Carte d`identité des associations

advertisement
Identiteitskaart van de verenigingen
Wie zijn wij?
De wijze waarop ouderen willen blijven bouwen aan de samenleving – in interactie met
alle geledingen van de samenleving, zonder onderscheid naar leeftijd en cultuur - kan
samengevat worden in twee basisbegrippen:

Autonomie voor ouderen moet gewaarborgd worden op alle terreinen (zowel op vlak
van inkomen, als op vlak van huisvesting, gezondheidszorg, mobiliteit…). Ouderen
willen het recht behouden om zelf beslissingen te nemen over hun eigen leven, ook
als ze geconfronteerd worden met persoonlijke beperkingen.

Deze betrokkenheid houdt het bestrijden in van elke vorm van discriminatie en
negatieve beeldvorming ten aanzien van ouderen. Ouderen wensen ook hun
verantwoordelijkheid op te nemen tegenover de huidige en toekomstige
maatschappelijke uitdagingen. Zij willen betrokken partij blijven door individuele
acties, hun inzet in het verenigingsleven of door effectief politieke
verantwoordelijkheid op te nemen.
UCP, sociale beweging van senioren, heeft als opdracht:

Aanmoedigen van participatie en engagement van ouderen in het sociaal, cultureel,
economisch en politiek leven

Ouderen aanzetten tot het opnemen van verantwoordelijkheid via collectieve actie om
hen te betrekken bij het bouwen aan een meer rechtvaardige wereld

Opzetten en uitbouwen van een democratisch en participatief netwerk van
verenigingen waar geijverd wordt voor solidariteit en een betere levenskwaliteit

Hun leden vertegenwoordigen en hen begeleiden bij de verdediging van hun rechten in
een geest van intergenerationele dialoog

Bestrijden van elke vorm van discriminatie ten aanzien van ouderen

Zelf initiatieven nemen ter bevordering van zelfstandigheid en van het fysiek, mentaal
en sociaal welzijn van de ouderen of deze ondersteunen.
UCP telt 40.000 actieve leden in 400 lokale afdelingen in Wallonië en Brussel.
De belangenbehartigende werking van OKRA, trefpunt 55+ steunt op volgende begrippen:

autonomie (zelfstandigheid/zelfbeschikkingsrecht/vrije keuze)

geborgenheid (opgenomen zijn in de gemeenschap)

