden zijn zogenaamde ‘signs of incivility’ en kunnen ertoe bijdragen dat
bewoners een aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële
integriteit
ervaren.
Dat
onveiligheidsgevoel.
waarde
van
kan,
op
zijn
beurt,
zorgen
voor
een
Moeite/schade/hinder uit zich in een daling van de
huizen
in
de
buurt,
visuele
hinder,
ongedierteplaag,
krakersplaag,…
8) Overlast door vuil : de bewoners ondervinden overlast door vuil op publieke
plaatsen :
sluikstortproblematiek,
zwerfvuil,
wildplassen,
hondenpoep,
duivenplaag, onkruidplaag,…
De Beleidscel Preventie onderscheidt twee vormen van overlast door vuil :
‘lichte overlast door vuil’ en ‘zware overlast door vuil’. Lichte overlast door
vuil zorgt voor onrust(ergernis, onbehagen), maar geenszins voor een
onveiligheidsgevoel.
Voorbeelden van lichte
overlast door vuil zijn :
hondenpoep, duivenplaag, onkruidplaag, sporadisch zwerfvuil, sporadisch
wildplassen,…
Zware overlast door vuil is, net als verloederde panden, een ‘sign of incivility’,
waardoor een onveiligheidsgevoel kan ontstaan.
Voorbeelden van zware
overlast door vuil zijn : aanhoudend zwerfvuil- of, sluikstortprobleem,
aanhoudend wildplassen,…
Overlast door vuil, zowel zwaar als licht, zorgt voor moeite/hinder/schade.
Die uit zich in visuele hinder, stank, ongedierteplaag, …
9) Milieu-overlast : de bewoners ondervinden overlast door omgevingsfactoren :
overstromingen, vervuilende industrie, wegenwerken,… Moeite/schade/hinder
uiten zich onder andere in waterschade, schade aan de gezondheid,
stofhinder, stank, lawaaihinder, lichthinder,…
10)
Lawaaioverlast :
de
bewoners
ondervinden
overlast
door
lawaai,
veroorzaakt door individuen of omgevingsfactoren. Deze vorm van overlast
22
gaat vaak samen met een andere vorm (bv. jongerenoverlast, overlast door
druk/zwaar verkeer,…), hoewel dat niet steeds het geval is (bv. lawaai
veroorzaakt
door
glascontainer,
lawaai
van
een
dancing,
horeca,…).
Moeite/schade/hinder uiten zich onder andere in slaapproblemen, daling van
de waarde van panden, concentratiestoornissen,…
11) Overlast door samenlevingsconflicten : de bewoners ondervinden overlast
door conflicten tussen verschillende bewoners : burenruzies, pesterijen,
vechtpartijen, racistische uitlatingen,… Bij deze overlastcategorie gaat het
niet
expliciet
om
conflicten
tussen
jong
en
oud
(zie
later).
Moeite/schade/hinder uiten zich onder andere in lawaaihinder, aantasting van
het sociale weefsel,… Indien de conflicten door de buurtbewoners worden
ervaren als een bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of
materiële integriteit, kan een onveiligheidsgevoel ontstaan.
12)
Overlast door een toevloed aan asielzoekers : de bewoners van een straat
ondervinden overlast door overbelasting van de buurt, ontstaan na een
toevloed aan asielzoekers.
De aanwezigheid van (een groot aantal)
asielzoekers kan voor sommige mensen een overlastfactor zijn.
Men kan
echter pas spreken van een overlastprobleem als de aanwezigheid van
asielzoekers zorgt voor objectief vast te stellen moeite/schade/hinder20,
bijvoorbeeld overbevolking, daling van de waarde van panden, lawaaihinder,
hygiënische wantoestanden, zwerfvuil- en/of sluikstortprobleem,…
13)
Overlast door dubieuze VZW’s : de bewoners van een straat ondervinden
overlast door de aanwezigheid van dubieuze VZW’s : er zijn vermoedens van
de aanwezigheid van drugs, prostitutie en/of gokpraktijken.
De bewoners
storen zich aan het uitblijven van acties door de overheid. De ergernis die
hierdoor
ontstaat
kan
uitmonden
in
een
onveiligheidsgevoel,
als
de
aanwezigheid van de VZW’s ervaren wordt als een bedreigende aantasting
van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit.
20
En indien de minimumoverlast overschreden wordt.
23
14)
Overlast door bedelaars en dronkaards : de aanwezigheid van personen
met een normafwijkend gedrag, zoals bedelaars en dronkaards, kan voor de
bewoners een bron van overlast betekenen.
15)
Drugoverlast : de overlast veroorzaakt door druggebruikers noemt men
drugoverlast.
