Structurele of content psychologie

advertisement
1. Tekst Ebbinghaus reader (skipbaar)
-
-
-
Duitse psycholoog
Universiteit Bonn
Schreef doctoraat obv de inzichten van het onbewuste van Hartmann
Verbleef 7 jaar in Engeland en Frankrijk
Intellectuele stimulans: Elemente der Psychophysik van Fechner
o Start geheugen bestuderen op zelfde manier dat Fechner zintuigen bestudeerde
Geheugenonderzoek in über das gedächtnis
o Wet van herhaling om iets in geheugen op te slaan
o Experimenten: subject kreeg beteknisloze lettergreep van drie letters
o Tijd meten om aan te leren en tijd meten van onthouden
o Werk bevat
 Methodologie en bevindingen
 Retentiecurve
Werk werd overal toegejuicht:
o Verscheidenheid aan onderwerpen
o Complete data
o Duidelijk geschreven
o Volledige experimentele aanpak van de hogere mentale processen
Zeitschrift für Psychologie und Physiologie der Sinnesorgane
o Startte zijn eigen psychologische tijdschrift
Bestudeerde kleur perceptie
Lag aan de basis van eerste intelligentietests
Publiceerde Grundzüge der Psychologie
o Werd standaard tekst in Duitse universiteit
2. Filosofische bestaansvoorwaarden, reader
Introductie
- 16e en 17e eeuw: belang van empirische wetenschap
o metafysica
o transitionele fase van de post-Renaissance ontwikkeling van empirisme
- neergang van metafysica van Aristoteles:
o veroorzaakt door het scholastische vertrouwen van de rede als bron van kennis
(wat gebaseerd was op de lessen van Aristoteles)
Baruch Spinoza
-
geboren in Amsterdam
Jood
Leraar in progressieve Latijnse school  blootstelling aan Scholastische filosofen
Tractatus theologico-politicus 1670
o God is geen patriarch die de wereld leidt (Joodse visie)
o God is het onderliggend principe dat materie en ziel samenbrengt
o God = natuur  Spinoza is een pantheist
 Ethisch bestaan door deugdzaam te leven obv de natuurwetten
 Natuur heeft

Bewegingskracht

Kracht van generaties

Groei en gevoel in alle levende organismen
 Manier om wetenschap en religie te verenigen
- Mind & body zijn twee verschillende aspecten van dezelfde substantie
o Mind: interne manifestatie
o Body: externe manifestatie
o  mind-body dualisme
- mentale functies van gevoelens, herinneringen en sensaties zijn mechanische
processen gemedieerd door de fysische zintuigen en ontstaan door de stimulatie van
fysische objecten
- intuitieve kennis: hogere mentale processen van perceptie en rede
- geest = activiteit van de geest
o essentiële staat van een mens is to act
o actie is gemotiveerd door zelfbehoud dat aangestuurd wordt door verlangen
 slimme mensen kunnen conflicten tussen verlangens oplossen
 voor de meesten: conflicterende verlangens zorgen voor het opkomen van
emoties
 absolute vrijheid bestaat niet voor een individu
 mensen worden gestuurd door de verlangens die zorgen voor zelfbehoud
- zelf-behoud
o overleving was een biologische predispositie
o overlevingsstrijd (struggle)  bron van alle motieven en verlangens, bewust of
onbewust
o verlangens geven uiting aan emoties
 emoties uiten zich fysiologisch en mentaal
 sterke overeenkomst met theorie van emoties van William James en Carl
Lange in de 19e E
- Conclusies:
o Dynamische, actie-georiënteerde conceptie over de relatie tussen mind & body
 Mind & body zijn hetzelfde
 Persoonlijke harmonie kan bereikt worden door conflicterende verlangens
te mediëren met de rede
o Deterministisch systeem
 Natuurlijke wetten
 Filosofische kijk op determinisme
 Plaatste humaniteit in de natuurlijke wereld
o Dynamieken van humane activiteit maken de mens uniek
o Centrale rol van rationeel denken in emotionele situaties
o Emoties zijn een noodzakelijk deel van de menselijke ervaring  veroorzaakt door
de verlangens van zelfbehoud
René Descartes (1596-1650)
-
Eerste moderne filosoof
Geboren in La Haye, Frankrijk
Diploma in burger- en kerkrecht aan de Universiteit van Poitiers
Grote interesse in wiskunde  onderzoeken van filosofische problemen dmv
wiskundig redeneren
- Discours de la Méthode (1637)
o Evolutie van denken
o 1e principe van zekerheid en validiteit: je pense donc je suis
 we zijn alleen zeker over dat we enkel zekerheid kunnen hebben via
ervaring en ons bewustzijn van onze eigen kennis
o zette zich af tegen eerdere opvattingen die telkens de externe wereld als
beginpunt namen
- God
o Entiteit die perfectie bezit
o Zet zich af tegen Platonisme
o Perfecte god creëert geen mensen met onbetrouwbare zintuigen  zintuiglijke
informatie is een accurate weergave van de omgeving
- Vertrouwen in zelfbewustzijn van eigen ideeën
o Staan toe om God te kennen en uiteindelijk onze externe omgeving
- Rede vs fysische wereld
o Voordelen van natuurwetenschappen
o Fysische wereld is bepaald door mechanische wetten
o Behalve God en de menselijke rede, is alle realiteit fysisch  kan verklaard worden
via mechanische relaties
o 2 niveaus van activiteit in de wereld
 fysische wereld  volgt mechanische wetten
 spirituele wereld  enkel vertegenwoordigd door de menselijke rede
- dualisme
o mind




o body



spiritueel
immaterieel
verschillend van het lichaam
makkelijker te kennen dan het lichaam door eerste principe
fysisch
reageert op de externe wereld dmv mechanieken van de fysiologie
emoties zijn in het lichaam geworteld  representeren beweging of
reflexen als er vanuit de omgeving zintuigelijke input komt
o relatie mind en body
 psychofysische interactie
 interactie blijft wel onduidelijk
 pijnappelklier

orgaan is alleen

gesitueerd tussen de hemisferen van de hersenen
o hersenen
 transitioneel agens tussen spirituele energieën van de geest en fysische
krachten van lichamelijke mechanieken
- toegewijd aan empirische observaties
o speculeerde over zenuwstelsel van holle buizen waar dierlijke geesten door vloeien
 zorgen voor beweging
o analyseerde visie: lens & mechanieken van oculaire reflexen
o wiskunde: analytische geometrie en primitieve calculus
- werken van Descartes werden op de Index of Forbidden Books by the Church
geplaatst
- Conclusie: drie trends
o Psychologie is een introspectieve wetenschap
 Bewustzijn wordt ondersteund door de validiteit van het 1e principe
o Psychologie is een gedragsstudie
 Indirecte ondersteuning via dualisme van mind & body
 Interactie tussen die twee
o Psychologie is een fysiologische wetenschap
 Alle menselijke activiteiten, behalve denken en gevoelens zijn gerelateerd
aan de fysiologie
Samenvatting hoofdstuk 5
2 parallelle trends bereidden de geleerden voor op het onderzoek van mind/body-relatie
1) methodologie
- hoogtepunt van empirisme
- wetenschappelijke innovaties gebaseerd op observaties en kwantificaties van
mogelijke observaties
- inductieve methodes: geobserveerde dingen  voorzichtige generalisatie
 deductieve methode van scholastische filosofen
2) menselijke natuur
- filosofisch
- Spinoza
o Mind & body: manifestaties van dezelfde entiteit
o Natuurwetten
- Descartes
o 1e principe van het leven is zelfbewustzijn
o rest komt van zelfreflectie
o dualisme: interactie tussen mind & body  onderscheid tussen psychologie en
fysiologie
3. Sensationalisme & Positivisme: de Franse traditie
Inleiding
- Franse traditie: mind & body dualisme Descartes  gereduceerd tot een
materialisme dat focuste op de mechanieken van sensorische processen om alle
psychologische activiteit te verklaren
- Britse traditie: mind-idee Descartes, maar gebruikte omgevingsinput om
bewustzijnsinhouden te verklaren
- Duitse traditie: volgde meer Spinoza, nadruk op de dynamische kwaliteiten van
mentale activiteit
- Frankrijk
o Gouden eeuw op vlak van politiek en cultuur (na dood van Descartes, 1650)
o 2 monarchen: Louis XIV en Louis XV
o bloeiperiode in literatuur, wetenschap en filosofie
o leidende land van Europa
o periode van Molière, Racine, Corneille en de la Fontaine
o opvatting over educatie
 educatieve opportuniteiten niet langer alleen voor de adel
 kennis via educatie was de sleutel tot succes
o Voltaire  westerse heerschappij van aristocratische obligatie evolueerde naar
moderne sociale verantwoordelijkheid
Étienne Bonnot de Condillac (1715-1780)
-
sensationalist
Geboren in Grenoble
Romaanse katholieke priester
Literaire en filosofische salons Parijs  verloor interesse in religieuze carrière
Inspiratie Locke & Descartes
Traité des sensations, 1754: zette zich af van zijn voorgangers en gaf een interpretatie
van de psychologische activiteit enkel en alleen gebaseerd op de zintuigelijke ervaring
- Ideeën de Condillac
o Ontkende idee Descartes dat geest is geboren met enkele ideeën
o Volgens de Condillac was de volledige complexiteit van de geest afgeleid van een
enkele zintuigelijke capaciteit
 Illustratie standbeeld:
 Standbeeld heeft enkel geur oorspronkelijk
 Kan onderscheid maken tussen pijn en plezier
 Standbeeld ontwikkelt geleidelijk aan meer sensorische capaciteiten
 Enkel geur  aandacht is verworven door de sensorische input
 Wanneer een 2e zintuig zich ontwikkelt: beoordeling is verworven doordat
het standbeeld nu 2 verschillende inputs kan vergelijken
 herinnering is een verleden sensatie dat opgeroepen wordt door de input
van een huidige stimulus
 Wil is een verlangen gebaseerd op een overdreven tendens naar een
bereikbaar object
o Capaciteit van zelfreflectie veroorzaakt door de afwisseling tussen de 2 geheugens
en de wilobjecten
o Aspecten van de persoonlijkheid ontwikkelen geleidelijk met de accumulatie van
ervaringen door herinneringen en verlangens
o Geest = gereduceerd tot een receptor voor sensorische ervaring en verzamelplaats
voor herinneringen
- Kritiek
o Obv deductieve aanpak
o Gebrek aan inductieve ondersteuning van empirisch bewijs
- Condillac vertrouwde enkel op fysiologisch gebaseerde zintuigen
- Introduceerde de notie van materialisme
Julien Offray de la Mettrie (1709-1751)
- Sensationalist
- L’homme Machine, 1748
o Simple en duidelijke verklaring voor materialisme
- Biografie:
o Zoon van rijke verkoper
o Goede educatie
o Doctoreerde in geneeskunde
o Studeerde erna anatomie in Leiden
o Publiceerde verschillende werken waarbij hij de nadruk legde op de rol van de
hersenen in menselijke pathologie
o Werd uiteindelijk chirurg in het Franse leger
- La Mettries materialisme
o Materie heeft een actief element, nl. Beweging
 Gebaseerd op onderzoek naar zintuiglijke gevoelens in de laagste dieren en
planten
 Stelde een evolutionaire hiërarchie op obv beweging van materie

