Het ACV

advertisement
Het
Algemeen
Christelijk
Vakverbond
Jana De Zutter
Melissa Lievens
Ontstaan Christelijk Syndicalisme
• 19e eeuw: ontstaan Christelijk
syndicalisme
• Fabrieksarbeiders in erbarmelijke
omstandigheden:
– Werkdagen van meer dan 14 uur
– Ongezonde werkplaatsen
– Hongerlonen
– Kinderarbeid
Geen sociale voorzieningen
Ontstaan Christelijk Syndicalisme
• Gent, 04/03/1857: ‘Broederlijke
Maatschappij der Wevers’
• 04/1857: Spinners richten ‘Maatschappij
der Noodlijdende Broeders’ op.
 Alle arbeiders, los van politieke
overtuiging of levensbeschouwing
Ontstaan Antisocialistische
Katoenwerkersbond
• Socialistisch geïnspireerde minderheid
koos voor de klassenstrijd als strategie om
tot een rechtvaardigere samenleving te
komen.
• 1886: oprichting ‘Antisocialistische
katoenwerkersbond’ Hieruit vloeide later
het ACV voort. Men verkoos
klassensamenwerking boven klassenstrijd.
Ontstaan gemengde vakafdelingen
• De Kerk en de Katholieke burgerij wilden
een gemengde werking: arbeiders en
patroons samen in één vereniging.
Ontstaan van gemengde vakafdelingen
in door de burgerij gepatroneerde gilden
en werkmanskringen.
Ontstaan Christelijke
Vakverenigingen
• 1900: gemengde Christelijke
beroepsverenigingen ruimen plaats voor
zelfstandige, Christelijke vakverenigingen:
enkel voor en door arbeiders.
• 1904: Rutten richt het ‘Algemeen
Secretariaat der Christelijke
Beroepsverenigingen’ op.
 Ontstaan van talrijke vakverenigingen
Ontstaan ACV
• 1908: Ontstaan ‘Verbond der Christene
Beroepsverenigingen’
• 1909: Ontstaan ‘Confédération des
Syndicats Chrétiens et libres des
Provinces Wallonnes’
• 1912: Ontstaan van een nationale
confederatie: ‘Algemeen Christelijk
Vakverbond / Confédération générale des
Syndicats Chrétiens et libres de Belgique’
Dieptepunt na WO I
• Na WO I kende het ACV een dieptepunt,
de socialistische vakbeweging kende een
enorm succes.
• In 1919 bleek de schade hersteld; vanaf
dan bleef het ledenaantal stijgen.
Een nieuwe structuur
• De talrijke vooroorlogse beroepsfederaties
fusioneerden en hergroepeerden zich in
een beperkt aantal beroepscentrales.
Deze nieuwe organisatiestructuur
betekende een enorme versterking van de
slagkracht van de vakbeweging, omdat
iedere kleine actie nu - na erkenning van
bovenaf - kon rekenen op steun van heel
de centrale.
Staking der 500 000
• Economische crisis jaren ’30: Eén op drie
ACV-leden werkloos.
• 1935: lichte economische heropleving;
ACV opnieuw in het offensief.
• 1936: samen met Socialistische
vakbeweging werd de ‘Staking der 500
000’ georganiseerd.
Resultaten Staking der 500 000
•
•
•
•
Een week betaald verlof
Het principe van de 40-urenweek
Gewaarborgd minimumloon
Verhoogde kinderbijslagen.
• De erkenning van het ACV als volwaardig
gesprekspartner door de socialistische vakbond
en de overheid.
WO II: Crisis binnen het ACV
• Vóór de oorlog: ACV-Bestuur besliste om in geval van
bezetting iedere activiteit stop te zetten.
• De Duitse bezetter legde in november 1940 zijn ‘Unie
van Hand- en Geestesarbeiders’ op.  Discussie over
de medewerking aan deze verplichte eenheidsvakbond
 Scheuring tussen voor- en tegenstanders binnen het
ACV.
• Toen duidelijk werd dat de Unie slechts een instrument
was in handen van de bezetters, zegden ook de
voorstanders binnen het ACV hun medewerking op.
‘Ontwerpakkoord van Sociale
Solidariteit’
• ACV en ABVV voerden tijdens de oorlog
gesprekken met de
werkgeversorganisaties. Dit leidde in april
1944 tot het ‘Ontwerpakkoord van sociale
solidariteit’. Hierin werden de krachtlijnen
van de naoorlogse sociale en
economische politiek van overleg en
samenwerking vastgelegd.
Geprogrammeerde welvaart via
overleg
• Van 1944 tot 1948 werden acht nationale
arbeidsconferenties georganiseerd.
• Vijftiende ACV-congres oktober 1947: Statuten van het
ACV werden ingrijpend aangepast. De gewestelijke
verbonden werden statutair gelijkwaardig aan de
beroepscentrales. Voor het eerst was sprake van het
huidige tweepijlersysteem.
