Order- en offertetrajecten Toelichting op de toetstermen 1 De kandidaat kent de algemene principes en de verschillende fasen van orderverwerking • Fasen van orderverwerking • Kennis van de administratieve processen van orderverwerking • Inzicht in kostenstructuur van offerte • Een eenvoudige wijze van verkoopbudgettering kennen • Principes van omzet-, marge- en prijscalculaties (inclusief het omgaan met kortingen en bonussen) • Kennis van de verschillende soorten kortingen en bonussen en deze kunnen toepassen • Kennis van krediettermijnen en –limieten en deze kunnen toepassen 2 De kandidaat heeft kennis van de wettelijke bepalingen en regelingen die van invloed zij nop het afsluiten van verkooptransacties • Wettelijke eisen te stellen aan order • Kennis van leverings- en verkoopvoorwaarden (inclusief verplichting t.a.v. publicatie) • Garantiestelling leverancier • Productaansprakelijkheid • Verborgen gebreken • Wanprestatie • Relevante wetgeving, zoals: economische mededingen • Industrieel eigendomsrecht: merkenrecht, modellenrecht, octrooirecht 3 De kandidaat heeft kennis van de inhoud en de functie van aftersales • Service en aftersales service • Garantie • Klachtenafhandeling • Follow-up (aanvullende verkoop) • Relatieopbouw/- beheer) • Netwerkuitbreiding Term afhaalorder afroeporder After sales service backorder Behoeftegerichte verkoop bijproduct bijverkoop break-evenpoint 1 Betekenis Bestelling via internet, telefoon etc. die je op het afgesproken tijdstip afhaalt Afgesproken wordt wat je in een jaar bestelt tegen bepaalde voorwaarden. Wanner je iets nodig hebt wordt direct geleverd. Ideaal wanner je niet weet wat je per keer nodig hebt. Service bieden na de verkoop bv. een fietswinkel met een reparatiewerkplaats Dat deel van de order dat niet uit voorraad kan worden geleverd maar wordt na geleverd. De essentie van behoeftegericht verkopen is: Klanten kopen geen producten, maar kopen wat die producten voor hen betekenen. Dit kan alleen als je je in kan leven in de behoeften van de afnemer Een product dat onbedoeld ontstaat in een productieproces, doch dat een positieve waarde heeft of in ieder geval een nuttige toepassing kent. Vaak kunnen afvalstromen, die ook wel restproduct genoemd worden, met enige inventiviteit ingezet worden voor een nuttig doel. Verkoop van artikelen die niet tot het standaardassortiment horen Het punt waarop kosten en opbrengsten gelijk zijn. Er wordt (nog) geen winst gemaakt, maar ook geen verlies geleden. Zie voorbeeld onderaan Order- en offertetrajecten Term customerservicegraad Direct mail Economische voorraad Extra tarra Fasen verkoopcyclus Betekenis De servicegraad geeft het percentage van bestellingen weer waar een onderneming direct uit voorraad aan kan voldoen. Hoe hoger de gewenste servicegraad, hoe hoger het orderpunt komt te liggen. Direct mail is reclame maken door (potentiële) klanten direct en persoonlijk te benaderen via geadresseerde post. (email. tweet, brief etc.) Inkopen (maar nog niet afgeleverd) + magazijnvoorraad – verkopen (maar nog niet geleverd) Speciale (extra) verpakking bv. Pallet De verkoopcyclus bestaat uit: Follow-up Franco garantie Individuele verkoop Inkoopcombinatie Kamer van Koophandel klantenbinding Kredietlimiet Krediettermijn Kredietwaardigheid kwantumkorting 2 de aanbodfase, waarin de klant zijn beslissing aan het vormen is; de aankoopfase waarin de order wordt geplaatst en het product of de dienst word uitgeleverd; de relatiefase. Het is van vitaal belang dat je deze cyclus ook echt als een cirkel voor je ziet: Door de relatie met de klant goed te beheren en te onderhouden help je ervoor te zorgen