Effectief voorbereiden van practica. Student: Tonke Nijhof Studentnummer: 1549907 Begeleider: Anna Verdoes Stageschool: Via Nova College Beroepsproduct 3 Opleiding IA: Docent biologie 2e graad Samenvatting De doelstelling van dit project is de verbetering van de practica op het Via Nova College. Hiertoe is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Hoe kunnen docenten effectief biologische practica voorbereiden voor onderbouwklassen van het Via Nova College?” Een praktijkverkenning geeft inzicht in wat de ervaringen zijn van de docenten, en wat zij belangrijk vinden. Een literatuurverkenning beschrijft wat de zin en onzin van het practicum is. Het product wat hieruit voortvloeit is een DA formulier, speciaal ontworpen op het voorbereiden van effectieve practica. Dit product is getest door de docenten, waarna hun ervaringen zijn onderworpen aan een evaluatieonderzoek. Dit onderzoek wijst uit dat hoewel het product vrij omvangrijk is, het een positief effect heeft op het voorbereiden van de practica. Naast het product in te zetten bij de voorbereiding van de practica is het product in te zetten bij: Vakinhoudelijke/vakdidactische professionalisering van LIDO/LIO studenten Themabijeenkomsten van exacte vakken Studiedagen van exacte vakken Daarnaast zal het het product in de toekomst worden ingezet bij de verbetering van het toets beleid, met het oog op de PTO’s/PTA’s. Voor verder onderzoek zal bij beschikbaarheid van een LIDO/LIO student onderzocht worden hoe de dagelijkse bruikbaarheid van het product te verhogen is. Table of Contents 1 Inleiding.................................................................................................................................................. 3 1.1 Aanleiding opdracht ................................................................................................................... 3 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem. ..................................................................... 3 1.3 Onderzoeksvraag ...................................................................................................................... 3 2 Verkennend onderzoek .......................................................................................................................... 4 2.1 Inleiding verkennend onderzoek ..................................................................................................... 4 2.2 Praktijkverkenning .......................................................................................................................... 5 2.2.1 Inleiding ................................................................................................................................... 5 2.2.2 Plan van aanpak en middelen ................................................................................................. 5 2.2.3 Resultaten en conclusies ........................................................................................................ 6 2.3 Literatuurverkenning ....................................................................................................................... 7 2.3.1 Inleiding ................................................................................................................................... 7 2.3.2 Literatuurverkenning ................................................................................................................ 7 2.3.3 Conclusies ............................................................................................................................. 10 3 Het Beroepsproduct ............................................................................................................................. 11 3.1 Conclusies verkenning.................................................................................................................. 11 3.2 Ontwerpeisen ............................................................................................................................... 12 4 Evaluatieonderzoek ............................................................................................................................. 13 4.1 Inleiding en evaluatievragen ......................................................................................................... 