INTERNATIONALE KOOP EN DOCUMENTAIR KREDIET Bijdrage van Marc van Maanen, 26 januari 2005 1 Inleiding 1.1 Internationale koop Bij de uitvoering van een internationale koopovereenkomst kan veel mis gaan. Zo kan het zijn dat de koopwaar niet voldoet aan wat overeengekomen was, dat betaling van de koopprijs uitblijft of dat de goederen tijdens het vervoer beschadigd raken, om slechts enkele probleemgebieden te noemen. Om te voorkomen dat in een dergelijk geval verkoper en koper als kemphanen tegenover elkaar komen te staan, is het van groot belang dat zij vooraf goede afspraken hebben gemaakt. In de praktijk plegen verkoper en koper zich echter bij het sluiten van een overeenkomst met name te concentreren op de aspecten waar voor hen een prijskaartje aan hangt. Zij willen dan ook vooral weten om welke soort, kwaliteit en hoeveelheid goederen het gaat, of de kosten van vervoer en verzekering al in de koopprijs zijn begrepen en wie van hen vanaf waar de invoerrechten en overige onkosten moet dragen. Dit zijn dan ook typisch de onderwerpen die, zodra men het eens is, in een koop- of verkoopbevestiging worden neergelegd, vaak met behulp van gestandaardiseerde (vaak Engelstalige) begrippen en afkortingen zoals ppm, ppb, fob, cif, ddp, t/t, cad, ilc.1 Een bijkomend voordeel van het gebruik van dergelijke standaardtermen is dat hun betekenis en juridische inhoud duidelijk vastliggen, omdat bijv. de gezaghebbende Incoterms van de International Chamber of Commerce (ICC) een internationaal eenvormige en toegankelijke uitleg aan deze handelstermen geven.2 Daarentegen hebben handelaren er duidelijk minder behoefte aan en belangstelling voor om hun contracten tot in detail uit te onderhandelen. Niet alleen kost het verhoudingsgewijs te veel tijd, het is ook commercieel gezien niet slim om vooraf alles wat mis zou kunnen gaan te gaan doornemen met de klant, omdat hem dan al gauw de lust tot zaken doen zal vergaan. Het is dan ook te begrijpen dat men in sommige handelsbranches waar dat kan, werkt met standaardcontracten van brancheorganisaties die op specifieke producten en productgroepen zijn toegesneden. Veelal zijn die standaardcontracten ontworpen door evenwichtig samengestelde commissies van deskundigen uit de praktijk en eventueel aangevuld met ervaren juristen. 1 2 Achtereenvolgens: parts per million; parts per billion; free on board; cost, insurance freight; delivered duty paid to; telegraphic transfer; cash against documents; irrevocable letter of credit. Zie hierna over de Incoterms, par. 4.2. 2 Voorbeelden zijn de koffie-, suiker- en graanhandel. Dit heeft natuurlijk als voordeel dat men veel tijd en moeite kan besparen en dat toch de belangrijkste kwesties evenwichtig en goed zijn geregeld, hetgeen veel problemen en geschillen voorkomt. In de vele handelsbranches waar dergelijke branchevoorwaarden niet bestaan, plegen handelspartijen zich te behelpen met het toepasselijk verklaren van hun eigen algemene verkoopen inkoopvoorwaarden op de overeenkomst. In deze bijdrage zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen worden behandeld: 2 Geschillenbeslechting (2), Toepasselijk recht (3), Regelgeving (4), Algemene Voorwaarden (5), Klachtplicht van de koper (6) alsmede Documentair krediet en cash against documents (7 en 8). Geschillenbeslechting Een van de belangrijkste onderwerpen voor partijen om in internationale koopovereenkomsten te regelen, is de wijze waarop zij met hun eventuele geschillen zullen omgaan. Met name in situaties waar partijen nog ‘met elkaar door moeten’, kan het een interessante optie zijn om te proberen via mediation (bemiddeling) hun geschillen bij te leggen. Zien partijen hier niets in of slaagt de mediation-poging niet, dan zal het geschil beslecht moeten worden via overheidsrechtspraak of particuliere rechtspraak, arbitrage. Kunnen partijen hierover geen overeenstemming bereiken, dan is alleen de overheidsrechter bevoegd3, al rijst nog wel de vraag welke rechter bevoegd is. 2.1 Arbitrage In de internationale handel zijn partijen bevoegd om de weg naar de overheidsrechter af te sluiten en de beoordeling van hun huidige en toekomstige geschillen bij uitsluiting op te dragen aan arbiters.4 Op verschillende gronden kunnen partijen hiertoe besluiten. Overheidsrechtspraak wordt soms als tijdrovend en duur ervaren, al is men op dit punt bij menige arbitrage nauwelijks beter af. Bij overheidsrechtspraak zijn er meer instanties5, terwijl arbitrage in het algemeen 3 4 5 Vgl. art. 17 Gw: niemand kan tegen zijn zin worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent. Voor het Nederlandse recht volgt dit uit art. 1020 Rv en uit art. II van het - door circa 130 landen wereldwijd, incl. Nederland, geratificeerde - Verdrag van New York uit 1958 inzake de erkenning van scheidsrechterlijke uitspraken, Trb. 1959, 58. Eerste aanleg, hoger beroep en cassatie. 3 beperkt is tot één instantie.6 Arbitrage heeft ook een meer vertrouwelijk karakter dan overheidsrechtspraak die per definitie openbaar is. Een kenmerkend voordeel van arbitrage is ook de invloed die partijen op de als arbiter(s) te benoemen persoon of personen kunnen uitoefenen. Hierdoor biedt het de mogelijkheid om een of meer deskundigen uit de branche zelf als arbiter te benoemen, hetgeen men soms zal prefereren boven de gang naar de overheidsrechter omdat die er ‘toch geen kaas van heeft gegeten’. Ook kunnen zo soms de kosten van de inschakeling van een getuige-deskundige worden uitgespaard. Wat met name in de internationale handelspraktijk zwaar kan wegen is de mogelijkheid om via arbitrage af te wijken van nationaal recht indien dat als ongeschikt ervaren wordt om op de internationale contractuele verhouding van partijen van toepassing te zijn. Arbiters zijn namelijk – binnen de grenzen van hun opdracht7 – over het algemeen vrijer in hun rechtsvinding dan overheidsrechters omdat die – anders dan arbiters – vastzitten aan het conflictenrecht (IPR) van hun land van vestiging. Zo kunnen arbiters gemakkelijker dan overheidsrechters hun beslissingen baseren op niet-officiële rechtsbronnen8 zoals de Unidroit Principles9 of the Principles of European Contract Law.10 Desgewenst kunnen arbiters zelfs bevoegd worden gemaakt om te beslissen als goede mannen naar billijkheid, dus los van het materiële recht. Een belangrijk voordeel van arbitrage is tenslotte dat een eenmaal verkregen arbitraal vonnis via het Verdrag van New York 195811 in beginsel zonder inhoudelijke toetsing ten uitvoer kan worden gelegd in circa 130 landen over de gehele wereld. Beslissingen van overheidsrechters daarentegen kunnen alleen in het betreffende land of op grond van een executieverordening of executieverdrag in bepaalde andere landen worden ten uitvoer gelegd.12 6 7 8 9 10 11 12 Aangetekend zij echter dat partijen in arbitrage ook kunnen voorzien in een arbitraal hoger beroep. Verder kan de verliezende partij in arbitrage naar de overheidsrechter (in drie instanties) toestappen om het arbitrale vonnis op grond van schending van essentiële procedurele en formele beginselen te laten vernietigen, vgl. art. 1064 e.v. Rv. De bevoegdheid van arbiters berust altijd op de wil van partijen en dus kunnen juist arbiters niet voorbijgaan aan een rechtskeuze van partijen. Niet voor niets is schending van de opdracht aan arbiters één van de gronden voor vernietiging van een arbitraal vonnis, opgesomd in art. 1065-1 sub c Rv. Bedoeld is een rechtsbron die niet steunt op de soevereine macht van een staat zoals wetten en verdragen dat doen. Unidroit Principles of International Commercial Contracts, Rome, 2004. Zie: http:/www.unidroit.org (Adopted texts; principles). Zie verder over de Unidroit Principles par. 4.3. Zie: Ole Lando/Hugh Beale (eds.), Principles of European Contract Law, Parts I and II Combined and Revised, The Hague, 2000. Verdrag nopens de erkenning en de tenuitvoerlegging van in het buitenland gewezen scheidsrechterlijke uitspraken van 10 juni 1958, Trb. 1959, 58. De EEX-Vo is momenteel de executieregeling met de meest ruime toepasselijkheid, namelijk 24 EUlidstaten met uitzondering van Denemarken waarvoor het EEX-verdrag geldt. Overigens wordt in het kader van de Haagse Conferentie momenteel gewerkt wordt aan een universeel Executieverdrag, dat beoogt om de erkenning van rechterlijke beslissingen te vergemakkelijken in geval de rechterlijke bevoegdheid berust op forumkeuze. 4 2.2 Overheidsrechter Maar ook buiten het domein van de arbitrage heeft het beginsel van de partijautonomie bij de geschillenbeslechting een hoge vlucht genomen in de internationale handelspraktijk.13 Op Europees niveau erkennen de artt. 23 en 24 EEX-Vo14 het recht van handelspartijen om hun huidige en toekomstige geschillen bij uitsluiting (exclusief) op te dragen aan een rechter of de rechters van een EU-lidstaat.15 Dit recht van prorogatie (toekenning) van rechtsmacht, impliceert dat partijen ook bevoegd zijn om te derogeren (af te wijken) van de bevoegdheid die de betreffende rechter anders zou hebben gehad. Om de wilsovereenstemming van partijen over de forumkeuze te waarborgen, geldt weliswaar het vereiste van schriftelijkheid, maar de daaraan in art. 23 EEX-Vo gestelde eisen zijn niet erg streng.16 Ook kan een partij door vrijwillig te verschijnen voor een door de wederpartij aangezochte maar niet-bevoegde rechter deze alsnog bevoegd maken. Hebben partijen geen forumkeuze gemaakt, dan geldt als uitgangspunt dat de eisende partij de gedaagde altijd kan dagvaarden voor de bevoegde rechter van diens woonplaats.17 Maar de eisende partij kan er ook voor kiezen om het geschil voor te leggen aan een rechter die rechtsmacht heeft krachtens een alternatieve bevoegdheidsgrond, zoals voor verbintenissen uit overeenkomst, uit onrechtmatige daad, bij meerdere gedaagden en bij vrijwaring.18 In dit verband is voor internationale koopovereenkomsten van bijzonder belang de (nieuwe) regel van art. 5-1 sub b EEX-Vo die meebrengt dat in beginsel de rechter van plaats van levering van de (roerende) koopwaar alternatief bevoegd is om kennis te nemen van alle verbintenissen die uit de koopovereenkomst voortvloeien. In beginsel, want het staat partijen vrij19 om voor alle 13 14 15 16 17 18 19 Zie: HR 1 februari 1985, NJ 1985, 698 (JCS) [Piscator] en [Harvest Trader]. Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb EG L 12 van 16 januari 2001, p. 1-23. Voor Denemarken onder art. 17 EEX en Zwitserland, Noorwegen en IJsland onder art. 17 EVEX geldt hetzelfde. Wijzen partijen de rechter van een derde-staat als bevoegd aan, dan bepaalt het nationale recht van de aangezochte rechter of dit geldig is, zie: HvJ EG 9 november 2000 (C-387/98), NJ 2001, 599 (PV); S&S 2001, 51; [Coreck Maritime/Handelsveem; de “Karl Liebknecht”], nr. 19. Vgl. naar Nederlands recht art. 8, 108 Rv. Zie ook art. 629 Rv. Zie art. 23-1 EEX-Vo: “(...) Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten: a. hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst; b. hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelswijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden; c. hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten doorgaans in acht wordt genomen.” Voor de uitleg van het begrip “gewoonte” in art. 23-1 sub c EEX-Vo, zie HvJ EG 16 maart 1999 (C-159/ 97), NJ 2001, 116 (PV); S&S 2001, 49; [Castelletti/Hugo Trumpy]. Zie art. 2 EEX-Vo, art. 2 EEX en EVEX en art. 2 Rv. Zie art. 5-7 EEX-Vo, art. 5-6bis EEX en EVEX, art. 6-7 Rv. Dit volgt uit de woorden “tenzij anders is overeengekomen” in art. 5-1 sub b EEX-Vo. 5 of bepaalde verbintenissen uit de overeenkomst een andere plaats van uitvoering overeen te komen (bijv. een plaats van betaling van de koopprijs), mits deze niet een fictief karakter heeft.20 3 Toepasselijk recht Minstens zo belangrijk als het bepalen van de wijze van geschillenbeslechting is het voor partijen bij een internationale koopovereenkomst om te weten welk recht toepasselijk is op hun wederzijdse rechten en plichten.21 Ook hier is de partijautonomie het leidende beginsel22, zodat partijen via een rechtskeuze zelf het toepasselijke recht kunnen bepalen, zonodig in afwijking van dwingende bepalingen van het rechtstelsel dat zonder de rechtskeuze toepasselijk zou zijn geweest. Bij rechtskeuze wordt in de regel het recht van een bepaald land toepasselijk verklaard, maar gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad23 kunnen partijen ook een verdragsregeling toepasselijk verklaren, dus ook het Weens Koopverdrag (“WKV”).24 In de literatuur wordt wel verdedigd dat partijen ook niet-statelijk recht zoals de Unidroit Principles of de European Principles of Contract Law toepasselijk zouden moeten kunnen verklaren op hun internationale koopovereenkomst .25 Zijn zowel verkoper als koper gevestigd in een verdragstaat van het WKV en hebben zij de toepasselijkheid daarvan niet uitgesloten, dan geldt het WKV rechtstreeks.26 Het WKV kan echter ook indirect – via het toepasselijke recht – de internationale koopovereenkomst beheersen. Dat geval doet zich o.m. voor wanneer partijen gekozen hebben voor het recht van een land dat partij is bij het WKV en zij dit verdrag niet hebben uitgesloten.27 In dat geval komt aan het gekozen toepasselijke recht slechts aanvullende werking toe voor zover bepaalde rechtsvragen buiten het toepassingsgebied van het WKV zijn gelaten. Hebben partijen geen rechtskeuze gedaan, dan bepaalt het EVO-verdrag dat het toepasselijke recht op de internationale koopovereenkomst vastgesteld moet worden op basis van het criterium 20 21 22 23 24 25 26 27 Zie voor dit laatste: HvJ EG 20 februari 1997 (C-106/95), S&S 1997, 82; NJ 1998, 565 (PV); [MSG/Gravière Rhenanes; de “M 11”]. Zie hierover uitvoeriger: R.I.V.F. Bertrams/F.J.A. van der Velden, Overeenkomsten in het internationale privaatrecht en het Weens Koopverdrag, 2e druk, 1999 en L. Strikwerda, De overeenkomst in het IPR, praktijkreeks IPR, deel 11, 2e druk, 2004, p. 71 e.v. Zie art. 3 (Europees) verdrag inzake het recht dat van toepassing is op Verbintenissen uit Overeenkomst, 19 juni 1980, Trb. 1980, 156, Trb. 1991, 109 (EVO). Zie HR 26 mei 1989, NJ 1992, 105 [Zerstegen/Norfolk Line], HR 5 januari 2001, NJ 2001, 391 [Overbeek /Cigna]. In beide gevallen ging het om toepasselijk verklaring van de CMR op binnenlands wegvervoer. Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980, Trb. 1986, 61, zie ook http://joe.law.pace.edu/cisg/text/verdrag.html. Zie K. Boele-Woelki, Principles en IPR, inaugurale rede Utrecht, 1995. Zie art. 1-1 sub a, art. 6 Weens Koopverdrag. Uitvoeriger hierover: R.I.V.F. Bertrams, Koop, Praktijkreeks IPR, deel 12, 2001, p. 6 e.v. Zie ook: R.I.V.F. Bertrams/F.J.A. van der Velden, Overeenkomsten in het internationale privaatrecht en het Weens Koopverdrag, 2e druk, 1999, p. 173 e.v. Zie art. 1-1 sub b, art. 6 Weens Koopverdrag. 6 van de nauwste verbondenheid.28 Vermoed wordt dat de koopovereenkomst het nauwst verbonden is met het recht van het land van vestiging van de verkoper, nu dit degene is die onder de koopovereenkomst de karakteristieke prestatie verricht.29 Dit vermoeden wijkt evenwel wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land.30 Ook hier geldt dat ingeval van toepasselijkheid van het recht van een verdragsstaat van het WKV en de toepassing daarvan niet is uitgesloten, het WKV toepasselijk is op de internationale koopovereenkomst.31 4 Regelgeving Hieronder worden een aantal relevante regels behandeld met betrekking tot de internationale koop. Het zijn achtereenvolgens: (i) het Weens Koopverdrag, (ii) de Incoterms en (iii) de Unidroit Principles. 4.1 Weens Koopverdrag Om de toepasselijke regels op een internationale koop vast te stellen, moet als eerste stap geïnventariseerd worden of het WKV geldt. Het WKV is een mondiaal succesnummer geworden op het gebied van eenvormig privaatrecht. Momenteel zijn bijna 65 staten partij bij het Verdrag, waaronder alle Europese staten. Nederland is partij per 1 januari 1992.32 Het WKV geeft een uitgebreide regeling van het verbintenissenrecht dat samenhangt met de koopovereenkomst waaronder totstandkoming (artt. 14-24), aflevering/risico-overgang (artt. 31-34; 66-70), conformiteit/onderzoeksplicht/klachtplicht (artt. 35-44), betaling en afname (artt. 53-60), alsmede rechtsmiddelen ingeval van wanprestatie.33 Het WKV is een deelregeling en derhalve niet allesomvattend, zoals vrijwel alle regelingen van eenvormig privaatrecht. Het WKV regelt bijv. niet de eigendom, de geldigheid van de koopovereenkomst, rente, verrekening etc.34 Het WKV bepaalt zelf haar eigen toepasselijkheid. Het Verdrag is van toepassing wanneer koper en verkoper zijn gevestigd in twee verschillende verdragstaten en ‘wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een verdragsluitende staat van toepassing is’, art. 1 lid 1 sub b. Mede door deze laatste techniek heeft het Verdrag een groot toepassingsbereik. In art. 2 wordt een aantal typen van koopovereenkomst uitgesloten waaronder de 28 29 30 31 32 33 34 Zie art. 4-1 EVO. Zie art. 4-2 EVO. Zie art. 4-5 EVO. Zie art. 1-1 sub b, art. 6 Weens Koopverdrag. Trb. 1991, 30. Zie par. 6.1. Vgl. voor een recente opsomming: R.I.V.F. Bertrams, “Een Internationale Koopovereenkomst: De verhouding tussen uniform, nationaal en ‘partij’recht”, NIPR 2002/2, p. 144 en 145. 7 consumentenkoop. Het WKV is van aanvullend recht en kan, zoals eerder vermeld, derhalve door partijafspraak geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten, vgl. art. 6. Uitsluiting dient wel zo veel mogelijk ondubbelzinnig te worden gedaan. Heersende opvatting in de Nederlandse rechtspraak is bijv. dat een keuze voor het recht van een verdragstaat niet geldt als een (stilzwijgende) uitsluiting van het WKV, maar juist tot toepasselijkheid kan leiden op grond van art. 1 lid 1 sub b (‘wanneer volgens de regels van internationaal privaatrecht het recht van een verdragsluitende staat van toepassing is’).35 Het WKV maakt immers juist deel uit van het gekozen recht. Een geldige uitsluitingsclausule is wel: “Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing, met uitsluiting van het Weens Koopverdrag.” Een voor de praktijk belangrijke uitschakeling van het WKV vindt plaats door toepasselijkheid van Algemene Voorwaarden. Indien de Algemene Voorwaarden vervangende regelingen kennen met betrekking tot bijv. risico-overgang, de termijn waarbinnen de koper dient te reclameren, de uitsluiting van ontbinding of de beperking van aansprakelijkheid etc., dan worden de corresponderende bepalingen van het WKV automatisch terzijde geschoven. Hoewel in de literatuur geregeld de zegeningen van het WKV36 geprezen worden en pleidooien worden gehouden om ruim baan te geven aan het Verdrag, is de praktijk nog steeds terughoudend. Bertrams heeft in zijn pre-advies, uitgebracht in 1995 voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht37, veldonderzoek gedaan naar de uitsluiting van het WKV in het Nederlandse bedrijfsleven. Uit dat onderzoek volgde dat het WKV in ruime mate werd uitgesloten. Bij de handel in commodities38 wordt het WKV in branchevoorwaarden vrijwel altijd uitgesloten. Het gaat om de handel in soortzaken zoals granen, olie, koffie, suiker etc. Die koop is met name gericht op gewin en minder op gebruik van de goederen door de koper. Het aspect van de handel, veelal overzee, staat voorop. Verplichtingen van partijen moeten strikt worden uitgevoerd binnen overeengekomen fatale termijnen. Partijen hebben grote behoefte aan duidelijkheid en zekerheid over hun positie. Het WKV acht men daartoe minder geschikt, onder meer gelet op de vaagheid van het begrip fundamental breach ex art. 25, onvoldoende aandacht voor de documenten en financiering door documentair krediet. Overigens geeft art. 9 van het 35 36 37 38 Zie onder meer Hof Arnhem 7 mei 1996, NIPR 1996, 397; Hof Leeuwarden 5 juni 1996, NIPR 1996, 404 en Hof Arnhem 27 april 1999, NIPR 1999, 245. Zie recentelijk bijv. het proefschrift van S.A. Kruisinga, (Non-)conformity in the 1980 UN Convention on Contracts for the International Sale of Goods: a uniform concept?, Intersentia 2004. R.I.V.F. Bertrams, Enige aspecten van het Weens Koopverdrag, in: F. Ferrari (red.), Specific Topics of the CISG in light of Judicial Application and Scholarly Writing, Pre-adviezen uitgebracht voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, 1995, p. 71-79. Vgl. voor een recente beschouwing: D. Dokter, Risico bij koopovereenkomsten, diss., Rotterdam 2001, p. 131-145. 