Korting voor contant is 1% van de verkoopprijs na

advertisement
Order- en offertetrajecten
Toelichting op de toetstermen
1 De kandidaat kent de algemene principes en de verschillende fasen van orderverwerking
• Fasen van orderverwerking
• Kennis van de administratieve processen van orderverwerking
• Inzicht in kostenstructuur van offerte
• Een eenvoudige wijze van verkoopbudgettering kennen
• Principes van omzet-, marge- en prijscalculaties (inclusief het omgaan met kortingen en
bonussen)
• Kennis van de verschillende soorten kortingen en bonussen en deze kunnen toepassen
• Kennis van krediettermijnen en –limieten en deze kunnen toepassen
2 De kandidaat heeft kennis van de wettelijke bepalingen en regelingen die van invloed zij nop het
afsluiten van verkooptransacties
• Wettelijke eisen te stellen aan order
• Kennis van leverings- en verkoopvoorwaarden (inclusief verplichting t.a.v. publicatie)
• Garantiestelling leverancier
• Productaansprakelijkheid
• Verborgen gebreken
• Wanprestatie
• Relevante wetgeving, zoals: economische mededingen
• Industrieel eigendomsrecht: merkenrecht, modellenrecht, octrooirecht
3 De kandidaat heeft kennis van de inhoud en de functie van aftersales
• Service en aftersales service
• Garantie
• Klachtenafhandeling
• Follow-up (aanvullende verkoop)
• Relatieopbouw/- beheer)
• Netwerkuitbreiding
Term
afhaalorder
afroeporder
After sales service
backorder
Behoeftegerichte
verkoop
bijproduct
bijverkoop
break-evenpoint
1
Betekenis
Bestelling via internet, telefoon etc. die je op het afgesproken tijdstip
afhaalt
Afgesproken wordt wat je in een jaar bestelt tegen bepaalde
voorwaarden. Wanner je iets nodig hebt wordt direct geleverd. Ideaal
wanner je niet weet wat je per keer nodig hebt.
Service bieden na de verkoop bv. een fietswinkel met een
reparatiewerkplaats
Dat deel van de order dat niet uit voorraad kan worden geleverd maar
wordt na geleverd.
De essentie van behoeftegericht verkopen is: Klanten kopen geen
producten, maar kopen wat die producten voor hen betekenen. Dit kan
alleen als je je in kan leven in de behoeften van de afnemer
Een product dat onbedoeld ontstaat in een productieproces, doch dat
een positieve waarde heeft of in ieder geval een nuttige toepassing kent.
Vaak kunnen afvalstromen, die ook wel restproduct genoemd worden,
met enige inventiviteit ingezet worden voor een nuttig doel.
Verkoop van artikelen die niet tot het standaardassortiment horen
Het punt waarop kosten en opbrengsten gelijk zijn. Er wordt (nog) geen
winst gemaakt, maar ook geen verlies geleden. Zie voorbeeld onderaan
Order- en offertetrajecten
Term
customerservicegraad
Direct mail
Economische
voorraad
Extra tarra
Fasen verkoopcyclus
Betekenis
De servicegraad geeft het percentage van bestellingen weer waar een
onderneming direct uit voorraad aan kan voldoen. Hoe hoger de
gewenste servicegraad, hoe hoger het orderpunt komt te liggen.
Direct mail is reclame maken door (potentiële) klanten direct
en persoonlijk te benaderen via geadresseerde post. (email. tweet, brief
etc.)
Inkopen (maar nog niet afgeleverd) + magazijnvoorraad – verkopen
(maar nog niet geleverd)
Speciale (extra) verpakking bv. Pallet
De verkoopcyclus bestaat uit:



Follow-up
Franco
garantie
Individuele verkoop
Inkoopcombinatie
Kamer van
Koophandel
klantenbinding
Kredietlimiet
Krediettermijn
Kredietwaardigheid
kwantumkorting
2
de aanbodfase, waarin de klant zijn beslissing aan het vormen is;
de aankoopfase waarin de order wordt geplaatst en het product
of de dienst word uitgeleverd;
de relatiefase.
Het is van vitaal belang dat je deze cyclus ook echt als een cirkel voor je
ziet: Door de relatie met de klant goed te beheren en te onderhouden
help je ervoor te zorgen dat de klant in de toekomst terugkeert voor
nieuwe orders. De verwerking van de lopende orders is daar
onlosmakelijk mee verbonden.
