ABG#78 19-11-09 15:27 Pagina 19 Een liberale toekomst voor Egypte? De voortrekker van de Arabische wereld na Hosni Mubarak Het kan niet lang meer duren voor het presidentschap van de oude Mubarak voorbij is. Het land kampt met corruptie en machtsmisbruik, en het is de vraag wat toekomstige leiders daaraan zullen doen. door Chams Eddine Zaougui H osni Mubarak, sinds 1981 president van Egypte, is oud en ziek. Het gerucht gaat dat hij, geschokt door het overlijden van zijn favoriete kleinzoon in mei, getroffen werd door een lichte beroerte. Een week lang verscheen hij niet in het openbaar. En toen Barack Obama op 4 juni 2009 naar Cairo kwam om een indrukwekkende speech te houden en moslims overal ter wereld te overtuigen vanAmerika’sgoedebedoelingen,kwam de 81-jarige Egyptische president niet opdagen. Om zijn fitheid te bewijzen en de geruchtenmolen even stil te leggen, zorgde Mubarak onlangs toch voor enkele publieke verschijningen. Maar zijn verzorgde voorkomen en pekzwarte haren – Arabische dictators verdoezelen graag hun hoge leeftijd door elk grijs haartje zwart te verven – zullen nog maar weinig mensen weten te overtuigen. Een machtswissel is in de maak. Voor veel Egyptenaren, zeker voor de jongere generatie, lijkt zoiets onvoorstelbaar. Ze hebben enkel Mubarak gekend. Na de bloedige moordaanslag op president Anwar Sadat op 6 oktober 1981 door radicale moslims, erfde Mubarak als toenmalige vicepresident de macht. Sindsdien heeft hij die nooit meer losgelaten. Ondanks internationale druk om open en eerlijke verkiezingen te houden, volgde hij zichzelf in 2005 voor de vijfde keer op een rij op met een lachwekkende 89 procent van de stemmen. Zijn grootste politieke rivaal, Ayman Nour, verloor met een ongeloofwaardige acht procent, en werd nadien – voor alle zekerheid – gevangengenomen. Dat Mubarak de teugels van de macht niet zomaar uit handen zal geven, is duidelijk. In de 28 jaar dat hij het land bestuurt, heeft hij nooit een vicepresident aangewezen. Het hoeft dus niet te verbazen dat journalisten en MiddenOostenkenners hun aandacht richten op de politieke toekomst van Egypte na Mubarak. Wie zal het voor het zeggen krijgen in het belangrijkste land in de Arabische wereld, met de meeste inwoners? Zijn 46-jarige zoon, Gamal Mubarak, die een geleidelijke democratisering belooft maar niet echt populair is? De Moslimbroederschap, een islamitische oppositiebeweging die sinds haar oprichting door Hassan al-Banna in 1948 een verbeten strijd voert met de seculiere machthebbers? Of zullen er, zoals sommige politieke commentatoren beweren, tanks rollen door de straten van Cairo wanneer het leger de macht grijpt? John Bradley en Bruce Rutherford proberen respectievelijk met Inside Egypt en Egypt After Mubarak een tipje van de sluier op te lichten. Zoals de ondertitels aangeven, lopen de meningen sterk uiteen: The Land of the Pharaohs on the Brink of a Revolution versus Liberalism, Islam, and Democracy in the inside egypt. the land of the pharaohs on the brink of a revolution door John R. Bradley. Palgrave Macmillan. Londen 2008. 256 pag. ¤ 17,75 egypt after mubarak. liberalism, islam, and democracy in the arab world door Bruce K. Rutherford. Princeton University Press. Princeton 2008. 304 pag. ¤ 37,20 Arab World. Rutherford, een jonge academicus aan de Amerikaanse Colgate University, is optimistisch en gelooft dat een toenemende liberalisering van de Egyptische politiek haalbaar is, ongeacht wie er aan de macht komt. Bradley daarentegen ziet het minder rooskleurig. Zijn journalistieke blik – Bradley schreef voor toonaangevende tijdschriften als The Economist, Newsweek en The Independent – ziet vooral endemische ‘Mubarak heeft veel macht, maar hij is niet het soort megalomane dictator dat elke onorthodoxe gedachte genadeloos uitroeit.’ corruptie, een antidemocratische Moslimbroederschap en een socio-economische puinhoop. Van liberalisering is bij hem geen sprake. Volgens Bradley hangt een nieuw soort dictatuur als een donkere wolk boven Egypte. Beide boeken starten met een scherpe diagnose van het huidige Egyptische de academische boekengids 78 Januari 2010 pagina 19 ABG#78 19-11-09 15:27 Pagina 20 politieke klimaat en blikken terug op de wijze waarop het land sinds 1952 is geëvolueerd. In dat jaar pleegden de Vrije Officieren, een clandestiene en antimonarchale groepering, een coup met steun van de Moslimbroederschap. Samen zetten ze de Engelsgezinde koning Faroek af en riepen onmiddellijk daarna de republiek uit. Een nieuw, antikoloniaal tijdperk was aangebroken. Na een kort bestuur van Ali Mohammed Naguib – die inmiddels in de mist van de geschiedenis is verdwenen – werd de charismatische Gamal Abd alNassar de tweede president van Egypte. Hij beloofde voorspoed, een eengemaakte Arabische wereld onder voogdij van Egypte en het einde van Israël, de doorn in het oog van veel Arabieren. Maar al snel bleken Abd al-Nassars beloften en hoogdravende retoriek hol. In die mate zelfs dat, zoals Bradley en Rutherford opmerken, Egyptenaren tegenwoordig nostalgisch terugdenken aan de pre-revolutionaire tijd. Het socialistische experiment heeft catastrofaal gefaald, de oprichting van een Verenigde Arabische Staten bleek een utopie en in 1967 leed Egypte een desastreuze nederlaag tegen het kleine maar machtige Israël. Van democratie of vrijheid van mening was geen sprake. Ook de Moslimbroeders, die door hun steun aan de legerofficieren dachten de politiek mede te zullen bepalen, werden in 1954 buiten de wet gesteld. verschijnt januari 2010 herziene en vermeerderde 4e druk www.spinhuis.nl Ze waren voortaan vijanden van de staat, een politiek en maatschappelijk anathema. Deze nieuwe realiteit staat in scherp contrast met het Egypte van de jaren twintig tot 1952. In die periode was er een relatieve mate van politieke vrijheid, een levendige pers en een hoogstaande intellectuele en culturele scene – Cairo werd destijds vergeleken met Parijs. ‘Gevangenen worden verkracht met een stok, opgehangen in ongemakkelijke posities of krijgen elektrische schokken toegediend aan de lippen, de penis en het hoofd.’ Ook Anwar Sadat en Hosni Mubarak hebben volgens de auteurs weinig zoden aan de dijk gezet. Sadat liet weliswaar enige oppositie toe door de rechterlijke macht en de in ongenade gevallen Moslimbroederschap in ere te herstellen, maar fundamenteel veranderde er weinig. De president bleef de onbetwistbare machthebber. Toen bijvoorbeeld dissidente stemmen Sadats steun aan de Camp David-akkoorden (1978) als verraad aan de Palestijnse zaak beschouwden, werden ze op zijn bevel onmiddellijk en zonder eerlijk proces gevangengezet. En ook onder Mubarak bleef Egypte een autocratisch regime waarbij de president iedereen monddood maakt die zijn legitimiteit ter discussie stelt of de euvele moed heeft om zijn gezag te dwarsbomen. Toch zou het volgens Rutherford overdreven zijn om Egypte op één lijn te stellen met zuiver totalitaire regimes als China onder Mao of de Sovjet-Unie onder Stalin. Zeker, Mubarak heeft veel macht, veel meer dan een liberale democratie toestaat. Maar hij is niet het soort megalomane dictator dat elke onorthodoxe gedachte genadeloos en consequent uitroeit. Met andere woorden, zijn bestuur heeft dictatoriale trekken, maar bezit tegelijk ook enkele onmiskenbare democratische aspecten, zoals stemrecht en een beperkte persvrijheid. Om dit fenomeen aan te duiden, gebruikt Rutherford de term ‘hybride regime’. Deze regimes hebben een tirannieke staatsstructuur, maar laten een berekende mate van politieke participatie en vrije meningsuiting toe – meestal om wat stoom af te laten bij de bevolking, zoals in Iran. Bradley is minder genuanceerd in zijn analyse van de hedendaagse Egyptische politiek. Hij schildert Mubarak af als een boosaardige en onverbeterlijke schurk, een tiran. In diverse hoofdstukken legt hij uit hoe Mubarak in navolging van zijn illustere voorgangers het land heeft verziekt: economisch, politiek en sociaal. ‘Hypocrisie en ijzige brutaliteit liggen aan de basis van Mubaraks regime’, schrijft Bradley. ‘Het veiligheidsapparaat bestaat niet om mensen te beschermen tegen misdaden, maar om de machthebbers te beschermen tegen dissidente geesten die hen verachten.’ Folteringen, zo blijkt uit zijn expliciete beschrijvingen van perverse en sadistische praktijken, gebeuren methodisch en systematisch: gevangenen worden verkracht met een stok, opgehangen in ongemakkelijke posities of krijgen elektrische schokken toegediend aan gevoelige lichaamsdelen, zoals de lippen, de penis en het hoofd. Een stank van moreel verval loopt door het hele boek: internationale chemische patenten worden zonder schroom genegeerd terwijl de overheid meeprofiteert van de winsten; in Luxor verkoopt minstens de helft van de jongeren hun lichaam aan westerse mannen of zij beginnen, uit puur financieel eigenbelang, een relatie met westerse vrouwen. Ook op sociaal en economisch vlak neemt Inside Egypt de lezer mee naar de onderaardse gangen van de Egyptische samenleving. Alomtegenwoordige corruptie, van politieagenten tot taxichauffeurs, een kafkaiaanse en de academische boekengids 78 Januari 2010 pagina 20 ABG#78 19-11-09 15:28 Pagina 21 inefficiënte bureaucratie, en een voortwoekerende verloedering verzieken de natie van binnenuit. Dát is volgens Bradley het echte Egypte, niet het romantische beeld van zon, gastvrijheid en faraonische oudheden. In Egypt After Mubarak ligt de nadruk, zoals gezegd, op de positieve ontwikkelingen. Rutherford is niet blind voor de vele dingen die slecht gaan, alleen gelooft hij niet dat Egypte gedoemd is te mislukken. En inderdaad, wie alles beziet door een lens van negativiteit, dreigt enkele belangrijke ontwikkelingen in Egypte uit het oog te verliezen. Rutherford ziet – en dit is het hoofdthema van zijn boek – een relatief liberalisme gloren aan de politieke horizon. Zonder het belang daarvan te overschatten, identificeert hij twee soorten liberalismen in de Egyptische samenleving, die onafhankelijk van elkaar bestaan en elkaar daardoor versterken en consolideren: het ‘islamitische constitutionalisme’ van de Moslimbroe- derschap en het ‘liberaal constitutionalisme’ van de rechterlijke macht. Rutherford stelt dat de Egyptische rechterlijke macht zich altijd al heeft opgeworpen als een vurig pleitbezorger van liberale ideeën. Hoewel ze soms noodgedwongen moest buigen voor de politieke macht, is ze nooit helemaal passief gebleven, en van kruiperige nederigheid was nooit sprake. Sommige militante rechters zien het zelfs als hun toegewijde taak om de klassieke liberale Egyptische traditie, die al ruim veertig jaar met voeten wordt getreden, in ere te herstellen en te bewaken. Recente feiten bevestigen dit: in 2000 veroordeelden veel Egyptische rechters onomwonden de routineuze en grootschalige verkiezingsfraude. En ook nu proberen assertieve rechters een rem te zetten op de macht van Mubarak en hem tot compromissen te manen. Dat ook de islamitische Moslimbroederschap – die streeft naar een samenleving gebaseerd op de sharia – bepaalde liberale waarden actief pro- moot, lijkt minder evident. De politieke islam heeft niet de reputatie democratisch te zijn of bepaalde liberale beginselen hoog in het vaandel te dragen. Sluit het ene het andere dan niet uit? Volgens Rutherford niet. Of ‘Egyptenaren denken tegenwoordig nostalgisch terug aan de prerevolutionaire tijd.’ beter gezegd: niet meer. Sinds de jaren negentig heeft een generatie jonge activisten de beweging een nieuwe wending gegeven. Enerzijds om zo aan de voortdurende repressie van de staat te ontsnappen en anderzijds om beter aan te sluiten bij de moderne tijd. Maar dat maakt hun heroriëntering niet Lev Levendige, evveendige, g intr intrigerende riger g ende studie udie d vvan an a h het vvogelrijk ogelr o ijk Alle dieren zijn gelijk – maar zoals George Orwell zei, sommige zijn meer gelijk dan anderen. En de vogels staan wat Colin Tudge u b eft vooraan. betr Aanschouw de vogels is niet alleen een informatieff, maar ook aanstekelijk. Het is een boek vol verbazingwekkende verhalen en verrassende details. ‘Er zijn maar heel weinig boeken waarin zo duidelijk over de diversite aan vogels en hun habitat wordt verteld als hier.’ Sunday und u Telegr e raph a Nu N u verkrijgbaar verkrijgbaar bij de (online) boekhandel de academische boekengids 78 Januari 2010 pagina 21 ABG#78 19-11-09 15:28 Pagina 22 minder geloofwaardig, oordeelt Rutherford. Temeer, omdat ze van hun eigen rijke intellectuele traditie gebruikmaken om hun gedachtegoed en ideologie te onderbouwen. Aan de hand van het oeuvre van bekende theologen als Jamal al-Din al-Afghani, Muhammad Abduh en Yusuf al-Qaradawi laat de nieuwe garde een verrassend liberale wind waaien door de ‘oude’ rangen van de beweging. Toch plaatst Rutherford enkele kritische en pertinente kanttekeningen bij het islamitisch constitutionalisme. Niet dat hij, zoals gezegd, de oprechtheid ervan in twijfel trekt; hij heeft eerder zijn bedenkingen bij de hoeveelheid democratie die een islamitische staat tolereert. Het ultieme streefdoel van de Moslimbroederschap is om een harmonieuze, godvruchtige en rechtvaardige gemeenschap te stichten.Maar, zo vraagt Rutherford zich terecht af, hoe doe je dat zonder een sterke staat die af en toe de rechten van het individu opzijschuift, ten voordele van de gemeenschap? Feit is dat de Moslimbroederschap naar vrouwen en Kopten nog steeds – ondanks enkele ruimdenkende opvattingen – tekortschiet en zich discriminerend opstelt. Atheïsten of leden van niet-abrahamitische godsdiensten brengen het er, niet zo verwonderlijk, nog minder goed vanaf. Bradley gaat verder in zijn kritiek op de Moslimbroederschap. Naar zijn mening is de beweging fundamenteel ondemocratisch. Sterker nog, als ze ooit de macht zou grijpen, riskeert Egypte te veranderen in een theocratie, waarschuwt hij op sombere toon. Deze stelling mag overdreven lijken, maar niet voor Bradley. Wat in 1979 is gebeurd in Iran, kan volgens hem ook Egypte overkomen. Bradley merkt op dat ook in die tijd niemand verwachtte dat Ayatollah Khomeini en zijn trouwe volgelingen een abrupt einde zouden maken aan de corrupte heerschappij van Sjah Mohammed Reza. Hetzelfde lot hangt Egypte als een dreigend onheil boven het hoofd. Niet in het minst, zo benadrukt hij, omdat de Moslimbroederschap een sluwe en uiterst professionele organisatie is. Zij buit de geïnstitutionaliseerde corruptie uit door zichzelf als perfect integer voor te stellen. En zij verricht liefdadigheidswerk om de allerscherpste randjes van het leed van de armen te verzachten, iets waar de overheid niet wakker van ligt. In een land waar 44 procent van de ruim 75 miljoen inwoners arm tot extreem arm is, is die aanpak bijzonder succesrijk. Enkele opvallende gelijkenissen daargelaten, heeft de vergelijking met de Iraanse revolutie echter weinig om het lijf. Als historisch precedent is zij geen betrouwbare gids voor andere antidictatoriale bewegingen. De prerevolutionaire context in Iran is anders dan die in Egypte. Bovendien zijn er weinig overtuigende argumenten om aan te nemen dat er überhaupt een islamitische revolutie zal plaatsvinden in Egypte. Rutherford is opnieuw genuanceerder dan Bradley wanneer hij zegt dat de Moslimbroederschap ook in de toekomst weinig politieke manoeuvreerruimte zal hebben, doordat het in Egypte nog steeds onwettig is om een religieuze partij op te richten – iets wat de Moslimbroeders voorlopig handig omzeilen door zich als onafhankelijke Cairo, april 2009, poster van Hosni Mubarak. Bron: Hollandse Hoogte, Dominic NAHR / OEIL PUBLIC. de academische boekengids 78 Januari 2010 pagina 22 ABG#78 19-11-09 15:28 Pagina 23 Cairo, april 2008, demonstranten met een foto van Mubarak. Bron: Nasser Nouri. kandidaten verkiesbaar te stellen. Feit blijft dat de islamisten (nog) onvoldoende ingebed zijn in de politieke rangen