8 WKV wel ruim baan aan internationale handelsgebruiken. Voorbeelden van dergelijke standaardvoorwaarden zijn de Federation of Oils, Seeds and Fats (FOSFA 54, art. 28), de Grain and Feed Trade Association (GAFTA 100, art. 33), de Netherlands Oils, Fats and Oil Seeds Trade Association (NOFOTA Trading Rules 2004/2005, art. 2), de Refined Sugar Association (Rules relating to Contracts, art. 23) etc.39 In de praktijk blijkt echter ook dat in geval van geschillen het WKV toch een niet-onaanzienlijke rol speelt. Met name speelt dat in gevallen waar partijen niets geregeld hebben, dan wel verwijzing naar (afwijkende) Algemene Voorwaarden niet werkzaam is. Het Verdrag dient uniform uitgelegd te worden, art. 7. Daarbij is het van groot belang dat internationale (overheids- en arbitrale) rechtspraak bij de uitleg in aanmerking wordt genomen, mede gelet op het ontbreken van een supranationaal Gerecht dat de eenvormigheid kan bewaken. Voor de toegankelijkheid van de internationale rechtspraak zijn van belang de voortreffelijke databases van Unilex en van de Pace Law School. De Unilex-database40 bevat jurisprudentie en literatuur over het WKV. De website van de Pace Law School41 bevat een toelichting op ieder artikel van het WKV en via deze site kan ook worden gezocht naar jurisprudentie. 4.2 Incoterms Handelspartijen in verschillende landen hebben grote behoefte aan zekerheid en duidelijkheid. Het doel van Incoterms42 is te voorzien in een set internationale regels ter verklaring van de meest gebruikte termen in het internationale handelsverkeer. De Incoterms regelen een aantal vastgelegde verplichtingen voor partijen, zoals levering, uit- en inklaring, vervoer, verzekering etc. Zij regelen tevens de overgang van risico43 en verdeling van kosten. Hun betekenis en juridische inhoud liggen duidelijk vast omdat de ICC een internationaal eenvormige en toegankelijke uitleg aan deze handelstermen geeft. Incoterms zijn niet bedoeld om koopcontracten te vervangen. Zij geven slechts een deelregeling. Incoterms regelen bijvoorbeeld niet de (gevolgen van) wanprestatie, bevrijding van aansprakelijkheid, overdracht van eigendom etc. De Incoterms zijn laatstelijk door de ICC gewijzigd in 2000. Let op dat de juiste versie van toepassing is! De Incoterms kunnen onder meer worden onderscheiden in (i) plaats- en (ii) 39 40 41 42 43 Vgl. voor uitgebreide behandeling van branchevoorwaarden bij de handel in commodities: R. van Delden, Overzicht van de handelskoop, Deventer 1983. www.unilex.info. www.cisg.law.pace.edu. Zie bijv. uitvoerig over de Incoterms D. Dokter, Risico bij koopovereenkomsten, diss., Rotterdam 2001, p. 186-254. Ingeval van gebruik van Incoterms wordt door partijen impliciet gederogeerd aan de regels over aflevering van de artt. 31-34 Weens Koopverdrag. 9 verzendovereenkomsten. De plaatsovereenkomsten zijn die koopovereenkomsten waarbij geen afspraken over vervoer worden gemaakt. Aflevering vindt plaats door het éénzijdig ter beschikking stellen van de zaken aan de koper. De zaken behoeven niet in een vervoermiddel afgeleverd te worden. Het betreft hier de bekende E-term zoals ex-works: af fabriek (+ overeengekomen plaats). In concreto: “De verkoper zet het op zijn stoep”. De verzendovereenkomsten zijn die koopovereenkomsten waarbij één van beide partijen de verplichting heeft het vervoer te regelen. De zaak wordt in beginsel afgeleverd door deze aan de vervoerder te overhandigen. Hieronder vallen zowel de F-termen als de C-termen. Voorbeelden daarvan zijn FOB (free on board) (+ overeengekomen verschepingshaven) en CIF (kostprijs, verzekering en vracht) (+ overeengekomen bestemmingshaven). Bij FOB en CIF vindt de aflevering plaats bij inlading in de laadhaven. Beide bedingen zijn veel gebruikt in de internationale handel. Het beding FOB legt het transportrisico vanaf inlading bij de koper. Het beding CIF is in feite een aangekleed FOB-beding. De aankleding bestaat hieruit dat de verkoper ten behoeve van de lokale koper het vervoer en de verzekering regelt. Met name bij een C(I)Fkoop is gebruikelijk dat tegen documenten (waaronder het vervoerdocument) wordt betaald. De koper betaalt tegen ontvangst van de documenten waarmee hij aflevering van de zaken kan verkrijgen.44 De zaken zelf heeft hij dan nog niet gezien en nog niet kunnen controleren. Onder de verzendovereenkomsten vallen ook de zgn. aankomstovereenkomsten. Ingevolge deze overeenkomsten moet de verkoper het vervoer regelen, en tevens het vervoersrisico dragen. De aflevering vindt pas plaats na het overeengekomen vervoer: ‘De verkoper moet het op de stoep van de koper zetten!’. Dit zijn de zogenaamde franco-contracten. De Incoterms gebruiken een andere terminologie, en spreken van de zogenaamde ‘delivered’-contracten, zoals bijvoorbeeld DDP (franco inclusief rechten) (+ overeengekomen plaats van bestemming).45 4.3 UNIDROIT Principles De fundamentele zwakte van het WKV, als vele andere regelingen van éénvormig supranationaal recht, is dat het slechts een ‘deelregeling’ geeft. Het bevat niet een uitputtende regeling in tegenstelling tot nationale rechtstelsels die altijd een antwoord hebben op diverse rechtsvragen. De Unidroit Principles of International Commercial Contracts46 beogen een meer omvattende regeling te geven. De Principles zijn een publicatie van het in Rome gevestigde ‘Institut International pour l’unification du droit privé (Unidroit)’. De eerste versie dateert van 44 45 46 Vgl. ook art. 8:417 BW: levering van het cognossement vóór aflevering van de daarin vermelde zaken geldt als levering van de zaken. Vgl. voor een interessante uitspraak over risico-overgang: Het Comité 21 juli 2003, TVA 2004, 6. Vgl. noot 9. 10 1994. In 2004 zijn uitgebreidere Principles gepubliceerd.47 De Principles zijn geen formeel recht. Zij zijn veelomvattend, modern, van een juridisch hoog gehalte en prestigieus. De eerdergenoemde Unilex-database bevat een uitgebreide lijst van publicaties over de Principles. Deze database bevat ook een uitgebreid zoeksysteem op internationale rechtspraak per artikel van de Principles. De preambule van de Principles bepaalt het volgende over het doel: “These Principles set forth general rules for international commercial contracts. They shall be applied when the parties have agreed that their contract be governed by them. They may be applied when the parties have agreed that their contract be governed by general principles of law, the lex mercatoria or the like. They may provide a solution to an issue raised when it proves impossible to establish the relevant rule of the applicable law. They may be used to interpret or supplement international uniform law instruments. They may serve as a model for national and international legislators.” Art. 7 (2) WKV verwijst voor zaken die niet uitdrukkelijk worden geregeld door het Verdrag onder meer naar ‘General Principles’ waarop het Verdrag is gebaseerd, waaronder ook vallen de Principles. Art. 31 lid 3 sub c van het Weens VerdragenVerdrag verwijst als secundaire bron eveneens naar dergelijke ‘Principles’. In haar recente proefschrift bepleit Kruisinga48 (overigens in het spoor van anderen) dat om een echte uniforme interpretatie te bereiken de Principles als complement van het WKV moeten worden beschouwd en zodoende ook als het systeem van contractenrecht waarin het WKV is ingebed. De onderwerpen die in het Verdrag niet uitdrukkelijk zijn geregeld, moeten worden opgelost aan de hand van de Principles. In een uitspraak van 16 oktober 2002 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch49 ter zake de ‘Battle of Forms’ uitdrukkelijk verwezen naar de Principles (en de European Principles of Contract Law50) om het Verdrag uit te leggen. Het is derhalve zinvol om bij Internationale Koopovereenkomsten en met name uitleg van het WKV 47 48 49 50 Over de Principles zie bijv. A.S. Hartkamp, “The Unidroit Principles for International Commercial Contracts and the United Nations Convention on Contract for the International Sales of Goods”, in: K. Boele-Woelki et al. (eds), Comparability and Evaluation, Dordrecht 1994, p. 85-98; K. Boele-Woelki, Principles en IPR, inaugurele rede Utrecht 1995. Zie ook: UNIDROIT Principles of International Commercial Contracts 2004, UNIDROIT, 2004 (kan via de website www.unidroit.org besteld worden) en M.J. Bonell in: “UNIDROIT Principles 2004 - The New Edition of the Principles of International Commercial Contracts adopted by the International Institute for the Unification of Private Law”, Uniform Law Review 2004, p. 5-40, (ook te vinden op: www.unidroit.org (publications; other publications; uniform law review; leading articles)). Zie noot 36. NIPR 2003, nr. 192. Zie noot 10. 