Proberen te zorgen dat een bezoeker terugkomt
Leveringsvoorwaarde waarbij het goed wordt afgeleverd zonder
bijkomende kosten (zitten in de factuur verwerkt)
Zekerheidsstelling door aanbieder dat een product bij normaal gebruik
blijft voldoen aan de in de prodttspecif1catie gestelde eisen. De
verkoper/importeur/fabrikant kan hier alleen maar onderuit komen door
te bewijzen dat de afnemer het zelf heeft gedaan (ondeskundig gebruik,
niet heeft voldaan aan de gebruiksvoorwaarden)
Verkoop op maat
Een inkoopcombinatie is een bundeling van min of meer gelijksoortige
ondernemers die gezamenlijk producten en diensten inkopen. Door het
grotere volume kunnen ze lagere inkoopprijzen bedingen en zo fors
besparen op de inkoopkosten.
De Kamer van Koophandel (afkorting: KvK) is een belangenorganisatie
van het bedrijfsleven met een aantal wettelijke taken zoals het
bijhouden van een Handelsregister
Activiteiten om te zorgen dat de klanten terugkomen
Max. bedrag waarvoor besteld kan worden zonder te betalen
Periode waarbinnen betaald wordt
De mate waarin een afnemer geacht wordt zijn rekening te kunnen
betalen
korting bij het afnemen van een bepaalde minimale hoeveelheid
Order- en offertetrajecten
Term
leverancierskrediet
Loco
Mededingingswet
Octrooirecht
offerte
overmacht
prestatierabat
procentpunt
Productaansprakelijkheid
Productgerichte
verkoop
Rabat
rafactie
rappelorder
Seizoenrabat
staffelkorting
Stappen
garantieproces
Tarra
Technische voorraad
upselling
Vaste offerte
Verborgen gebrek
verkoopbudget
3
Betekenis
Leverancierskrediet ontstaat op het moment dat de verkoper zijn
goederen of diensten heeft geleverd en de koper niet direct de rekening
betaalt of hoeft te betalen. De periode dat de koper nog niet heeft
betaald, geniet deze van een soort krediet. Het leverancierskrediet komt
voor op de balans van een bedrijf aangezien de koper de goederen, die
hij wel bezit, financiert met de nog niet betaalde rekening. Op de
debetzijde van de balans komt 'voorraad' te staan en op de creditzijde
'crediteuren' of 'leverancierskrediet'.
Er zijn twee soorten leverancierskrediet, te weten consumptief
leverancierskrediet en productief leverancierskrediet. Consumptief
leverancierskrediet is krediet dat een leverancier verleent aan
een consument. Productief leverancierskrediet wordt verleend door een
bedrijf aan een ander bedrijf.
‘ter plaatse’
Wet die prijsconcurrentie toestaat
Wettelijke bescherming van eigendom van oorspronkelijke ideeën,
producten en toepassingen
Aanbieding
Het niet nakomen van een verplichting uit een overeenkomst door iets
waar jij niets aan kunt doen
Korting die wordt gegeven wanneer de wederverkoper zich extra inspant
voor de afzet van een product. (Bijvoorbeeld: aandacht, kennis, service,
samenwerking en reclame-inspanningen voor het product.)
Getal waarmee het absolute verschil wordt uitgedrukt tussen
percentages. . Zie voorbeeld onderaan
Aansprakelijkheid van aanbieder voor de uit het gebruik van een door
hem geleverd ondeugdelijke product voortvloeiende schade
De essentie van productgericht verkopen is je niet zo zeer op de
behoeften van de klant richten maar er voor zorgen dat de klant zijn
behoeften aanpast aan jouw aanbod. (deze benadering is ouderwets,
kan alleen in tijden van schaarste of bepaalde marktomstandigheden)
Korting op de factuurprijs
Korting voor lichte beschadigingen tijdens transport
herhaling van een eerder geplaatste order om de leverancier eraan te
herinneren dat hij moet leveren
Speciale korting als je buiten het seizoen koopt
Kwantumkorting die hoger wordt naarmate meer per bestelling wordt
afgenomen
Controleren garantiebewijs
Controleren van uitsluitingen
garantie aannemen /afwijzen (repareren, vervangen . geld terug of
weigeren)
Verpakking /emballage bv. kist
Magazijnvoorraad
Het verkopen van een duurdere variant van dezelfde producten/diensten
aan dezelfde klant.