verantwoordelijkheid (een actieve rol spelen in de samenleving)
Deze drie begrippen kunnen niet los gezien worden van elkaar. Echt autonoom handelen,
kan maar in geborgenheid. Elk individu staat in relatie tot anderen. Direct (partner,
familie, vrienden…) of indirect (bv. via de sociale voorzieningen waarop iemand een
beroep doet).
De eigen autonomie is pas mogelijk dankzij deze anderen (geborgenheid), wordt erdoor
beperkt en brengt ook verantwoordelijkheid mee ten aanzien van andere mensen en de
gemeenschap.
OKRA telt vandaag 220.000 actieve leden in 1.220 lokale afdelingen en 16 regio’s in
Vlaanderen en Brussel.
Wat stellen wij vast?
De wettelijke pensioenen zijn al erg laag. Bovendien lopen de gepensioneerden een steeds
groter wordende achterstand op ten opzichte van de beroepsbevolking en worden ze
geconfronteerd met steeds hoger oplopende kosten.
Niveau van de pensioenen
In België zijn de pensioenen vandaag erg laag. Uit het verslag 2005 van de Rijksdienst voor
Pensioenen blijkt dat het gemiddeld pensioen van een loontrekkende € 966,19 per maand
bedraagt. Dit lage gemiddelde verbergt de nog hardere realiteit van het gemiddeld
pensioen van vrouwen (€ 826,43 /maand), 85-plussers (€ 860 /maand) en zelfstandigen
(€ 779,61 /maand).
Ouderen lopen een hoger risico om in armoede terecht te komen dan de rest van de
bevolking. Het armoederisico bedraagt in België gemiddeld 13,8% voor personen jonger dan
65 tegenover 22,6% voor de 65-plussers.
Ook binnen Europa ging onze positie op dit vlak er de jongste 20 jaar alleen maar op
achteruit. In 1980 stonden wij tweede na Nederland wat het terugdringen van de armoede
betreft. Vandaag behoren we tot de middengroep. De oorzaak is in hoofdzaak te wijten
aan de sterke verbetering van de inkomenspositie van de ouderen in onze buurlanden,
terwijl het armoederisico in België over dezelfde periode vrij constant gebleven is.
Tabel 1:
Armoederisico bij 65-plussers, 50% mediaan armoedegrens*,
percenten, 1980-2003.
1980
1985
1999
2003
België
12.4
10.7
12
11
Denemarken
18.8
20.4
12
5
Duitsland
14.3
14.0
6
8
Griekenland
31.2
28.2
25
19
Spanje
32.9
23.6
7
17
Frankrijk
30.4
21.4
10
5
Italië
30.0
14.2
14
7
Ierland
18.6
20.0
8
11
Nederland
4.2
5.2
4
2
Portugal
44.9
45.3
22
15
Verenigd Koninkrijk
23.8
21.7
11
14
Bronnen: Eurostat (1990); European Commission (2003), European Commission (2006)1.
1
Bronnen: Karel Van den Bosch, Stijn Lefebure: De intergenerationele welvaartsverdeling in België, Vlaanderen
en Wallonië van 1975 tot 2005, Universiteit Antwerpen, Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, november
2006 (http://www.covive.be/)
* In recent onderzoek is de 60%-armoedegrens de gangbare norm. Om redenen van vergelijkbaarheid met
cijfers uit de jaren '80 is hier de 50%-armoedegrens gebruikt.
2
De pensioenen hinken achterop
Eén van de redenen voor deze lage bedragen is dat de pensioenen steeds meer achterop
blijven ten opzichte van de algemene welvaartsstijging. De pensioenen zijn enkel
gekoppeld aan de index, terwijl de lonen van de actieve bevolking sterker stijgen dan de
index. Hierdoor wordt de kloof tussen beroepsactieven en gepensioneerden steeds groter
(cf. tabel) Er is bovendien een bijkomende achterstand al naargelang de ingangsdatum van
het pensioen (cf. figuur 1).
Tabel 2. Evolutie van de lonen en van indexering van de sociale prestaties–
Jaar
Evolutie brutolonen per
persoon
(in %)
Indexering sociale
prestaties (in %)
1996
1,5
1,3
1997
2,8
1,2
1998
0,6
1,5
1999
4
1,2
2000
2,8
1,5
2001
3,4
2,5
2002
2,7
2,7
2003
1,1
1,3
2004
2,7
1,3
2005
2,5
2,3
2006
2,4
1,3
Totaal
29,9
19,6
Bronnen Planbureau en RVP
Figuur 1: Verschil in % tussen het gemiddeld pensioen en het overlevingspensioen voor
loontrekkenden (mannen en vrouwen) naar gelang van het jaar waarin zij met pensioen gingen ten
opzichte van het gemiddelde van 2005 –
1981
1986
1991
1996
2001
2005
0,00
0,00
-3,37
-5,00
-10,00
-10,66
-15,00
-20,00
-25,00
-24,79
-26,87
-30,00
-35,00
-40,00
-40,69
-45,00
différence en % par rapport à 2005
bron RVP
3
De inspanningen van de huidige regering om hieraan te verhelpen, volstaan niet. De
pensioenherwaarderingen van de jongste jaren maken slechts 2% van het opgelopen
verschil (8%) goed. De «welvaartsbonus» die sommige gepensioneerden in april kregen,
vertegenwoordigde slechts € 6,25 per maand. Er is dus nog een hele weg te gaan.
Tabel 3 maakt duidelijk dat het anders kan. De aanvullingen van het brugpensioen kennen
een quasi automatische aanpassing aan de welvaart. Dit is wettelijk geregeld.
Tabel 3. Evolutie van de lonen, de pensioenen en de brugpensioenen (1992-2002)
1992
1994
1996
1998
2000
2002
Loon van de arbeiders *
100
105,4
109,2
114,4
120,2
126,6
Aanvullingen voor
brugpensioen **
100
106,3
108,4
111,3
118,3
125,8
Pensioenen bij pensionering
vanaf 1990**
100
104,0
106,1
108,2
112,6
118,3
*Ontwikkeling bruto-uurverdiensten in de nijverheid voor mannelijke arbeiders van 21 jaar en meer, bron: NIS.
**Toegepast op een fictief basisbedrag.
Bovendien is het verkeerd te geloven dat aanvullende verzekeringen iets aan de toestand