11 rekening te houden met de Principles.51 In de literatuur wordt wel verdedigd dat partijen de Unidroit Pinciples toepasselijk zouden moeten kunnen verklaren op hun internationale koopovereenkomst.52 5 Algemene Voorwaarden 5.1 Toepasselijkheid Voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op een koopovereenkomst is het vanuit de optiek van het Nederlandse recht van belang vast te stellen of het gaat om een nationale of internationale overeenkomst. Artikel 6:247 BW bepaalt dat de afdeling betreffende algemene voorwaarden uit het BW niet van toepassing is indien niet beide contractspartijen in Nederland gevestigd zijn. In dat geval zijn de algemene bepalingen inzake totstandkoming van overeenkomsten van toepassing.53 Indien beide contractspartijen wel in Nederland gevestigd zijn en derhalve de afdeling betreffende algemene voorwaarden van toepassing is, zijn algemene voorwaarden al snel onderdeel van een koopovereenkomst. Algemene voorwaarden hebben het karakter van contractuele bedingen en zullen tot de inhoud van het contract gaan behoren wanneer aan de vereisten van aanbod en aanvaarding is voldaan.54 In beginsel kan een verwijzing naar de algemene voorwaarden op bijvoorbeeld briefpapier voldoende zijn voor toepasselijkheid daarvan, mits dit is gebeurd bij of vóór het sluiten van de overeenkomst.55 De toepasselijkheid van algemene voorwaarden evenals de wijze waarop deze van toepassing dienen te worden verklaard is in het WKV onbehandeld gebleven. Doorgaans wordt de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden beoordeeld aan de hand van de algemene bepalingen van het WKV.56 Voor toepasselijkheid van algemene voorwaarden is vereist dat het 51 52 53 54 55 56 Zie overigens voor kritiek op de bruikbaarheid van de Principles in het internationale handelsverkeer: Dalhuisen on International Commercial, Financial and Trade Law, Oxford and Portland, Oregon 2000, p. 198: ”More traditional notions geared to contracts between individuals or with consumers thus seem to prevail throughout and the Unidroit Principles cannot therefore be considered always to reflect commercial practice. For all their focus on commercial contracts, the risk-taking dynamics of international trade and commerce hardly find a reflection in them.” Zie noot 25. Boek 6, titel 5, afdeling 3 BW. Vgl. bijv. HR, 20 november 1981, NJ 1982, 517 m.nt. CJHB (Holleman/de Klerk). Om te voorkomen dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn, dient de gebruiker ervan aan de wederpartij een redelijke mogelijkheid te bieden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Dat geldt niet wanneer de wederpartij een ‘grote’ onderneming is. Zie artt. 6:233 BW e.v. Artikel 14 CISG; zie bijvoorbeeld Hof s-Hertogenbosch, 16 oktober 2002, NIPR 2003, 192; zie ook: F. Ferrari (red.), The Draft UNCITRAL Digest And Beyond, London, Sweet & Maxwell, 2004, p. 554 e.v. 12 voor de ontvanger van een aanbod duidelijk is dat de algemene voorwaarden onderdeel uitmaken van het aanbod. Daarnaast dient het aanbod door de ontvanger in beginsel aanvaard te worden.57 De wijze waarop algemene voorwaarden van toepassing verklaard dienen te worden verschilt, bij gebreke aan een supranationale rechter, per nationale rechter. Verschillende (buitenlandse) rechters hebben overwogen dat alleen een verwijzing naar algemene voorwaarden niet voldoende is.58 Het verdient mede om die reden aanbeveling algemene voorwaarden tijdig naar de buitenlandse wederpartij op te sturen.59 5.2 “Battle of forms” De situatie dat koper en verkoper zich bedienen van inhoudelijk verschillende algemene voorwaarden is geen uitzondering. In het geval dat er een handelsgeschil is, zullen beide partijen zich op hun eigen voorwaarden beroepen. De vraag rijst dan welke voorwaarden van toepassing zijn. Of zijn misschien geen van beide van toepassing? Deze problematiek wordt aangeduid als de “battle of forms”. Indien de oplossing gezocht moet worden in het Nederlandse recht geldt artikel 6:225 lid 3 BW. Daarin staat dat aan de tweede verwijzing geen werking toekomt, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen. Deze oplossing wordt ook wel aangeduid als de “first shot-rule”.60 De oplossing van de “battle of forms” ligt ingewikkelder indien de koopovereenkomst wordt beheerst door het WKV. Het Verdrag kent geen specifieke regeling zoals in het Nederlandse BW. In de rechtspraak en literatuur worden verschillende oplossingen naar voren gebracht, zoals de “last shot-rule”, de “knock out-rule”61, en de regel dat dit vraagstuk opgelost dient te worden volgens het internationaal privaatrecht toepasselijke nationale recht. De meest toegepaste oplossing lijkt de “last shot-rule” te zijn, waarbij gebruik gemaakt wordt van de algemene bepalingen uit het Verdrag betreffende aanbod en aanvaarding.62 57 58 59 60 61 62 Vergelijk artikel 8 CISG; S.A. Kruisinga, “Commerciële koop over de grenzen”, NTHR 2004, p. 63 alsmede art. 2.1.20 Unidroit Principles (2004). Zie bijv.: Bundesgerichtshof, Germany, 31 oktober 2001, nr. VIII ZR 60/01; beschikbaar op: http://www.unilex.info (start; CISG; cases); LG Trier 8 januari 2004, nr. 134/03; beschikbaar op: http://www.cisg.law.pace.edu/cases/040108g1.html#cx; Amtsgericht Kehl, 6 oktober 1995, 3C 925/93. Vgl. ook de in art. 2:104 Principles of European Contract Law (2000) neergelegde kennisgevingsverplichting, Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 oktober 2002, NIPR 2003, nr. 192 (vgl. ook par. 4.3). A.U. Janssen, “De “battle of forms” in het Weens Koopverdrag”, WPNR 02/6488, p. 355 e.v., J. Hijma, Monografieën Nieuw BW, nr. 22. Vgl. mede art. 2.1.22 Unidroit Principles (2004). S.A. Kruisinga, “Commerciële koop over de grenzen”, NTHR 2004, p. 60; A.U. Janssen, “De “battle of forms” in het Weens Koopverdrag”, WPNR 02/6488, p. 355 e.v.; M. del Pilar Perales Viscasilles, “Battle of the forms and the burden of Proof”, 6 Vindobona Journal of International Commercial Law and Arbitration (2002), No. 2, 217-228. 13 De “last shot-rule” werkt als volgt. Artikel 19 lid 1 van het Verdrag bepaalt dat een antwoord op een aanbod dat tot aanvaarding strekt maar tegelijkertijd wezenlijke aanvullingen, beperkingen of andere wijzigingen bevat, geldt als tegenaanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke aanbod. Veranderingen van het oorspronkelijke aanbod zijn wezenlijk als de aanvullende of afwijkende voorwaarden betrekking hebben op de prijs, betaling, kwaliteit en hoeveelheid van de zaken, plaats en tijd van de aflevering, de omvang van de aansprakelijkheid, of de beslechting van geschillen.63 Kortom, onderwerpen die vaak geregeld worden door algemene voorwaarden. Het gevolg daarvan is dat wanneer een partij reageert op een aanbod en daarbij zijn eigen algemene voorwaarden van toepassing verklaart deze reactie een tegenaanbod inhoudt. De algemene voorwaarden van de partij die als laatste zijn algemene voorwaarden meestuurt, zijn van toepassing uiteraard behoudens protest daartegen. Zodra één van de partijen aanvangt met de uitvoering van de overeenkomst komt de overeenkomst tot stand.64 6 Klachtplicht van de koper Een gevaarlijk wapen van de verkoper om vorderingen ter zake non-conformiteit (art. 35 WKV, art. 7:17 BW) af te houden, is de klachtplicht van de koper (art. 39 WKV, art. 7:23 BW). De koper die niet tijdig reclameert, verwerkt zijn rechten. Hierna beperk ik mij eenvoudigheidshalve tot de regeling in het WKV. De verschillen tussen BW en Verdrag zijn overigens beperkt.65 6.1 Rechtsmiddelen WKV Ingeval van non-conformiteit kan de koper de volgende rechtsmiddelen onder het WKV instellen: a) Aflevering van de zaken, art. 46-1 b) Levering van vervangende zaken of herstel, art. 46-2 en 3 c) Ontbinding, art. 49 jo. 81 e.v. d) Prijsvermindering, art. 50 e) Schadevergoeding, art. 74-77 6.2 Regeling onderzoeks- en klachtplicht Deze acties kunnen slechts worden ingesteld indien de koper heeft voldaan aan zijn onderzoeksen klachtplicht als neergelegd in artt. 38 en 39. De artikelen zijn open normen en mede om die 63 64 65 Artikel 19 lid 3 CISG. S.A. Kruisinga, “Commerciële koop over de grenzen”, NTHR 2004, p. 66. Christiaans/Van Wechem 2002 (T&C Vermogensrecht), art. 1 CISG e.v. geven onder bijna elk artikel de verschillen aan met het BW. 14 reden zijn de artikelen ‘much litigated’. Artikel 38 regelt de onderzoeksplicht (de keuring): “-1. De koper moet de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn keuren of doen keuren. -2. Indien de overeenkomst tevens het vervoer van de zaken omvat, kan de keuring worden uitgesteld tot na de aankomst van de zaken op hun bestemming. -3. Indien de koper de bestemming van de zaken onderweg wijzigt of hij deze doorzendt zonder dat hij redelijkerwijs gelegenheid heeft deze te keuren en de verkoper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst de mogelijkheid van deze wijziging of doorzending kende of behoorde te kennen, kan de keuring worden uitgesteld tot het tijdstip waarop de zaken op de nieuwe bestemming zijn aangekomen.” Artikel 39 regelt de klachtplicht: “-1. De koper verliest het recht om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoordden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt, onder opgave van de aard van de tekortkoming. -2. In ieder geval verliest de koper het recht om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoordden, indien hij de verkoper niet uiterlijk binnen een termijn van twee jaar na de datum waarop de zaken feitelijk aan de koper werden afgegeven, hiervan in kennis stelt, tenzij deze termijn niet overeenstemt met een in de overeenkomst opgenomen garantietermijn.” 