Bijbels Grieks Pagina:1 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 3.1 Meervoud In de vorige les hebben we ons uitsluitend beziggehouden met woorden in het enkelvoud. In deze les komt het meervoud aan de orde. Zie het volgende overzicht. geslacht manlijk vrouwelijk vrouwelijk onzijdig vertaling de slaaf de duisternis de bron het werk nom. ev. gen. ev. dat. ev. acc. ev. de duisternissen de bronnen de werken vertaling de slaven nom. mv. gen. mv. dat. mv. acc. mv. • • Zorg dat u in ieder geval de lidwoorden goed kent. Dan kunt u van een woord met een lidwoord makkelijk de naamval bepalen. In de tabel vindt u vier verbuigingsgroepen. Er zijn er meer! Die leert u later. Oefenopdracht 1 (antwoorden staan aan het einde van deze les! Vanaf nu laten we deze opmerking weg!) Geef van elk woord de betekenis, de naamval en zeg of het enkelvoud of meervoud is. • • voorbeeld: voorbeeld: a. b. c. d. e. f. g. h. i j. (2 x) ( = het kind) ( de strijd, het gevecht) God, gen., ev. slaaf, acc., mv. Bijbels Grieks Pagina:2 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 Leer de volgende woorden en hun betekenissen. Als worden verbogen: a. = de engel b. ! = de mens c. = het brood d. = de dode d. e. f. h. Als worden verbogen: a. ! = de deur = het geslacht b. c. d. = de ongerechtigheid = het huis Als worden verbogen: a. = de vrede b. = de wolk c. = de aarde d. e. f. de stem het dorp de pijn Als worden verbogen: a. = het schaap b. = de beker c. = het kind d. ! = het beest e. het teken f. = het geschenk = de wijn = het zaad = de hemel = de wereld NB! Een aantal vrouwelijke woorden wordt in het enkelvoud als volgt verbogen: "# "# "# " ( " = de eer, de roem) Op deze manier worden verbogen: = de tong, ! = de zee Oefenopdracht 2 Zet de volgende woorden in de tweede naamval enkelvoud: a. b. c. ! d e " f. ! Opdracht 1 (antwoorden staan aan het einde van deze les! Vanaf nu laten we deze opmerking weg!) • Vertaal: a. (bij) b. (ik- met nadruk) ! c. d. e. $ f. ! Bijbels Grieks Pagina:3 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 3.2 Bijvoeglijke naamwoorden De goede man. De man is goed. In beide gevallen is goed een bijvoeglijk naamwoord. Een veel voorkomend type bijvoeglijk naamwoord in het Grieks eindigt op - . Voorbeelden: = mooi; ! = goed; = heilig; = nieuw Hier volgt een voorbeeld van de verbuiging: de goede slaaf ! ! ! ! ! ! ! ! de goede slaven ! ! ! ! ! ! ! ! de goede zuster de goede zusters het goede kind ! ! ! ! de goede kinderen ! ! ! ! Voorbeelden: = het mooie dorp, maar ! Want na een # # komt een i.p.v. ! verbuiging: # % (in de Bijbel)# # # # # # & (in de Bijbel) $ (ik zoek het nieuwe dorp) U komt tegen: ! # maar ook ! Beide zinnen betekenen: het goede kind. Er zijn nog andere typen bijvoeglijke naamwoorden, maar die komen later aan de orde. Oefenopdracht 3 (Welk bijvoeglijknaamwoord is juist?) ' 2. 3. 4. 5. 6. / / ! / / / / (stad) Bijbels Grieks Pagina:4 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 3.3 De schrijvers van de Evangeliën: Markus Men gaat er meestal van uit dat het Evangelie van Markus het oudst is. Het Evangelie van Markus vermeldt niet dat het door Markus geschreven is. De kerkelijke traditie ziet in de Markus van het opschrift Johannes Markus. In Handelingen heet hij Johannes (13:5,13), soms alleen Markus (15:39) en dan weer "Johannes, die toegenaamd wordt Markus". In de brieven komen we voor hem alleen de naam Markus tegen (bijv. Kol. 4:10). Verder weten we dat zijn moeder, Maria, in Jeruzalem een huis had (Hand. 12) en dat hij een neef van Barnabas was (Kol. 4:10). Ongetwijfeld was hij het ook van wie Petrus zegt: "U groet de medeuitverkorene Gemeente, die in Babylon is, en Markus, mijn zoon." Markus is vermoedelijk een vriend en medewerker van Petrus geweest. Eusebius schrijft in zijn "kerkgeschiedenis" (Historia Ecclesiastica): "Markus, die Petrus' tolk geweest was, schreef alles nauwkeurig op wat hij (Petrus) vertelde, woorden zowel als daden van Christus; maar niet in volgorde. Want hij had de Heere niet gehoord of meegemaakt; maar later, zoals ik al zei, reisde hij met Petrus mee, die zijn onderricht aanpaste al naar gelang het nodig was, maar niet zo dat hij een samenvatting maakte van hetgeen de Heere gezegd