V. VERKLAAR (geef de oorzaken aan en niet beschrijf het proces van): The Scramble for Africa (p. 198-199) * multicausaal: talrijke factoren droegen bij tot de motivatie en de mogelijkheid om Afrika te koloniseren. Het was een complex dialectisch proces. => de opgegeven oorzaken waren vaak legitimerend bedoeld. * factoren die bijdroegen tot de motivatie: - economie: goedkope grondstoffen en arbeidskrachten, afzetmarkten, monopolistisch financieringskapitalisme. - sociaal: de disciplinering van de burgermaatschappij zorgde voor veel ‘sociaal’ ongeschikten => immigratie is de ideale oplossing voor bevolkingsoverschotten, werkelozen en andere ‘ongeschikten’. - politiek: prestigezucht, nationalistische en patriottistische ondernemingen – onderlinge Europese concurrentie die elders (bvb. in Afrika) uitgevochten wordt (binnen Europa waren Frankrijk en G.B. aan de grenzen van hun machtsuitbreiding gekomen) - cultureel: verspreiden van de christelijke godsdienst en een humanitaire strijd tegen slavenhandel. * factoren die bijdroegen tot de mogelijkheid: - technologie: massificatie van bewapening, vervoer (spoor, schepen), communicatie, geneeskunde => onder invloed van de Tweede Industriële Revolutie. - heterogene, autochtone stammen: boden weinig weerstand, geen gecoördineerd verzet tegen kolonisten. - verzwakking van het Ottomaanse Rijk: eind 18e eeuw was heel Noord-Afrika nog onder islamitische invloed, rond 1870 was het Ottomaanse Rijk zogoed als alle invloed kwijt. - vermindering van internationale betekenis van Portugal en Spanje. 1 De ommekeer in de houding van de VS tijdens WOI (p. 241-242) 1) algemene politiek van de VS was: ‘wij houden ons erbuiten’. Maar ze kenden tijdens laatste kwart van de 19e eeuw een belangrijke economische groei die gepaard ging met imperialistische strevingen, voornamelijk naar Centraal-Amerika en Azië (Cuba, Puerto Rico, Filippijnen, Hawaï). Europa kon daarna aan de beurt komen. 2) Amerikaanse bankiers verstrekten leningen voor astronomische bedragen aan vooral de Ententelanden, en ze rekenden op een snelle aflossing van de schuld. 3) De Amerikaanse publieke opinie werd bijna uitsluitend ingelicht door Britse pers die de oorlog voorstelden als een kruistocht van democraten tegen autoritaire regimes. 4) in een gekaapt telegram van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken (Zimmerman) aan de Duitse gezant in Mexico werden – tot ontzetting en woede van de Amerikanen - plannen i.v.m. een Mexicaans offensief en een herovering van de staten Texasn Arizona en New Mexico onthuld. 5) De beslissing in februari 1917 om een onbeperkte duikbotenoorlog te ontketenen waarbij de neutralen niet langer gespaard zouden blijven. 2 Het uitbreken van WOI (p. 224-227) * Fisher - het Duitse Keizerrijk had de oorlog bewust uitgelokt - de politieke, economische en militaire elites hadden vanaf begin 20e eeuw systematisch en consequent gestreefd naar een rechstreekse pf onrechstreekse controle over het continent, over delen van Midden Oosten en Centraal Afrika * Duitse economie - stormachtige economische opgang => onrust bij de buren werd aangewakkerd, nationalisme flakkert op. => expansiedrift (door nood aan grondstoffen en exportmogelijkheden) => protetionisme ergerde Duitsland * Balkan - verdeling van het Ottomaanse Rijk 1. Serviërs: - Oostenrijk-Hongarije was bang dat de Serven naar het Zuiden zouden uitbreiden en zo aantrekkingskracht zouden uitoefenen op de ZuidSlaven van Oostenrijk-Hongarije. - Oostenrijk-Hongarije wist zich geen raad met nationalistische bewegingen in eigen land, vooral de gebiedshonger van Servië, dat toenadering zocht tot Roemenië en Rusland. 2. Duitsland: - Heeft zelfde angst als Oostenrijk-Hongarije. - zocht vriendschap met de sultan 3. Rusland: - wie verwerft controle over de Bosporus en de Dardanellen? (liefst Duitsland niet, tegen Engeland) - machtspositie via Bulgarije - machtspositie door steun aan Servië (tegen Oostenrijk-Hongarije) 4. Engeland: - wie verwerft de controle over de Bosporus en de Dardanellen (liefst Duitsland niet, tegen Rusland) - onderlinge verdeeldheid in de Balkan Serven, Grieken, Bulgaren en Roemenen zochten elk gebiedsuitbreiding (Macedonië) * Westen: - Engeland: duldde geen concurrentie op zee => opwinding over bouw Duitse schepen - Frankrijk: wil revanche voor verlies van Elzas-Lotharingen - Italië: gebiedsuitbreiding ten koste van Oostenrijk-Hongarije en Ottomaanse Rijk + meer invloed in de Middellandse Zee bondgenootschap met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije zeer voorwaardelijk - bewapeningswedloop: n.a.v. onenigheid omtrent kolonies, afzetmarkten, scheepvaart, … grotere invloed van de militaire elites. - ‘states of mind’ van de elite van West-Europese landen: namen risico’s niet (voldoende) in overweging. - interne verstandhouding tussen de componenten van machtsblokken was zoek. * De rechtstreekse aanleiding van de oorlog: 28/06/1914: aartshertog Franz-Ferdinand van Oostenrijk wordt neergeschoten te Sarajevo, door Bosnische student. 