Bij hogere diersoorten zorgt de beweging van materie ervoor dat
het hart klopt en de hersenen denken
o Psychologie is uiteindelijke fysiologie
- Inzichten La Mattrie  problemen
o Moest vluchten naar Leiden
o Kreeg een uitnodiging van Frederick de Grote om zich aan te sluiten bij de Berlin
Academy of Sciences
o Ontwikkelde daar de psychologie verder
 Voegde er een motivationeel aspect aan toe:
 Hedonistisch: zoeken naar plezier was de kracht dat een individu aandrijft
 Verzette zich tegen katholieke leer + verdedigde het belang van sensueel
plezier
 Franse psychologie plaatste hij onder de mechanistische wetten van de
fysiologie
 Was tegen psychologie als een aparte discipline
Auguste Comte (1798-1857)
- positivist
- Biografie
o Montpellier geboren
o Opvoeding in katholieke patroganes
o Studeerde aan école polytechnique in Parijs
o Werd buitengesmeten door zijn republikeinse ideeën
o Werd secretaris bij de sociale filosoof Saint-Simon
 Pleitte voor een reorganisatie van de maatschappij onder de leiding van
sociale wetenschappen
o Comte nam ideeën Saint-Simon over in eigen ideeën
o Ging les geven
 Lessen = basis voor Cours de Philosophie Positive
- Cours de Philosophie Positive:
o 6 volumes
o
o
o
o
complete reorganisatie van intellectuele concepten van kennis
toepassing van deze theorie in de uiteindelijke reformatie van sociale structuren
vertaald in Engels door Britse filosofe en feministe Harriet Martineau
correspondentie met Britse psycholoog John Stuart Mill
- toepassing van theorie  religie van humaniteit
o structuur van voorgestelde maatschappij ≈ hiërarchische organisatie Katholieke
Kerk
o humaniteit = god
o Comte = paus
- Belang eerste tekst in Cours de Philosophie Positive
o Consistentie met model van sensationalisme
o Poging om een objectieve methode voor wetenschap te ontwikkelen
- Idee over historische vooruitgang
o Verklaringen van het leven verschuiven in focus:
 Theologisch  humane intellectuele ontwikkeling  metafysische basis
 Metafysische fase  positivistische fase
 Fase bepaalt maturiteit van de wetenschap
o Metafysische fase: zoekt causale verklaringen in niet-fysische abstracten
o Positivistische fase: zoekt om geobserveerde feiten te coördineren en
beschrijvende wetten van natuurlijke gebeurtenissen te beschrijven
 Beschrijven = sloot geen causale relaties uit in positivisme  maar mocht
niet enige bezigheid zijn
 Bezigheid van causaliteit  kunstmatig
- Verschillende wetenschappen vorderen op verschillend tempo door fases van
intellectuele ontwikkeling
o Wetenschap = relatieve kennis
o 6 basis wetenschappen
 wiskunde
 astronomie
 fysica
 chemie
 fysiolgie/biologie
 sociologie
o psychologie was voor hem fysiologie
 met deze mening had hij zelfde sensorisch-fysiologische opvatting als
Condillac en La Mettrie
o sociologie = gedrag van individu in groepscontext
o voegde later wetenschap van de ethiek toe
 studie van observeerbaar sociaal gedrag met als doel wetten vinden om
sociale planning te kunnen voorspellen
- conclusie
o positivisme  methodologische strategie ontwikkelen  herkenning als aparte
discipline
o update van Comte’s positivisme  ontwikkelen van behaviorisme
Samenvatting hoofdstuk 6
- Franse politieke macht, literair succes en wetenschappelijke verwezenlijkingen in 17e
en 18e eeuw
o Natuurwetenschappen  wiskundige en empirische ondersteuning aan basis
chemie, fysica en biologie
o Filosofische verhandelingen over psychologie  herinterpretatie van Descartes 
focus op sensatie
- Condillac, Bonnet en La Mettrie
o Gelijkmaken van mentale operaties met sensorische input
o Fysiologische mechanismes van sensatie
 reductie van psychologie tot sensatie
- Helvétius en Cabanis
o Gingen weg van dat extreme idee
o Kwamen op voor de mediërende rol van het centrale ego
o Bleven wel toegewijd aan sensorische fysiologie
- Biran en Comte
o Erkenden de gevolgen van de reductie van de psychologie  sensorische fysiologie
o Werkten elk aparte oplossingen uit
o Biran:
 Weest sensationalisme af
 Sensationalisme was onbekwaam
 Een totale kijk op individualiteit obv onmiddellijke data van bewustzijn dat
dynamieken van de wil uitdrukt
o Comte
 Accepteerde de conclusies van sensationalisme
 Wees psychologie af
 Humane activiteit moet bestudeerd worden door fysiologie
 Gedrag van individu in een groep door sociologie
 Objectieve observatie  was uiteindelijk nuttig voor psychologie
4. Mentale passiviteit: Britse traditie
Inleiding
- Politieke en economische vooruitgang in 17e en 18e eeuw
- 17e eeuw:
o versterking van nationale interesse in de British Isles
o onder monarchie en gevestigde Kerk van Engeland
o beide gecontroleerd door Parliament
- 18e eeuw:
o verlenging van Britse invloed in heel de wereld (behalve USA)
o literair
 John Milton  Vrijheid van pers
 Periode van bloei door geschriften van John Dryden, Daniel Defoe, Jonathan
Swift
o Wetenschap
 Intellectuele vrijheid in Groot-Brittannië
 Stuart Monarch Charles II ondersteunde wetenschappers
 Brits beleid beloonde wetenschappelijke vooruitgang en beloonde
inspanningen
John Locke (1632-1704)
- Leider van empirische traditie
- Een van de meest invloedrijke politieke filosoof in de post-Renaissance
- Biografie:
o Geboren in Bristol
o Opgeleid in klassieke en geneeskunde in Oxford
o Bestudeerde de geschriften van Descartes
o Assisteerde Robert Boyle tijdens zijn labo-experimenten
o Fysicus
o Politieke beroering  vluchtte naar Nederland
- Politieke ideeën:
o Individuele vermogen is bepaald door omgeving of ervaring
o De enige geschikte regering is door autorisatie  rechtvaardigen de parlementaire
uitnodiging van nieuwe koningen
o Hadden invloed op Amerikaanse republikeinse voorvaders
- Essay Concerning Human Understanding
o Uitbreiding van Hobbes 1e principe: “There is nothing in the mind that was not first
in the senses”
o Tabula rasa: onbeschreven blad  accumulatie van ervaringen van het leven
vormen de inhoud van de geest
o Wees andere bronnen van kennis af
 Bron van God
 Kennis meegegeven van bij de geboorte
 Alle kennis komt uit ervaring
- Onderscheid tussen
o Sensations  fysisch
o Perceptie  gereflecteerde producten van de sensaties
o Ideas = eenheden van de geest  afgeleid van sensaties dmv zelfreflectie
- Fysische objecten
o Inherente primaire kwaliteiten:
 eigenschappen van objecten zoals ze bestaan
 volume, lengte, aantal, beweging
o gepercipieerde secundaire kwaliteiten:
 geproduceerd door ons
 toegekend aan objecten in het perceptie proces
 geluiden, kleur, geuren, smaken
 2 soorten substanties:
- materiële substanties
o bestaan in de fysieke wereld
o we kennen ze enkel via primaire kwaliteiten
- geestelijke substanties
o bestaan als mentale elementen
o bestaan als perceptie van objecten
- Rol van de geest:
o Passief
o Reageert op de omgeving
o 2 belangrijke operaties
 associatie:

linken van sensaties om percepties te vormen

betekenis van 2 of meer gebeurtenissen, resulteert in de associatie
van de gebeurtenissen

toevallige associaties zijn spontane linken zonder een duidelijke
logische positie
 Reflectie:

Operaties in de geest produceren een nieuw idee gebaseerd op de
simpele ideeën die afgeleid zijn van sensatie