om een ernstige greep te doen naar de troon. EenrealistischerscenarioisdatGamal Mubarak, die intussen is benoemd tot hoofd van de Nationaal-Democratische Partij, de macht zal erven, met steun van het leger, de politie en de geheime dienst. Als technocraat die lang in het Westen heeft gewerkt, zal hij het land willen moderniseren en verder privatiseren. En door voldoende geld door te sluizen naar het parasitaire leger zal hij zijn macht veiligstellen. Maar misschien loopt het anders af. De toekomst voorspellen van een dictatuur is niet eenvoudig, zeker niet wanneer ze zand strooit in de ogen van eenieder die een betrouwbaar beeld probeert te krijgen. De altijd scherpzinnige Amerikaanse journalist David Remnick heeft gelijk wanneer hij zegt dat de politieke analyses, de weloverwogen oordelen, pas later kunnen worden ingevuld, wanneer het stof van de geschiedenis is gaan liggen. De uil van Minerva vliegt pas uit bij het invallen van de duisternis. Het is om die reden beter om de boeken van Bradley en Rutherford te beoordelen naar wat ze vertellen over de onderstromingen van de Egyptische politiek, en niet zozeer naar hun voorspellende kracht. In dat opzicht brengt Rutherford het er, ondanks de droge academische stijl en vervelende gewoonte om alles in punten op te delen, beter vanaf dan Bradley, wiens anekdotische boek met meer flair is geschreven. Zo is het interessant om via Egypt After Mubarak te vernemen dat de islamisten en de rechterlijke macht onafhankelijk van elkaar dezelfde basiswaarden nastreven (grotere politieke participatie, begrenzing van de staatsmacht, het principe dat niemand boven de wet staat, de bescherming van civiele en politieke rechten). De vaststelling dat de private sector sinds de jaren negentig mee aan het zeil van de liberalisering trekt, omdat ze op die manier efficiënter kan concurreren met de mondiale economie, onderstreept het belang van die ontwikkeling. Het pleit ook voor Rutherford dat hij de aandacht niet vestigt op een democratisering van Egypte, maar op een liberalisering. En je kunt hem geen ongelijk geven: de Verenigde Staten hebben, ondanks Obama’s recente toespraak en veelbelovende start, een slechte reputatie als het aankomt op democratisering. Bovendien verrijzen liberale democratieën nooit uit het niets. Belangrijker dan een snelle democratisering – kijk maar naar Irak – is dat Egypte op de koers blijft van een duurzame liberalisering. Een geslaagde democratie heeft die solide basis nodig om goed te kunnen functioneren. Want zonder cruciale basisvrijheden is democratie schone schijn, een leeg omhulsel om de buitenwereld te sussen. Rutherford concludeert dan ook dat ‘Amerika’ – met 1,5 miljard dollar de grootste geldschieter van Egypte – ‘de Egyptenaren de grootste dienst bewijst door het land op die koers te houden’. Het grootste gevaar is echter dat de nieuwe machthebber – wie dat ook wordt – kan blijven schermen met het argument dat Egypte nog niet klaar is voor democratie. Het is een veelgehoord cliché in zogenoemde liberale autocratieën. En hoewel daar een kern van waarheid in zit, is het meestal een gemakkelijk excuus om de beloofde vrijheden en een democratisch bestuur eindeloos uit te stellen. Het is te hopen dat Egypte, als traditionele voortrekker van de Arabische wereld, niet die weg opgaat, maar de deur naar de democratie eindelijk op een kier zet. Misschien zal dan een nieuwe wind gaan waaien door het Midden-Oosten. Chams Eddine Zaougui studeerde arabistiek en filosofie in Gent en Cairo. Overige literatuur — ‘Will the Dam Burst?’, The Economist, 11 september 2008. — ‘Put a Proper Procedure in Place’, The Economist, 25 juli 2009. — J. Traub. The Freedom Agenda. Why America Must Spread Democracy (Just Not the Way George Bush Did It). Farrar, Strauss and Giroux. New York 2008. — R. Wright. Dreams and Shadows. The Future of the Middle East. The Penguin Press. Londen/New York 2008. de academische boekengids 78 Januari 2010 pagina 23