dat de klant in de toekomst terugkeert voor nieuwe orders. De verwerking van de lopende orders is daar onlosmakelijk mee verbonden. Proberen te zorgen dat een bezoeker terugkomt Leveringsvoorwaarde waarbij het goed wordt afgeleverd zonder bijkomende kosten (zitten in de factuur verwerkt) Zekerheidsstelling door aanbieder dat een product bij normaal gebruik blijft voldoen aan de in de prodttspecif1catie gestelde eisen. De verkoper/importeur/fabrikant kan hier alleen maar onderuit komen door te bewijzen dat de afnemer het zelf heeft gedaan (ondeskundig gebruik, niet heeft voldaan aan de gebruiksvoorwaarden) Verkoop op maat Een inkoopcombinatie is een bundeling van min of meer gelijksoortige ondernemers die gezamenlijk producten en diensten inkopen. Door het grotere volume kunnen ze lagere inkoopprijzen bedingen en zo fors besparen op de inkoopkosten. De Kamer van Koophandel (afkorting: KvK) is een belangenorganisatie van het bedrijfsleven met een aantal wettelijke taken zoals het bijhouden van een Handelsregister Activiteiten om te zorgen dat de klanten terugkomen Max. bedrag waarvoor besteld kan worden zonder te betalen Periode waarbinnen betaald wordt De mate waarin een afnemer geacht wordt zijn rekening te kunnen betalen korting bij het afnemen van een bepaalde minimale hoeveelheid Order- en offertetrajecten Term leverancierskrediet Loco Mededingingswet Octrooirecht offerte overmacht prestatierabat procentpunt Productaansprakelijkheid Productgerichte verkoop Rabat rafactie rappelorder Seizoenrabat staffelkorting Stappen garantieproces Tarra Technische voorraad upselling Vaste offerte Verborgen gebrek verkoopbudget 3 Betekenis Leverancierskrediet ontstaat op het moment dat de verkoper zijn goederen of diensten heeft geleverd en de koper niet direct de rekening betaalt of hoeft te betalen. De periode dat de koper nog niet heeft betaald, geniet deze van een soort krediet. Het leverancierskrediet komt voor op de balans van een bedrijf aangezien de koper de goederen, die hij wel bezit, financiert met de nog niet betaalde rekening. Op de debetzijde van de balans komt 'voorraad' te staan en op de creditzijde 'crediteuren' of 'leverancierskrediet'. Er zijn twee soorten leverancierskrediet, te weten consumptief leverancierskrediet en productief leverancierskrediet. Consumptief leverancierskrediet is krediet dat een leverancier verleent aan een consument. Productief leverancierskrediet wordt verleend door een bedrijf aan een ander bedrijf. ‘ter plaatse’ Wet die prijsconcurrentie toestaat Wettelijke bescherming van eigendom van oorspronkelijke ideeën, producten en toepassingen Aanbieding Het niet nakomen van een verplichting uit een overeenkomst door iets waar jij niets aan kunt doen Korting die wordt gegeven wanneer de wederverkoper zich extra inspant voor de afzet van een product. (Bijvoorbeeld: aandacht, kennis, service, samenwerking en reclame-inspanningen voor het product.) Getal waarmee het absolute verschil wordt uitgedrukt tussen percentages. . Zie voorbeeld onderaan Aansprakelijkheid van aanbieder voor de uit het gebruik van een door hem geleverd ondeugdelijke product voortvloeiende schade De essentie van productgericht verkopen is je niet zo zeer op de behoeften van de klant richten maar er voor zorgen dat de klant zijn behoeften aanpast aan jouw aanbod. (deze benadering is ouderwets, kan alleen in tijden van schaarste of bepaalde marktomstandigheden) Korting op de factuurprijs Korting voor lichte beschadigingen tijdens transport herhaling van een eerder geplaatste order om de leverancier eraan te herinneren dat hij moet leveren Speciale korting als je buiten het seizoen