Diagnostiek van zelfconcept Karine Verschueren Centrum voor Schoolpsychologie K. U. Leuven Gebaseerd op Verschueren & Gadeyne (2007) Hoofdstuk 9: Zelfconcept Belang diagnostiek zelfconcept? Directe hulpvraag naar onderkenning, verklaring, behandeling Diagnostische vraag na herkadering of verbreding van aanvankelijke hulpvraag Deel van classificerend onderzoek naar depressie/internaliserende problematiek Ook bij andere problemen: verheldering van (zelf)beleving kind/jongere Zelfconcept Zelfconcept = verzameling van zelfevaluaties m.b.t. eigen functioneren op specifieke domeinen (= “domeinspecifieke competentiebelevingen”) m.b.t. eigen persoon in het algemeen (“globale zelfwaardering”, “zelfwaardegevoel”, “gevoel van eigenwaarde”) al dan niet hiërarchisch opgevat Hiërarchische modellen van zelfconcept Algemeen zelfconcept Academisch wiskunde taal Niet-academisch … sociaal uiterlijk … Globale zelfwaardering Meest cruciale onderdeel van zelfconcept Neigt naar stabiliteit Geen optelsom van domeinspecifieke competentiebelevingen => best apart meten Globale zelfwaardering en determinanten Wel voorspeld door: Competentiebelevingen vooral op domeinen van belang reële competentie + standaard/groep waarmee men zich vergelijkt Aanvaarding door significante anderen (ouders, leeftijdgenoten, vrienden, leerkrachten, …) Ontwikkeling van zelfconcept Toenemende mate van differentiatie Toenemende mate van integratie meer domeinen en minder sterke samenhang tussen domeinen van eerder losse ideeën naar intern consistentie “theorie” over zichzelf Toenemende accuraatheid Jonge kinderen zijn geneigd eigen competenties te overschatten door verwarring wens-realiteit gebrek aan sociale vergelijking lovende uitspraken nabije omgeving adaptief Ontwikkeling van zelfconcept Toenemende mate van zelfreflectie Bewuste reflectie op of “meta-theorie” van zichzelf Gevolgen voor passende interventies ! Globaal zelfwaardegevoel ? Wel rudimentair zelfwaardegevoel Maar moeilijker te achterhalen => leeftijdsaangepaste methoden Gevolgen van zelfconcept Lage zelfwaardering verhoogt de kwetsbaarheid voor latere problemen op emotioneel, sociaal en academisch vlak Prospectieve studies (DuBois & Flay, 2004) Interventieonderzoek (meta-analyse Haney & Durlak, 1998) Gevolgen van zelfconcept Echter recent: Hoge niveaus van zelfwaardering niet voldoende voor aangepaste ontwikkeling Andere relevante vragen: Waaraan ontleent iemand zijn zelfwaardegevoel (‘contingenties’)? Hoe sterk schommelen zelfwaardegevoelens? kwetsbaarheidsfactoren Verband zelfconcept – externaliserend probleemgedrag Verwachting: negatieve feedback van omgeving verlaagde zelfwaardering Doch: geen eenduidige verbanden bij ernstig probleemgedrag Verklaring: Externe attribuering van problemen als zelfbeschermingsmechanisme tegen overvloedige negatieve feedback Problemen spelen vooral mee in directe zelfrapporteringen aanvullen met: spontane zelfevaluaties zoals geuit in diagnostisch interview, dagelijkse leefsituatie, vrije zelfbeschrijvingen (opstel, zinaanvultest), ... Verband tussen academisch zelfconcept en schoolse prestaties Wederkerige beïnvloeding tussen Schoolse prestaties (‘skill development model’) Academisch zelfconcept (‘self-enhancement model’) Schoolse prestaties Academisch zelfconcept Academisch zelfconcept Ook onderwijsgebonden contextkenmerken hebben impact op ontwikkeling van academisch zelfconcept Houding van leerkracht t.a.v. kind ‘Big-Fish-Little-Pond’ Effect individuele prestatieniveau groepsprestatieniveau + acad. zelfconcept - Diagnostische implicaties Belang van periodieke, preventieve screening in onderwijs Individueel diagnostisch onderzoek: Vragen i.v.m. zelfconcept: diverse plaatsen in diagnostische proces Bij aanmelding Bij formuleren van diagnostische vraagstellingen door diagnosticus en cliënt Bij zoeken naar verklaringen voor problemen op andere domeinen van functioneren Aard onderzoek: onderkennend, verklarend of indicerend Aandachtspunten intake- en strategiefase Intakegesprek met ouders/leerkrachten/jongere: verbale en niet-verbale uitingen van lage zelfwaardering Multidimensionele aard: eerste inschatting van specifieke domeinen waarop het kind/de jongere zichzelf laag inschat indicatie van aard, maar ook van ernst/uitgebreidheid van problematiek + positieve kenmerken Contingenties en schommelingen Aandachtspunten intake- en strategiefase Zoeken naar mogelijke verklaringen voor lage zelfwaardering Laag schools of academisch zelfconcept Leerprestaties en cognitief functioneren? Negatief uitvallende vergelijking met andere kinderen? Hoge eisen of (impliciete) verwachtingen van ouders en school? Belang? Attributiestijl? Lage algemene zelfwaardering Opvoedingsklimaat? Houding leerkracht? Aanvaarding leeftijdgenoten? Succeservaringen op minstens een