Offerte met bindende voorwaarden voor de verkoper
Schade die komt door een eigenschap van een product bv. Kortsluiting /
klapband
De hoofdonderwerpen zijn omzetdoel en kostenbegroting
Order- en offertetrajecten
Term
Verplichtingen
koopovereenkomst
Vrijblijvende offerte
Vrijwillig filiaalbedrijf
wanprestatie
Betekenis
Plicht tot eigendomsoverdracht, plicht tot aflevering en vrijwaringsplicht
Offerte zonder bindende voorwaarden voor de verkoper
Bij het vrijwillig filiaalbedrijf sluit een aantal zelfstandige detaillisten zich
aan bij een grote organisatie, bijvoorbeeld Spar. De organisatie koopt
dan centraal in en de aangesloten winkels gebruiken
dezelfde winkelformule en maken op dezelfde manier reclame. Deze
vorm lijkt sterk op franchise, maar binnen het vrijwillig filiaalbedrijf ligt
de nadruk meer op samenwerken en het zelfstandig ondernemerschap.
Dit in tegenstelling tot franchise waar de formule vaak strikter
gehanteerd dient te worden en het ondernemerschap zich beperkt tot
het invullen van de formule.
Het niet nakomen van een verplichting uit een overeenkomst
Break even
Break-evenpoint: omzet, afzet of termijn waarbij je je kosten precies hebt terugverdiend, oftewel
het punt vanaf waar je winst gaat maken.
In formule:
C
p–v
waarin C= Totale constante kosten in een periode
p = verkoopprijs en v= variabele kosten per stuk
of p= omzet en v= totale variabele kosten per stuk
Voorbeeld
Je vaste (constante) kosten zijn € 200.000 per jaar
Een product kost € 4,50 De inkoopkosten zijn € 2,- per stuk.
Wat is de break-evenafzet?
De marge is € 2,50 (4,50-2,-) Uit deze marge moeten de constante kosten en de winst verdiend
worden. Je speelt quitte als je minstens 80.000 (200.000/2,50) stuks hebt verkocht. (Altijd naar
boven afronden)
Wat is de break-even omzet?
Hoeveel is de omzet die bij deze afzet hoort?
80.000 x € 4,50 = € 360.000,-Voorbeeld
Om een strandtent te exploiteren heb je € 250.000 aan vaste kosten.
Een seizoen duurt 200 dagen.
Je werkt uitsluitend met uitzendkrachten. Een uitzendkracht kost € 150 per dag.
Gemiddeld komen er 500 mensen per dag. De gemiddelde omzet is € 20,-- per klant. De inkoop per
klant is gemiddeld € 10,--.
Gevraagd:
Na hoeveel dagen heb ik mijn vaste kosten terugverdiend (ofwel vanaf welke dag ga ik winst
maken)?
De variabele kosten zijn € 5150 (500 x € 10,--+ € 150) per dag.
De omzet is € 10.000 (500 x € € 20).
Marge (bruto winst) = € 4.850 (10.000-5150) per dag.
Break-even termijn:
250.000/4.850 =52 dagen
4
Order- en offertetrajecten
Procentpunt
Procenten zijn tricky business en worden vaak gebruikt (misbruikt)
Voorbeeld. De beurs is eergisteren met 5% gedaald, gisteren weer 5% gestegen dus iedereen die niet
verkocht heeft, heeft over de afgelopen 2 dagen geen verlies gemaakt.
Wat is de foute redenatie?
Je had 100 euro aandelen. De koers daalt met 5%. Je aandelen zijn dus maar € 95 waard. De koers
stijgt met 5%, ofwel € 4,50. De aandelen zijn na 2 dagen € 99,50 waard. Je hebt dus wel een verlies.
Ander voorbeeld
De werkloosheid was 8% en is nu 6% ofwel met 2% gedaald.
Wat is fout in deze redenatie?
De werkloosheid is met 25% ((6%-8%)8% x 100%))gedaald.
De werkloosheid is met 2 (8 -6) procentpunten gedaald
De basis voor het samenstellen van een eenvoudige factuur.