3 Het uitbreken van de Russische Revolutie (p. 239) * aanslepende oorlog (werd een chaos) - Russische leger was ondervoed, slecht gekleed en slecht bewapend - grote verliezen => verbittering en ontmoediging (wordt overgedragen naar het thuisfront) * economische factoren: - landbouw en nijverheid liepen spaak omdat 50 % van de mannen moesten vechten: de bevoorrading kwam in het gedrang en er driegde hongersnood. - mank lopend transportsysteem (voor oorlogsindustrie) - inflatie + ongeremd drukken van roebels verstoorde markt- en geldmechanisme * staatsmacht bleef in gebreke: politiek vacuüm - tsaar Nicolaas II hield geen rekening met oppositie, hij nam het bevel over het leger op zich, maar bracht er niets van terecht. - tijdens zijn afwezigheid regeerden Tsarina en Raspoetin op een waanzinnige manier. * het ambentarenkorps kon de problemen niet oplossen * de politieke partijen waren niet langer onderdanig - voornamelijk de Bolsjevieken onder leiding van Lenin - vanaf 1916 overlegden de liberalen of ze een militaire staatsgreep of een paleisrevolutie zouden plegen. 4 De Eerste Industriële Revolutie (p. 5-7) De statische wereld van het Ancien Regime kwam tijdens de Industriële revolutie in een stroomversnelling terecht. Vrijwel alle verhoudingen zullen soms traag, maar meestal zeer bruusk overhoop gehaald worden. De verschuivingen waren van blijvende aard. * meerdere factoren speelden een rol - kapitaal - arbeidskrachten die bereid waren: - aan een vast loon te werken; - naar een stad te komen; - zich aan te passen aan de nieuwe machines en productiewijzen. - nieuwe technieken: nieuwe machines (vb. weefgetouw) en nieuwe krachtbronnen (vb.: stoommachine) - winstzoekende ondernemers. - omgeving die op sociaal en cultureel vlak kon inspelen op de behoeften van de indernemers. * bijkomende gunstige omstandigheden in Groot-Brittannië - daling van de graanprijzen => grootgrondbezitters wilden rationaliseren en moderniseren (voor de export) => enclosure-beweging (grotere uitbatingen) - vraag naar machines stijgt => metaalnijverheid bloeit - graanoverschotten => bevolking stijgt => ontstaan van steden - verarming van de boeren => plattelandsvlucht - stijgende lonen => koopkracht stijgt => vraag naar industriële productie stijgt en de prijs van levensmiddelen daalt. - export van de overschotten => massaproductie, massaconsumptie, export => scheepvaart bloeit - goede verstandhouding tussen wetenschap en techniek (1e investeerders waren winkeliers, herbergiers, …) - vrije markt (door een stabiele regering aangemoedigd) 5 De Tweede Industriële Revolutie (p. 115-116) De 2e Industriële Revolutie was het resultaat van een samenspel tussen kapitaal, nieuwe technologieën en massificatie van vroegere technologieën. * kapitaal: - nav. De liberalisering van de economie (vrijhandel) en de afschaffing van de feodaliteit. - veel grootgrondbezitters hadden hun gronden verkocht waardoor ze zeer rijk waren geworden. - voornamelijk in G.B. en Frankrijk was er veel kapitaal => investeringen in industrie en technologie waren mogelijk. - bovendien was er een groeiende samenwerking tussen industriëlen en bankiers + concentraties in trusts. * nieuwe technologieën: door samengaan van techniek en wetenschap - vb.: de chemische industrie: plastic, fotofilm, aspirine, synthetische verfstoffen, ontploffingsmotor, … - energiebronnen: elektriciteit en petroleum * massificatie - groei van de steenkoolproductie vb.: Steenkooluit VSA, Indië en Australië, bruinkool uit Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. - toepassingen van ijzer en staal, voornamelijk belangrijk voor: - spoorwegen (Groot-Brittannië, België en Duitsland) - zeescheepvaart: stoomschip => bracht continenten ‘dichter’ bij elkaar => groei van wereldhavens (Bremen, Hamburg) - industriële toepassingen - textielsector: automatisch weefgetouw, groeiende mechanisering, opkomst van nietEuropese landen. - in Duitsland werd er door de eenmaking een reusachtige markt geschapen. 6