Reflectie kan gezien worden als een activiteit in de geest, ver
gerelateerd van het sensorische level
- Invloedrijk
- Rationele empirisme
- Condillac nam ideeën Locke over
James Mill (1773-1836)
-
Late empirist
Universiteit van Edinburgh
Journalist in Londen
History of Britisch India
o Tegen Britse koloniale regeling
- Jeremy Bentham
o Utilitarisme
o Utilitaire ideeën, grote impact op de psychologie van Mill
o Inhoud utilitarisme
 Wees theologische en metafysische opvattingen achter sociale instituties af
 Ultieme test voor een actie of wet is of het iets toevoegt aan het geluk van
de mens
 Geluk = individuele zoektocht naar plezier, en vermijden van pijn
- Analysis of Phenomena of the Human Mind
o Extreme associatieve positie: ideeën zijn restanten van sensaties wanneer het
fysische stimulerende object verwijderd is
o Zicht op associatie  mentale passieviteit
 Samenhang tussen gebeurtenissen = associatief
o Denksequenties zijn reeksen ideeën die synchroon zijn of elkaar opvolgen 
bootsen volgorde van sensaties na
o Complexe ideeën zijn combinaties van simpele ideeën  je kan ze terug reduceren
tot simpele ideeën
 Reduceren van complexe psychologische constructen
John Stuart Mill (1806-1873)
-
Zoon James Mill
Empirist
Overeenkomsten met positivisme van Comte
Invloeden van Bentham
System of Logic  wetenschappelijke standaard voor veel jaren
o Gebaseerd op inductie
o Menselijke gedachten, gevoelens en acties liggen in het domein van de psychologie
o Doel psychologie: proberen vinden van onderliggende oorzaken in de menselijke
cognitie en emotionele activiteit
o  James Mill: associaties zijn mentale combinaties
o John Mill: associaties worden bepaald door 3 principes
 Elke ervaring heeft een overeenkomend idee
 Samenhang en similariteit produceren associaties
 Intensiteit van een associatie is bepaald door de frequentie van de
presentatie
- Ideeën over vorming van gewoontes
o Erkende Subjectieve perceptie van relaties tussen gebeurtenissen
o Ging akkoord met de notie van mentale suggestie (Brown)
o  geest genereert het complexe uit het simpele
- psychologie betrof voor hem empirische wetten, expressies van systematische variatie
Samenvatting hoofdstuk 7
- relatieve vrijheid + politieke stabiliteit 17e-18e E  intellectueel milieu
- hoofdthema van Britse psychologische gedachte: empirisme
o nadruk op kennis dmv sensatie
o kennis wordt verworden voor associatie
- empirisme
o uitgevonden door Hobbes
o volledig uitgewerkt door Locke
o combinatie van belang van de geest + belang van de zintuigen
- Berkeley, Hume & Hartley
o Skeptisch tov de realiteit van materie en mind
- James Mill
o Gered door utilitaire invloed van Bentham
o Reduceerde associaties tot mentale combinaties
- John Stuart Mill
o Inductieve methode
o Breed-gebaseerd model van psychologie: mentale operaties en fysiologische
processen zijn complementair en noodzakelijke dimensies van de psychologie
5. Mentale activiteit: Duitse traditie
Inleiding
- Duitse traditie
o Spinoza
o Mind-body dualisme  distinctie tussen fysiologische en psychologische levels van
studie  conceptueel raamwerk
o Sensaties en ideeën zijn aspecten van hetzelfde actieve proces
- Franse traditie
o Distinctie tussen fysiologische en psychologische vervaagde door reductionisme
- Britse traditie
o Distinctie werd behouden
o Meer ruimte voor mentale functies, zoals associaties
- Spinoza
o Psychologische en fysiologische processen zijn vandezelfde entiteit
o Nadruk op continuiteit van de activiteit van het menselijke functioneren
- Schetsing klimaat
o Politieke fragmentatie
o Confederatie van kleine koninkrijken
o Verdeeld door de reformatie en door de poging van de katholieke kerk om land
terug te winnen
o De staat Pruisen ontwikkelde in Duitsland
 Moderne Pruisen evolueerde door de combinatie van de staten van de
Teutonische Ridders en de Brandenburg landen
 Frederick van Hohenzollern werd koning van Brandenburg
 Opvolgers gingen verder in het beleid van kleine aanwinsten
o 19e eeuw: vereniging van alle Duitse landen olv Otto von Bismarck
o 17-18e eeuw: Pruisen neemt leiding in Duitse culturele activiteiten
o Olv Frederick de Grote kreeg Pruisen macht en rijkdom
 Populatie kwam vooruit door de verspreiding van educatie
 Bureaucratische corruptie werd bestraft
 Wetenschappen erden aangemoedigd
 Nodigde studenten uit vanuit heel Europa
 Professoren werden aangewezen en betaald door de regering
 Latijn werd vervangen door Duits als taal van instructie
o Germaanse literatuur bloeide dankzij Goethe
o Germaanse muziek bloeide door Bach, Beethoven en Mozart
Johann Friedrich Herbart (1776-1841)
- Psychology as a Science Newly Founded upon Experience, Metaphysics and
Mathematics
- Geboren in Oldenburg
- Doceerde aan Universiteit van Göttingen
- Doceerde daar filosofie & educatie
- Werd de stoel van filosofie toegewezen
- Visie psychologie
o Psychologie is gebaseerd op observatie
o Kant: voor Herbart was psychologie empirisch gebaseerd obv ervaring
o geest was geen subject in zijn analyse
o psychologie moet wiskunde gebruiken om verder te raken dan de beschrijving en
uiteenzetting van relaties van mentale operaties
o basis van de geest zijn ideeën
 tijd
 intensiteit
 kwaliteit
o ideeën zijn actief  tendens naar zelfbehoud tegen tegengestelde ideeën
o dynamieken tussen bewuste en onbewuste is analoog aan dynamieken in de
fysiologie
o geen fysiologische verklaring in de psychologie
o geen experimentele methode
o metafysica van mentale operaties  systeem van mentale mechanieken dat
inconsistent lijkt met zijn onderwerp
Samenvatting hoofdstuk 8
- Duitse wetenschap en cultuur in 17e-18e eeuw bloeide door Frederick de Grote
o Duitse universiteiten werden centra van excellentie in het westen
- Psychologie door Duitse filosofen
o Focus op mentale activiteit
- Leibniz
o verdedigde het active agens van de geest door het aanbrengen van sensorische
data
o actieve principe = harmonie tussen onafhankelijke fysische en psychologische
processen
- Kant
o Werkte rationalisme van Wolff uit
o Rede is het vormen van perceptie door tijd en ruimte
o Uitvoerige structuur van de geest in termen van categorieën  ordenen de
omgeving
- Herbart, Beneke & Lotze
- Schopenhauer en Hartmann
o Werkten verder de noties van Kant uit:
o Streven van de wil en het onbewust
- Germaanse traditie is divers, maar verenigd in het geloof in de activiteit van de geest
en de controle over omgevingsinvloeden
6. 19e eeuwse basis van psychologie
Inleiding
3 19e-eeuwse wetenschappelijke bewegingen die directe impact hadden op de
stichting van psychologie
- fysiologie
o onderzoek over zenuwactiveit  empirische basis voor de menselijke functies die
eerst als functies van de geest werden gezien
- psychofysica
o Duitse ontwikkeling die een kwantitatieve basis voor de mind-body relatie bood
o Ging dieper dan Herbart’s psychologische geschriften
- Charles Darwin
o Bevestigde theorie van eovlutie
o Gebaseerd op empirisch bewijs van natuurlijke selectie
Samenvatting hoofdstuk 10
Drie bewegingen in de 19e eeuw
 vormden intellectuele achtergrond om psychologie als aparte discipline te
ontwikkelen
- Fysiologie
o Onderzoek naar zenuwstelsel
o Specifieke functies van zenuwvezels door Bell en Magendie
o Systematische analyse van de neurale conductie door Müller
 Zorgde ervoor dat Du Bois-Reymond en Helmholtz de natuur van de
zenuwimpuls konden beschrijven
o Reactie tegen Gall’s frenologie  lokalisatie van hersenfunctie werd bestuurd
o Gevolg
 Kennis in de fysica om zintuigen te onderzoeken
 Young, Helmholtz, Müller  droegen bij aan theorieën over zintuigelijke
verwerking
- Psychofysica
o Verschillend van sensorische fysiologie
o Integriteit van zintuigelijke ervaring is niet reduceerbaar tot fysica en fysiologie
o Weber
 Methodologische en inhoudelijke bijdrage aan psychofysica
o Fechner
 Kwantitatieve analyse van de zintuigelijke en perceptuele ervaring  nood
aan disciplinaire benadering
 Ondersteuning van Helmholtz’ experimenten
- Evolutieleer, Darwin
o Vervolledigde Copernicaanse revolutie in wetenschap
o Werkte het wetenschappelijke empirisme uit
o Spencer gebruikte Darwin’s geschriften in zijn evolutionair associatisme
o Galton: intensief onderzoek naar individuele verschillen dmv mentale testen
7. Ontstaan van psychologie in de moderne zin van het woord
Inleiding
- Laatste kwart 19e E: prestige in Europa voor intellectuele activiteit
- Psychologie verdween als thema in de religieuze kringen  nood kwam om
psychologie als aparte discipline te zien
- Britse filosofen en Duitse psychofysici toonden al psychologische problemen aan
- Zeitgeist in Europa toonde de gereedheid om psychologie als formele studie te
erkennen
o Maar er was geen specifiek model
- Ontwikkeling psychologie in Duitsland vs Groot-Brittannië
o Groot-Brittannië
 Intellectueel klimaat
 Klaar voor accepteren
 Model van empirisme  wijdverspreid in G-B
 Natuurlijke filosofen onderzochten mentale associaties
 Darwin’s evolutieleer  verdere acceptatie van psychologie als mogelijke
stuie
  tolerante atmosfeer weerhield de ontwikkeling van psychologie
 er was geen nood aan een aparte discipline, aangezien de natuurfilosofen al
over psychologie filosofeerden
o Duitsland
 Intellectueel klimaat was gevarieerd
 Germaanse filosofie weerspiegelde de verscheidenheid  er was geen een
enkel model voor de psychologie
 Filosofen speculeerden over essentiële activiteit van de geest
 Duitsland zorgde voor de setting voor de psychologie
Structurele of content psychologie
- Psychologie in dit systeem = analytische studie van de algemene adult door de
methode van introspectie
- Oorsprong: Wilhelm Wundt
- Verder uitgewerkt in USA: Titchener
- Content psychologie
o Studie vd inhoud van de geest
- = Structurele psychologie
o werd vooral door Titchener zo genoemd
o benadrukte de mentale structuren
- doel:
o analyse van de menselijke geest door het nauwkeurig toepassen van de
experimentele methode van introspectie door getrainde wetenschappers
o ontwikkelen van chemie van bewustzijn
- perspectief bijdragen Wundt & Titchener
o Titchener was student van Wundt
o Titchener bracht eigen idee van Wundts theorie aan het Amerikaanse publiek
o Titchener was Brits  opvallend dat hij het aan Amerikanen doorgaf
o Wundt = oprichter van content psychologie
o Titchener = hoofd woordvoerder voor structurele psychologie in USA
Wilhelm Wundt (1832-1920)
- Bio
o Geboren in Baden
o Strikt regime van leren
o Bekwam een droogstoppel die volledig toegewijd was aan intellectuele
systematische typisch
o Studeerde aan univ van Heidelberg om fysioloog te worden
o Studeerde uiteindelijk geneeskunde
o Ging naar Berlijn  studeerde in het Müllers instuut voor fysiologie
o Ging terug naar Heidelberg
o Maakte daar zijn doctoraat in geneeskunde af
o Werkte in Heidelberg samen met Helmholtz in hetzelfde fysiologisch labo
- Grundzüge der Physiologischen Psychologie
o Systematische oproep voor nieuwe discipline vd psychologie
o Werkte een kader uit voor psychologie als een experimentele wetenschap van de
geest
o Om bestudeerd te worden dmv processen
o Voorzag een type van etnische psychologie
 = de wetenschappelijke studie van de menselijke natuur
 waarin hogere mentale processen konden onthuld worden
 dmv een antropologische benadering
 Gerelateerd aan gebieden van kinderpsychologie
 En dierenpsychologie
- Labo Wundt
o Leipzig, 1879
o Eerste labo exclusief toegewijd aan psychologisch onderzoek
- Philosophische Studien
o Tijdschrift dat hij oprichtte om over zijn experimenten in zijn labo te rapporteren
Edward Bradford Titchener (1867-1927)
- Leerling Wundt
- Bio
o Geboren in Zuid-Engeland
o Oxford University  filosofie
o
o
o
o
o
Kreeg interesse voor Wundts geschriften
Psychologie van Wundt werd niet enthousiast onthaald in Oxford
Titchener ging naar Leipzig om direct onder Wundt te werken
Doctoreerde daar
Lesgeven in Cornell
- Gerelateerd aan stichting van psychologie in Duitsland  ging niet mee in de
mainstream ideeën van vroege Amerikaanse psychologie
- Schreef verschillende werken
o Scholair
o Systematisch
o Bijna encyclopedishc geschreven
- Verzette zich tegen de belangrijke thema’s in Amerikaanse psychologie, zoals
kinderpsychologie enz
- Titchener was enkel bezig met de experimentele analyse van de normale volwassen
geest, niet met de individuele verschillen
- Richtte zijn eigen organisatie op als reactie op de American Psychological Association
- Zijn systeem (en dat van Wundt dus ook) stierven samen met hem
Structuralisme
- 3 doelstellingen:
o componenten van het bewustzijn beschrijven in termen van basiselementen
o combinaties van de basiselementen beschrijven
o de connecties van de elementen van het bewustzijn in het zenuwstelsel verklaren
- Bewustzijn bestaat uit:
o Immediate ervaring
 Ervaring als het ervaren wordt
o Mediate ervaring
 Ervaring dat beïnvloed wordt door inhouden in de geest
 Zoals associaties, emoties en motivationele toestand
o Immediate ervaring wordt onbevangen door mediate ervaring
- Wou de integriteit vd psychologie verdedigen
o Door contrasteren met fysica:
 fysische/materiële wereld
 zonder te refereren aan een persoon
 dmv observationele methode
o psychologie:
 bestudeert de wereld
 met referenties aan de ervarende persoon
 door observationele methode
- subject: proces van bewustzijn, vrij van associaties
- experimentele methode
o garandeerde geschikte analyse van de mentale inhouden
o introspectie
 nauwkeurig
 gecontroleerd
- geloofwaardigheid van structuralisme afhankelijk van het gebruik van introspectie
 enkel valide als een getrainde wetenschapper dat uitvoerde
 afhankelijk van:

soort bewustzijn

doel van experiment

instructies tijdens experiment
 meest gemaakte fout: stimulus error


wanneer object wordt beschreven ipv de bewustzijnsinhouden
resulteert in fysische beschrijvingen ipv psychologische data
- Grootste bevindingen in systeem (Titchener)
o Thought:
 Mentaal element, ongeanalyseerd complex van kinesthetische gevoelens en
afbeeldingen
o Will:
 Element bestaand uit een complex van afbeeldingen dat ideeën vormen
voor de actie
o Thought & Will  gelinkt dmv mentale afbeeldingen
 Denken gaat samen met afbeeldingen
o  imageless thought controversy:
 discussie over de mogelijkheid van denkprocessen zonder discrete mentale
afbeeldingen
 was ondenkbaar voor Titchener

contradictie van zijn analyse
- Drie-dimensionele theorie van gevoelens (Wundt): gevoelens variëren over drie
dimensies:
o Plezierig-onplezierig
o Spanning-relax
o Opgewonden-kalm
 Titchener enkel met de eerste akkoord
- Titchener akkoord 1e dimensie
o Degradeerde daarmee emoties tot organische, diepgewortelde reacties
o Wundt:
 gevoelens zijn een reflectie van mentale perceptie
 benaderd met een fenomenologische interpretatie van hogere mentale
processen
o  Titchener:
 niet akkoord met holistische visie Wundt
 had meer reductionistische visie
 theorie van betekenis:

context waarin gevoelens voorkomen in het bewustzijn, bepaalt de
betekenis

een simpel gevoel had op zich geen mening

verwerft betekenis wanneer het geassocieerd wordt met andere
sensaties of afbeeldingen

 geest = formele elementen met attributies van zichzelf,
verbonden en gecombineerd door een mechanisme van associaties
o Wundt: associatieve combinaties door

samensmelten

assimilatie

complicatie
- redenen einde structuralisme
o zag de psychologische processen en activiteiten die niet in hun methodologisch
kader pasten door de vingers
o teveel vertrouwen in introspectie  dood einde
o gevangen tussen empirisme (Brits) en nativisme (Duits)
o kon geen besluiten maken over de conflicterende filosofische assumpties over de
aard van de geest
- bijdrages structuralisme
o gaf psychologie een push richting wetenschap
o zette introspectie als testmethode op de kaart
o structuralisme diende als oppositie voor de daaropvolgende ontwikkelingen
binnen psychologie
o Boring: Wundtse invloed is vooral een negatieve kracht waarbij wetenschappers
worden aangemoedigd om de inhoud en de methodologie te berispen
Samenvatting hoofdstuk 11
- Psychologie in Duitsland: erkend als wetenschappelijke discipline
- Terugkerend thema in Duitse filosofie: essentiële activiteit van de geest
 goede setting om modellen te ontwikkelen
- Structurele of content psychologie
o Wundt & Titchener belangrijkste vertegenwoordigers
o Natuurwetenschappelijke benadering
o Definitie: experimentele studie van de data van immediate evaring dmv
introspectie
o Doel: bewustzijnsinhouden reduceren tot elementen van sensorische oorsprong
o Strikte inhoud en onduidelijke methodologie  moeilijk om kader te bieden voor
die nieuwe wetenschap
- Müller, Herin, Ebbinghaus: poging tot aanpassen van die psychologie
- Menswetenschapsmodel
o Open methodologie, empirisch gebaseerd op observaties, niet noodzakelijk
experimenteel
o Brentano: act psychologie:
 Subject: processen van psychologische gebeurtenissen die samenhangen
met omgeving en bewustzijn
 Fenomenologische visie
 Zorgde voor een breder terrein en enkele geaccepteerde methodologieën
voor psychologie
o Stumpf & Külpe
- Start van moderne psychologie was een valse start
8. Amerikaans functionalisme
Inleiding
- Duitse psychologie Wundt in US  kreeg eigen Amerikaans karakter
- Gaven het een functionele interpretatie
- Functionalisme
o Oriëntatie in de psychologie dat de nadruk op mentale processen leggen ipv
mentale inhoud
o Waardeerde de bruikbaarheid van psychologie
o Geen formeel systeem in psychologie
o Had geen samenhangende visie op psychologische activiteiten met onderliggende
filosofische assumpties
o Voorschreef geen onderzoeksstrategieën en doelstellingen
o ≠ structurele psychologie:
 attitude van functionalisme benadrukte de toepassingen en
bruikbaarheid va psychologie
 reden van experimenten onderscheidde hen van structuralisten: ze
wilden weten hoe de geest werkt en welke gebruiken de geest
heeft
- Gevolgen functionele psychologie
o Veranderde de nieuwe Duitse wetenschap door invloeden toe te voegen
o Functionalisten waren toegewijd aan heersende aspecten in Groot-Brittannië
 Invloeden van Darwin’s evolutietheorie
o Duurde kort
o Bereidde de weg voor voor een herdefinitie van psychologie in termen van een
behavioristische benadering
o Functionalisme kan gezien worden als de overgang tussen structuralisme en
behaviorisme in Amerika
William James(1842-1910)
- Eerste mens geassocieerd met nieuwe empirische wetenschap van psychologie in
Amerika
- Introduceerde experimentele psychologie in Amerikaanse academies
- Filosoof, geen empirist
- Bio
o Geboren in rijke familie
o Henry James (broer): beroemde auteur
o Uitstekende educatie
o Studeerde biologie en geneeskunde aan Harvart
o Beïnvloed door Louis Agassiz (Zwitserse naturalist & zoologist)
o Werd ziek: emotionele en zenuwcrisis
o Ging erna filosofie studeren
o The Principles of Psychology (1890): behandeling over psychologie
- Pragmatisme
o Consequenties van theoretische posities vormen de belangrijkste criteria om
verschillen tussen die posities te beoordelen
 Enkel de consequenties kunnen echt verschillen
 James accepteerde hiermee de empirische tests van validiteit van
een theorie
o Als een theorie beweert een bruikbaar effect heeft in ervaringen organiseren 
theorie moet tenminste voorlopige acceptatie krijgen
 Bv. Iemand gelooft iets dat kritisch en geruststellend is voor die
persoon  dat geloof is ‘waar’ voor die persoon
o Ervaring kan niet gereduceerd worden tot elementen van het bewustzijn of tot
mechanische wetten van materie
 Ervaring is geen reeks van discrete sensaties, samengebundeld
door associaties (Wundt)
 Ervaring is een continue flow van subjectieve gebeurtenissen
- Opvatting mind & body
o Mentale en fysische ervaringen zijn verschillende aspecten van de zelfde ervaring
(=Spinoza)
o Vervaagt onderscheid tussen geest en lichaam
o Onderscheid is een intellectueel artefact om de ervaring te beschrijven
o Ervaring zelf is een enkele entiteit
- “Science of mental life”
o Hersenfuncties die instaan voor mentale ervaring
o De geest is een proces dat persoonlijk, veranderlijk, continu en selectief is
o Empirische benadering om ervaring te bestuderen: focus op de geest
- Theorie van emoties
o James-Lange theorie van emoties
o Emoties zijn het resultaat van een serie van autonome reacties
o Lichaam reageert met automatische reflexen wanneer het geconfronteerd wordt
met emotionele stimuli
o Bewust worden van reacties = emoties ervaren
- Redenen prominente plaats James in ontwikkeling Amerikaanse psychologie:
o Dynamische persoonlijkheid, duidelijk schrijven en effectief lesgeven
o Gaf alternatief aan Wundts theorie
o Stelde een distincte Amerikaanse psycholoog voor die functioneel was
Samenvatting hoofdstuk 12
-
Functionele psychologie: meer attitude dan systeem
Nadruk op toepassen van psychologie  individuele en sociale vooruitgang
Britse traditie van natuurwetenschappen en evolutieleer  integratie in psychologie
Mentale tests en studie van menselijke capaciteit waren belangrijke domeinen
2 voordelen van deze fase van Amerikaanse psychologie:
o functionalisme is vastgegroeid met de nieuwe wetenschappelijke psychologie in
Amerika
o functionele psychologie zorgde voor een noodzakelijke overgang van beperkte
context van structuralisme  meer leefbare modellen van psychologie 
wetenschap kon vooruitgaan
9. Gestalt beweging
Inleiding
- Gestalt:
o beschrijft configuratie of vorm dat is samengevoegd
o figuur of object dat verschillend is van zijn som der delen
o elke poging om een figuur te verklaren door een analyse van zijn delen  verlies
van de Gestalt van de figuur
o psychologisch systeem dat de psychologische gebeurtenissen als georganiseerde,
samengevoegde en coherente fenomenen bekijkt
o nadruk op: integriteit van een duidelijk psychologisch niveau van menselijke
activiteit
o antireductionistisch
 elke poging om psychologische gebeurtenissen in fysiologische
componenten te reduceren  verlies van psychologische
gebeurtenis
- Duitse beweging
- Betwistte Wundts structurele psychologie
- Erfden de traditie van de act psychologie over
o Poging om een alternatief model te ontwikkelen
o Voorgesteld door reductionistische en analytische natuurwetenschapsmodel van
Wundt
o Gestalt: meer consistent dan Wundt
- Volgde traditie van Kant
o voorstel om de organisatie van mentale activiteit vatbaar te maken voor de
interactie tussen het individu en de omgeving
- doelstellingen Gestaltpsychologie:
o organisatie van mentale activiteit onderzoeken
o interactie tussen exacte aard van de mens en omgeving te bepalen
- Gestaltpsychologie naar Amerika
o In Duitsland: Gestalt verving model Wundt
o Succes van korte duur  Hitler
o Leiders van Gestalt vluchtten naar Amerika
o In Amerika veel minder succes dan in Duitsland
o Amerika: periode van functionele periode  later gedomineerd door behaviorisme
o Toch invloed van Gestaltpsychologie op behavioristen
Max Wertheimer (1880-1943)
- Bio
o Geboren in Praag
o Charles University
- Experiment over ogenschijnlijke beweging
o Kocht een stroboscoop
o = toestel om bewegende afbeeldingen te tonen
o wou de optimale condities voor deze fenomenen bepalen
- lid van Psychological Institute in Frankrijk
o kreeg toegang tot een tachistoscoop
o meer onderzoek naar deze illusie
- phi fenomeen
o naam van deze illusie
o werd gepubliceerd in Experimentel Studies of Perception of Movement
o = start Gestaltpsychologie
o phi fenomeen kan niet gereduceerd worden tot elementen van de stimulus
o subjectieve ervaring van beweging is gevolg van een dynamische interactie tussen
een observeerder en een stimuli
- vroege stichter van Gestaltpsychologie
o gaf les
o vluchtte naar Amerika
o probeerde het domein van de Gestalt te verbreden van perceptuele problemen
naar denkprocessen
o Productive thinking: beschrijving van zijn laatste ideeën over Gestalt
 Richtlijnen om de ontwikkeling van creatieve strategieën om
problemen op te lossen te vergemakkelijken
Wolfgang Köhler (1887-1967)
- Meest systematische van Gestalt
- Bio
o Geboren in Reval, Oost-Pruisen
o Ging naar Canarische eilanden  experimenten met chimpansees
- Intellegenzprüfungen an Menschenaffen: resultaten onderzoek met apen
o Discriminatie leren en problemen oplossen
o Paste Gestalt benadering toe om de relatie tussen stimuli te begrijpen
o Apen gebruiken inzichtelijke strategieën om puzzels op te lossen ipv gebruik te
maken van trial en error
o Sultan: meest intelligente subject-aap
 Kon verschillende taken om voedsel te krijgen oplossen
 Switchte gemakkelijk tussen verschillende probleem oplossing
strategieËn
o Historisch belang
 Toonde specifieke voorbeelden van verschillende principes van
mentale organisatie
- Ging terug naar Duitsland
- Schreef Die Physischen Gestalten in Ruhe und im Stationärem Zustand (statische en
stationaire fysische gestalten)
- Gaf les in Harvard
- Paste zich beter aan in Amerika dan Wertheimer  werd daar vertegenwoordiger van
Gestalt
- Schreef mee aan Gestalt tijdschrift: Psychologische Forschung
- Werd verkozen tot voorzitter van de American Psychological Association
Kurt Koffka (1886-1941)
- Bio
o Doctoraat aan universiteit Berlijn
o Ging naar Amerika
o Kon daar een positie aan de faculteit van Smith College bemachtigen
- Introduceerde Gestaltpsychologie in Amerika
o Perception: an introduction to the gestalt theorie
o Boek over kinderpsychologie The Growth of the Mind
- Doel:
o Definitieve werk over Gestaltpsychologie schrijven in Principles of Gestalt
Psychology
o Zeer moeilijk boek  doel mislukt
- Veelschrijver  miste de inspirationele kwaliteit van Wertheimer en de systematische
aanpak van Köhler
Basis principes van de Gestaltpsychologie
- Gestaltprincipes in leerproces
o Alternatief voor trial & error principe van Thorndike
- The perceptual field
o = Focus op interactie tussen personen en omgeving
o kenmerk in elk perceptuele veld: organisatie
 natuurlijke tendens om gestructureerd te worden in figuur en
grond
 opvallende kenmerken en vormen op een achtergrond zien binnen
een perceptuele veld  spontane activiteit (niet aangeleerd)
- goed figuur
o compleet
o symmetrisch
o gebalanceerd
o in proportie
o bv. Cirkel
- incomplete figuren
o worden als compleet gezien
o = geslotenheid
- Organisatie  betekenis
o Sleutel tot perceptuele structuur
o Object constantie
 Georganiseerde figuren zijn stabiel
 behouden stabiliteit ondanks verandering in de kenmerken van
een stimulus
- cruciale dimensie bij het vergelijken van figuren in de omgeving:
o relatie tussen delen van de figuur (niet de kenmerken van de delen)
o als aspecten van een stimuli veranderen, blijft perceptie dezelfde
- Transpositie
o Herkennen van opvallende relaties
o de transfer van kennis van de ene leersituatie naar de andere
- Kritiek op Gestalt
o Zwakste deel: isomorfisme
 Verklaring van de onderliggende hersenactiviteit medieert
perceptuele processen
o Pavlov: Gestalt is een idealistische basis, is mentalistisch zonder een mechanische,
fysiologische basis.
- Brain Experience


