Hoe schakel ik een hond met diabetes mellitus over naar een andere soort insuline? 1. Is de hond gestabiliseerd met zijn huidige insuline? Ja Nee 2. Zoek de oorzaak van een slechte regulatie van de patiënt. Is de reden van onvoldoende stabilisatie: 2. Dierenarts/eigenaar wil veranderen van soort insuline Geassocieerd met een menselijke factor? • Wordt de insuline correct geïnjecteerd? (tip: observeer de eigenaar terwijl hij zijn huisdier insuline inspuit) • Dient er een nieuwe/andere persoon de insuline toe? • Worden de correcte spuiten gebruikt? • Wordt de insuline correct gemengd? • Wordt de juiste dosis opgetrokken in de spuit? • Waar wordt de insuline geïnjecteerd? • Is de voeding geschikt voor de hond met diabetes? •W orden er tussendoortjes gegeven? • E et de hond het voeder van andere dieren op? Veroorzaakt door de bewaring van insuline? • Wordt de insuline correct bewaard? ➔ Op de correcte temperatuur? ➔ Rechtstaand in de koelkast? ➔ Niet bevroren? ➔ Afgeschermd van licht? • Wat is de vervaldatum van de insuline? • Is de insuline verdund geweest? • Is de flacon insuline langer dan 20 dagen gebruikt geweest? Veroorzaakt door de insulinebehandeling? • Is de hond reeds voldoende lang in behandeling met insuline (5 – 7 dagen)? • Wordt de hond onder- of overgedoseerd? (klinische symptomen kunnen gelijkaardig zijn: PU/PD) • Is het huidige doseringsinterval correct? (één keer daags vs twee keer daags) 3. Overschakeling naar een andere soort insuline van een hond die één keer daags behandeld wordt 3. Overschakeling naar een andere soort insuline van een hond die twee keer daags behandeld wordt • Stop de toediening van de huidige insuline • Gebruik voor de nieuwe insuline een startdosis die 75% bedraagt van de vorige insulinedosis (vb. een hond die 20 IU insuline kreeg, krijgt nu 15 IU van de nieuwe insuline) • Voor een optimale controle van de ziekte hebben de meeste honden twee keer per dag insuline nodig • S top de toediening van de huidige insuline • Gebruik voor de nieuwe insuline twee keer per dag een startdosis die 75% bedraagt van de vorige insuline (vb een hond die 20 IU insuline kreeg, krijgt nu 15 IU van de nieuwe insuline) Veroorzaakt door een andere aandoening? • Ontsteking (vb, tandontsteking, pancreatitis) • Infectie (vb, huid, urinewegen, tanden) • Hyperadrenocorticisme (Cushing) • Hypothyroïdie • Obesitas • Medicatie (vb, steroïden) • Exocriene pancreasinsufficiëntie • Dioestrus Ja op een verstorende factor: Verzeker u ervan dat u de problemen die op te lossen zijn, geïdentificeerd hebt en sluit eventuele andere aandoeningen uit vooraleer u een behandeling met een ander insuline opstart Nee op alle factoren: Start met de nieuwe insuline om de hyperglycemie en de klinische symptomen bij honden met suikerziekte te verminderen. 3. Een slecht geregelde hond met suikerziekte overschakelen op een andere soort insuline • Stop de toediening van de huidige insuline • Weeg de hond. Rond het gewicht van de hond steeds af naar beneden (vb. een hond die 12.9 kg weegt, zal een dosis insuline krijgen voor een hond van 12 kg). Als de hond lijdt aan overgewicht, gebruik dan het ideale lichaamsgewicht om de startdosis van insuline te berekenen. • Stel een startdosis in op basis van 0.5 IU/kg lichaamsgewicht • Dien de dosis één of twee keer daags toe samen met of onmiddellijk na de maaltijd, op basis van de keuze van het insulinepreparaat • De meeste honden hebben twee keer daags insuline nodig voor een optimale controle 4. Controleer de hond 3 – 7 dagen na het starten van de nieuwe insuline Vraag de eigenaar naar veranderingen in klinische symptomen •D rinkt de hond nu meer, minder of evenveel ten opzichte • P last de hond nu meer, minder of evenveel ten opzichte van het laatste bezoek? van het laatste bezoek? • Wat is de algemene indruk? Is de hond normaal? Of is hij sloom of hyperactief? •W anneer de hond gaat wandelen, is hij dan snel vermoeid? Weeg de hond • Is er een significante verandering van gewicht? (gewichtsverlies is suggestief voor onderdosering van insuline; gewichtstoename is suggestief voor correcte dosering of overdosering) Wat is de laagste bloedglucoseconcentratie (nadir)? <100 mg/dl (<6 mmol/l) 100–150 mg/dl (6–8 mmol/l) Verminder de dosis insuline met 10-50% en hercontroleer na 5 – 7 dagen >150 mg/dl (>8 mmol/l) Verhoog de insulinedosis met 10 % en hercontroleer na 5 – 7 dagen Voeding: Eén keer daags insuline • Geef de eerste maaltijd (vb 2/3 van de dagelijkse portie) vóór de injectie met insuline • Geef de tweede maaltijd (de rest van de dagelijkse hoeveelheid) ongeveer 8 – 10 uur later Twee keer daags insuline • Geef de eerste maaltijd (1/2 van de dagelijkse portie) vóór de injectie met insuline • Geef de tweede maaltijd (de rest van de dagelijkse hoeveelheid) 12 uur later en vóór de namiddag/avond insuline-injectie 2011-0827 Transitioning Hond.indd 1 6. W anneer de insuline één keer daags toegediend wordt, wat is de duur van het effect van insuline? Bloedglucose stijgt boven 200 -250 mg/dl (1114 mmol/l) < 14 – 18 uur na één dosis insuline per dag Bloedglucose stijgt boven 200- 250 mg/dl (11 – 14 mmol/l) > 14 – 18 uur na één dosis insuline per dag Begin met twee keer daags insuline toe te dienen • Verminder de dosis insuline met 25% en dien twee keer daags toe Doe verder met één keer daags insuline toe te dienen Herevalueer de hond na 3 – 7 dagen Herevalueer na 2 – 4 maanden PM09_0074 5. Maak een bloedglucosecurve Algemenen aanbevelingen: 1. De dosis zal hoogstwaarschijnlijk moeten aangepast worden tot adequate regulatie bekomen wordt en kan verschillende aanpassingen vereisen. Hierbij wordt eveneens rekening gehouden met veranderingen in gewicht of de anamnese. 2. Dosisaanpassingen dienen te gebeuren op basis van de klinische symptomen en evaluatie van bloedglucosecurves. 3. Laat minstens 3 – 7 dagen tussen een aanpassing in dosis. 4. Stijgingen van de dosis gebeuren in stappen van 10% van de huidige dosis. 5. Informeer de eigenaar over de noodzaak en het belang van het gebruik van de correcte spuiten. 10/05/11 10:20