• 1948: Wet op de organisatie van het bedrijfsleven werd
aangenomen.  Oprichting van de Centrale Raad voor
het Bedrijfsleven (1948) en de Nationale Arbeidsraad
(1952).
Geprogrammeerde welvaart via
overleg
• 1950: voor het eerst sociale verkiezingen in de
ondernemingen om de werknemersvertegenwoordigers
aan te duiden in de ondernemingsraden. De meer
uitgesproken ondernemingswerking en het steeds
grotere ledenaantal (520.000 leden in 1952) dwongen
het ACV tot een interne reorganisatie. Om de
ondernemingswerking te ondersteunen werden in de
gewestelijke verbonden de diensten voor
ondernemingsafgevaardigden (Donaf-diensten)
opgericht. De versnipperde vormingsdiensten werden
gecentraliseerd. Op de confederatie ontstonden nieuwe
diensten: voor grens- en seizoenarbeiders, voor
migranten, voor vrouwen.
Geprogrammeerde welvaart via
overleg
• Actiepunt jaren ’50: Invoering van de 5daagse werkweek.
– 1954: ACV organiseerde een petitionnement
voor de invoering van de vijfdaagse werkweek
van 45 uren.
– Na een reeks zaterdagstakingen in 1955
gaven de werkgevers hun principieel verzet
op.
– Nog 10 jaar wachten vooraleer de 5-daagse
werkweek verplicht werd in alle sectoren.
Geprogrammeerde welvaart via
overleg
• Socialistisch-liberale regering: eerste
schoolwetten werden afgekondigd.
– De tewerkstelling en de loonsvoorwaarden
van de leerkrachten in het katholiek onderwijs
stonden onder druk.
– Het ACV stond mee aan de spits van de
katholieke reactie.
Geprogrammeerde welvaart via
overleg
• 1960: Sterk gestegen overheidsuitgaven 
besparingsplan.
– Die ‘Eenheidswet’ leidde bij het Waalse ABVV tot een
bijna revolutionair protest. Het ACV, maar ook het
Vlaams ABVV, deden niet mee.
– Gestructureerd overleg tussen werkgevers en
vakbonden. Tussen 1960 en 1976 kregen de
werknemers via de nationale interprofessionele
akkoorden hun aandeel in de stijgende welvaart. Via
deze akkoorden slaagden de vakbonden er in om de
40-uren-week en het gewaarborgd minimuminkomen
voor iedereen te realiseren.
Geprogrammeerde welvaart via
overleg
• In meerdere collectieve
arbeidsovereenkomsten werd een
syndicale premie bedongen voor
vakbondsleden. Werknemers die geen
vakbondslid zijn en dus geen
vakbondsbijdrage betalen, profiteren
immers mee van de afgesproken
voordelen die de vakbonden bedingen.
Vakbond in crisisperiode
• Staatshervorming 1970: unitaire staat  federale staat
– Om beter te kunnen inspelen op de communautaire problemen
werden gemeenschappen en gewesten opgericht. In latere
staatshervormingen werden steeds meer bevoegdheden
overgedragen naar die gemeenschappen en gewesten.
– Het ACV paste zich aan deze evolutie aan en richtte regionale
comités op:
• 1979: het Vlaams Regionaal Comité (VRC) en het Waals Regionaal
Comité (CRW)
• 1983: het Brussels Regionaal Comité
Vakbond in crisisperiode
• 1974: Regering bekrachtigde onder druk van het ACV bij
wet de indexkoppeling van de sociale vergoedingen.
• De economische crisis die zich met de loskoppeling van
de dollar van de goudstandaard (1971) en de eerste
oliecrisis (1973) had aangekondigd, zette zich de jaren
erna door. Het aantal werklozen steeg van ongeveer
100.000 naar meer dan 800.000. Eén op vier van de
ACV-leden was werkloos. Om beter te kunnen inspelen
op de noden van die werkzoekenden wordt in 1981 een
nationale werkzoekendenwerking opgezet.
Vakbond in crisisperiode
• Door de crisis worden ook de sociale
verhoudingen grondig verstoord.
– Van 1976 tot 1986: Geen nationaal interprofessioneel
akkoord tussen de werkgevers en de vakbonden.
– De opeenvolgende regeringen voerden
besparingsplannen uit. Het ACV pleitte er steeds voor
dat de zwakste inkomensgroepen hierbij zoveel
mogelijk werden ontzien.
Vakbond in crisisperiode
• Ondernemingen trachtten hun vroegere
winstmarges te herstellen  massaal nieuwe
technologieën worden ingevoerd. Om die zo
efficiënt mogelijk te kunnen inzetten, werd van
de werknemers een grote flexibiliteit verwacht:
– Ploegenstelsels
– Deeltijdse arbeid in alle mogelijke vormen
– ‘Nepstatuten’
Nieuwe tendens
• Op het syndicale front: Nieuwe tendens:
Traditioneel namen de industriearbeiders
syndicaal het voortouw, maar sinds de jaren ’80
roeren ook andere beroepsgroepen, die tot dan
toe weinig syndicale acties ondernamen, zich.