Gestaltisten stelden dat het perceptuele veld een onderliggend
prikkelend hersengebied heeft
Hersengebied komt overeen met het perceptuele veld in volgorde,
maar niet noodzakelijk in dezelfde vorm
- Isomorfisme
o Parallelle proces tussen perceptuele en psychologische niveaus
o Perceptuele ervaring en hersenervaring: geen een-op-een basis
o Komt overeen in termen van relaties
o Perceptuele ervaring:
 Veroorzaakt door stimulus activiteit
o Hersenervaring:
 Bestaat uit electrochemische activiteit
Samenvatting hoofdstuk 13
- Gestaltpsychologie invloeden
o Voorgangers Würzburg schol
o Fenomenologische benaderingen
- Betwistten Wundts structurele psychologie
- Volgden de tradities op van Brentano en Stumpf
- Oorsprong:
o Wertheimers onderzoek in ogenschijnlijke beweging = phi fenomeen
o Inherente organisatie van de interactie tussen persoon en omgeving
- Köhler en Koffka
o Verbreden de perceptuele basis  formuleerden een samenhangend systeem van
psychologie
o Systeem is toegankelijk tot hogere denkprocessen, begrijpen en productief denken
- Gestaltbeweging was bedreigd met de ondergang
o Leiders vluchtten naar Amerika
o Gestaltbeweging aws niet in lijn met het behavioristisch karakter in Amerika
o Toch: belangrijke rol in het verbreden van de basis van behavoiorisme
- Toepasing Gestalt:
o Lewin’s field theorie
o = empirisch model over persoonlijkheid en sociale activiteiten
- Gestalt droeg bij tot een herformulering van de psychologie
10. Behaviorisme
Inleiding
- Amerika
- Observeerbeer en kwantificeerbaar gedrag heeft een mening op zich zelf
- Gesticht door Watson
o Psychology as the Behaviorist Views It
o Radicaal tegen de bestaande ideeën over psychologie (eigen richting van
psychologische ontwikkeling is niet de studie van het innerlijke bewustzijn)
o Verwierp de hele notie over de niet-fysische mentale staat van bewustzijn als een
pseudoprobleem van de wetenschap
o Verdedigde openlijk, observerbaar gedrag als enige legitimatie voor de echte
psychologische wetenschap
- Watson kon ontwikkeling van psychologie van richting doen veranderen
o Evolutionair, niet revolutionair
o Watsons initiële definitie veranderde geleidelijk aan naar een definitie die een wijd
domein van menselijke activiteit bestudeerde obv verschillende empirische
methodologieën
- Historische trend naar behaviorisme
o Pre-socratische filosofen:
 Poging om menselijke activiteit als mechanische reacties te
reduceren tot biologische/fysische oorzaken
o Franse sensativisme
 Weerlegden Descartes materie  verdedigden mechanisch
systeem dat reageert op omgevingsstimuli
 Condillac: sensorisch reductionisme
 La Mettrie: mechanische fysiologie
  positie waarbij mentale gebeurtenissen bepaald worden door
sensorische input
o Britse filosofen
 Locke: mentale passiviteit: inhoud vd geest is afhankelijk van de
omgeving
 Belangrijke thema’s in Britse filosofie:
 Empirisme
 Associatisme
- Kern behaviorisme:
o Organisme leert gedragsaanpassingen en het leren door principes van associatie
- Reflexologie
o Russische psychologen
o Onderzoek naar reflexen
o Impact op behaviorisme na Watsons publicaties
Ivan Petrovich Pavlov (1849-1936)
- Russische reflexoloog
- Bio:
o Geboren in Rusland
o Universiteit Petersburg
o Geneeskunde
o Ging bij een groep van wetenschappers die de secreties van de pancreas
onderzochten
o Professor farmacologie @ Militaire Medische Academie
o Professor fysiologie
o Hielp mee in Imperiale Institute of Experimental Medicine opstarten
 Was daar directeur
 Hoofd van departement fysiologie
o Startte onderzoekscenter op samen met Marceli Nencki (biochemist)
- Zeer gedisciplineerd
o Systematische methodoloog: data verzamelen
o Tower of silence:
 Nieuw labo voor Pavlov
 Stilte: geluidsdicht & gedragswijze van mensen in labo
- Kreeg nobelprijs in 1904 voor zijn werk over de neuronen en klieren van digestie
o Ontdekte principes van associatief conditioneren
o Ontwikkelde een toestel dat hij inplantte in de wangen van de honden
 Verzamelde speeksel
 Manier om de digestieve processen te meten
o Honden kwijlden vooraleer ze eten kregen
o Neutrale stimulus + primaire beloning  reactie met kwijl als neutrale stimulus
zonder primaire beloning (voedsel) wordt gepresenteerd
- Extinctie
o Herhaalde presentatie van de geconditioneerde stimulus zonder de beloning 
verdwijnen van effect waarbij reactie wordt uitgelokt door geconditioneerde
stimulus
- 4 experimentele gebeurtenissen:
o US: Unconditioned Stimulus
 Gebeurtenis in de omgeving (eten)
 Lokt organische/van nature aangeboren reflex uitlokt
o CS: Geconditioneerde stimuls:
 Gebeurtenis in de omgeving (bv. Geluid)
 Neutraal
o UR: Ongeconditioneerde respons:
 Natuurlijke reflex (bv. Kwijl)
 Gebeurt automatisch
 Door de US
o CR: Geconditioneerde respons:
 Aangeleerde reflex (bv. Kwijl)
 Uitgelokt door de CS
 Na associatie met US
 relatie tussen CS en respons is tijdelijk
- UR en CR zijn dezelfde respons
o Verschillen enkel in hun uitlokkende stimulus
- Optimale relatie
o Presenteren van CS net voor de US
o = delayed conditioning
o andere relaties: mogelijk maar minder optimaal
- basis principes Pavlov
o proces van conditioneren representeert de kwantificatie en objectivering van het
leren en vergeten van associaties
 neuraal systeem  mechanismes voor reflexologie
o zeer gecontroleerde experimentele paradigma van conditionering  mogelijkheid
om hogere neuronale activiteiten te onderzoeken
o de tijdelijke relatie was het basis principe van het verwerven van associaties
- Conditioned Reflexes: an Investigation of the Physiological Activity of the Cerebral
Cortex
o Eerste systematische presentatie van Pavlovs ideeën
o Uitwerking van de methodologische benadering om gedragsprocessen die
gemedieerd zijn door de cortex te onderzoeken
o Beschreef Irridiatie:
 Beschrijving van de activatie verspreiding in de cortex
 Resulteerde in een behavioristisch generalisatie onder gelijkende
omgevingsstimuli
o Postextinctie respons uitlokking/ interne inhibitie/modulatie van postasymptotische respons levels
 =inhibitie
- Pavlov was een experimentalist
o Experimentele methode = enige middel om waarheid in wetenschap te vinden
Watson
- Psychological review
o Oproep naar behavioristische psychologie
o Gedrag van subject is studiewaardig
- Aanleiding tot behaviorisme
o Franse sensativisme: 1e versie van behaviorisme
 Reductie van mentale gebeurtenissen  fysische relaties
 Comte
- Verschuiving van bewustzijn naar gedrag
o Indirecte steun van 19e eeuwse evolutionaire beweging
 Darwin: belang van adaptieve waarde
 Spencer: sociale evolutie
o Ging over in een interesse in de waarde van cross-soortelijke vergelijkingen
o Nadruk op gedrag ipv bewustzijn  stap naar ontwikkeling van vergelijkende
psychologie
- Reactie Watson
o Rebelleerde tegen introspectie
o Introspectie is niet objectief
o Verwierp de inhoud (bewustzijn) en methodologie (introspectie)
- Visie Watson
o Domein van psychologie = gedrag
o Gemeten in termen van stimulus en respons
o Belang van perifere elementen van de stimulus en de respons
o Elke respons is bepaald door een stimulus
o Gedrag kan dus geanalyseerd worden dmv de causale relatie tussen stimulus en
response elementen
o Ontkende bestaan van bewustzijn niet
 Bewustzijn kon niet onderzocht worden  pseudoproblemen in de
psychologie
- Associatie
o Visie op de aard van de stimulus-respons relatie
o Gebaseerd in de eerste plaats op principe van frequentie/oefening
o Gebaseerd in de tweede plaats op principe van recency
o Verkoos reflexologie Pavlov en puzzelboxmethode Thorndike
o  wel skeptisch tov Thorndikes wet van effecten
o elk gedrag zijn reeksen van associatieve stimulus-respons relaties
- Vanaf 1930: behaviorisme dominant systeem in Amerikaanse psychologie
- Kritiek
o Eerste versie van behaviorisme: beperkte de psychologie door het gedrag te
limiteren tot perifere gebeurtenissen van een stimulus en respons elementen
 Nood aan centrale bemiddeling
o Probleem van reductionisme
 Functies dat sinds Descartes tot de geest behoorden werden
gereduceerd tot gedrag
 Gedrag was reduceerbaar tot omgevingsstimuli en observeerbare
responsen
 Gedrag is dus reduceerbaar tot fysica en fysiologie
- Opvolging
o Opvolgers droegen bij tot formuleren en accepteren van behaviorisme
o Transitieve figuren tussen Amerikaans functionalisme en behaviorisme
Skinner
- Are Theories of Learning Necessary?
o Einde van de theorie-opbouwende fase in de behavioristische uitbreiding
o Tekortkomingen bij het opstellen van een theorie
o Oplossing: systeem van behaviorisme dmv data
o Theorie moet losse, beschrijvende generalisaties bevatten die door
betrouwbaarheid van feiten tot een positieve wetenschappelijke benadering
kunnen komen
- Bio:
o Doctoraat psychologie @ Harvard
o Leraar aan University of Minnesota en Indiana University
o Gaf zijn behavioristische principes door via romans en commentaren
- Skinners positivisme
o Voorstander methodologische nadruk
o Terug naar de studie van gedrag in termen van perifere gebeurtenissen
o Gedrag is volledig afhankelijk van omgeving
o Als de omgeving gecontroleerd wordt  controle over gedrag
o Accepteerde validiteit van intensieve studie over slechts 1 subject
- Basis onderzoek: studie van operant gedrag
o Gaat door zonder ogenschijnlijke stimulus
o Operant gedrag onderzoeken:
 Omgevingskamer waar vogels kunnen pikken/ratten op een bar
duwen
 Omgevingscontrole is gemakkelijker te verwerven
- Leren dmv operant gedrag
o Operant gedrag onder controle van de omgeving
o Operante responses zijn gevormd door de versterking
o Wanneer het gedrag gevolgd wordt door de presentatie van een versterkende
gebeurtenis  waarschijnlijkheid van herhaling van dat gedrag stijgt
o DUS BELONING
- Kracht van versterking
o Aantal verworven responsen zijn in schema’s van versterking gegoten
o Proces van conditioneren vertaalde hij in een kader van versterking
- Kritiek
o Vooral door mensen die beledigd waren door zijn mechanische conceptie van de
menselijke aard
- Historische aanleiding
o Condillac
o Pre-socratische scholairen
o Jacques Loeb
 Duitse zoölogist
 Theorie over dieren tropisme
Samenvatting hoofdstuk 15
- Verschuiving in Amerika van bewustzijn  gedrag
o Gestart door Watson
- Behaviorisme oorsprong
o Frans sensativisme
o Brits empirisme
o Onmiddellijke voorganger: Russische reflexologie en associatisme van Thorndike
- Russische reflexologie
o Pavlov
 Reductie van psychologische gebeurtenissen naar fysiologische
processen binnen theorie van conditionering
 Stimulus en respons
- Watson
o Psychologie is enkel bepaald door perifere gebeurtenissen  te nauw
o Zijn opvolgers pasten zijn theorie aan naar een meer compleet systeem
- Behaviorisme breidt uit
o Russische reflexologie verder: Jerzy Konorsky
 Doel: Pavlovs theorie integreren in neurofysiologie van Sherrington