De onderwerpen zijn:
inkoop-, kost- en verkoopprijs
omzetbelasting
kortingen op gewicht en waarde
kredietbeperkingstoeslag –
rabatten.
Verkoopprijs
De verkoopprijs (eventueel aanbiedingsprijs) wordt bepaald door de inkoopprijs te verhogen met
een brutowinstpercentage of via opslagpercentages zoals behandeld onder het prijsbegrip kostprijs.
Tenzij anders vermeld is, verstaan we onder de verkoopprijs altijd de verkoopprijs exclusief
omzetbelasting. De prijs inclusief omzetbelasing komt later aan de orde.
Oefenopgave 1
De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van een partij goederen is € 7.500,–.
Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 15% van de inkoopprijs.
Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de verkoopprijs. Het opslagpercentage
voor nettowinst bedraagt 12% van de verkoopprijs.
Bereken de verkoopprijs.
Oefenopgave 2
De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van een partij goederen is € 6.000,–.
Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 12% van de inkoopprijs.
Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de kostprijs.
Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 20% van de verkoopprijs.
Bereken de verkoopprijs.
Oefenopgave 3
a. De inkoopprijs bedraagt € 1.250,–, de brutowinst bedraagt 25% van de inkoopprijs.
Bereken de brutowinst en de verkoopprijs.
b. De inkoopprijs bedraagt € 4.200,–, de brutowinst bedraagt 30% van de verkoopprijs.
Bereken de brutowinst en de verkoopprijs.
c. De verkoopprijs bedraagt € 5.200,–, de brutowinst bedraagt 24% van de verkoopprijs.
Bereken de inkoopprijs en de brutowinst.
d. De verkoopprijs bedraagt € 3.808,–, de brutowinst bedraagt 19% van de inkoopprijs.
Bereken inkoopprijs en brutowinst.
5
Order- en offertetrajecten
Oefenopgave 4
De kostprijs van een artikel is € 210,–.
De brutowinst bedraagt 30% van de verkoopprijs.
a. Bereken de verkoopprijs.
Men verwacht 10% van het aantal artikelen te moeten verkopen in de opruiming. In de opruiming
verlaagt men de prijs met 60%.
b. Bereken de brutowinst als er 100 stuks worden verkocht waarvan 10% in de opruiming.
Omzetbelasting
Ondernemers die onder de Wet Omzetbelasting vallen, dienen over hun leveringen en diensten
omzetbelasting af te dragen aan de belastingdienst.
Btw
Omzetbelasting wordt soms afgekort als ob, maar wordt in de praktijk
meestal btw genoemd. Dit is een afkorting van belasting over de
toegevoegde waarde, een aanduiding die alles te maken heeft met de
manier waarop deze belasting geheven wordt. De officiële naam luidt echter
omzetbelasting.
Toegevoegde
De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de prijzen
waarde
van de ingekochte goederen of diensten, beide exclusief omzetbelasting. In
principe wordt over dit bedrag (dus de toegevoegde waarde) de
omzetbelasting geheven. Het voordeel van deze manier van heffen van de
omzetbelasting is dat goederen en diensten die een groot aantal
ondernemers passeren voordat ze de consument bereiken, in beginsel niet
zwaarder worden belast dan goederen en diensten die rechtstreeks van de
producent aan de consument worden geleverd. In een volgend onderdeel
van dit hoofdstuk (het stelsel in de praktijk) komen we hier nog uitgebreid
op terug.
Soort belasting
Afdracht door
Omzetbelasting is een verbruikersbelasting die geheven wordt bij de
leveranciers
aanschaf van alle mogelijke goederen en diensten. Wat deze belasting voor
veel mensen zo onbegrijpelijk maakt, is dat de consument (gebruiker) deze
belasting in wezen betaalt, maar dat de leverancier die omzetbelasting aan
de fiscus af moet dragen. Omzetbelasting is een indirecte belasting, d.w.z.
een belasting die niet geheven wordt via een aanslag. Als gewone
consument hoef je nooit een aangifteformulier voor de omzetbelasting in te
vullen. En daarom merk je er in het dagelijkse leven maar weinig van. Want
omzetbelasting zit in de regel
”verscholen” in de prijs die je voor goederen en diensten moet betalen.