De bewoners van een straat ondervinden overlast door het
dealen van drugs in het openbaar, het vinden van injectiespuiten en –
naalden, het gedrag van gedrogeerden. Net als bij overlast door VZW’s,
storen de bewoners zich aan het uitblijven van acties door de overheid. De
ergernis die hierdoor ontstaat kan uitmonden in een onveiligheidsgevoel, als
de drugoverlast ervaren wordt als een bedreigende aantasting van de eigen
fysieke, psychische of materiële integriteit.
16) Overlast door conflicten tussen jong en oud : de bewoners ondervinden
overlast door conflicten tussen leeftijdsgroepen : onverdraagzaamheid die
leidt tot provocaties, pesterijen, scheldpartijen,… Moeite/schade/hinder uiten
zich onder andere in lawaaihinder, aantasting van het sociale weefsel,…
Indien de conflicten door de buurtbewoners worden ervaren als een
bedreigende aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële
integriteit, kan een onveiligheidsgevoel ontstaan.
17) Overlast door vandalisme : de bewoners ondervinden overlast door opzettelijk
aangebrachte vernielingen en/of bekladdingen van publieke of private
eigendom.
Moeite/schade/hinder
uiten
zich
in
visuele
waardevermindering van panden, schade aan eigendommen,…
hinder,
Indien het
vandalisme door de buurtbewoners wordt ervaren als een bedreigende
aantasting van de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, kan een
onveiligheidsgevoel ontstaan.
De hierboven opgesomde zeventien overlastcategorieën maken het mogelijk om
de overlastgegevens te geocoderen.
De overlastgegevens kunnen in een
matrixstructuur gegoten worden : per straat (rij) wordt aangegeven of een
bepaald type overlast (kolom) wel of niet voorkomt (1 of 0). In het geval van
jongerenoverlast of overlast door vuil, wordt nog een extra onderscheid gemaakt
24
tussen zware overlast, lichte overlast of geen overlast (2 ; 1 of 0). Onderstaand
BLEEKHOFSTRAAT
BORGERHOUTSESTRAAT
CARNOTSTRAAT
1
1
1 1
1 1 1
2 1 1
1
1 1
1
1
1 1 1 1
vandalisme
jong-oud
drugs
bedelaars
VZW's
asielzoek
conflicten
lawaai
stof/geur
vuil
verkrot
jongeren
v: parkeren
v: gevaar
v: zwaar
v: infra
v: druk
Straatnaam
OVERLAST
uitreksel uit de tabel voor de Provinciestraat in Antwerpen, verduidelijkt dit :
1
1
1
COPERNICUSLAAN
DODOENSSTRAAT
1
1
1
1
1
1
HET PRIEEL
KETSSTRAAT
Op basis van bovenstaande gegevens kunnen kaarten ontsloten worden. Enkele
voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de bijlagen.
Het nadeel van de gevolgde methode is wel dat er slechts beperkt uitspraken
gedaan kunnen worden over de meetintensiteit van de overlast.
Anderzijds is
het wel zo dat een categorie van overlast binnen dit soort van kwalitatieve
gegevens niet opgenomen wordt indien er sterke aanwijzingen zijn dat de
minimumoverlast niet overschreden wordt.
Enige voorzichtigheid wat betreft de wijze waarop de ‘meting’ van de kwalitatieve
informatie tot stand kwam is verder nog geboden.
Men dient zich te hoeden
voor een zogenaamde ‘self fullfilling prophecy’, waarbij voornamelijk informatie
van overlast wordt verzameld in buurten waar men beleidsmatig meent dat
overlast meer voorkomt.
Zowel de manier van geocodering als de zeventien overlastcategorieën zijn nog
in het stadium van een verkennende analyse. De resultaten dienen dus met de
nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.
25
Overlastdruk
L090
Dist r ict
L070
Bezali
L022
L011
L000
L18-
L111
L070
L100
L122
L17-
K271
K273
K214
K272
P59P33-
P50-
P59-
K176
J94-
P10P589
P39-
P03-
P192
J923
P04-
P02- P01J901
Ekeren
P23-
P05-
P20-
P09-
P00-
Dist r ict
P111
P12-
K175
P22-
J912
J881
J932
K174
P21P291 P242
Q30-
K173
Q39-
Q291
J81-
Provinciestraat
Q212Q233 Q14-
K172
Dist r ict
Q13-
District
K171
Dist r ict
Buurt
Q04-
Ant werpen
Inkleuring buurten volgens
de overlastdruk: per overlasttype
krijgt een buurt de waarde 1 (in
geval van aanwezigheid type) of 0.
Deze waarden worden opgeteld tot
de overlastscore of overlastdruk.