2 paradigma’s van conditioneren
reflexologie breidde verder uit in psychologische en fysiologische
problemen
Vygotsky, Luria, Asratyan, Beritashvili
o Amerika



Behaviorisme door verschillende fases:
Theorie-opbouwende fase tijdens 1930-1940
Guthrie, Tolman, Hull  poging tot samenhangende theorieën
over leren
 Radicaal positivisme Skinner
o Huidige behaviorisme is dominant
11. Third Force Movement
Inleiding
- Ontwikkelingen psychologie eind 19e E
o Duitsland:
 Natuurwetenschappelijk model

Passiviteit van de geest

Empirische benadering  wundt

Uitgewerkt door behavioristen in Amerika
 Menswetenschappelijk model

Verschillende toepassingen

Mentale activiteit

Methodes van wetenschappelijke benadering ipv enkel empirische
strategieën

Gestalt psychologie
- Third Force Movement
o Afgeleid van menswetenschappelijke model van mentale activiteit
o ‘third force’:
 first force: psychoanalyse
 second force: behaviorisme
 third force: alles wat niet psychoanalyse of behaviorisme is  categorisatie
voor verschillende oriëntaties binnen psychologie
o andere labels:
 existentiële psychologie: toepassingen van existentiële filosfie op
psychologische problemen
 fenomenologische psychologie: karakteristieke manieren om
psychologische gebeurtenissen te bestuderen zonder reductie
 humanistische psychologie:

benadering van, vnl Amerikaanse persoonlijkheidspsychologen,
waarbij ze naar de volledige ontwikkeling van menselijke capaciteit
zoeken

verwierpen mechanische verklaringen van psychologische
processen
- third force movement  verzameling van psychologen en filosofen: enkele
overeenkomsten
o herkent het belang van persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid in het proces
van keuzes maken
 geest = actief, dynamisch
 hiermee uit een individu zich met menselijke capaciteiten zoals cognitie, wil
en beoordeling
o accepteerden de reductie van psychologie naar mechanische wetten niet
 mensen zijn apart van andere levende dingen
 gaat verder dan hedonistische bevrediging
 nadruk op het zelf
- geen coherent systeem
o eerder een orientatie
o reactie tegen reductionisme
o zoals psychoanalyse: wortels in filosofische speculaties, boeken en klinische
observaties
Samenvatting hoofdstuk 16
- geëvolueerd van actieve model van mentale processen
- oorspron in principes van de existentiële filosofie
o focus op individu
- Kierkegaard, Nietzsche en Dilthey  achtergrond voor de visie op persoon als alleen
en gedehumaniseerd
- Sartre, Camus en Jaspers  verdere expressie aan de staat van angst en absurditeit in
het menselijk bestaan
- Husselr en Heideggers methodologische geschriften droegn bij aan het onderzoek
naar het holistisch karakter van menselijke ervaring
- Combinatie existentiële-fenomenologische psychologie  toepassing van een nieuwe
oriëntatie in klinische settings
o Gerepresenteerd in Europa
o Merleau-Ponty en Binswanger
- Amerika: zelfde lijn als europa
- Gefragmenteerde oriëntatie MAAR impact op klinische toepassingen
12. Van memorabilia naar memoranda over de herinneringsarbeid in de
historiografie
Sigmund Freud
- Ontwerp van een natuurwetenschappelijke psychologie, 1895
o Psychologie moet verklaring kunnen bieden voor psychische functies van geheugen
en bewustzijn
o Gesterkt door empirische ervaring met kliniek van de psychopathologie
- Verblijf Salpêtrière, Parijs bij Jean Martin Charcot
o Kennismaking symptomen van de hysterica
o Charcot wou klinische beeld vd hysterie wetenschappelijk gronden  via
psychologie
o Hysterische symptoom kon worden opgeroepen en gedaan gemaakt dmv
psychische beïnvloeding
o Neurofysiologie kon volgens hem geen verklaring bieden voor dit fenomeen
o Krachtige voorstellingen:
 Door krachten in te spreken op patiënten, werden
verlammingsverschijnselen opgewekt
o Hypothese werd ondersteund door Freud
- Hypollite Bernheim
o Kliniek Nancy
o Geen sprake van echt vergeten van wat er tijdens de hypnotische slaap werd
gesuggereerd
o Hypothese van het bestaan van verschillende bewustzijnstoestanden:
 Normale bewustzijnstoestand: gemakkelijke toegang
 Hypnotische bewustzijnstoestand: moeilijk toegankelijk + gesuggereerde
voorstellingen oefenen van daaruit invloed uit
- Josef Breuer
o Anna O.
o Sterkte Freud in zijn opvatting dat hysterica ziek is aan haar geheugen
Het geheugen geproblematiseerd
- Freud: Studies over hysterie
o Nadruk op doel van de therapie: patïent tot symboliseren brengen van datgene
wat nog nooit eerder gesymboliseerd werd
o Echo over statuut van spreken als psychische act bij Jacques Lacan
- Jacques Lacan
o Historiografie betreft een herschrijven van de levensgeschiedenis
o Is niet te reduceren tot terugvinden van aantal verdrongen, ontbrekende
elementen
- Psychoanalytische ervaring
o Dynamische opvatting vd herinnering
o Steun bij Israel Rosenfiel
 Amerikaans medicus en filosoof
 maakte komaf met statische computermetafoor
 neuraal darwinisme: herinneringen zijn geen exacte herhalingen van
beelden in brein zijn, maar het zijn hercategoriseringen binnen wel
bepaalde contexten waardoor de hersenen kunnen doorgaan voor creatieve
generatoren van het geheugen
Historiografie
- Probleem van selectie van bronnenmateriaal
- Polybius: kaartte probleem van verzwijgen aan
o onderscheid tussen:
 misleidende verzwijging of onoprechtheid
 oordeelkundige selectie
 weglating uit gebrek aan inzicht
o vraag naar motief van de selectie
 schreef een oprechtheidsonderzoek
 aandacht voor motieven mbt situatie van de waarnemer
 aandacht voor psychologische motieven van de selectie
- theorethische geschiedenis + psychoanalyse worden verenigd in 3 elementen:
o operatie van selectie van materiaal
o onderzoek naar motief
o vraag naar statuut van de waarheid
- Georges Duby
o Mémoires: wat kunnen wij te weten komen over de werking van het geheugen van
12e eeuwse mensen
o Familiegeheugen is selectief: herinneringen werden gemanipuleerd, vervormd en
aangepast aan de behoeften van het heden
- Theoretische geschiedenis
o Wetenschapsfilosofie achter historisch métier, waarbij enkel de manieren waarop
dit verleden door historici gereconstrueerd wordt, onderzocht is
Phantoms of Remembrance
- Patrick J. Geary: Phantoms of Remembrance: Memory and oblivion at the end of the
first millenium
o Gemeenschappelijke belangen van historiografie en psychoanalyse
o Centraal: hoe werd omstreeks het jaar 1000 het verleden gepercipieerd,
gemodelleerd en doorgegeven aan de volgende generaties?
o Veel van wat wij nu weten is bepaald door beeld dat 11e-eeuwse auteurs hebben
opgehangen toen die hun verleden hebben vormgegeven ifv eigen sociale en
politieke context
o Gevaar voor historici: wanneer ze stiltes uit verleden willen beluisteren  opvullen
met wat hun goed uitkomt  Geary luisterde naar de fluisteringen
o Steun in werk van Frederic C. Bartlett
 Worden creatieve processen van geheugen benadrukt