Soms staat het btw-bedrag op een kassabon of nota vermeld. Zo zie je als in
een restaurant de rekening wordt gepresenteerd, daarop nog weleens de
aanduiding ”inclusief btw en bedieningsgeld
De btw wordt dus uiteindelijk door de consument betaald.
Momenteel gelden er drie tarieven.
Algemeen tarief
a. Het algemeen tarief van 21%, dat geldt voor de meeste goederen en
diensten.
6
Order- en offertetrajecten
Verlaagd tarief
b. Het verlaagd tarief van 6% geldt voor de goederen en diensten die tot
de noodzakelijk levensbehoeften worden gerekend, zoals aardappelen,
groenten, fruit, brood, zuivel, openbaar vervoer of geneesmiddelen.
c. Het nultarief, dus 0%, wordt in hoofdzaak toegepast in het
internationale goederen- en dienstenverkeer, waardoor goederen vrij
van omzetbelasting kunnen worden uitgevoerd.
Waarover btw
berekenen?
De omzetbelasting moet worden berekend over de nettoverkoopprijs van de
goederen of over de vergoeding voor geleverde diensten.
Voorbeeld
Stel dat een grossier van een fabrikant 2.000 gloeilampen ontvangt tegen de prijs van € 1,– per stuk.
De fabrikant stuurt hem dan de volgende nota:
2.000 gloeilampen à € 1,– € 2.000,– Btw: 21 % van € 2.000,– - 420,–
Factuurbedrag
Als de grossier 500 van deze lampen aan een winkelier verkoopt tegen de prijs van € 1,25 maakt hij
de volgende factuur: Geleverd:
500 gloeilampen à € 1,25
€
625,– BTW: 21 % van € 625,– - 131,21
Factuurbedrag
756,35
Factuur is belangrijk
voor de btw
Volgens de wettelijke bepalingen is een ondernemer verplicht voor alle
leveringen en diensten door hem aan een andere ondernemer gedaan, een
genummerde en gedateerde factuur te verstrekken.
Hierop moeten de prijs en de verschuldigde btw afzonderlijk worden vermeld.
Facturen aan ondernemers moeten worden uitgeschreven vóór de 15de dag
na de maand waarin de levering of de dienst heeft plaatsgevonden. Dus:
facturen over de maand april moeten uitgeschreven zijn vóór 15 mei van dat
jaar. Van elke factuur moet een kopie worden bewaard.
Wat moet op de factuur staan
a. Naam en adres van de firma die de goederen levert.
b. Naam en adres van degene aan wie is geleverd of de dienst werd verricht.
c. Datum waarop de levering of de dienst werd verricht.
d. Omschrijving van de dienst of van de goederen met de hoeveelheid daarvan.
e. De vergoeding.
f. Bedrag aan btw.
7
Order- en offertetrajecten
Berekening btw-bedrag
Als er in de opgaven gesproken wordt over in- en verkoopprijzen en er wordt niet uitdrukkelijk bij
vermeld of de prijzen inclusief of exclusief omzetbelasting zijn, neem dan altijd aan dat er sprake is
van prijzen exclusief omzetbelasting.
Voorbeeld
De inkoopprijs inclusief inkoopkosten van een partij goederen bedraagt € 4.000,–.
Het opslagpercentage voor winst bedraagt 15% van de inkoopprijs.
Het btw-percentage is 19%.
Bereken de verkoopprijs inclusief btw.
Uitwerking:
Inkoopprijs
€
4.000,– (= 100%)
Winstopslag 15%
(0,15 × 4.000 = 600)
600,– + (= 15%)
Verkoopprijs (excl. btw) €
4.600,– (= 115%)
Verkoopprijs (excl. btw)
Btw 19%
(0,19 × 4.600 = 874)
Verkoopprijs (incl. btw)
€
€
4.600,– (= 100%)
874,– + (= 19%)
5.474,– (= 119%)
Voorbeeld
Een handelaar verkoopt een artikel met 25% winst van de inkoopprijs en inclusief 19% btw voor €
1.041,25.
Bereken:
a. de omzetbelasting
b. de inkoopprijs.