koopt Kwantumkorting die hoger wordt naarmate meer per bestelling wordt afgenomen Controleren garantiebewijs Controleren van uitsluitingen garantie aannemen /afwijzen (repareren, vervangen . geld terug of weigeren) Verpakking /emballage bv. kist Magazijnvoorraad Het verkopen van een duurdere variant van dezelfde producten/diensten aan dezelfde klant. Offerte met bindende voorwaarden voor de verkoper Schade die komt door een eigenschap van een product bv. Kortsluiting / klapband De hoofdonderwerpen zijn omzetdoel en kostenbegroting Order- en offertetrajecten Term Verplichtingen koopovereenkomst Vrijblijvende offerte Vrijwillig filiaalbedrijf wanprestatie Betekenis Plicht tot eigendomsoverdracht, plicht tot aflevering en vrijwaringsplicht Offerte zonder bindende voorwaarden voor de verkoper Bij het vrijwillig filiaalbedrijf sluit een aantal zelfstandige detaillisten zich aan bij een grote organisatie, bijvoorbeeld Spar. De organisatie koopt dan centraal in en de aangesloten winkels gebruiken dezelfde winkelformule en maken op dezelfde manier reclame. Deze vorm lijkt sterk op franchise, maar binnen het vrijwillig filiaalbedrijf ligt de nadruk meer op samenwerken en het zelfstandig ondernemerschap. Dit in tegenstelling tot franchise waar de formule vaak strikter gehanteerd dient te worden en het ondernemerschap zich beperkt tot het invullen van de formule. Het niet nakomen van een verplichting uit een overeenkomst Break even Break-evenpoint: omzet, afzet of termijn waarbij je je kosten precies hebt terugverdiend, oftewel het punt vanaf waar je winst gaat maken. In formule: C p–v waarin C= Totale constante kosten in een periode p = verkoopprijs en v= variabele kosten per stuk of p= omzet en v= totale variabele kosten per stuk Voorbeeld Je vaste (constante) kosten zijn € 200.000 per jaar Een product kost € 4,50 De inkoopkosten zijn € 2,- per stuk. Wat is de break-evenafzet? De marge is € 2,50 (4,50-2,-) Uit deze marge moeten de constante kosten en de winst verdiend worden. Je speelt quitte als je minstens 80.000 (200.000/2,50) stuks hebt verkocht. (Altijd naar boven afronden) Wat is de break-even omzet? Hoeveel is de omzet die bij deze afzet hoort? 80.000 x € 4,50 = € 360.000,-Voorbeeld Om een strandtent te exploiteren heb je € 250.000 aan vaste kosten. Een seizoen duurt 200 dagen. Je werkt uitsluitend met uitzendkrachten. Een uitzendkracht kost € 150 per dag. Gemiddeld komen er 500 mensen per dag. De gemiddelde omzet is € 20,-- per klant. De inkoop per klant is gemiddeld € 10,--. Gevraagd: Na hoeveel dagen heb ik mijn vaste kosten terugverdiend (ofwel vanaf welke dag ga ik winst maken)? De variabele kosten zijn € 5150 (500 x € 10,--+ € 150) per dag. De omzet is € 10.000 (500 x € € 20). Marge (bruto winst) = € 4.850 (10.000-5150) per dag. Break-even termijn: 250.000/4.850 =52 dagen 4 Order- en offertetrajecten Procentpunt Procenten zijn tricky business en worden vaak gebruikt (misbruikt) Voorbeeld. De beurs is eergisteren met 5% gedaald, gisteren weer 5% gestegen dus iedereen die niet verkocht heeft, heeft over de afgelopen 2 dagen geen verlies gemaakt. Wat is de foute redenatie? Je had 100 euro aandelen. De koers daalt met 5%. Je aandelen zijn dus maar € 95 waard. De koers stijgt met 5%, ofwel € 4,50. De aandelen zijn na 2 dagen € 99,50 waard. Je hebt dus wel een verlies. Ander voorbeeld De werkloosheid was 8% en is nu 6% ofwel met 2% gedaald. Wat is fout in deze redenatie? De werkloosheid is met 25% ((6%-8%)8% x 100%))gedaald. De werkloosheid is met 2 (8 -6) procentpunten gedaald De basis voor het samenstellen van een eenvoudige factuur. De onderwerpen zijn: inkoop-, kost- en