aantal domeinen? Belang? Op basis van verzamelde informatie: Is gericht onderzoek naar zelfbeleving en beïnvloedende factoren nodig? Aanbevelingen onderzoeksfase Gebruik verschillende soorten instrumenten en bevragingswijzen convergenties en discrepanties Houd rekening met de ontwikkelingsfase van het kind Bijv. til niet te zwaar aan tegenstrijdige uitspraken van jonge kinderen over zichzelf, maar wel aan negatieve uitlatingen Vergelijk oordeel kind/jongere met het feitelijke functioneren over- of onderschatting of juiste inschatting? Selectie van diagnostische middelen: zelfrapportagelijsten Susan Harter en Herbert Marsh: systeem van aansluitende vragenlijsten vanaf kleutertijd tot volwassenheid Marsh: Self-Description Questionnaire-I, -II, -III Gebaseerd op hiërarchisch zelfconceptmodel van Shavelson Gedifferentieerde meting van academische zelfconcept (lezen, rekenen, algemeen school) Zeer goed onderbouwd door empirisch onderzoek Nederlandse vertalingen (van Simons et al.), maar (nog) geen normering Selectie van diagnostische middelen: zelfrapportagelijsten Harter: Self-Perception Profile for Children; SelfPerception Profile for Adolescents Meest bekend in Nederlandse taalgebied Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK, Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & Ten Brink, 1997) Nederlandse en Vlaamse basisschoolkinderen 8 – 12 jaar Gevoel van eigenwaarde + schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, gedragshouding en fysieke verschijning Gestructureerde itemvorm om sociaal wenselijk en instemmend antwoorden tegen te gaan Psychometrische kwaliteiten volgens COTAN voldoende tot goed, behalve criteriumvaliditeit Selectie van diagnostische middelen: zelfrapportagelijsten Competentiebelevingsschaal voor Adolescenten (CBSA, Treffers, Goedhart, Veerman, Van den Bergh, Ackaert, & De Rycke, 2002) Nederlandse en Vlaamse jongeren 12 – 18 jaar Idem als CBSK + ‘hechte vriendschap’ Zelfde psychometrische kwaliteiten als CBSK volgens COTAN Vlaamse normen gebaseerd op computergestuurde afname test Andere zelfrapportagelijsten Vragenlijsten die subschaal zelfconcept bevatten, maar ruimere meetpretentie hebben, bijv. Schoolvragenlijst (Smits & Vorst, 1982) Vragenlijsten voor contingente zelfwaardering (Janssen en Vonk, 2005) Bv. “Als ik slechte prestaties lever, daalt mijn gevoel van eigenwaarde” Andere diagnostische middelen Spontane zelfevaluaties tijdens diagnostisch gesprek of vrije zelfbeschrijvingen tijdens zinaanvultest Observaties van gedragsmatige uitingen van zelfwaardering Bv. weinig initiatief nemen; veel hulp, raad of bevestiging vragen; lage doelen stellen; uitdagingen uit de weg gaan; gemakkelijk opgeven bij fouten; … Andere diagnostische middelen Observaties van emotionele reacties tijdens individueel testonderzoek (Tak, 2002) Stemming: vrolijk of te neergeslagen? Stabiel of wisselend? Praat het kind vrolijk en betrokken over vrienden, hobby’s, interesses? Kan het complimenten aanvaarden of moeten die ontkracht worden door onecht of destructief gedrag? Vermijdt het inspanning of confrontatie met falen door steeds te zeggen het niet te weten of niet te kunnen Is het zelfstandig of houdt het de proefleider in de gaten om te checken of het antwoord goed is? Wordt het onzeker als de proefleider doorvraagt? Is het ontspannen? Laten lichaamshouding of ademhaling spanning zien of beweegt het kind soepel en met plezier? Trillen de handen? Bloost het opvallend? Kan het zich met enig vertrouwen overgeven aan de situatie of blijft het overmatig waakzaam reageren? Diagnostische middelen voor jonge kinderen Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen (Verschueren & Marcoen, 1993) Diagnostische middelen voor jonge kinderen Zelfbelevingsschaal voor Jonge Kinderen (Verschueren & Marcoen, 1993) Handpop Interview (Verschueren, Marcoen, & Schoefs, 1994; gebaseerd op Cassidy, 1988) Evidentie voor betrouwbaarheid en validiteit, maar geen normering kwalitatief gebruik Aansluiting tussen diagnostiek en advisering Hoe zelfwaardering verhogen? Stap van diagnostiek naar advisering Algemene kennis over zelfconcept en determinanten en over effectieve interventies Gekoppeld aan specifieke informatie over dit kind/deze jongere in deze omgeving Aansluiting tussen diagnostiek en advisering Effectieve interventies Is het mogelijk zelfwaardering te verhogen? Ja ! Sterkste effecten bij interventies die theoretisch of empirisch sterkst zijn onderbouwd Meest effectieve interventie ~ aard zelfconceptdomein en leeftijd Bijv. Elbaum en Vaughn (2001): counseling sterkste effect bij adolescenten, maar leerbegeleiding bij basisschoolkinderen Versterken van onderliggende competenties/vaardigheden en adaptief interpersoonlijk gedrag (« we feel good about ourselves when we do positive actions »)