6.3 Onderzoek In de praktijk gaan beide verplichtingen feitelijk in elkaar op.66 De koper die niet tijdig keurt, kan veelal niet aan zijn klachtplicht voldoen. Een uitzondering hierop vormt de situatie wanneer het gebrek ook bij tijdig onderzoek niet kan worden vastgesteld. De klachtplicht dient mede het belang van de verkoper. Deze moet zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden over de tekortkoming en de aard daarvan zodat hij zijn rechtspositie kan veiligstellen.67 Het tijdstip en de omvang van het onderzoek door de koper in de zin van art. 38 is afhankelijk van een aantal factoren zoals het type van de gekochte zaak, de redelijke verwachtingen van de koper, eventuele snelle verslechtering of verwerking van de zaken en overigens van de internationale handelsgebruiken.68 Een bekend voorbeeld is de uitspraak van de Rechtbank Roermond, 19 december 1991.69 Volgens de Rechtbank was de koper gehouden de diepgevroren kazen bij aflevering te 66 67 68 69 Vgl. A.U. Janssen/A.U. Schimansky, “De eenvormige interpretatie van de keurings- en kennisgevingstermijn in het kader van het Weens Koopverdrag (CISG) door de nationale Gerechten - een illusie?”, NTBR 2003/8, p. 442-447. Vgl. voor een gelijksoortige regeling de protestverplichting ex art. 26 van het Verdrag van Warschau waarover de Hoge Raad o.m. in haar arrest van 21 mei 1999, S&S 1999, 103 besliste dat de geadresseerde aan de vervoerder protest moet doen opdat het voor deze onmiskenbaar duidelijk is dat hij rekening moet houden met de vordering tot schadevergoeding en hij zich realiseert dat wellicht een onderzoek moet worden ingesteld en het nodige bewijsmateriaal moet worden veiliggesteld. P. Schlechtriem/I. Schwenzer (eds), Kommentar zum Einheitlichen UN-Kaufrecht: das Übereinkommen der Vereinten Nationen über Verträge über den Internationalen Warenkauf (CISG), 4th ed., München 2003, art. 38 CISG, Rn. 10, 12-14. NIPR 1992, nr. 394 (Fallini/Foodic). 15 onderzoeken alvorens verder te verhandelen. Hij diende tenminste een deel te ontdooien om aan zijn keuringsplicht te kunnen voldoen. Ook vee dient zo spoedig mogelijk te worden gekeurd. OLG Schleswig 22 augustus 200270 besliste dat inspectie van vee enkele dagen na aflevering al te laat was, omdat de conditie van het vee in een zeer korte periode kan verslechteren wanneer het niet correct wordt verzorgd: “Bei der Lieferung von lebendem Vieh ist dies verspätet, weil der Zustand des Viehs bereits bei der Auslieferung oder spätestens am Folgetag überprüft werden muss, weil er sich binnen kürzester Frist dadurch verändern kann, dass das Vieh nicht ausreichend mit Wasser und Nahrung versorgt oder nicht sachgerecht untergebracht wird“. Uit de bonte rij van rechtspraak volgt ook dat perishables in de regel binnen zeer korte termijn gekeurd moeten worden. In geval van hoogwaardige, technisch complexe goederen heeft de koper een langere keuringstermijn. 6.4 Verkoop en vervoer Indien de verkoopovereenkomst tevens vervoer omvat, kan de inspectie worden uitgesteld na aankomst ter destinatie, art. 38-2. Het maakt daarbij niet uit of de koper dan wel de verkoper het vervoer moet regelen. Lid 3 gaat nog een stap verder. Indien de zaken door de koper worden doorverkocht naar een nieuwe of andere bestemming, en de koper geen redelijke mogelijkheid tot keuring heeft, kan de keuring worden uitgesteld tot aankomst op de nieuwe bestemming. Of de koper tussentijds een redelijke mogelijkheid tot keuring had, zal mede afhangen van de vraag hoe lang de zaken hebben verbleven op de oorspronkelijke destinatie. Een snelle doorzending zal veelal keuring in de weg staan. Het uitstel wordt mede gerechtvaardigd met het oog op het vervoer per container, waarbij tussentijdse controle redelijkerwijs niet mogelijk is. Let wel: uitstel is slechts aan de orde indien de verkoper wist of behoorde te weten dat de zaken werden (door)vervoerd naar een andere bestemming. In de praktijk verdient het aanbeveling voor de koper om in de koopbevestiging of het contract de door hem voorziene ‘final destination’ op te nemen dan wel uitdrukkelijk open te laten. 6.5 Melding binnen redelijke termijn Indien de keuring leidt tot klachten over non-conformiteit moeten deze ‘binnen een redelijke termijn’ aan de verkoper gemeld worden. Wat is een redelijke termijn? De lengte van de redelijke termijn voor melding in art. 39 wordt bepaald door verschillende omstandigheden. Een belangrijke omstandigheid is wederom de aard van de zaken. Ook hier geldt weer dat de (klacht)termijn voor perishables in beginsel kort zal zijn. Het OLG Düsseldorf, 8 januari 199371 besliste bijvoorbeeld dat een kwaliteitsklacht over verse komkommers zeven dagen na aflevering 70 71 IHR 2003, p. 20-22, vermeld in: S.A. Kruisinga, (Non-)conformity in the 1980 UN Convention on Contracts for the International Sale of Goods: a uniform concept?, diss. Utrecht, 2004, p. 71. IPRax 1993, p. 412-414. 16 te laat was. Uit onderzoek van de internationale rechtspraak over de redelijke termijn van art. 39 volgt dat de termijn zeer verschillend uitgelegd wordt. Bijvoorbeeld strikt in Duitsland en ruimhartiger in Frankrijk. Dit strookt niet met de uniforme uitleg van het Verdrag en leidt tot rechtsonzekerheid. In de literatuur wordt (geregeld) gepleit voor bepaling van meer uniforme standaardtermijnen waarvan rechters slechts gemotiveerd zouden mogen afwijken.72 Uit de nationale en internationale jurisprudentie blijkt, zoals gezegd, dat over de klachttermijn veelvuldig geprocedeerd wordt en dat claims van de koper in veel gevallen (reeds) stuklopen op de formele verplichting tot klagen binnen redelijke termijn. Voor de praktijk verdient het aanbeveling de klachttermijn schriftelijk vast te leggen in het koopcontract of de koopbevestiging. Veelal wordt de termijn slechts vastgelegd in de Algemene Voorwaarden. Het nadeel daarvan is dat de toepasselijkheid van de Voorwaarden nog wel eens sneuvelt in de ‘battle of forms’ of de rechter langs andere weg bepaalt dat de Voorwaarden geen deel uitmaken van de koopovereenkomst. De bijzonder overeengekomen termijn heeft voorrang boven de algemene regeling in het WKV. Op grond van art. 6 is het partijen immers toegestaan het Verdrag geheel of gedeeltelijk uit te sluiten. Overigens bepaalt de ‘lex contractus’ dan uiteindelijk of deze termijn kan worden ingeroepen. Slechts onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om onder de strenge sanctie van art. 39 (verwerking van rechten) uit te komen. De koper kan zich ter afwering beroepen op: (i) rechtsverwerking of afstand van recht door de verkoper, (ii) wetenschap van de verkoper van de non-conformiteit, art. 40 of (iii) een redelijk excuus voor laattijdige melding, art. 44. Het beroep op rechtsverwerking/afstand van recht is mogelijk indien de verkoper verantwoordelijkheid erkent voor de claim en zich de zaak aantrekt.73 Een voorbeeld van wetenschap van de verkoper van non-conformiteit is Landgericht Trier 12 oktober 199574 waar door de verkoper met water aangelengde wijn was verkocht: “Die Lieferung eines mit Wasser versetzten Weins, der nicht Verkehrsfähig ist, stellt nämlich ein arglistiges Verhalten dar“. 72 73 74 Vgl. recentelijk A.U. Janssen/A.U. Schimansky, “De eenvormige interpretatie van de keurings- en kennisgevingstermijn in het kader van het Weens Koopverdrag (CISG) door de nationale Gerechten - een illusie?”, NTBR 2003/8, p. 442-447, alsmede S.A. Kruisinga, (Non-)conformity in the 1980 UN Convention on Contracts for the International Sale of Goods: a uniform concept?, diss. Utrecht, 2004, p. 63-122. Vgl. S.A. Kruisinga, (Non-)conformity in the 1980 UN Convention on Contracts for the International Sale of Goods: a uniform concept?, diss. Utrecht, 2004, p. 104-110. NJW-RR 1996, p. 564-565. 17 De laatste mogelijkheid van art. 44 (een redelijk excuus) is de facto een dode letter want in de rechtspraak (vrijwel) nooit gehonoreerd. Ontsnapping aan de sanctie van art. 39 is derhalve heikel. De koper dient derhalve vooraf ruimere termijnen contractueel te bedingen. 7 Documentair krediet en Cash against Documents Eerst zal kort worden behandeld het betalingsbeding “cash against documents” om vervolgens verder te gaan met een bespreking van het documentair krediet. 7.1 Inleiding Cash against Documents Wat betekent “cash against documents”? Bij de internationale koop is het voor de verkoper van vitaal belang dat hij “geld krijgt voor zijn waar” en incassorisico’s zo veel mogelijk zijn afgedekt. Partijen moeten dan bij voorkeur “gelijk oversteken”. Bij de betalingsafspraak “cash against documents” is de koper gehouden de koopprijs te betalen bij aanbieding van vooraf overeengekomen documenten. Naast het vervoersdocument zal de koper veelal bedingen dat de verkoper nog andere documenten zal aanleveren zoals facturen, verzekeringscertificaten, certificaten van oorsprong en certificaten van gewicht en kwaliteit. Typerend voor deze betalingsafspraak is dat een door de verkoper ingeschakelde bank belast is met de ruil. De bank ontvangt de documenten van de verkoper. Zij zegt de verkoper toe dat zij de documenten niet uit handen zal geven anders dan tegen betaling van de koopprijs. Hieronder wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten van het beding waaronder de betrokkenheid van banken, de lastgeving en de toepasselijkheid van de Uniform Rules for Collections. 