verkoopprijs omzetbelasting kortingen op gewicht en waarde kredietbeperkingstoeslag – rabatten. Verkoopprijs De verkoopprijs (eventueel aanbiedingsprijs) wordt bepaald door de inkoopprijs te verhogen met een brutowinstpercentage of via opslagpercentages zoals behandeld onder het prijsbegrip kostprijs. Tenzij anders vermeld is, verstaan we onder de verkoopprijs altijd de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. De prijs inclusief omzetbelasing komt later aan de orde. Oefenopgave 1 De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van een partij goederen is € 7.500,–. Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 15% van de inkoopprijs. Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de verkoopprijs. Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 12% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs. Oefenopgave 2 De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van een partij goederen is € 6.000,–. Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 12% van de inkoopprijs. Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 5% van de kostprijs. Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 20% van de verkoopprijs. Bereken de verkoopprijs. Oefenopgave 3 a. De inkoopprijs bedraagt € 1.250,–, de brutowinst bedraagt 25% van de inkoopprijs. Bereken de brutowinst en de verkoopprijs. b. De inkoopprijs bedraagt € 4.200,–, de brutowinst bedraagt 30% van de verkoopprijs. Bereken de brutowinst en de verkoopprijs. c. De verkoopprijs bedraagt € 5.200,–, de brutowinst bedraagt 24% van de verkoopprijs. Bereken de inkoopprijs en de brutowinst. d. De verkoopprijs bedraagt € 3.808,–, de brutowinst bedraagt 19% van de inkoopprijs. Bereken inkoopprijs en brutowinst. 5 Order- en offertetrajecten Oefenopgave 4 De kostprijs van een artikel is € 210,–. De brutowinst bedraagt 30% van de verkoopprijs. a. Bereken de verkoopprijs. Men verwacht 10% van het aantal artikelen te moeten verkopen in de opruiming. In de opruiming verlaagt men de prijs met 60%. b. Bereken de brutowinst als er 100 stuks worden verkocht waarvan 10% in de opruiming. Omzetbelasting Ondernemers die onder de Wet Omzetbelasting vallen, dienen over hun leveringen en diensten omzetbelasting af te dragen aan de belastingdienst. Btw Omzetbelasting wordt soms afgekort als ob, maar wordt in de praktijk meestal btw genoemd. Dit is een afkorting van belasting over de toegevoegde waarde, een aanduiding die alles te maken heeft met de manier waarop deze belasting geheven wordt. De officiële naam luidt echter omzetbelasting. Toegevoegde De toegevoegde waarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de prijzen waarde van de ingekochte goederen of diensten, beide exclusief omzetbelasting. In principe wordt over dit bedrag (dus de toegevoegde waarde) de omzetbelasting geheven. Het voordeel van deze manier van heffen van de omzetbelasting is dat goederen en diensten die een groot aantal ondernemers passeren voordat ze de consument bereiken, in beginsel niet zwaarder worden belast dan goederen en diensten die rechtstreeks van de producent aan de consument worden geleverd. In een volgend onderdeel van dit hoofdstuk (het stelsel in de praktijk) komen we hier nog uitgebreid op terug. Soort belasting Afdracht door Omzetbelasting is een verbruikersbelasting die geheven wordt bij de leveranciers aanschaf van alle mogelijke goederen en diensten. Wat deze belasting voor veel mensen zo onbegrijpelijk maakt, is dat de consument (gebruiker) deze belasting in wezen betaalt, maar dat de leverancier die omzetbelasting aan de fiscus af moet dragen. Omzetbelasting is een indirecte belasting, d.w.z. een