Zo worden de leerkrachten, het
overheidspersoneel en de werknemers in de
‘zachte’ sociale sector zich meer syndicaal
bewust en slagvaardig.
Einde Crisis?
• In 1987 werd - na tien jaar - opnieuw een
nationaal interprofessioneel akkoord
afgesloten. In die periode stelde de
vakbonden zich terug kritischer op ten
aanzien van de regeringspolitiek.
Tegelijkertijd groeide terug een grotere
toenadering tussen ACV en ABVV.
Waarden van het ACV
•
•
•
•
•
•
•
•
Personalisme
Arbeid
Rechtvaardigheid
Solidariteit
Publieke zorg
Democratie en participatie
Verdraagzaamheid en gelijkheid
Gezin
Rol van het ACV
• Het ACV ziet voor zichzelf vier rollen
weggelegd:
– Bewaker van democratie
– Behoeder van solidariteit
– Verdediger van werknemersbelangen
– Zaakwaarnemer op het sociaal-economisch
terrein
Leden
• Eind 2002: 1.704.995 leden - waarvan
1.120.539 in Vlaanderen. Het ACV is
daarmee de grootste vakbond in België.
• Een gedifferentieerd ledenpubliek
• Eind 2002: 35,30% van de ACV-leden niet
actief
Militanten
• Ongeveer 80.000 militanten.
• Militanten spilfiguren in het ACV.
• Leden hebben vertrouwen in de ACVmilitanten
Vrijgestelden
• 3.100 betaalde beroepskrachten
(=vrijgestelden), goed voor 2.750 voltijdse
equivalenten.
• Vrijgestelden worden ingezet voor:
– administratie en dienstverlening
– ‘veldwerk in ruime zin’
• centraal propagandisten in de beroepscentrales
• regiopropagandisten in de gewestelijke verbonden
• propagandisten voor de stafdiensten van de
beroepscentrales, de gewestelijke verbonden en de
confederatie
Beleidsorganen
• In de beleidsorganen van de regionale en
gemeenschapsinstanties gaan de mandaten
voor de helft naar de vertegenwoordigers van de
beroepscentrales en voor de helft naar de
vertegenwoordigers van de gewestelijke
verbonden.
• Dit in tegenstelling tot de nationale
beleidsinstanties waar 2/3de van de mandaten
gaan naar vertegenwoordigers van de
beroepscentrales en slechts 1/3de naar
vertegenwoordigers van de gewestelijke
verbonden.
Beleidsorganen
• Nationale beleidsinstanties:
– CONGRES
– ALGEMENE RAAD
– NATIONAAL COMITÉ
– NATIONAAL BESTUUR
– DAGELIJKS BESTUUR
Beleidsorganen
• Regionale en gemeenschapsinstanties
– REGIONALE COMITÉS
• Vlaams Regionaal Comité
• Comité Régional Wallon
• Brussels Regionaal Comité
– GEMEENSCHAPSCOMITÉS
• Het Vlaamse Gemeenschapscomité
• Het Franstalig Gemeenschapscomité
• Het Duitstalig
ACV-Plan voor de Toekomst
• Begin jaren ’90: De economie kende een nieuwe inzinking 
Regeringen zetten hun besparingsplannen verder.
• ACV niet akkoord met de manier en de termijn waarop de regering
die besparingen wilde realiseren.
• In 1993 zetten de vakbonden, de werkgevers en de regering zich
rond de tafel om te komen tot een ‘sociaal pact’, maar dat liep op
niets uit.  Grootste stakingsbeweging sinds 1960.
• Tegenover het opgelegde ‘globaal plan’ van de regering Dehaene I
stelde het ACV een eigen plan voor met drie doelstellingen:
– Meer werk
– Vrijwaring van de sociale zekerheid
– Eerlijke fiscaliteit
Dat ‘ACV-Plan voor de Toekomst’ is tot op vandaag de leidraad voor het
ACV-optreden.
ACV in Europa
• Het ACV heeft er steeds naar gestreefd om ook op Europees niveau
sterke syndicale acties te voeren. Daarom kent het ACV een
belangrijke rol toe aan het Europees vakverbond (EVV).
• Voor het ACV moet de Europese politiek niet alleen gericht zijn op
economische en financiële aspecten, maar moet er ook een efficiënt
sociaal beleid gevoerd worden. Alleen zo kunnen de rechten van
werknemers in heel Europa gevrijwaard worden.
• Het ACV is eveneens actief binnen ECOSOC, het Economisch en
Sociaal Comité van de Europese Unie, en pleegt op regelmatige
basis overleg met haar sociale partners.
Download