Uitwerking:
Nu stellen we twee schema’s op:
Nettoverkoopprijs
100% en Inkoopprijs
100%
Btw
19%
Winst
25%
Brutoverkoopprijs
119%
Nettoverkoopprijs
125%
Voorbeeld
Als een winkelier een 19%-artikel inkoopt voor € 10,– en hij wil dit artikel verkopen met een winst
van € 2,50, kost dat artikel de consument dus (excl. btw) € 12,50.
Aan de klant moet hij nu nog 19% btw gaan berekenen.
De prijs wordt dan € 14,88
Consumentenprijs is winkelwaarde
a. Wanneer de tekst luidt: ”de winst bedraagt 25%” betekent dat altijd van de inkoop, anders moet
er uitdrukkelijk bij staan dat de winst 25% bedraagt van de verkoop.
Staat er: de winst bedraagt 25% van de verkoop, dan moeten we de verkoop op 100% stellen en
wordt het schema:
Inkoop
75%
Winst
25% +
Verkoop
100%
Onthoud dus goed:
Winkelwaarde = inkoop + brutowinst + btw.
We hebben echter gesteld dat veel winkeliers de verschuldigde omzetbelasting berekenen en
betalen naar aanleiding van hun omzet, dus vanuit de totale winkelwaarde. De volgende tekening
laat zien hoe zijn daarbij te werk gaan.
8
Order- en offertetrajecten
Oefenopgave 5
Een bepaald artikel wordt verkocht voor € 822,50 inclusief 19% omzetbelasting.
Bereken:
a. de nettoprijs van dit artikel
b. het bedrag van de omzetbelasting.
Oefenopgave 6
De inkoopprijs inclusief directe inkoopkosten van een partij goederen bedraagt € 5.000,–.
Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 12% van de inkoopprijs incl. directe
inkoopkosten.
Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 6% van de verkoopprijs exclusief
omzetbelasting.
Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 14% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting.
Btw-percentage is 19%.
Bereken de verkoopprijs inclusief omzetbelasting. Maak ook de controleberekening.
Oefenopgave 7
De inkoopprijs incl. directe en indirecte inkoopkosten van een artikel bedraagt € 60,– exclusief
omzetbelasting.
De brutowinst bedraagt 25% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting.
Omzetbelasting 19%.
Ten gevolge van breuk kan 5% niet worden verkocht.
De totale brutowinst dient echter gelijk te zijn aan de brutowinst die men zou maken als er geen
breuk zou zijn en alle artikelen tegen normale prijs verkocht zouden kunnen worden.
Bereken de verkoopprijs (per stuk) inclusief omzetbelasting.
De factuur
De factuur is bij het onderwerp omzetbelasting al kort aan de orde geweest. We gaan er nu nog wat
dieper op in.
Bij het verhandelen van goederen dient tussen koper en verkoper een overeenkomst te worden
gesloten, waarin de voorwaarden van deze transactie worden vastgesteld. Deze overeenkomst dient
niet alleen als bezegeling van deze transactie, maar ook om achteraf problemen over allerlei zaken
te vermijden.
Als de transactie daadwerkelijk wordt afgewikkeld, zendt de verkoper een factuur (= rekening) aan
de koper. De hoeveelheid, prijs en kwaliteit die op deze factuur moeten worden vermeld, zijn
punten die ook in de koopovereenkomst zijn terug te vinden.
De hoeveelheid kan zijn uitgedrukt in stuks, aantal kilogrammen, liters enz. De eenheidsprijs kan
uitgedrukt zijn in ½ kg, in kg, in 50 kg, per stuk, per liter enz.
Bij het samenstellen van deze factuur dient ook te worden vermeld of er kortingen worden gegeven
(op het gewicht en/of de prijs) en of er nog bijkomende kosten zijn. Deze onderwerpen worden
apart behandeld.
Wanneer het aantal stuks of het nettogewicht bekend is, kunnen we met behulp van de
eenheidsprijs het factuurbedrag bepalen. We doen dit als volgt:
Factuurbedrag = -nettogewicht × prijsnotering
hoeveelheid geldend voor de prijsnotering
Voorbeeld
Het nettogewicht van een partij goederen is 32.640 kg. De prijs bedraagt € 21,42 per 50 kg.
Bereken het factuurbedrag.
Uitwerking:
32.640 × € 21,42 = € 13.982,98.
50
U moet het factuurbedrag afronden op eurocenten nauwkeurig volgens de normale regel: een halve
eurocent of meer naar boven, minder dan een halve eurocent naar beneden.