belasting die niet geheven wordt via een aanslag. Als gewone consument hoef je nooit een aangifteformulier voor de omzetbelasting in te vullen. En daarom merk je er in het dagelijkse leven maar weinig van. Want omzetbelasting zit in de regel ”verscholen” in de prijs die je voor goederen en diensten moet betalen. Soms staat het btw-bedrag op een kassabon of nota vermeld. Zo zie je als in een restaurant de rekening wordt gepresenteerd, daarop nog weleens de aanduiding ”inclusief btw en bedieningsgeld De btw wordt dus uiteindelijk door de consument betaald. Momenteel gelden er drie tarieven. Algemeen tarief a. Het algemeen tarief van 21%, dat geldt voor de meeste goederen en diensten. 6 Order- en offertetrajecten Verlaagd tarief b. Het verlaagd tarief van 6% geldt voor de goederen en diensten die tot de noodzakelijk levensbehoeften worden gerekend, zoals aardappelen, groenten, fruit, brood, zuivel, openbaar vervoer of geneesmiddelen. c. Het nultarief, dus 0%, wordt in hoofdzaak toegepast in het internationale goederen- en dienstenverkeer, waardoor goederen vrij van omzetbelasting kunnen worden uitgevoerd. Waarover btw berekenen? De omzetbelasting moet worden berekend over de nettoverkoopprijs van de goederen of over de vergoeding voor geleverde diensten. Voorbeeld Stel dat een grossier van een fabrikant 2.000 gloeilampen ontvangt tegen de prijs van € 1,– per stuk. De fabrikant stuurt hem dan de volgende nota: 2.000 gloeilampen à € 1,– € 2.000,– Btw: 21 % van € 2.000,– - 420,– Factuurbedrag Als de grossier 500 van deze lampen aan een winkelier verkoopt tegen de prijs van € 1,25 maakt hij de volgende factuur: Geleverd: 500 gloeilampen à € 1,25 € 625,– BTW: 21 % van € 625,– - 131,21 Factuurbedrag 756,35 Factuur is belangrijk voor de btw Volgens de wettelijke bepalingen is een ondernemer verplicht voor alle leveringen en diensten door hem aan een andere ondernemer gedaan, een genummerde en gedateerde factuur te verstrekken. Hierop moeten de prijs en de verschuldigde btw afzonderlijk worden vermeld. Facturen aan ondernemers moeten worden uitgeschreven vóór de 15de dag na de maand waarin de levering of de dienst heeft plaatsgevonden. Dus: facturen over de maand april moeten uitgeschreven zijn vóór 15 mei van dat jaar. Van elke factuur moet een kopie worden bewaard. Wat moet op de factuur staan a. Naam en adres van de firma die de goederen levert. b. Naam en adres van degene aan wie is geleverd of de dienst werd verricht. c. Datum waarop de levering of de dienst werd verricht. d. Omschrijving van de dienst of van de goederen met de hoeveelheid daarvan. e. De vergoeding. f. Bedrag aan btw. 7 Order- en offertetrajecten Berekening btw-bedrag Als er in de opgaven gesproken wordt over in- en verkoopprijzen en er wordt niet uitdrukkelijk bij vermeld of de prijzen inclusief of exclusief omzetbelasting zijn, neem dan altijd aan dat er sprake is van prijzen exclusief omzetbelasting. Voorbeeld De inkoopprijs inclusief inkoopkosten van een partij goederen bedraagt € 4.000,–. Het opslagpercentage voor winst bedraagt 15% van de inkoopprijs. Het btw-percentage is 19%. Bereken de verkoopprijs inclusief btw. Uitwerking: Inkoopprijs € 4.000,– (= 100%) Winstopslag 15% (0,15 × 4.000 = 600) 600,– + (= 15%) Verkoopprijs (excl. btw) € 4.600,– (= 115%) Verkoopprijs (excl. btw) Btw 19% (0,19 × 4.600 = 874) Verkoopprijs (incl. btw) € € 4.600,– (= 100%) 874,– + (= 19%) 5.474,– (= 119%) Voorbeeld Een handelaar verkoopt een artikel met 25% winst van de inkoopprijs en inclusief 19% btw voor € 1.041,25. Bereken: a. de omzetbelasting b. de inkoopprijs. Uitwerking: Nu stellen we twee schema’s op: Nettoverkoopprijs 100% en Inkoopprijs 100% Btw 19% Winst 25% Brutoverkoopprijs 119% Nettoverkoopprijs 125% Voorbeeld Als een winkelier een 19%-artikel inkoopt voor € 10,– en hij wil dit artikel verkopen met een winst van € 2,50, kost dat artikel de consument dus (excl. btw) € 12,50. Aan de klant moet hij nu nog 19% btw gaan berekenen. De prijs wordt dan € 14,88 Consumentenprijs is winkelwaarde a. Wanneer de tekst luidt: ”de winst bedraagt 25%” betekent dat altijd van de inkoop, anders moet er uitdrukkelijk bij staan dat de winst 25% bedraagt van de verkoop. Staat er: de winst bedraagt 25% van de verkoop, dan moeten we de verkoop op 100% stellen en wordt het schema: Inkoop 75% Winst 25% + Verkoop 100% Onthoud dus goed: Winkelwaarde = inkoop + brutowinst + btw. We hebben echter gesteld dat veel winkeliers de verschuldigde omzetbelasting berekenen en betalen naar aanleiding van hun omzet, dus vanuit de totale winkelwaarde. De volgende tekening laat zien hoe zijn daarbij te werk gaan. 8 Order- en offertetrajecten Oefenopgave 5 Een bepaald artikel wordt verkocht voor € 822,50 inclusief 19% omzetbelasting. Bereken: a. de nettoprijs van dit artikel b. het bedrag van de omzetbelasting. Oefenopgave 6 De inkoopprijs inclusief directe inkoopkosten van een partij goederen bedraagt € 5.000,–. Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 12% van de inkoopprijs incl. directe inkoopkosten. Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 6% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 14% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. Btw-percentage is 19%. Bereken de verkoopprijs inclusief omzetbelasting. Maak ook de controleberekening. Oefenopgave 7 De inkoopprijs incl. directe en indirecte inkoopkosten van een artikel bedraagt € 60,– exclusief omzetbelasting. De brutowinst bedraagt 25% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. Omzetbelasting 19%. Ten gevolge van breuk kan 5% niet worden verkocht. De totale brutowinst dient echter gelijk te zijn aan de brutowinst die men zou maken als er geen breuk zou zijn en alle artikelen tegen normale prijs verkocht zouden kunnen worden. Bereken de verkoopprijs (per stuk) inclusief omzetbelasting. De factuur De factuur is bij het onderwerp omzetbelasting al kort aan de orde geweest. We gaan er nu nog wat dieper op in. Bij het verhandelen van goederen dient tussen koper en verkoper een overeenkomst te worden gesloten, waarin de voorwaarden van deze transactie worden vastgesteld. Deze overeenkomst dient niet alleen als bezegeling van deze transactie, maar ook om achteraf problemen over allerlei zaken te vermijden. Als de transactie daadwerkelijk wordt afgewikkeld, zendt de verkoper een factuur (= rekening) aan de koper. De hoeveelheid, prijs en kwaliteit die op deze factuur moeten worden vermeld, zijn punten die ook in de koopovereenkomst zijn terug te vinden. De hoeveelheid kan zijn uitgedrukt in stuks, aantal kilogrammen, liters enz. De eenheidsprijs kan uitgedrukt zijn in ½ kg, in kg, in 50 kg, per stuk, per liter enz. Bij het samenstellen van deze factuur dient ook te worden vermeld of er kortingen worden gegeven (op het gewicht en/of de prijs) en of er nog bijkomende kosten zijn. Deze onderwerpen worden apart behandeld. Wanneer het aantal stuks of het nettogewicht bekend is, kunnen we met behulp van de eenheidsprijs het factuurbedrag bepalen. We doen dit als volgt: Factuurbedrag = -nettogewicht × prijsnotering hoeveelheid geldend voor de prijsnotering Voorbeeld Het nettogewicht van een partij goederen is 32.640 kg. De prijs bedraagt € 21,42 per 50 kg. Bereken het factuurbedrag. Uitwerking: 32.640 × € 21,42 = € 13.982,98. 