7.2 Betrokkenheid van banken, lastgeving De eigen bank van de verkoper (de remitterende bank/“remitting bank”) kan de aanbieding van de documenten rechtsreeks bij de koper verrichten, doch veelal schakelt zij daartoe een in het land van de koper gevestigde bank (de “collecting bank”) in. Deze kan overigens weer een bank in de woonplaats van de koper verzoeken de aanbieding uit te voeren (de “presenting bank”). De (incasso-)opdracht van de verkoper aan zijn bank (de remitterende bank/“remitting bank”) wordt naar Nederlands recht gekwalificeerd als lastgeving75 als vermeld in artikel 7:414 BW: “1. Lastgeving is de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever één of meer rechtshandelingen te verrichten. 2. De overeenkomst kan de lasthebber verplichten te handelen in eigen naam; zij kan ook verplichten te handelen in naam van de lastgever.” 75 D. Dokter in: Akveld e.a. (red.), Hoofdstukken handelsrecht, Deventer 2001, p. 398. 18 De “remitting bank” kan jegens de “collecting bank” optreden als gevolmachtigde voor de verkoper maar ook zeer wel in eigen naam optreden, vgl. art. 7:414 lid 2 BW. Derdenbeslag door de koper ten laste van de verkoper onder de “collecting bank” treft derhalve slechts doel indien de “collecting bank” een betalingsverplichting heeft jegens de verkoper en niet jegens de “remitting bank”, vgl. Hoge Raad 25 maart 1994.76 Indien de “remitting bank” optreedt in eigen naam dan kleeft het beslag niet. De annotator P. van Schilfgaarde stelt in zijn noot onder dit arrest overigens dat een beslag door de koper jegens de verkoper onder de betrokken bank tot zekerheid van een vordering ter zake de overeenkomst waarvoor het beding “cash against documents” geldt, niet zou zijn toegestaan. Het beding strekt ertoe dat partijen gelijk oversteken. Daarbij past niet dat de koper de doorbetaling van de koopprijs alsnog door beslaglegging frustreert behoudens bedrog of willekeur. De rechtszekerheid prevaleert in het belang van het internationale rechtsverkeer. 7.3 De Uniform Rules for Collections De opdracht van de “remitting bank” aan de “collecting bank”, alsmede die van de “collecting bank” aan de eventuele “presenting bank” zijn overeenkomsten van lastgeving. De bepalingen aangaande lastgeving zijn niet dwingendrechtelijk van toepassing. Banken verklaren derhalve veelal naast hun eigen algemene voorwaarden de “Uniform Rules for Collections” (“URC”) van toepassing op de incasso. De URC zijn standaardvoorwaarden die onder toezicht van de International Chamber of Commerce (“ICC”) te Parijs zijn opgesteld. In 1995 zijn de URC voor het laatst herzien. Deze laatste versie staat bekend als “URC 522”. Incasso (“collection”) in de zin van de URC 522 (“URC”) wordt in artikel 2 URC als volgt omschreven: “Collection” means the handling by banks of documents as defined in sub Article 2(b), in accordance with instructions received, in order to: i. obtain payment and/or acceptance, or ii. deliver documents against payment and/or against acceptance, or iii. deliver documents on other terms and conditions.” De URC kennen uitgebreide vrijtekeningen voor banken. Artikel 11 URC regelt de vrijtekening voor ‘hulpbanken’: “a. Banks utilising the services of another bank or other banks for the purpose of giving effect to the instructions of the principal, do so for the account and at the risk of such principal. 76 NJ 1995, 638 nt PvS (HBU/De Leeuw) alsmede R.D. Vriesendorp, AA 1994/11, p. 752-757. 19 b. Banks assume no liability or responsibility should the instructions they transmit not be carried out, even if they have themselves taken the initiative in the choice of such other bank(s).” Verder bepaalt artikel 14 URC: “a. Banks assume no liability or responsibility for the consequences arising out of delay and/or loss in transmit of any message(s), letter(s) or document(s), or for delay, mutilation or other error(s) arising in transmission of any telecommunication or for error(s) in translation and/or interpretation of technical terms. b. Banks will not be liable or responsible for any delays resulting from the need to obtain clarification of any instructions received.” Artikel 15 URC regelt overmacht: “Banks assume no liability or responsibility for consequences arising out of the interruption of their business by Acts of God, riots, civil commotions, insurrections, wars or any other causes beyond their control or by strikes or lockouts.” Hieruit blijkt wel dat de verplichting van de bank beperkt is: zij zegt slechts toe de documenten niet uit handen te geven anders dan tegen betaling van de koopprijs. Indien de koper weigert de koopprijs te betalen en de documenten op te nemen (bijv. in geval van dalende marktprijzen), kan de verkoper de bank niet aanspreken. De verkoper zal moeten bewerkstelligen dat de koper alsnog betaalt. Dit is tegelijkertijd de zwakte van het beding ‘cash against documents’. De verkoper heeft vaak veel kosten gemaakt om de documenten te verkrijgen en de zaken te verzenden. De kans dat de verkoper op korte termijn alsnog een andere koper vindt voor eenzelfde prijs is vaak klein. Weliswaar pleegt een koper die ondanks aanbieding van de documenten niet betaalt wanprestatie77, doch de verkoper moet maar zien dat hij zijn vordering kan incasseren. De koper blijft derhalve het laatste woord houden en het “gelijk oversteken van de prestaties” kan gefrustreerd worden.78 8 Documentair krediet 8.1 Inleiding Het nadeel van het betalingsbeding “cash against documents” is, zoals hiervoor aan de orde gekomen, dat de verkoper eerst de goederen moet verzenden, terwijl hij tot de documentenpresentatie het risico loopt dat de koper als puntje bij paaltje komt niet wil of niet kan betalen. Meer zekerheid biedt het documentair krediet (ook wel accreditief genoemd). Het 77 78 G. van Empel en J.B. Huizink, Betaling, waardepapier en documentair krediet, vijfde druk, p. 90. Vgl. de aanbevolen voorzorgsmaatregel in: ICC Guide to Documentary Credit Operations for the UCP500, Charles del Busto, ICC Publication No. 515 (E), Paris 1994, p. 20: “Normal precautions to be taken by the seller. … establish alternative procedures for the resale, reshipment or warehousing of the goods in the event of non-payment by the buyer.” 20 documentair krediet is in feite een toezegging van de bank om te betalen tegen voorgeschreven documenten, mits aan de voorwaarden van het krediet is voldaan. De koper meldt zich voor betaling van de koopprijs met zijn documenten bij de bank. Wanneer de bank de documenten ‘conform’ bevindt, betaalt de bank uit. De bank heeft een eigen verplichting tot betaling indien de aangeboden documenten voldoen aan de door de bank aan de verkoper/begunstigde verzonden Letter of Credit (accreditiefbrief). Hieronder komt een aantal belangrijke aspecten van het documentair krediet aan de orde waaronder: 8.2 Uniform Customs and Practice for Documentary Credits (8.2) de rol van de advising en confirming bank (8.3) de leer van strikte nakoming (“Doctrine of Strict Compliance”) (8.4) de basisovereenkomst tussen koper en verkoper (8.5) de rechtsverhouding tussen de kredietopenende bank en de begunstigde (8.6) fraude (8.7) Uniform Customs and Practice for Documentary Credits Op het documentair krediet plegen banken de Uniform Customs and Practice for Documentary Credits (“UCP”) van toepassing te verklaren. De UCP zijn opgesteld door de International Chamber of Commerce Commission on Banking Technique and Practice te Parijs. De eerste versie dateert van 1933. De laatste herziene versie is op 1 januari 1994 in werking getreden (de UCP-500). Op dit moment neemt de Banking Commission een fundamentele herziening onder de loep.79 De UCP hebben geen kracht van wet of verdrag; zij gelden evenmin als gewoonterecht .80 De UCP zijn een internationaal succes geworden. De ICC heeft een, tegen betaling toegankelijke, site waarop zij internationale uitspraken over uitleg van de UCP bijhoudt.81 De ICC heeft zelf ook diverse studies gepubliceerd naar uitleg en werking van de UCP.82 De UCP-500 mogen dan met name clausulerecht zijn, met het oog op het belang van uniforme uitleg ligt het in de rede om de internationale rechtspraak (en literatuur) bij de uitleg in acht te nemen.83 79 80 81 82 83 N. Keller, “The shape of the New UCP” (2003) 9(3) Documentary Credits Insight, 3-5. Hoge Raad 12 maart 1982, NJ 1982, 267 alsmede Hoge Raad 28 oktober 1983, NJ 1985, 131. www.dcprofessional.com. Zie voor een overzicht: www.iccbooks.com. Zie over uitleg van de UCP: M.N. Boon, De internationale koop en het documentair accreditief ingevolge de UCP 1993, Kluwer, Deventer, p. 159 e.v. 21 8.3 Advising en confirming bank De kredietopenende (issuing) bank is veelal de huisbankier van de koper in zijn thuisland. In de regel wil de verkoper/begunstigde echter bij een bank in zijn eigen land terecht. De issuing bank schakelt daartoe een andere bank in in (de nabijheid van) het land van de verkoper: de adviserende (advising) bank. De verkoper kan nu met zijn documenten terecht bij de adviserende bank. De slechts adviserende bank functioneert dan als loket en doorgeefluik voor de verkoper. In de praktijk bekijkt de adviserende bank de documenten ook alvast zelf. De adviserende bank is echter niet zelfstandig gebonden jegens de verkoper/begunstigde om de documenten te controleren en eventueel te betalen. Deze verplichting rust uitsluitend op de ‘issuing bank’. Wil de verkoper dat de adviserende bank zich jegens hem verbindt, dan moet de