had. Dus maakte Markus geen fouten, toen hij op deze manier sommige dingen opschreef zoals hij (Petrus) ze zei; want hij lette goed op niets weg te laten van wat hij gehoord had, noch iets toe te voegen dat niet gezegd was." Eusebius citeert hier de Apostolische vader Papias. En Papias citeert Johannes. Waarschijnlijk heeft Markus dus in zijn Evangelie zowel zijn eigen herinneringen als het onderricht van Petrus verwerkt. Waarschijnlijk, want de mogelijkheid bestaat, dat Papias of Johannes niet goed ingelicht is geweest. In het Evangelie richt Markus zich in de eerste plaats tot de heidenen die christen zijn geworden. Dit blijkt o.a. uit het feit dat in zijn Evangelie Oudtestamentische citaten bijna geheel ontbreken. Hij legt veel Joodse bijzonderheden uit. En vertaalt Joodse (Aramese) woorden, zoals Effatha en Talitha Kumi, die voor niet-Joden moeilijk te begrijpen zijn. 3.4 Het participium (2) = vluchten de vluchtende, degene die vlucht, wie vlucht ik zie wie vlucht In dit zinnetje geldt: ik = onderw. , zie = ww. gez., wie vlucht = lijdend vw. Daarom staat het lidwoord voor “vluchtende”. = part. prs. acc. mnl. ev. ik zie de vluchtende (mannen) de vluchtende (mannen) = lijdend vw. en meervoud part. prs. acc. mnl. mv. de vluchtende (mannen) zien mij. Bijbels Grieks Pagina:5 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 de vluchtende = onderw. en meervoud part. prs. nom. mnl. mv. overzicht participia ... = part. prs. nom. mnl. ev. ... = part. prs. acc. mnl. ev. ... = part. prs. nom. mnl. mv. ... = part. prs. acc. mnl. mv. Opdracht 2 • vul in. • • • • • • • part. prs. acc. mnl. ... part. prs. ... ... ... part. prs. ... ... ... part. prs. ... ... ... part. prs. ... ... ... part. ... ... ... ... part. ... ... ... ... Opdracht 3 Leer de volgende woorden: C C C • C C C = loven, zegenen = welzalig = (voor)lezen = horen ( = amen, voorwaar = jullie, u = van mij • Vertaal: C • C C C C C = blijven, wachten = wit = eeuwige = in de leer = deze = de herder ! = de troon = ... = ... b. = ... = c. ) (profetie)( * (hier: in) $ a. Bijbels Grieks Pagina:6 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 d. +# e. , f. , ! 3.5 Klassieke achtergrondinformatie Griekse goden In Hand. 14:12 lezen we: En zij noemden Barnabas Jupiter, en Paulus Mercurius, omdat hij het woord voerde. Wie is Jupiter? En wie is Mercurius? Als we kijken wat er in de grondtekst staat, zult u zich verbazen. Voor Jupiter staat er: Dio; en voor Mercurius staat er: , Maar die woorden lijken toch helemaal niet op de vertaling? We zullen het raadsel oplossen. - is de acc. van . Zeus is een Griekse god. Zeus is de oppergod, god van de hemel en het weer, beschermer van recht en orde. Meestal is hij afgebeeld met een bliksem in zijn hand. De Romeinen noemde Zeus Jupiter. Zijn vrouw is / Zij is de beschermster van huwelijk en geboorte. 7 Zeus naar een afbeelding uit de 4-e eeuw voor Chr. , is de acc. van , Hermes is een zoon van Zeus. Hij is de boodschapper van de goden, de god van de reizigers, handel, dieven en herders. We zien hem meestal afgebeeld met de herautstaf, vleugelschoenen, en reishoed. De Romeinen noemden hem Mercurius. Nu is het raadsel opgelost! Hermes was ook de begeleider van de zielen naar de onderwereld. Zoals Zeus de god was van hemel en aarde zo was zijn broer Hades heerser over de naar hem genoemde onderwereld. Naast hem troonde zijn echtgenote Persephone, die hij van de aarde geroofd had. In Handelingen 19:24 lezen we ook van een Griekse godin: Want een, met name Demetrius, een zilversmid, die kleine zilveren tempelen van Diana maakte, bracht dien van die kunst geen klein gewin toe;Diana. In de Griekse tekst staat er: ( Dit is de 2-e naamval van ( Arthemis is de godin van de jacht en de dieren. Daarom zien we haar vaak afgebeeld met een pijl en boog, en een hinde. Bijbels Grieks Pagina:7 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 Opdracht 4 Vertaal de volgende tekst. Deze tekst gaat over goden en mensen in het oude Griekenland. Maar eerst wat nieuwe woorden en wat aantekeningen. ! = heersen (over) = het leven = de dood = de armoede = de rijkdom = de ziekte = de oorlog = het gevaar Let op: In zin 1: In zin 2: In zin 3: In zin 4: In zin 6: 1. 2. 3. 4. 5. 