50 U moet het factuurbedrag afronden op eurocenten nauwkeurig volgens de normale regel: een halve eurocent of meer naar boven, minder dan een halve eurocent naar beneden. 9 Order- en offertetrajecten Kortingen en toeslagen op de prijs Rabat u Rabat is een korting op de prijs wegens afname van een grote hoeveelheid. Men spreekt ook van rabat wanneer de fabrikant de verkoopprijs bepaalt, die de consument moet betalen. De fabrikant berekent aan de handelaar de consumentenprijs en verleent hem dan een rabat (korting), wat dus de winst is voor de handelaar. Korting voor contant i Korting voor contant is een korting op de prijs (na aftrek van rabat), die wordt toegestaan als bijvoorbeeld binnen acht dagen wordt betaald terwijl betaling op termijn (over 2 of 3 maanden) gebruikelijk is. Het is eigenlijk een rentevergoeding van verkoper aan koper. Omdat bij het bepalen van de verkoopprijzen de korting voor contant (meestal) wordt ingecalculeerd, betekent het in de praktijk dat de koper de normale prijs betaalt als hij de korting voor contant wel aftrekt. Als van de korting geen gebruik wordt gemaakt, betaalt de koper eigenlijk een rentevergoeding aan de verkoper. Voorbeeld De inkoopprijs van een partij goederen (inclusief directe inkoopkosten) bedraagt € 1.200,–. Het opslagpercentage voor indirecte kosten is 12% van de inkoop. Het opslagpercentage voor verkoopkosten is 4% van de kostprijs. Het opslagpercentage voor nettowinst is 18% van de kostprijs. De kredietbeperkingstoeslag is 1% van de verkoopprijs exclusief omzetbelasting. De omzetbelasting is 19%. Bereken de verkoopprijs inclusief de omzetbelasting. Uitwerking: Inkoop = directe kosten Indirecte kosten: € 1.200,– Indirecte kosten:12% van € 1.200,– 144,– Kostprijs Verkoopkosten en winst: 22% van € 1.344,– Verkoopprijs € 1.344,– Kredietbeperking: 1% van € 1.639,68 - - 295,68 € 1.639,68 16,40 € 1.656,08 Omzetbelasting: 19% van € 1.656,08 - 314,66 € 1.970,74 NB: Past u hierbij zelf de controleberekening toe! Kortingen op het gewicht Brutogewicht Het brutogewicht van een partij goederen is het gewicht van de goederen inclusief de emballage Nettogewicht Onder nettogewicht verstaan we het gewicht van de goederen. Dit nettogewicht dient de koper te betalen. In de meeste gevallen zou het te veel moeite zijn om precies het gewicht van de verpakking te bepalen. Daarom neemt men dan op de factuur een korting op, die ongeveer gelijk is aan het gewicht van de verpakking. Deze korting noemen we tarra Extra tarra Als voor een bepaalde zending meer emballage nodig is dan gebruikelijk, spreken we van extra tarra. Als voorbeeld nemen we goederen die normaal alleen in dozen verzonden worden en die nu door een afnemer zijn besteld die behoorlijk ver weg zit. Wegens de grote afstand worden de goederen verpakt in dozen, waarna de dozen in kisten verpakt worden. We noemen het gewicht van deze kisten extra tarra. 10 Order- en offertetrajecten Rafactie Een derde korting op gewicht is rafactie. Rafactie wordt toegestaan wanneer tijdens het transport de partij beschadigd is, of wanneer, bv. door het aantrekken van vocht, het gewicht van de goederen toeneemt. De kortingen op het gewicht moeten worden afgetrokken in de volgorde: 1. extra tarra 2. tarra 3. 