13 4.2 Plan van aanpak en middelen ...................................................................................................... 13 4.3 Resultaten en conclusies evaluatie en presentatie ....................................................................... 14 Bibliography ............................................................................................................................................ 15 Bijlagen ................................................................................................................................................... 16 Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning ..................................................................... 16 Bijlage 2B Geordende gegevens praktijkverkenning .......................................................................... 19 Bijlage 3A Het beroepsproduct: DA formulier Practica ....................................................................... 21 Bijlage 4A Planning, vormgeving, uitvoering, presentatie en evaluatie [niet af] .................................. 31 Bijlage 4B Onderzoeksinstrumenten evaluatie ................................................................................... 32 Bijlage 4C Geordende onderzoeksgegevens evaluatie ...................................................................... 34 Bijlage 5 Vrijheidsgraden .................................................................................................................... 35 2 1 Inleiding 1.1 Aanleiding opdracht Ik ga onderzoeken wat nodig is om effectief practica te ontwikkelen en voorbereiden. Chris de Jager is de teamleider van de onderbouw op het Via Nova College. In eerste instantie heeft hij me de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe er tijdens biologische practica flow (Csikszentmihaly, 2010) is te faciliteren bij onderbouwleerlingen. Ik heb mijn minor gedaan in flow onder begeleiding van Angela Pfaff aan de HU Amersfoort. De visie van het Via Nova College is deels gefundeerd op de theorie flow van Mihally Csikszentmihaly. Flow is in essentie de beleving van de optimale ervaring tijdens het uitvoeren van een taak. Flow is te bereiken als een persoon in een equilibrium zit van uitdaging versus vaardigheid. Als de vaardigheid van een persoon in een bepaalde taak voldoet aan de vereisten van de uitdaging raakt de persoon in flow. Om dit te bereiken bij mijn doelgroep is een sterke differentiatie nodig. De docent moet dan een werkplan hebben voor gemiddeld 25 leerlingen per klas. Er zijn zo een 7 klassen per onderbouwjaar, waarvan twee leerwegondersteunend onderwijs (hierna te noemen LWOO) klassen met maximaal 16 leerlingen. Er zijn twee onderbouwjaren. Dit onderzoek is dus voltooid als er een manier is gevonden waarop er voor ongeveer 314 leerlingen een passend plan is omschreven hoe er per practica gedifferentieerd kan worden om flow te faciliteren. Dit bleek niet realistisch. Informele gesprekken met collega’s en eigen ervaringen leiden tot het vermoeden dat practica niet, of niet op het gewenste niveau worden gegeven. Het onderzoeken wat het betekend om effectief practica te ontwikkelen en voorbereiden lijkt veel realistischer en relevanter in deze casus. De verwachting is dat de school in dit probleem niet uniek is, maar hierover is geen concreet bewijs. Dit beroepsproduct biedt een oplossing aan de onderbouwdocenten biologie van het Via Nova College. Het product wat ik ga ontwikkelen is een middel waarmee biologiedocenten practica kunnen ontwikkelen en voorbereiden. Het doel van dit middel is docenten het te vergemakkelijken om effectieve practica te ontwikkelen en voorbereiden. Tijdens het onderzoek en tot het komen van het product ga ik samenwerken met de teamleider onderbouw, het vakgroep hoofd biologie en de docenten onderbouw en bovenbouw biologie. 