6. ! = de tempel = gaan = zich verheugen over = altijd = overreden, overtuigen = het gebed, de wens wordt gevolgd door een genetivus Als gevolgd wordt door een genetivus betekent het “van (de kant van)” Voor Homeros stond het vast waar de goden woonden: op de Olympus, een hoge berg in het noorden van Thessalië. Dat meenden de Grieken eeuwen lang. (naar) wordt altijd gevolgd door een accusativus. wordt altijd gevolgd door een dativus. 0 ! 0 ! (alles ) !# !# # # (maar ook) 0 ! (alleen) ( hier: op) 0 # . 0 ! 0 ! ! ! 0 ! !# (hen) ! 3.6 Telwoorden Hier volgen de eerste twaalf (hoofd)telwoorden: 1 = , 2 = , 3 = , 4 = , 5 = , 6 = ", 7 = , 8 = , 9 = , 10 = , 11 = , 12 = . De eerste vier telwoorden worden verbogen. Bijbels Grieks Pagina:8 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 mnl. vrl. onz. m, v, o mnl./vrl. onz. mnl., vrl. onz. nom.. gen. dat. acc. voorbeelden: ! 1had2 = één dorp = een man had twee zonen (kinderen) = drie kinderen = vier wolken = vier schapen = ik verheug me over vier schapen N.B. Bij hoort een derde naamval! 3.7 bijvoeglijke naamwoorden (2) In opdracht 3 van deze les staat $ is hier een bijvoeglijk naamwoord dat hoort bij $. $ staat in de vierde naamval (acc.) vrouwelijk enkelvoud. Dus het bijvoegelijke naamwoord moet dezelfde naamval en geslacht hebben. De woorden op 3 worden verbogen zoals in 3.2 van deze les is uitgelegd. Dus zou u kunnen denken dat er zou moeten staan. Toch is dit niet het geval. Er zijn namelijk een aantal bijvoegelijke naamwoorden, meestal samengestelde, die geen vrouwelijke uitgangen hebben. Zij gebruiken de manlijke uitgangen. Zo’n bijvoegelijk naamwoord is: is samengesteld. Kijkt u maar: = niet en = rechtvaardig. = onrechtvaardig heeft dus geen vrouwelijke verbuiging! Dus: = de onrechtvaardige vader de onrechtvaardige moeder Zo ook: = het eeuwige Woord $ = het eeuwige leven Oefenopdracht 4 Zet het bijvoegelijke naamwoord, dat tussen haakjes staat, in de juiste naamval. voorbeeld: 1 2 juiste naamval: • • • 1 2 1 2 1 2 Bijbels Grieks Pagina:9 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 • • • 12 12 1*2 * Let op: 3 : = niet, = gelovig Dus = ongelovig Einde van deze les! Beheerst u de stof van deze les? Antwoorden oefenopdrachten Opdracht 1 a. broer, dat., ev. b. woord, acc., mv. c. slaaf, dat., mv. d. werk, gen., mv. e. angst, dat., mv. f. strijd, acc., mv. g. kind, nom / acc., mv. h. bron, dat., mv. i. strijd, gen., ev. j. Heere, gen., ev. Opdracht 2 a. b. c. ! d. e. " f. ! Opdracht 3 ' 2. 3. 4. 5. 6. ! Na een komt geen maar een (stad) Na een komt geen maar een Bijbels Grieks Pagina:10 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 Opdracht 4 • • • • • • ... ... ... ... kent geen vrl. uitgangen kent geen vrl. uitgangen kent geen vrl. uitgangen kent geen vrl. uitgangen Antwoorden opdrachten Opdracht 1 a b c d e f Ik heb vrede bij God. Ik ben de deur voor de schapen. een stem uit de wolk Het zaad is het woord van God. Ik ben het brood des levens. (brood voor het leven) De slaaf wil wijn brengen (dragen). Opdracht 2 • • • • • • • part. prs. acc. mnl. ev. part. prs. nom. mnl. ev. part. prs. nom. mnl. mv. part. prs. acc. mnl. mv. part. prs. nom. mnl. ev. part. prs.. acc. mnl. ev. part. prs. nom. mnl. mv. Opdracht 3 a b c d e f degene die schrijft verschijnende degenen die loven / zegenen degene die spreekt Welgelukzalig is degene die leest en degenen die horen de woorden van de profetie. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, degene, die mijn woord hoort en gelooft in de Zoon, heeft het eeuwige leven. Degene die blijft in de leer van Christus, die heeft en de Vader en de Zoon. Ik ben de goede herder. Ik zie een mooie, witte troon. Bijbels Grieks Pagina:11 TalencentrumBarneveld.nl BIJBELS GRIEKS LES 3 Opdracht 4 • • • • • • De goden heersen over de hemel en de aarde. De mensen hebben alles van de goden, leven en dood, armoede en rijkdom, vrede en oorlogen, maar ook gevaren, verdriet en ziekten. De goden zijn niet alleen op de Olympus, maar ook in de tempels. De mensen gaan dikwijls naar de tempel. De mensen brengen de goden geschenken en offeren. De goden verheugen zich over de geschenken van de mensen, maar niet altijd overeden hun gebeden hen. Maak ook de extra oefening!