J873
Q03-
Merksem
Q012
Q001
Q17-
Q021
J820
B73-
Q052
Q072
R172
R19-
R180
Q49R101
H84J072
H83- H89R110
H492
R21J83R12R13R20H43C491
H44H41A15H40R04A081 A01R03C45R05- R22B701 B752
R29B824
A13S29R23A00R02C21-C41- C42- C44R01A11R24S31C22- C23- C43S20A03- A02R00B813
C20A10B71A081
S28R28S04S30C28A14R099
S05A22-A21- A04S03A12- C31-C25S11A05C24- S00- S01R39C29R35E15S10B782
S02E122
D33R30E19-E131 E14D30E551
D38R44D34S12- R34R31G552 D32- D31T39D35S13R32E50R33E53E592
D41- T30S41R43G53- D42R401
S19T20G51E521
G59- T05R42T01G522
S42- S43- R482
T04- T00T22F691
T02- T09G54F680
F223
R41T03T21T24-T23F11V391
F21R47T14- T180 T25F12F60- F64T13V322
V391
V11V12- F62- F61- G72G780
T19- T10U22T111
V14F65- G73T412
T12V04V10- U21V05V373
T42G74U11V13G75U30V312
U20U10V03- V00-V01U33V19U31V301
V21V02U32V20U01U03- U00V29J072 J85-
B791
B721 B742
J84-
Dist r ict
Maximumscore= 18
Deurne
Dist r ict
0,00
Ant werpen
1,00 - 2,00
3,00 - 5,00
6,00 - 10,00
11,00 - 13,00
J80-
Q12Q11Q201
Q241
Q242 Q091
Q10Q222
Dist r ict
Dist r ict
Hoboken
Dist r ict
Bor gerhout
Berchem
U09-
V07V099
V22-
U68-
U02-
U60-
U43-
V23-
U41-
U57U40-
U69U59-
U47-
Dist r ict
Wilrij k
SOMA VZW
Databank
Sociale Planning
Bron:
Dienst preventie Stad Antwerpen
bewerkingen door SOMA vzw, DSP
Voorbeeld van een kaart met overlastgegevens. De gegevens van de Beleidscel
Preventie werden in kaart gezet door SOMA.
26
LE I
T
OW
ER
EN
H
EIS
RAA
ER
A
T
AL
VIN
CO
TTE
ST
VER
ZOE
NIN
TST
RAA
T
VAN
GEE
R
K
DRIN
DE
WIN
EUG
TER
EEN
BAKKER
STR
JOO
VAN
STRAAT
RSS
AAT
DEN
TRA
PEE
A
SCHOENSTRAAT
S
T
R EB CHIL
D
OO
MS STRAA
TRA
T
AT
BLIJ
DE-I
NKO
MS T
STR
AAT
ELIAE
RTSS
TRAA
ENSP
LEIN
T
AAT
TRAAT
T
BETOGINGS
MON
TEN
SST
R
S
EFT
KRE
AAT
STR
DR
AA
K
ND
AT
TRA
ST
RA
DO
TW LFIJ
EE N S
LIN TR
G E AAT
NS
TR
AA
AT
AA
T
T
AA
AT
GROTEHONDSTR
AAT
straten worden ingekleurd
volgens de cumulatie van
overlastproblemen met jongeren
(lichte overlast, zware overlast,
drugs, vandalisme en conflicten
tussen jongeren en ouderen)
Maximumwaarde= 5
S
ER
EL
R
ST
IN
M
PL
EI
N
VL
IJT
ST
RA
AT
PR
E
R
PE
US
ID
IN
GS
TR
NS
AA
IN
BI
T
NN GEL
EN
SI
NG
EL
NE
BI
N
AT
EN
ST
RA
IESS
AT
TRA
A
T
AT
CO
BD
UI
TB
RE
VELODROOMSTRAAT
AT
LS T
RA
VAA
TRA
NS
NS
TR
AA
T
LU
PP
E
VA
N
GUL
DEN
VL
TR
A
YLEI
AT
A
TR
YS
Bron:
Beleidscel Preventie Stad Antwerpen
oktober 2002
bewerkingen door SOMA vzw, DSP
LE
5
AN
ST
4
IA
S
LS-OS
3
A
TR
OS
LO
2
ER
AT
W
1
TO
R
COGE
AT
RAAT
RA
ST
BuurtLANGE LEEMST
SOMA VZW
Databank
MARIA
Sociale
Planning
LEI
CK
TR
AM
CU
ZURE
NBOR
GSTR
A
AT
IEPE
NBE
EC
AT
District
WILR
IJKS
TRA
AT
AAT
AT
TR
A
ER
S
ST
EE
GR
OT
EB
E
AT
MOOR
K
TRAAT
KROONS
AAT
BLOEMSTR
BOU
WE
NSS
TR
AAT
IES
TR
VIN
C
PR
O
EI
BE
L
G
IE
L
NB
OK
ST
RA
TR
A
LANGE ALTAARSTRAAT
E
AR
VIS
ST
R
AAT
RA
MS
STR
T
WA
L
STR
WOLF
B
AAT
AT
RA
ST
EN
ST
T
OO
AA
TR
RS
TO
CA
S
UU
R
AN
R
STIE
R
ME
LEI
TTA
ES
TR
AA
AT
TRA
AT
TRA
NAS
T
AA
TR
S
EC
RO
A LE
D