kunnen veranderen. Slechts 50 % van de werknemers heeft een groepsverzekering. En alles
wijst erop dat dit percentage in de toekomst niet zal toenemen. De resterende 50 %
werknemers en uitkeringstrekkers kunnen hierop geen of weinig aanspraak maken.
Bij de huidige gepensioneerden geniet (genoot) slechts 27 % van een aanvullend pensioen.
Evolutie van de behoeften
Vandaag kost het verblijf in een rustoord gemiddeld € 1075 per maand. Tabel 4 toont dat
de kostprijs voor een rusthuisverblijf alsmaar stijgt. Bovendien volstaat het
dienstenaanbod in de thuiszorg (hulp voor verzorging of huishoudelijke hulp) niet om aan
de behoeften te voldoen.
Tabel 4. Evolutie gemiddelde kostprijs per maand van een rustoord
Jaar
Maandbedrag
2001
979,90
2002
999,28
2003
1016,80
2004
1030,37
2005
1057,49
2006
1075,35
Een andere belangrijke uitgavenpost voor ouderen zijn de medische zorgen.
De totale kostprijs van de gezondheidszorg bedraagt 10,1% van het BNP. 7,2% hiervan
wordt ten laste genomen door de overheid en de patiënt betaalt 2,9%.
4
De gemiddelde factuur voor een hospitalisatie bedroeg € 492 in 2005. Dit is 47% meer dan
in 1998. Het aantal mensen met een hospitalisatieverzekering stijgt. In 2004, hadden 4,6
miljoen Belgen een aanvullende verzekering. Dit is 34% meer dan in 1998.2
Ook dit gemiddelde verbergt extremen. 61% van de terugbetalingen van de CM gingen naar
5% van hun leden. Diezelfde personen betalen 34% van het totale bedrag aan remgeld dat
uitbetaald wordt. Ten slotte, betaalt die kleine groep 73% van de supplementen o.a. bij
een ziekenhuisopname.
De zorgafhankelijkheid is het grootst bij de ouderen, toch hebben zij geen mogelijkheid
meer om zich privaat te verzekeren tegen dit risico.
Besluit
De twee basisprincipes van ons sociaal zekerheidssysteem zijn: verzekering en
solidariteit. Vandaag ziet men echter dat deze principes in het gedrang komen door de
evolutie van het systeem zelf en de evoluties in de samenleving.
Het is van kapitaal belang dat de volgende regering een sterk standpunt inneemt om
deze basisprincipes van ons sociaal zekerheidssysteem, verzekering en solidariteit, te
herbevestigen en te waarborgen.
Het is belangrijk, zowel voor de gepensioneerden als voor de bevolking op actieve
leeftijd, dat het vertrouwen in de sociale zekerheid hersteld wordt opdat ze terug
tegemoetkomt aan hun behoeften op het vlak de pensioenen en op vlak van de
gezondheidszorg.
De private verzekeringen zijn van nature ongelijk, duurder en leiden tot een verhoging
van de kosten voor de gemeenschap (dus ook voor degene die er niet van kan
genieten).
2
Evolutie van de uitgaven voor gezondheidszorg in België CM Themadossier, Nr. 8, september 2006
5
Wij verwachten van de volgende regering:
1. Een effectieve koppeling van de pensioenen aan de welvaart, d.w.z. elk jaar
moeten de pensioenen eenzelfde stijging kennen als de lonen.
2. Het engagement om een inhaalbeweging te doen voor de huidige pensioenen met
bijzondere aandacht voor de oudste en de minimumpensioenen.
3. Het herinvoeren van de herwaarderingscoëfficiënt om het pensioenbedrag van de
toekomstige pensioenen te verhogen.
4. Hiervoor zal de overheid voor alternatieve financiering van de sociale zekerheid
moeten zorgen. De inkomens uit vermogen moeten meer bijdragen.
5. Een heffing op de tweede en derde pensioenpijler in het voordeel van de
eerste pensioenpijler.
6. Waarborgen dat de gezondheidszorg toegankelijk blijft door de prijzen van
geneesmiddelen in de hand te houden en de supplementen in ziekenhuizen te beperken
met een verbod voor supplementen voor een 1- of 2 persoonskamer.
7. Een betere dekking voor chronisch zieken verzekeren.
8. Geen inkomensplafond meer in aanmerking nemen voor de Tegemoetkoming Hulp aan
bejaarden (THAB).
OKRA en UCP zijn verheugd over de toekomstige oprichting van een Federale Adviesraad
voor Ouderen. Wij verwachten dat deze adviesraad echt een klankbord wordt voor de
bekommernissen van de ouderen. Wij betreuren echter dat de wetgever de overheid niet
verplicht deze adviesraad te raadplegen bij pensioensgebonden materies.
We betreuren dat op een ogenblik dat het aantal 65-plussers toeneemt, heel wat
democratische politieke partijen te weinig verkiesbare plaatsen voorzien voor ouderen.
We blijven dan ook uiterst gevoelig voor alle facetten van leeftijdsgebonden discriminatie.
Wij denken dat de volgende regering ook zal moeten:

Zorgen voor directe kortingen of premies aan ouderen die niet kunnen genieten van
diverse belastingverminderingen omwille van een niet-belastbaar pensioen;

Zorgen dat rustoorden en rust- en verzorgingstehuizen voor iedereen betaalbaar
worden;

De ontwikkeling van alternatieve opvang zoals dagopvangcentra of centra voor
kortverblijf ondersteunen;

Inzake mobiliteit, bijzondere aandacht schenken voor zwakke weggebruikers;

Het aanbod aan openbaar vervoer verder uitbreiden en beter op elkaar afstemmen;

Participatie van ouderen aanmoedigen, onder meer door effectieve ondersteuning
van ouderenorganisaties.
6
Download