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem. Het Via Nova College (hierna te noemen VNC) is een VMBO basis, kader en TL school. De missie van de school is jongeren te helpen met het vinden van hun talent en passie, en met een passend diploma in het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt door te stromen. Hierbij heeft de school een grote affiniteit voor sport, waarbij voor excellerende leerlingen mogelijkheid is voor extra sportklassen. Deze sportklassen zijn ingeroosterd tijdens wiskunde of Engelse lessen. De gemiste lessen moeten dan op initiatief van de leerlingen worden ingehaald. Het VNC is aangesloten bij Stichting LOOT (Stichting LOOT, 2014), wat inhoudt dat jeugdtopsporters gelegenheid krijgen om sport en training in combinatie met hun schoolcarrière uit te kunnen oefenen. Per onderbouwjaar zijn er twee LWOO klassen. LWOO leerlingen zijn leerlingen die extra hulp nodig hebben bij het behalen van hun diploma (Rijksoverheid, 2014). Een LWOO klas bestaat uit maximaal 16 leerlingen onder intensieve begeleiding van twee mentoren. De sectie biologie bestaat uit twee docenten onderbouw en twee docenten bovenbouw. Een van de docenten uit de bovenbouw fungeert ook als hoofd van de vakgroep. Daarnaast is er technisch onderwijs assistent (hierna te noemen TOA) die in te zetten is op de praktische kanten van het onderwijs. De visie op onderwijs van het VNC wordt op de website als volgt gepresenteerd: “Wij dagen leerlingen uit om hun talenten in te zetten en te ontwikkelen, zodat ze optimaal presteren. Dit doen wij door gebruik te maken van de talenten van elke leerling. (…) Ons onderwijs is gericht op het heden en de toekomst van de leerling en verbindt hen met de samenleving. Wij stimuleren iedere leerling tot het maken van zelfstandige keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid.” (Via Nova College, 2013) In het schoolplan staat: “Praktisch werk: Bij de beroepsgerichte vakken wordt veel aan praktische vaardigheden gedaan. leren door doen is hier het motto. in de andere vakken zal meer aandacht besteed worden aan het praktisch bezig zijn en toepassen van de leerstof. Bij vakken zoals natuurkunde en biologie wordt veel aan practicum en onderzoek vaardigheden gedaan. Regelmatig wordt er door de leerlingen aan vakoverstijgende projecten gewerkt.” (Via Nova College, 2014) De vraag is ontstaan door het vermoeden dat practica niet, of niet op het gewenste niveau worden gegeven. Daarmee bestaat dus de mogelijkheid dat de visie op de website en de uitspraak over praktisch werk in het schoolplan 2014-2018 niet strookt met de werkelijkheid. 1.3 Onderzoeksvraag Hoe kunnen docenten effectief biologische practica voorbereiden voor onderbouwklassen van het Via Nova College? 3 2 Verkennend onderzoek 2.1 Inleiding verkennend onderzoek Nu is de eerste stap gezet om tot een onderzoek te komen. Er is een probleem gesignaleerd, en daar is een onderzoeksvraag bij geformuleerd. De onderzoeksvraag is te groot om in een keer beantwoord te worden, en daarom is het noodzakelijk om de vraag op te splitsen in deelvragen Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden moet gericht onderzoek gedaan worden in de praktijk en de theorie. Om te richten waarnaar onderzoek moet worden gedaan zijn deelvragen nodig, zonder deelvragen is de onderzoeksvraag te groot om te beantwoorden (Van der Donk, 2013). Om tot deelvragen te komen moet de onderzoeksvraag gefileerd worden. Elk onderdeel van de onderzoeksvraag is geformuleerd om gericht te kunnen onderzoeken. Elk onderdeel heeft dus een bepaalde achterliggende waarde of betekenis. Deze waarde of betekenis moet worden onderzocht in de literatuur of praktijk om te kunnen bepalen wat de waarde bijdraagt aan het antwoord op de onderzoeksvraag. Deelvragen Achter de deelvragen staat telkens theorie of praktijk. Dit betekend dat de deelvraag moet worden onderzocht in literatuur of in de situatie op de school respectievelijk. Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? (theorie/praktijk) Wat is een effectief biologisch practicum? (theorie) Wat is volgens biologie docenten op het Via Nova College een effectief practicum? (praktijk) Wat is een effectief biologisch practicum voor het VMBO basis/kader/TL? (theorie) Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? (theorie/praktijk) Hoe is een effectief practicum voor te bereiden op het Via Nova College? (praktijk) 4 2.2 Praktijkverkenning 2.2.1 Inleiding Onderzoeksvraag Hoe kunnen docenten effectief biologische practica voorbereiden voor onderbouwklassen van het Via Nova College? Deelvragen Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? Wat is volgens biologie docenten op het Via Nova College een effectief practicum? Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? Hoe is een effectief practicum voor te bereiden op het Via Nova College? 2.2.2 Plan van aanpak en middelen Om het onderzoek valide en betrouwbaar te houden is ervoor gekozen om verschillende bronnen te raadplegen. Zowel docenten als het vakgroep hoofd zullen worden ondervraagd naar hun ervaring van de huidige practica, en hun verwachtingen van effectieve practica. De vragen zullen zo worden geformuleerd dat deze niet suggestief of belastend zijn voor een betrokken groep in het onderzoek. Een literatuurstudie ligt ten grondslag aan de interviews. Dit is simpelweg zo omdat bepaalde begrippen in de onderzoeksvraag verklaring nodig hebben voordat daarop vragen kunnen worden geformuleerd. De vorm van triangulatie die in dit onderzoek is toegepast heet ook wel brontriangulatie (Van der Donk, 2013). Het vakgroep hoofd en docent 2 zijn beiden sinds het schooljaar 2013-2014 werkzaam in de bovenbouw. Docent 2 heeft voorheen altijd in de onderbouw gewerkt. Docent 1 werkte voorheen altijd in de bovenbouw, en is sinds het schooljaar 2013-2014 werkzaam in de onderbouw. Omdat de onderzoeksvragen en de deelvragen zo duidelijk en specifiek zijn is er gekozen voor een gestructureerd interview. Een gestructureerd interview wil zeggen dat ik vooraf vragen heb geformuleerd, die in een logische volgorde gesteld worden. Tijdens het interview is er ruimte om van de gebaande paden af te wijken, om relevante onderwerpen verder uit te diepen. De interviews leveren waarschijnlijk grote hoeveelheden informatie op. Deze informatie zal bestaan uit voornamelijk antwoorden op open vragen. Deze informatie wordt geanalyseerd door de informatie terug te brengen tot betekenisvolle tekstfragmenten. Deze tekstfragmenten worden dan gelabeld naar relevantie met een deelvraag. Op deze manier zijn de resultaten uit het interview overzichtelijk, en kan betrouwbaar antwoord worden gegeven op de deelvragen. 5 2.2.3 Resultaten en conclusies Voor een overzicht van de resultaten van de praktijkverkenning wordt verwezen naar bijlage 2B. Conclusies Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? De vakgroep biologie vindt unaniem dat practica van grote waarde zijn voor de leerlijn. Practica sluiten aan bij het type onderwijsbehoefte van de leerling populatie van het Via Nova College. Wat is volgens biologie docenten op het Via Nova College een effectief practicum? De vakgroep biologie vindt dat een practicum effectief is zodra de leerling de theorie aan de praktijk weet te koppelen. De docent plaatst de theorie en de praktijk in een prikkelende context. Daarnaast voldoet een effectief practicum aan de volgende kenmerken of randvoorwaarden. De docent heeft de kennis en kunde om zelf het practicum kwalitatief goed uit te voeren. De docent weet in het practicum de theorie in een bepaalde context te plaatsen waar de leerling zich aan kan relateren. De docent heeft een innerlijke overtuiging dat practica bijdragen aan biologisch onderwijs, en aan de algehele opvoeding van het kind. Het lokaal draagt bij aan een krachtige leeromgeving. Het benodigde materiaal is in toereikende kwantiteit aanwezig en verkeert in goede staat. De leerling gedraagt zich zoals verwacht en afgesproken is. Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? De eisen van biologische practica op het Via Nova College zijn conform de eindtermen van biologisch onderwijs. De practica moeten aan de onderwijskwaliteit voldoen, en moeten veilig zijn voor docenten en leerlingen. Hoe is een effectief practicum voor te bereiden op het Via Nova College? Op het Via Nova College worden practica voorbereid door te kijken naar enerzijds de praktische/ organisatorische kant, en anderzijds de didactische kant. In de onderbouw wordt er een hoge werkdruk ervaren. Hierdoor is de motivatie om practica voor te bereiden en te geven laag. Het laboratorium ontbreekt nog materiaal om veilig practica te kunnen geven. In de onderbouw is hulp bij het aansturen van de TOA wenselijk. Opmerkwaardigheden De bovenbouwdocenten geven aan dat er voorheen factoren waren die belemmerend werkten in het voorbereiden en uitvoeren van practica, namelijk: tijd, geld, lokaal. Beide docenten geven aan dat deze factoren zijn behandeld, en dat dit niet meer belemmerend zou moeten zijn. De onderbouwdocent geeft aan dat deze factoren tot een bepaalde hoogte nog steeds een belemmering zijn, en dan met name tijd (hoge werkdruk). 