Kreeg intussen fysiologische rechtvaardiging in werk van Edelman
Geary’s premissen
- Verzet tegen onderscheid van socioloog Halbwachs:
o “individuele en collectieve herinneringen”
o “orale collectieve herinneringen en geschreven geschiedenis”
o Oraliteit en schriftcultuur kunnen niet los worden gezien
- Kiest voor: sociale geheugen
o Individuele en collectieve herinneringen en tijdsgebonden historische percepties
interferen met elkaar
o Orale en schriftelijke overlevering maken deel uit van het zelfde proces van
selectie en vervorming van feiten uit het verleden
- Neemt afstand van traditionele idee dat geletterdheid omstreeks 11e-12e eeuw werd
gelanceerd
o Traditionele idee bracht met zich mee dat gebrek aan kennis in die tijd werd
verklaard door overgang van mondelinge naar schriftelijke cultuur
o Vroege middeleeuwen: meer bronnen  fractie overleefd
 Oorzaak: teloorgang en intentionele verwaarlozing van ouder
bronnenmateriaal
- Practical memory centraal:
o Perceptie van discontinuïteit met verleden uit 11e-eeuwse bronnen
o Auteurs geven indruk weinig verbonden te voelen met decennia die hen
voorafingen
 consequentie Geary’s premissen: voor zover alle latere historiografie zich baseert
op 11e-eeuwse bronnenmateriaal, is die historiografie voor een deel flink vervalst
Vergeten en herinneren in de late 10e en 11e eeuw
- Geary toetst aan gevalstudies, 3 regio’s:
o Provence
o Neustrië
o Beieren
- Eerder onderzoek: Traditionsbücher en cartularia
o Verzamelhandschriften waarin oudere originele oorkonden gekopieerd werden
 Functie:
 Legaal-administratief
 Historiografische en sacrale betekenis
  moesten op allerlei vlakken dierbaar zijn voor zelfperceptie van een
kerkelijke instellingen
- analyse van ‘institutionele geheugen’
o meest illustratief voor raakpunten van de psychoanalytse en theoretische
geschiedenis
o centraal in casestudy: 2 kloosterkronieken
 een anonieme monnik
 Gottschalk, Monnik van de Beierse abdij
 Beide kronieken opvallende overeenkomsten:

Materieel: bewaard in rotuli (boekrollen)