adviserende bank het krediet confirmeren. Een ‘confirming bank’ is naast de ‘issuing bank’ zelfstandig gebonden jegens de verkoper/begunstigde indien de documenten conform zijn. Verkopers werken graag met een door een lokale bankier geconfirmeerd krediet. Zij hebben meer vertrouwen in de deskundigheid en vooral onpartijdigheid van de confirmerende bank dan in die van de ‘issuing bank’ als huisbankier van de koper.84 Indien de ‘confirming bank’ ten onrechte documenten weigert, kan de verkoper/begunstigde procederen tegen de lokale bank. 8.4 De leer van strikte nakoming (“the Doctrine of Strict Compliance”) Het beginsel van “strict compliance” is een van de fundamentele, internationale beginselen van documentair-kredietrecht. Merkwaardig genoeg is dit beginsel niet als zodanig verwoord in de UCP-500. De enige verwijzing daarnaar is opgenomen in art. 13 (a): “Standard for examination of documents. a. Banks must examine all documents stipulated in the Credit with reasonable care, to ascertain whether or not they appear, on their face, to be in compliance with the terms and conditions of the Credit. Compliance of the stipulated documents on their face with the terms and conditions of the Credit, shall be determined by international standard banking practice as reflected in these Articles. Documents which appear on their face to be inconsistent with one another will be considered as not appearing on their face to be in compliance with the terms and conditions of the Credit. Documents not stipulated in the Credit will not be examined by banks. If they receive such documents, they shall return them to the presenter or pass them on without responsibility.” De kredietopenende bank dient de haar aangeboden documenten met uiterste nauwgezetheid op volledigheid en correctheid te controleren. Voor de controle van de documenten geldt de bekende uitspraak van Lord Sumner: “There is no room for documents which are almost the same, or which will do just as well as those specified.”85 84 85 R.I.V.F. Bertrams, “De Plichten van de (Confirmerende) Bank bij Documentair Krediet en art. 16 UCP”, WPNR (1989) 5904, p. 92. Equitable Trust Co. of New York v. Dawson Partners Ltd., [1927] 27 Lloyds Rep. 49. 22 Een voorbeeld van non-compliance is de Engelse uitspraak Bank Melli Iran v Barclays Bank (Dominion Colonial and Overseas).86 De handelsfactuur beschreef de goederen “in new condition” in plaats van “new”, en een certificaat van oorsprong beschreef ze als “new good” in plaats van “new”. Beide werden niet als conform geaccepteerd.87 Met de nauwgezette controle behartigt de bank mede de belangen van haar opdrachtgever die immers slechts wil beschikken over conforme documenten. Het documentair krediet is niet bedoeld om te nuanceren; het kent slechts twee varianten: goed en niet goed! De grondslag van het documentaire krediet is immers de zekerheid in het internationale handelsverkeer. Koper en verkoper gevestigd in verschillende landen (continenten) wensen verassingen zoveel mogelijk uit te sluiten door middel van een documentair krediet waarvan zij weten dat dit op formele wijze, naar de letter, wordt afgewikkeld. De Rooy heeft in zijn boek uit 1980 het mechanisme van het documentair krediet vergeleken met het mechanisme van een sigarettenautomaat.88 Een wat gedateerd maar passend voorbeeld van “strict compliance”. Van de sigarettenautomaat is bekend dat indien men er een gulden ingooit, er een pakje uitrolt. De gulden wordt door de machine beoordeeld op diameter, dikte, gewicht; niet op waarde. Werpt men er een zelfgemaakte schertsmunt89 in die eenzelfde diameter, dikte en gewicht heeft als een gulden, dan zal de machine een pakje sigaretten produceren; werpt men er echter een gulden in die enigszins gesleten is, dan bestaat de mogelijkheid dat deze gulden niet voldoet aan de voorwaarden die de machine aan een ‘gulden’ stelt en dat de machine het pakje sigaretten niet levert. Dit beginsel van strikte conformiteit blijkt in de praktijk echter een heikel punt voor het functioneren van het documentair krediet als betalingsinstrument. Het is bekend dat in een fors aantal gevallen documenten niet (helemaal) kloppen. In de markt circuleren percentages van vijftig en meer. Op het recente arbitrageseminar van de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren stelde een spreker dat 75% van de documentaire kredieten “onder voorbehoud” worden afgewikkeld.90 Indien de bank vaststelt dat de documentatie naar haar uiterlijk niet in overeenstemming is met het documentair krediet, kan de bank weigeren de documentatie op te nemen, vgl. art. 14 sub b UCP-500. In de praktijk houdt de bank de beslissing aan en informeert de koper of deze bereid is ondanks de gebreken de documenten te accepteren. Indien de koper de goederen nodig heeft en vertrouwen heeft in correcte levering van de goederen, kan hij de bank machtigen om de documenten desalniettemin op te nemen en 86 87 88 89 90 [1951] 2 Lloyd’s Rep. 367. Vgl. voor een wel ‘conform’-cognossement, Rb Rotterdam 23 april 2004, S&S 2004, 122. F.P. de Rooy, Documentaire kredieten, 2e druk, Kluwer, Deventer 1980, p. 111. Over fraude zie hierna onder par. 8.7. Zie voor een aantal percentages: R.I.V.F. Bertrams, “De Plichten van de (Confirmerende) Bank bij Documentair Krediet en art. 16 UCP”, WPNR (1989) 5904, p. 91. 23 de kredietsom te betalen aan de verkoper. Hier dringt zich een duidelijke vergelijking op met het beding “cash against documents”. De beslissing tot acceptatie van de documenten ligt daarmee in handen van de koper. Deze heeft weer het laatste woord. Indien en voor zover de bank afwijkende documenten vaststelt en de opdrachtgever/koper niet wil sauveren, dient de bank de weigering van de documenten onverwijld, doch uiterlijk aan het einde van de zevende werkdag na ontvangst van de documenten, aan de begunstigde te berichten. Het bericht moet alle afwijkingen vermelden op grond waarvan de bank de documenten weigert en moet tevens vermelden of zij de documenten ter beschikking houdt van de aanbieder of aan hem terugzendt. In geval van verzuim van dit voorschrift verliest de bank het recht te stellen dat de documenten niet in overeenstemming zijn met de voorwaarden van het krediet, art. 14 sub e UCP-500.91 De consequentie van niet of laattijdige mededeling is dat de bank geacht wordt de documenten te hebben opgenomen en dat zij haar verbintenis moet nakomen.92 Een treffend voorbeeld van laattijdig protest onder de (voorganger) UCP-400, door de (kredietopenende) Central Bank of Iraq onder documentaire kredieten tot betaling van ruim USD 30 mio in hoofdsom voor leveranties van Mig vliegtuigen aan het Iraakse leger, is een recente uitspraak van Hof Amsterdam van 11 december 200393: “Deugdelijkheid van de aangeboden documenten 4.12 Ten slotte heeft CBI aangevoerd dat de door Omnipol aan de Tsjechische bank aangeboden documenten in verband met alle L/C’s gebreken vertoonden, als gevolg waarvan de Tsjechische bank destijds CBI heeft geadviseerd niet tot betaling over te gaan, althans heeft de Tsjechische bank destijds Omnipol bericht van de onjuistheden in de aanbieding van de documenten. Ook dit verweer kan CBI niet baten. Op de L/C’s zijn de regels van de UCP-400 (1983) van toepassing. Ingevolge art. 16 UCP400 dient de emitterende bank (CBI) binnen een redelijke termijn aan de begunstigde te melden of ze de documenten accepteert of niet. Op CBI rust in de onderhavige procedure de last om aannemelijk te maken dat zij dat heeft gedaan. Zij heeft dat echter niet aannemelijk gemaakt; de omstandigheid dat de Tsjechische bank aan Omnipol enkele onvolkomenheden heeft gemeld, brengt niet mee dat CBI zich op de vereiste wijze heeft uitgelaten. Voorts komt de omstandigheid dat de archieven van CBI thans niet geraadpleegd kunnen worden voor haar eigen rekening en risico. Nu het ervoor gehouden moet worden dat CBI niet (binnen redelijke termijn) tegen de aangeboden documenten heeft geprotesteerd, kan zij zich niet meer erop beroepen dat de documenten niet overeenstemmen met de condities van de L/C’s. CBI is derhalve tot betaling gehouden.” 91 92 93 Vgl. Hoge Raad 6 juni 1995, NJ 1995, 639 over de waarschuwingsplicht van de garanderende bank tegenover de begunstigde uit een onafhankelijke bankgarantie in geval van afwijkende documenten. Voor de vraag of de kredietsom, welke de openende bank krachtens rechtsverwerking (art. 14 e UCP) aan de begunstigde moet betalen, ten laste van de opdrachtgever mag worden gebracht, M.N. Boon, “Reactie op de ‘Boekbespreking’ door Prof. Mr H.J. Pabbruwe in WPNR (1998) 6315, p. 336-337”, WPNR (1998) 6335, p. 721 en 722 alsmede het naschrift daarop van Prof. H.J. Pabbruwe, WPNR (1998) 6335, p. 723. NIPR 2004/2, nr. 133. 