MAG
RAAT
SELSST AT
RA
ST
EE
IN
P LE
KOX
S
GEN
I
EV
NG
LA
ST
RA
T
R
MA
I
SERGEY
LE
ST
AT
OFSTRA
AT
WA
ROL
NE
RLO
CHA
IE
RS
LANGSTRAA
HOU
TSE
BAA
N
AAT
ST
RA
BLEEKH
WIPSTRA
AT
N
DE
DA
EL
T
AT
TRA
NSS
SIMO
AAT
SOMERSSTR
VA
N
ERG
TUR
N
OEDEN
KOVENS
TR
HOUTSE
STRAAT
RIKSTRAA
AT
ELSTRA
MERSE
VAN IM
T
AA
STR
AT
AAT
AT
MILISSTRAAT
BORGER
KAT
TEN
B
R
TRA
AT
ZON
STR
AAT
TRAAT
PROVINCIES
AT
TRA
LEEUWE
TR AATTOOM
PELIKAANS
S
RA
TERLISTST
KST
R
AT
A
TR
GE
N
S
EN
AT
OR
INI
ER
IL
AT
RA
ST
LAA
KETSSTRA
AT
ITS
IEV
N
VA
BRIALM
ONTLE
LA
M
KE
LM
HE
SIN
T-E
RAS
MUS
S
T
EI
RETUSL
NE
RV
A
TR
SS
HT
R
DE
T
RAA
KST
ANC
RA
ST
NG
RAA
GST
K
GE
LAN
EN MO
PLANTIN
GST
RAA
Cumulatie van overlasttypes
mbt jongeren in de overlastwijk:
Provinciestraat
R
KE
G
ME
OM
I
ST
VE
E
PLO
VAN
D
AT
AT
TRA
NS
OE
GR
A
TR
KS
AAT
C
RE
YB
HU
TST
R
N
VA
CAR
NO
Voorbeeld van een kaart met overlastgegevens. De gegevens van de Beleidscel
Preventie werden in kaart gezet door SOMA.
27
6. Conclusies voor overlast
In deze paper werd getracht om het begrip ‘overlast’ te verduidelijken.
De
belangrijkste conclusies, op het einde van deze paper, zijn :

(Niet-criminele) overlast houdt een aantasting in van de eigen materiële en
immateriële leefomgeving, wat zorgt voor ‘onrust’, en niet voor angst. Enkel
wanneer de overlast door het individu ervaren wordt als een aantasting van
de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, en wanneer die
aantasting als bedreigend wordt ervaren, is er sprake van ‘angst’, wat leidt
tot een onveiligheidsgevoel.

Het feit of een overlastfactor wel of niet wordt ervaren als een aantasting van
de eigen fysieke, psychische of materiële integriteit, hangt af van vele
factoren : omgeving, geslacht, leeftijd, samenlevingssituatie, opvoeding,
opleiding,
beroepsniveau,
weerbaarheid/kwetsbaarheid ;
leefkwaliteit ;
berichtgeving
karakter,
beeld
temperament,
aantrekkingskracht
media ;
als
slachtofferschap ;
beeld
slachtoffer ;
mate
van
moeite/schade/hinder door overlast.

Indien de overlast in een buurt de druk van het normale sociale leven
overschrijdt, is er sprake van een overlastprobleem.
goed
uitgebalanceerde
verzameling
van
Aan de hand van een
kwantitatieve
en
kwalitatieve
problemen dient de stedelijke overheid buurt per buurt vast te stellen wat de
belangrijkste overlastproblemen zijn.

Om de overlast overzichtelijk in kaart te brengen maakt de Beleidscel
Preventie gebruik van 17 verschillende overlasttypes. De geocodering van de
overlastgegevens staat nog in de kinderschoenen. Ondanks de beperkingen
heeft deze methode reeds voor bruikbare resultaten gezorgd.

Wanneer
de
overlastproblematiek
in
kaart
is
gebracht
en
is
gecontextualiseerd, dienen alle partners die actief zijn binnen de integrale
28
veiligheid, onder regie van de overheidsdiensten, samen te werken om de
overlastproblemen aan te pakken.
29
Download