Ontstaansgeschiedenis: vormen geen politieke geschiedenis,
duidelijk de bedoeling de monastieke instellingen te voorzien van
een voorgeschiedenis die overeenkwam met mentale, sociale en
politieke structuren van het heden waarin zij werden opgesteld
 reconstructies dienden om rechten teug te winnen en opnieuw
religieuze autoriteit te verwerven
Een aanzet tot kruisbestuiving
- Gervasius van Canterbury (Engels monnik, 1188)
o Streefde er niet naar alle gekende memorabilia (=herinnerbare feiten) neer te
schrijven
o Wou de memoranda (wat onthouden moest worden) neerschrijven
- Memoranda vs memorabilia
o memorabilia: Latijns substantief
o Memoranda: gerundivium
o Geabstraheerd in conceptenpaar Geary:
 Essentie van zijn onderzoeksproblematiek
 Op welke manier hebben de laat 10e-eeuwse en 11e-eeuwse auteurs uit d
toen voor hande zijnde memorabilia hun memoranda geselecteerd en
getransformeerd?
 Hoe zijn de memoranda daardoor gaan functioneren als de memorabilia van
de volgende generaties?
- Schema: scandering in 3 tijden, obv conceptuele triptiek van Lacan (Reële,
Symbolische en Imaginaire)
Vroege middeleeuwen
Imaginaire constructie
Memorabilia
III
9-10e E
Saracenen
Magyaren
Noormannen
Eruptie van het reële
I
11e E
Historiografie
Selectie ifv actuele
doeleinden
Symbolisatie
Memoranda
II
o Eerste tijd (I)
 West-Europa en kerken hebben merendeel bronnen nagelaten
 Te lijden onder dreiging van Noormannen, Magyaren, Sarcenen
o Tweede tijd (II)
 Nieuwe orden wilde zichzelf legitimeren en zich een continuïteit toe eigen
 Herschreef de geschiedenis grondig
 Historiografen van 11e eeuw selecteerden uit memorabilia enkel de
memoranda die dienstig waren ter ondersteuning van nieuwe sociopolitieke structuren
 = proces van symbolisering  constituerend voor derde tijd
o Derde tijd (III)
 Wat we sinds de 11e eeuw kennen als periode voorafgaand aan de invallen
 Constituerend want: datgene wat we vanaf een bepaald moment vroege
middeleeuwen noemen, blijft getekend door de selectie die chronologisch 2
eeuwen later werd doorgevoerd
- Wanneer traditionele verhoudingen tussen heden en verleden op de helling komen te
staan  meest kwetsbare reageren met hervormen van begrip itv nieuwe continuïteit
- Schema benadert schemata van psychoanalytici:
o Bv. Freud over de familieroman
o Als antwoord op de eruptie van de seksualiteit (I)  fantaseert de neuroticus zich in
een tweede tijd een geschiedenis (II) welke uitmondt in een imaginaire genealogie
Besluit
- Memorabilia-memoranda
o Adequatie visie op historiografie
o Ondersteuning van psychoanalytische visie op geheugen en herinneringsarbeid
o Visie verzoent met Lancaniaanse taaltheorie: “betekenaar krijgt slechts betekenis
binnen een ketting van betekenaars”
- Lancaniaanse triptiek (Symbolische, Reële, Imaginaire) + scandering in logische tijden
o Visie Geary wordt conceptueel scherper
- Freud: onderscheid vergeten en verdringen
o verdringen: gewild vergetene kan terugkomen om zich te wreken
o ook in historisch denken vergeten en verdringen: het subject dat zijn
levensgeschiedenis herschrijft om zo zijn angst te symboliseren ifv actuele
verhouding tot de Ander en tot het tekort
13. Beantwoording van de vraag: Wat is Verlichting? Immanuel Kant
“Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn zelf verschuldigde onmondigheid.”
Onmondigheid = het onvermogen zich van het eigen verstand te bedienen
Zonder de leiding van een ander verstand de volgen
Onmondigheid is zelf verschuldigd  oorzaak ervan komt niet voort uit gebrek
Aan verstand
 wel uit besluiteloosheid
 gebrek aan moed in gebruik ervan zonder
leiding van anderen
Sapere aude!
= heb moed je van je eigen verstand te bedienen
= lijfspreuk vd Verlichting
- Redenen groot deel van de onmondig blijft
o Luiheid
o lafhartigheid
- gemakkelijk om onmondig te zijn
o zelf geen moeite doen
o niet meer moeten denken
- stap naar mondigheid wordt als gevaarlijk gezien (afgezien van de inspanningen)
o voogden zijn oppertoezicht die huisvee dom maken
o en erover waken dat ze geen stap buiten het gareel wagen
o wanneer ze een poging ondernemen om alleen verder te gaan, tonen ze het gevaar
 terwijl gevaar helemaal niet zo groot is:
 door te vallen, leren ze wel weer lopen
- moeilijk voor iedereen om zich uit zijn natuur geworden onmondigheid te werken
o mens heeft ervan leren houden
o heeft nooit de kans gehad te proberen zich van eigen verstand te bedienen
o reglementen en formules = boeien om onmondigheid in stand te houden
o wie zich van de boeien zou losmaken
 over kleinste greppel  onzekere sprong
 men is die vrije beweging niet gewend
- Massa die zichzelf verlicht = mogelijk
o Wanneer men haar enkel de vrijheid laat  onafwendbaar
o Zelfs onder aangestelde bevoogders van massa  zelfdenkers zijn die de geest van
het verstandig inschatten van de eigen waarde en van de roeping van elke mens
om zelf te denken om zich heen zullen verspreiden
o Massa die eerder door hen onder dit juk werd gebracht  zal door aangestelde
bevoogders gedwongen worden hieronder te blijven
o Vooroordelen zaaien = schadelijk  wreken zich uiteindelijk op diegenen die er
zelf de voorgangers van waren
o Massa kan enkel langzaam tot verlichting komen
o  revolutie: komt nooit tot een hervorming van manier van denken mee tot stand
 nieuwe vooroordelen zullen zoals ervoor tot leiband van de gedachteloze
massa dienen
- Verlichting vereist vrijheid
o Minst schadelijke vorm van alles wat vrijheid betekent: van zijn verstand op alle
vlakken openbaar gebruik maken
o  aan sommige mensen moet je wel gehoorzamen
o maar nu wordt vrijheid overal begrensd
- Begrenzing van de vrijheid
o Openbaar gebruik van verstand moet altijd vrij zijn
o Enkel dit kan verlichting onder de mensen tot stand brengen
o Privaat gebruik: mag ingeperkt zijn  zonder Verlichting te verhinderen
o Openbaar gebruik = gebruik dat iemand ervan maakt als geleerde tav het gehele
lezerspubliek
o Privaat gebruik = gebruik dat men ervan maakt in bepaalde toevertrouwde
burgerlijke posities of ambten
o Mechanisme noodzakelijk zodat regering in een kunstmatige eensgezindheid op
openbare doeleinde te worden gericht  soms moet je dus ook gehoorzamen
- Geleerde die spreekt  geniet van onbeperkte vrijheid om zich van eigen verstand te
bedienen en te spreken namens eigen persoon
o Als bevoogders zelf onmondig zijn  ongerijmdheid
o Ongerijmdheid draait uit op eeuwige wederkeer van ongerijmdheden
- Gezelschap van geestelijken kan niet verplicht worden om onder elkaar onder ede tot
een welbepaald onveranderlijk symbool te verplichten  ‘onophoudelijke
opperbevoogding’
o Is onmogelijk
o Tijdperk kan zich niet ertoe verbinden om volgende in toestand te brengen
o Is misdaad tegenover menselijke natuur, waarvan oorspronkelijke bestemming
juist voortschrijden is
- Kan een volk zichzelf zo’n wet opleggen
o Zeker ordening tijdelijk doorvoeren
o Terwijl tegelijk elke burger vrijlaten in het openbaar
o En ze opmerkingen laten maken over gebrekkige bestaan van huidige instelling
o  vereniging van stemmen tot een voorstel komen tav de troon
o  gemeenschappen die willen spreken in bescherming nemen, zonder degenen
die dat niet willen te hinderen
o een mens kan de verlichting vooruitschuiven maar niet ervan afzien voor zichzelf
en voor het nageslacht
  schenden van mensenrechten
o wat een volk niet over zichzelf mag besluiten, mag een koning zeker niet
 zijn wetgevend aanzien = gezamenlijke wil van volk in de zijne verenigen
- Leven we in een verlicht tijdperk?
o Neen, maar wel in een tijdperk van verlichting
o Mensen zijn in staat om religieuze zaken op een goede manier van eigen verstand
te bedienen
 Zonder leidig van een ander
o Tekenen dat veld richting vrijheid werd geopend
o Tijdperk der Verlichting = eeuw van Frederik
- Frederik de Grote
o Ziet het als plicht mensen in niets religieuze zaken voor te schrijven
o Laat hen daar volledig vrij in
o Wijst begrijp tolerantie af:
 Vorst is zelf verlicht
 Verdient het om door de dankbare wereld geprezen te worden
 Was eerste die het menselijke geslacht ontsloeg van zijn onmondigheid
o liet iedereen vrij om zich in alles wat geweten aangaat, van eigen verstand te
bedienen
o eerbiedige geestelijken mochten van hem oordelen en inzichten die afweken van
het aanvaarde symbool, als geleerde vrij verkondigen
o geest der vrijheid breidde zich ook naar buiten toe
o lichtend vb  bij vrijheid valt niets te vrezen voor de openbare rust en de eenheid
vd gemeenschap
- Tekst is gericht naar religie
o Op vlak van kunsten en wetenschappen hebben heersers er geen belang bij om de
voogd over hun onderdanen te spelen
o Onmondigheid is hier het schadelijkst en onterend
14. Thanks for the memories, Elisabeth Loftus
- We geloven dat de manier waarop iemand iets onthoudt, ook de manier is waarop dat
gebeurd is
o Men denkt dat een herinnering iets is als het herafspelen van een gebeurtenis
- Onderzoek Elisabeth Loftus
o Als een gebeurtenis wordt opgeroepen, wordt het niet accuraat opnieuw
gecreëerd
o Reconstructief geheugen is het resultaat van bestaande en nieuwe informatie
gebruiken om gaten van die herinnering op te vullen
o Herinneringen zijn niet stabiel, maar veranderlijk over tijd
o Reconstrueren van herinneringen  gebruik van verschillende bronnen
- In rechtsspraak: kritisch
o Manier van vraagstellen beïnvloedt iemands herinnering van die gebeurtenis
o Verschil ‘did you see a broken headlight?’ vs ‘did you see the broken headlight?’
 ‘the’  meer ja antwoorden
  the veronderstelt dat er een kapot licht aanwezig was
- Theorie:
o De macht van vragen met veronderstellingen verandert iemands herinnering voor
die gebeurtenis
o Veronderstelling = conditie dat waar moet zijn in de vraag, zodat de vraag zinvol is
 Bv. How many people were in the car that was speeding?
 Veronderstelling dat de auto effectief snel aan het rijden was
 Het snel rijden wordt toegevoegd aan de herinnering
o Hypothese:
 Als er aan ooggetuigen vragen worden gesteld die een valse
veronderstelling bevatten over een gebeurtenis waar ze bij waren, wordt de
nieuwe valse informatie geïntegreerd in de herinnering van de getuige en
wordt die dus toegevoegd in de nieuwe getuigenis
Methode en resultaten
4 experimenten
Experiment 1
-
150 participanten
film over een kettingbotsing met 5 auto’s
bestuurder reed door een stopsein op het andere verkeer
vragenlijst achteraf met 10 vragen
o groep 1: “hoe snel was auto A aan het rijden wanneer hij het stopsein passeerde?”
o groep 2: “Hoe snel was auto A aan het rijden wanner hij rechts insloeg?”
o laatste vraag voor iedereen dezelfde: “Heb je het stopsein gezien voor auto A?”
- resultaat:
o groep 1: 53% zei dat ze een stopsein hadden gezien
o groep 2: 35% zei dat ze een stopsein hadden gezien
Experiment 2
-
uitgestelde geheugen test
40 participanten
film Diary of a student revolution: klas werd verstoord door 8 anti-oorlog betogers
na film: vragenlijst met 20 vragen over de film
groep 1: “Was de leider van de 4 betogers een man?”
groep 2: “Was de leider van de 12 betogers een man?
- Week later: opnieuw vragenlijst met 20 nieuwe vragen
o “Hoeveel betogers kwamen er binnen in de klas?”
o Groep 1: gemiddelde van 6,4 betogers
o Groep 2: gemiddelde van 8,85 betogers
- Verwoorden van een vraag verandert dus de manier waarop participanten de
kenmerken van een gebeurtenis onthouden
Experiment 3
- Kan een valse veronderstelling in een vraag de reconstructie van een herinnering met
nieuwe objecten, die er oorspronkelijk niet waren, veroorzaken?
- 150 participanten
- film over een accident met een witte sportauto zonder schuur!!
- 10 vragen
o groep 1: “hoe snel was de witte sportauto aan het rijden wanneer het de schuur
passeerde op de landweg?” (schuur was niet aanwezig!)
o groep 2: “hoe snel was de witte sportauto aan het rijden terwijl hij over de
landweg reed?”
- week later: 10 nieuwe vragen
o “Heb je een schuur gezien?”  beide groepen
- groep 1: 17% heeft schuur gezien
- groep 2: 3% heeft schuur gezien
Experiment 4
- twee doelstellingen:
o verder aantonen van herinneringsreconstuctie effecten uit experiment 3
o vroeg zich af of het misschien net het aanhalen van een object, zelfs als het niet
aanwezig was in de valse veronderstelling, toch misschien al genoeg zou zijn om
het object toe te voegen aan de nieuwe herinnering
- 50 participanten
- film over auto accident met kinderwagen
- 3 groepen:
o groep D: Directe vragen groep
 40 opvulvragen en 5 belangrijke vragen
 werden direct gevraagd over niet-bestaande objecten in de film
 bv. Heb je een schuur gezien in de film? (schuur niet aanwezig in film 
doelstelling 2)
o groep V: Valse veronderstelling groep
 40 opvulvragen, 5 belangrijke vragen met veronderstellingen over dezelfde
niet-bestaande objecten
 bv. Heb je een station wagen gezien die geparkeerd stond voor de schuur?
o Groep C: Controle groep
 40 opvulvragen
- week later 20 nieuwe vragen voor alle groepen:
o 5 belangrijke vragen waren dezelfde voor groep D  kregen dus 2 keer dezelfde
vragen
- directe vragen na een week:
o groep V: 30% zegt bv een schuur gezien te hebben (ookal was er geen schuur)
o groep D: 16% zegt ja
o groep C: 9% zegt ja
Discussie
- nieuwe info  veroorzaakt verandering van representatie in het oorspronkelijke
geheugen naar een reconstructie
- opnieuw vraag over gebeurtenis  oproepen: niet originele gebeurtenis, maar een
reconstructie ervan
- belang in politieonderzoek:
o getuigen worden vaak meer dan eens ondervraagd
o valse veronderstellingen worden onbewust gemaakt in de vraagstelling
o wat een getuige zich kan herinneren is een geregenereerde afbeelding gebaseerd
op de veranderde herinneringsrepresentatie
Recente toepassingen
- onderzoek Advocaten
o participanten keken naar film
o week later vragen
o groep 1: vragen in verwarrende advocatentaal
o groep 2: zelfde vragen in eenvoudige taal
o resultaat:
 groep 1: minder accuraat in getuigenverslagen, minder zelfzeker in hun
antwoorden
- onderzoek lineup verdachten
o accuraatheid in het identificeren daalt, aangezien de nieuwe gezichten worden
toegevoegd aan de reconstructie van het originele
- onderzoek fantastische herinneringen
o = herinneringen die een grote gelijkenis hebben met fantasie bv.
Alienontvoeringen, geesten…
o al veel wetenschappelijk onderzoek naar gedaan dat dat allemaal niet bestaat
o  verslagen daarover kloppen niet
o brein kan herinneringen creëren van dingen die nooit gebeurd zijn
- verdrongen kinderherinneringen
o ene kant: mensen die beweren dat ze seksueel misbruikt zijn in hun verleden, maar
dat dat slechts recentelijk nar boven is gekomen mbv therapeut
o andere kant: mensen die plots beschuldigd worden van misbruik maar het
vollenbak ontkennen en beweren dat die herinneringen pure fantasie zijn of
ingeplant zijn tijdens therapie
- The myth of repressed memories: false memories and allegations of sexual abuse
o Boek Loftus
o Opsomming van haar bevindingen
o Verdrongen herinneringen bestaan niet
o Betwijfelt of onbewuste wel bestaat
o Traumatische herinneringen worden net het best herinnerd
o 3 mogelijke geheugen verstoringen dat kan verklaren wat gezien wordt als
repressie:
 vroeg seksueel misbruik kan vergeten zijn, maar niet verdrongen

wanneer kinderen de seksuele aard van het misbruik niet begrijpen,
wordt het vaak vergeten
 het is mogelijk dat mensen in therapie zeggen dat ze geen herinnering
hebben aan een traumatische gebeurtenis, terwijl ze het eigenlijk wel nog
weten  vermijden om er aan te denken ≠vergeten
 sommige mensen geloven dat een traumatische gebeurtenis zich heeft
voorgedaan en dat het verdrongen is

in realiteit is het nooit gebeurd
o combinatie van die verstoringen  situaties die als verdringing worden
geïnterpreteerd
- kritiek:
o veel mensen hebben persoonlijk belang in hun geloof over ‘misbruik’
o ligt gevoelig
Conclusie
- Elisabeth Loftus:
o Belangrijke onderzoeker in herinneringreconstructie en inaccuraatheid van
getuigenissen
o Onderzoeken werden ondersteund door andere onderzoekers
o Ooggetuigenverslagen kunnen veel fouten bevatten zoals post-event informatie
integratie
o Power en betrouwbaarheid van ooggetuigenverklaringen wordt nu betwijfeld in
rechtsspraak
o “I study memory and I am a skeptic”
Download