24 8.5 De basisovereenkomst Bij het documentair krediet zijn ten minste drie rechtsverhoudingen betrokken: (i) de koopovereenkomst tussen koper en verkoper (de basisovereenkomst), (ii) de rechtsverhouding tussen de koper/opdrachtgever van de bank en deze bank, alsmede (iii) de rechtsverhouding tussen de bank en de begunstigde onder het documentair krediet/verkoper. Het begint allemaal met de basisovereenkomst. Indien de verkoper betaling verlangt door middel van een documentair krediet dient hij, veelal onder het kopje Payment, een zgn. accreditiefbeding op te nemen. Een bekende tekst voor een dergelijk accreditiefbeding is bijv.: “Payment to be made by an irrevocable, confirmed Letter of Credit to be opened by Buyer before … [date] and to be payable at the desk of ABN AMRO Bank in Rotterdam for the full amount of the purchase price in exchange for the following documents.” Het is van groot belang voor de verkoper om het documentair krediet simpel en effectief te houden zodat het betalingsmechanisme daadwerkelijk functioneert. Het documentair krediet moet op een zodanig tijdstip geopend worden, dat de verkoper reeds op de eerste dag van de verscheping (het vervoer) document(en) zal kunnen presenteren, alsmede dat de termijn voor presentatie zodanig is dat eventuele gebreken in aangeboden documenten nog gezuiverd zouden kunnen worden.94 Het documentair krediet wordt gesteld door de accreditiefbrief (Letter of Credit). Het documentair krediet dient exact volgens de bepalingen van de basisovereenkomst te worden gesteld. Het is van groot belang dat de begunstigde/verkoper direct na ontvangst van de accreditiefbrief controleert of het overeenstemt met de basisovereenkomst. Laat de verkoper dit na en maakt hij documenten in orde die wél kloppen met de overeenkomst, maar niet met het documentair krediet, dan zal de bank betaling weigeren. Wanneer de verkoper/begunstigde zich niet kan verenigen met het documentair krediet dient hij zich tot zijn wederpartij uit de basisovereenkomst te wenden, die dan als opdrachtgever zijn bank heeft te benaderen. De koper die in strijd met de basisovereenkomst niet of een onjuist documentair krediet doet stellen, pleegt wanprestatie. De verkoper kan dan ontbinden en eventueel aanvullende schadevergoeding vorderen. 8.6 De rechtsverhouding tussen de kredietopenende bank en de begunstigde De overeenkomst tussen de bank en de begunstigde ter zake het documentair krediet is naar 94 Presentatie moet geschieden bij de in art. 10 b i. UCP aangewezen bank (the “Nominated Bank”), vgl. Rb Rotterdam 23 april 2003, S&S 2004, 122. 25 heersende opvatting een overeenkomst van eigen aard (sui generis)95, zoals alle niet-benoemde bijzondere contracten. Op grond van het documentair krediet heeft de kredietopenende bank (issuing bank) een voorwaardelijke verplichting tot betaling, dan wel tot acceptatie of negotiatie van wissel(s).96 De rechtsverhouding tussen bank en begunstigde/verkoper is volstrekt onafhankelijk en autonoom van zowel (i) de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en de bank (de lastgeving97) als (ii) de rechtsverhouding tussen koper en verkoper (de koopovereenkomst). Er is derhalve sprake van een dubbele onafhankelijkheid. De begunstigde kan zich derhalve evenmin beroepen op de bepalingen van de lastgeving. Eenmaal gesteld, kan het documentair krediet niet gewijzigd of ingetrokken worden zonder medewerking van alle betrokkenen. Ook al zou de lastgeving beëindigd worden, de bank blijft gebonden jegens de begunstigde. Eveneens geldt dat de lotgevallen van de koopovereenkomst het documentair krediet onberoerd laten. De accreditiefbrief is de enige toetssteen. Voor de betalingsverplichting van de bank jegens de begunstigde is slechts beslissend of de documenten overeenstemmen met de accreditiefbrief; niet beslissend is of de documenten overeenstemmen met de werkelijkheid.98 Banken leven immers in een “papieren werkelijkheid” en zij zijn allerminst gehouden tot veldonderzoek, vgl. art. 3 UCP: “Credits v. Contracts a. Credits, by their nature, are separate transactions from the sales or other contract(s) on which they may be based and banks are in no way concerned with or bound by such contract(s), even if any reference whatsoever to such contract(s) is included in the Credit …” alsmede art. 4: “Documents v. Goods/Services/Performances In Credit operations all parties concerned deal with documents, and not with goods, services and/or other performances to which the documents may relate.” Ook dit zgn. autonomiebeginsel dient de functie van de zekerheid van het documentair krediet in het internationale betalingsverkeer en het daarin gestelde vertrouwen. 95 96 97 98 R. van Delden/F.A.W. Bannier, Betalingsverkeer (documentair krediet/documenten), Deventer 1999, p. 92. In geval van een acceptatiekrediet accepteert de bank een door de begunstigde op haar getrokken wissel. De begunstigde kan de wissel verdisconteren bij een bank waardoor hij het nominale bedrag van de wissel incasseert minus de rente over de tijd dat de wissel nog loopt. Bij een negotiatiekrediet neemt de bank op zich een wissel te kopen die de verkoper/begunstigde op de koper of op de bank trekt voor het bedrag van de koopprijs. De verkoper is hier trekker en nemer (begunstigde) en de koper c.q. de bank is betrokkene. In het kredietadvies belooft de bank deze wissel te kopen voor het nominale bedrag minus de rente over de looptijd. Hoge Raad 31 mei 1974, NJ 1976, 309, waarover onder meer R. van Delden/F.A.W. Bannier, Betalingsverkeer (documentair krediet/documenten), Deventer 1999, p. 39 e.v. G. van Empel/J.B. Huizink, Betaling, waardepapier en documentair krediet, vijfde druk, p. 94. Vgl. ook M. Bridge, The international sale of goods: law and practice, Oxford 1999, p. 246 en 247. 26 8.7 Fraude In het documentair-kredietrecht is er één uitzondering op het onmisbare principe dat het documentair krediet onafhankelijk (van de overige betrokken rechtsverhoudingen) of autonoom is. De uitzondering doet zich voor in geval van fraude: “fraus omnia corrumpit”. Indien een begunstigde op frauduleuze wijze betaling verlangt onder een documentair krediet door vervalste documenten aan te bieden, zijn rechters geneigd om betaling te stoppen.99 In het algemeen moet het echter gaan om evidente omstandigheden waar de feiten relatief duidelijk zijn.100 Volgens Van Delden/Bannier101 staat niet alleen bedrog van de verkoper of diens hulppersoon aan uitbetaling in de weg. Een bank moet te allen tijde valse documenten kunnen weigeren, ook al staat de verkoper daarbuiten. De bank moet immers niet gedwongen worden haar hoofd in de strop te steken. De documenten dienen immers mede als zekerheid voor de bank tot terugbetaling van de uitgekeerde kredietsom. Vooral op het Europese vasteland geeft het documentair krediet weinig aanleiding tot fraudegeschillen. In de praktijk speelt de fraude-exceptie zelden. In de Nederlandse gepubliceerde jurisprudentie zijn aanzienlijk meer gevallen gepubliceerd over onjuiste afroep van garanties.102 Een bekend geschil over blokkering van een documentair krediet is het arrest van de Hoge Raad tussen Bulk Oil en Mac Oil.103 Koper Bulk Oil stelde wanprestatie van verkoper Mac Oil onder een overeenkomst ter zake deelleveranties van olie. Bulk Oil ontbond de overeenkomst. Mac Oil deed echter een beroep op het door Bulk Oil geregelde documentair krediet bij de bank. Bulk Oil eiste daarop in kort geding een verbod jegens Mac Oil om de documenten bij de bank aan te bieden teneinde uitbetaling te verkrijgen. Het Hof oordeelde echter dat de gestelde wanprestatie niet vaststond. Het Hof stelde terecht dat de zekerheid die het documentair krediet in de internationale handel aan de verkoper geeft niet ondergraven kan worden door een verbod de documenten aan te bieden op grond van beweerde, doch niet vaststaande wanprestatie. De Hoge Raad sanctioneert dit oordeel. De AG Berger merkt in zijn conclusie voor het arrest op: “dat niet spoedig mag worden aangenomen dat een onherroepelijk documentair krediet vervalt op grond van oorzaken, ontleend aan de onderliggende rechtsverhouding tussen koper en verkoper, welke buiten die kredietovereenkomst zelf liggen”. 99 100 101 102 103 Zie voor een uitgebreid onderzoek, M.N. Boon, Het Documentaire Accreditief, diss. Utrecht 1988, p. 442 e.v. John F. Dolan, “Letters of Credit: a comparison of UCP 500 and the New U.S. article 5”, in: Documentair Crediet en Garanties, NAVIH-symposium 9 februari 1998 te Rotterdam. R. van Delden/F.A.W. Bannier, Betalingsverkeer (documentair krediet/documenten), Deventer 1999, p. 121-122. Vgl. voor een recent overzicht M.A.J.G. Janssen/C.W.M. Slegers, “Geen conservatoire beslaglegging na uitbetaling bankgarantie”, Advocatenblad 2004-1, p. 60 e.v. Hoge Raad 21 mei 1976, NJ 1977, 209. 27 Naast de fraude-uitzondering noemen een aantal schrijvers ook nog de uitzondering van kennelijke willekeur.104 Een bekend voorbeeld is de op grond van wanprestatie ontbonden overeenkomst. Er kunnen mijns inziens inderdaad situaties denkbaar zijn waarbij kennelijke willekeur aan uitbetaling onder het documentair krediet in de weg kan staan. Een voorbeeld daarvan is een evident geval van (ernstige) wanprestatie waardoor de koopovereenkomst ontbonden is. Wij bewegen ons hier wel op het grensvlak. Uiterste terughoudendheid blijft geboden om de werking van het documentair krediet niet te doorkruisen. Veelal nemen banken in gevallen van beweerde fraude een afwachtende houding aan. Het is aan de opdrachtgever/koper om actie te ondernemen. Deze kan in kort geding een vordering instellen (i) tot een verbod aan de bank tot betaling over te gaan en/of (ii) tot een verbod aan de begunstigde zijn documenten aan te (doen) bieden aan de bank en betaling onder het documentair krediet te vorderen. Het is aan te bevelen om beide acties, indien mogelijk, gelijktijdig in te stellen. Eveneens is het mogelijk om onder de bank derdenbeslag te leggen ten laste van de begunstigde op zijn (voorwaardelijke) vordering tot betaling jegens de bank.105 104 105 Bijv. G. van Empel/J.B. Huizink, Betaling, waardepapier en documentair krediet, vijfde druk, p. 108 en 109; D. Dokter in: Akveld e.a. (red.): Hoofdstukken Handelsrecht, Deventer 2001, p. 411-413. Zie voor een overzicht van de diverse acties (en de valkuilen bij inschakeling van meerdere banken): R. van Delden/F.A.W. Bannier, Betalingsverkeer (documentair krediet/documenten), Deventer 1999, p. 124-130.