9
Order- en offertetrajecten
Kortingen en toeslagen op de prijs
Rabat u
Rabat is een korting op de prijs wegens afname van een grote
hoeveelheid. Men spreekt ook van rabat wanneer de fabrikant de
verkoopprijs bepaalt, die de consument moet betalen. De fabrikant
berekent aan de handelaar de consumentenprijs en verleent hem
dan een rabat (korting), wat dus de winst is voor de handelaar.
Korting voor contant i
Korting voor contant is een korting op de prijs (na aftrek van rabat),
die wordt toegestaan als bijvoorbeeld binnen acht dagen wordt
betaald terwijl betaling op termijn (over 2 of 3 maanden) gebruikelijk
is. Het is eigenlijk een rentevergoeding van verkoper aan koper.
Omdat bij het bepalen van de verkoopprijzen de korting voor contant
(meestal) wordt ingecalculeerd, betekent het in de praktijk dat de
koper de normale prijs betaalt als hij de korting voor contant wel
aftrekt. Als van de korting geen gebruik wordt gemaakt, betaalt de
koper eigenlijk een rentevergoeding aan de verkoper.
Voorbeeld
De inkoopprijs van een partij goederen (inclusief directe inkoopkosten) bedraagt € 1.200,–.
Het opslagpercentage voor indirecte kosten is 12% van de inkoop.
Het opslagpercentage voor verkoopkosten is 4% van de kostprijs.
Het opslagpercentage voor nettowinst is 18% van de kostprijs.
De kredietbeperkingstoeslag is 1% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting.
De omzetbelasting is 19%.
Bereken de verkoopprijs inclusief de omzetbelasting.
Uitwerking:
Inkoop = directe kosten Indirecte kosten:
€
1.200,–
Indirecte kosten:12% van € 1.200,–
144,–
Kostprijs
Verkoopkosten en winst: 22% van € 1.344,–
Verkoopprijs
€ 1.344,–
Kredietbeperking: 1% van € 1.639,68
-
-
295,68
€ 1.639,68
16,40
€ 1.656,08
Omzetbelasting: 19% van € 1.656,08
-
314,66
€ 1.970,74
NB: Past u hierbij zelf de controleberekening toe!
Kortingen op het gewicht
Brutogewicht Het brutogewicht van een partij goederen is het gewicht van de goederen inclusief de
emballage
Nettogewicht Onder nettogewicht verstaan we het gewicht van de goederen. Dit nettogewicht dient
de koper te betalen. In de meeste gevallen zou het te veel moeite zijn om precies het gewicht van de
verpakking te bepalen. Daarom neemt men dan op de factuur een korting op, die ongeveer gelijk is
aan het gewicht van de verpakking. Deze korting noemen we tarra
Extra tarra Als voor een bepaalde zending meer emballage nodig is dan gebruikelijk, spreken we van
extra tarra. Als voorbeeld nemen we goederen die normaal alleen in dozen verzonden worden en
die nu door een afnemer zijn besteld die behoorlijk ver weg zit. Wegens de grote afstand worden de
goederen verpakt in dozen, waarna de dozen in kisten verpakt worden. We noemen het gewicht van
deze kisten extra tarra.
10
Order- en offertetrajecten
Rafactie Een derde korting op gewicht is rafactie. Rafactie wordt toegestaan wanneer tijdens het
transport de partij beschadigd is, of wanneer, bv. door het aantrekken van vocht, het gewicht van de
goederen toeneemt.
De kortingen op het gewicht moeten worden afgetrokken in de volgorde:
1.
extra tarra
2.
tarra
3.
3. rafactie.
Zijn deze kortingen in procenten gegeven, dan dient elke korting berekend te worden over het
gewicht dat ontstaat na aftrek van de vorige korting.
Brutogewicht a kg
af: Extra tarra x% van a kg
b kg
af: Tarra
y% van b kg
c kg
af rafacie
z% van c kg
Netto gewicht d kg
De gewichten en kortingen worden steeds afgerond op hele kilogrammen tenzij de opgave anders
vermeldt. Indien de prijs per eenheid geldt voor minder dan 1 kg, moet overeenkomstig die eenheid
worden afgerond.