3. rafactie. Zijn deze kortingen in procenten gegeven, dan dient elke korting berekend te worden over het gewicht dat ontstaat na aftrek van de vorige korting. Brutogewicht a kg af: Extra tarra x% van a kg b kg af: Tarra y% van b kg c kg af rafacie z% van c kg Netto gewicht d kg De gewichten en kortingen worden steeds afgerond op hele kilogrammen tenzij de opgave anders vermeldt. Indien de prijs per eenheid geldt voor minder dan 1 kg, moet overeenkomstig die eenheid worden afgerond. Oefenopgave 8 Bereken het aankoopbedrag van een partij goederen met behulp van de volgende gegevens: Bruto 30.000 kg Extra tarra 1% Tarra 1% Prijs € 750,– per 100 kg Rabat 5% Contant 1% Omzetbelasting 19%. Oefenopgave 9 De inkoopprijs (inclusief directe inkoopkosten) van een partij goederen bedraagt € 7.200,–. Het opslagpercentage voor indirecte kosten bedraagt 14% van de inkoopprijs. Het opslagpercentage voor verkoopkosten bedraagt 6% van de verkoopprijs na aftrek van rabat. Het opslagpercentage voor nettowinst bedraagt 11% van de verkoopprijs na aftrek van rabat. Rabat is 12% van de brutoverkoopprijs. Korting voor contant is 1% van de verkoopprijs na aftrek van rabat. Bereken de brutoverkoopprijs. Oefenopgave 10 Een ondernemer verkoopt een partij van 1.200 balen meel met een brutogewicht van 44.450 kg. Tarra 1 kg per baal. Prijs € 41,20 per 100 kg. Contant 2%. Er wordt contant betaald. a. Wat is de opbrengst van deze partij? Deze partij was ingekocht voor € 42,50 per 100 kg. Tarra 1 kg per baal. Rabat 20%. Korting voor contant 1%. Er is contant betaald. b. Bereken de brutowinst. c. Druk de brutowinst uit in een percentage van de verkoopprijs. Afronden op 2 decimalen. 11 Order- en offertetrajecten d. Druk de brutowinst uit in een percentage van de inkoopprijs. Afronden op 2 decimalen. Oefenopgave 11 Een ondernemer koopt een partij goederen in. Bruto 15.000 kg. Tarra 2%. Prijs € 68,50 per 25 kg. Rabat 3-- %. Korting voor contant 1%. Wat is de nettoinkoopprijs? Oefenopgave 12 Bivos bv te Vianen koopt personal computers van Acer nv te Den Bosch. Voor het type Tower is de verkoopadviesprijs € 1.713,60 inclusief 19% omzetbelasting. Acer nv levert haar producten onder de volgende voorwaarden: - uitgangspunt voor de berekening van de factuur is de verkoopadviesprijs exclusief omzetbelasting - rabat, afhankelijk van de grootte van de bestelling - kredietbeperkingstoeslag 0,5% - over het totaal wordt 19% omzetbelasting berekend. Bivos bv bestelt 500 pc’s type Tower. Hiervoor geldt een rabat van 42,5%. Bereken het eindbedrag van de factuur die Acer nv zendt aan Bivos bv voor de levering van 500 pc’s van het type Tower. Oefenopgave 13 Aan het einde van een jaar blijkt dat Dakapi 420 producten Rofra heeft verkocht voor een bedrag van € 336.000,– inclusief 19% omzetbelasting. De fabricagekostprijs per product bedraagt € 550,– en de verkoopkosten per product bedragen € 57,36. Bereken de verkoopwinst over het jaar op de verkoop van producten Rofra. Parate-kennisvragen 1. Wat is de inkoopprijs van een hoeveelheid goederen? 2. Wanneer stelt u de inkoopprijs op 100% en wanneer stelt u de verkoopprijs op 100%? 3. Wat is kostprijs? 4. Wat zijn directe kosten? 5. Wat zijn indirecte kosten? 6. Hoe kunnen de indirecte kosten in de kostprijs worden opgenomen? 7. Wat betekent de afkorting BTW? 8. Wat voor belasting is de omzetbelasting? 9. Waarover moet de BTW worden berekend? 10. Waarop wordt BTW geheven? 11. Welk document is voor de BTW zeer belangrijk? 12. Wat moet er op de factuur staan? 13. Wat is de voorbelasting en wat doet een ondernemer hiermee? 14. Wat is de verschuldigde omzetbelasting? 15. Wat moet een ondernemer aan de belastingdienst afdragen? 16. Waartoe dient een koopovereenkomst? 17. Wat is rabat? 18. Wat is korting voor contant? o Wat houdt de kredietbeperkingstoeslag in? 19. Wat is het brutogewicht van een partij goederen? 20. Wat verstaat u onder tarra? 21. Hoe kan het gewicht van de verpakking van de goederen o.a. worden bepaald? 22. Wat is extra tarra? 23. Wat is rafactie? 12