Oefenopgave 8
Bereken het aankoopbedrag van een partij goederen met behulp van de volgende gegevens: Bruto
30.000 kg
Extra tarra 1%
Tarra 1%
Prijs € 750,– per 100 kg
Rabat 5%
Contant 1%
Omzetbelasting 19%.
Oefenopgave 9
De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van een partij goederen bedraagt € 7.200,–.
Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 14% van de inkoopprijs. Het opslagpercentage
voor verkoopkosten bedraagt 6% van de verkoopprijs na aftrek van rabat.
Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 11% van de verkoopprijs na aftrek van rabat.
Rabat is 12% van de brutoverkoopprijs.
Korting voor contant is 1% van de verkoopprijs na aftrek van rabat.
Bereken de brutoverkoopprijs.
Oefenopgave 10
Een ondernemer verkoopt een partij van 1.200 balen meel met een brutogewicht van 44.450 kg.
Tarra 1 kg per baal.
Prijs € 41,20 per 100 kg.
Contant 2%.
Er wordt contant betaald.
a. Wat is de opbrengst van deze partij?
Deze partij was ingekocht voor € 42,50 per 100 kg.
Tarra 1 kg per baal.
Rabat 20%.
Korting voor contant 1%. Er is contant betaald.
b. Bereken de brutowinst.
c. Druk de brutowinst uit in een percentage van de verkoopprijs.
Afronden op 2 decimalen.
11
Order- en offertetrajecten
d. Druk de brutowinst uit in een percentage van de inkoopprijs.
Afronden op 2 decimalen.
Oefenopgave 11
Een ondernemer koopt een partij goederen in. Bruto 15.000 kg. Tarra 2%.
Prijs € 68,50 per 25 kg. Rabat 3-- %.
Korting voor contant 1%.
Wat is de nettoinkoopprijs?
Oefenopgave 12
Bivos bv te Vianen koopt personal computers van Acer nv te Den Bosch. Voor het type Tower is de
verkoopadviesprijs € 1.713,60 inclusief 19% omzetbelasting.
Acer nv levert haar producten onder de volgende voorwaarden:
- uitgangspunt voor de berekening van de factuur is de
verkoopadviesprijs exclusief omzetbelasting
- rabat, afhankelijk van de grootte van de bestelling
- kredietbeperkingstoeslag 0,5%
- over het totaal wordt 19% omzetbelasting berekend.
Bivos bv bestelt 500 pc’s type Tower. Hiervoor geldt een rabat van 42,5%.
Bereken het eindbedrag van de factuur die Acer nv zendt aan Bivos bv voor de levering van 500 pc’s
van het type Tower.
Oefenopgave 13
Aan het einde van een jaar blijkt dat Dakapi 420 producten Rofra heeft verkocht voor een bedrag
van € 336.000,– inclusief 19% omzetbelasting. De fabricagekostprijs per product bedraagt € 550,– en
de verkoopkosten per product bedragen € 57,36.
Bereken de verkoopwinst over het jaar op de verkoop van producten Rofra.
Parate-kennisvragen
1. Wat is de inkoopprijs van een hoeveelheid goederen?
2. Wanneer stelt u de inkoopprijs op 100% en wanneer stelt u de verkoopprijs op 100%?
3. Wat is kostprijs?
4. Wat zijn directe kosten?
5. Wat zijn indirecte kosten?
6. Hoe kunnen de indirecte kosten in de kostprijs worden opgenomen?
7. Wat betekent de afkorting BTW?
8. Wat voor belasting is de omzetbelasting?
9. Waarover moet de BTW worden berekend?
10. Waarop wordt BTW geheven?
11. Welk document is voor de BTW zeer belangrijk?
12. Wat moet er op de factuur staan?
13. Wat is de voorbelasting en wat doet een ondernemer hiermee?
14. Wat is de verschuldigde omzetbelasting?
15. Wat moet een ondernemer aan de belastingdienst afdragen?
16. Waartoe dient een koopovereenkomst?
17. Wat is rabat?
18. Wat is korting voor contant? o Wat houdt de kredietbeperkingstoeslag in?
19. Wat is het brutogewicht van een partij goederen?
20. Wat verstaat u onder tarra?
21. Hoe kan het gewicht van de verpakking van de goederen o.a. worden bepaald?
22. Wat is extra tarra?
23. Wat is rafactie?
12
Download