6 2.3 Literatuurverkenning 2.3.1 Inleiding Onderzoeksvraag Hoe kunnen docenten effectief biologische practica voorbereiden voor onderbouwklassen van het Via Nova College? Deelvragen Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? Wat is een effectief biologisch practicum? Wat is een effectief biologisch practicum voor het VMBO basis/kader/TL? Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? 2.3.2 Literatuurverkenning Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? (theorie/praktijk) Van den Berg beschrijft in “Practicum: leren ze er wat?” (1994) uitgebreid wat de zin en onzin van practica is. De doelstellingen van practica zijn volgens hem: “Ondersteuning van theorie d.m.v. verificatie of ‘ontdekkingsproeven’. Het leren onderzoeken met behulp van experimenten (m.b.t. onderzoek vaardigheden en onderzoeksproces.) Het leren gebruiken van een aantal meetinstrumenten en practicumtechnieken. Motiveren van leerlingen. Betekenis laten zijn van ‘experimentele’ wetenschap”. (Van den Berg, 1994) Hoewel deze doelstellingen als zeer aanvullend op de leerlijn beschouwd kunnen worden, moet rekening worden gehouden van een juiste toepassing van het practicum: “Practica zijn beter dan andere lesmethoden in leren gebruiken van apparatuur en meettechnieken. Practica zijn niet beter dan andere methoden in het leren van theorie/begrippen. Practica zijn niet beter dan andere methoden in het leren onderzoeken. Practica kunnen leiden tot een wat betere motivatie, maar vertaalt niet per se in betere prestaties.” (Van den Berg, 1994) Deze uitspraken baseert Van den Berg op vier uitgebreide samenvattingen van onderzoeken naar de uitkomsten van practicumonderwijs (Bates G.R., 1978). De resultaten op deze onderzoeken zijn een gemiddelde van een grote hoeveelheid metingen. Dit betekend dat er klassen en docenten zowel boven als onder het gemiddelde kunnen presteren. Als alternatieve conclusies op de onderzoeken stelt Van den Berg dat: “Practica geen betere resultaten geven dan andere methoden. Practica verkeerd worden toegepast en met betere didactiek ook betere resultaten kunnen opleveren dan andere methoden.” (Van den Berg, 1994) Misconcept en wetenschappelijk concept In de praktijk blijken misconcepten hardnekkig en bestendig tegen instructie, of traditionele lessen. Via practica kunnen misconcepten van conceptuele problemen worden ontkracht, door leerlingen actief te betrekken en kennis te laten maken met wetenschappelijk onderzoek (Mc Dermot LC., 2000). Mc Dermot heeft omschreven hoe docenten de verschuiving van misconcept naar wetenschappelijk concept kunnen faciliteren. Later in deze literatuurverkenning (in het gedeelte over onderzoekspractica) word hierop teruggekomen. Door dit proces wordt de leerling gestimuleerd om misconcepten te verwerpen om plaats te geven aan wetenschappelijke concepten. Om dit te laten gebeuren is de confrontatie tussen misconcept en wetenschappelijk concept onvermijdelijk (Mc Dermot LC., 2000). Foeken schrijft in ‘Practicum biologie: Een analyse 2’ (2009) dat biologische practica vaak bedoeld zijn om een eerste indruk te geven in wetenschappelijk onderzoek. Foeken concludeert dit na een onderzoek onder docenten en leerlingen. De docenten in het onderzoek zijn terughoudend in het geven van open practica. De reden hiervoor is dat scholieren geen academici zijn, en scholieren “vertonen nogal eens onvoorspelbaar gedrag”. De docenten zijn bang voor het verlies van controle. Foeken sluit het artikel met de conclusie dat docenten zich meer moeten richten op de inhoudelijke kant van cognitieve aspecten. Hij meent hiermee dat leerlingen meer begrip krijgen van wetenschappelijk onderzoek, en er een hogere mate van betrokkenheid is bij de leerling (Foeken M., 2009). Een verscheidenheid aan oorzaken kunnen bijdragen aan het niet- of niet naar verwachting plaatsvinden van practica. In ‘Practicum biologie: Een analyse 1’ (2009) zet Foeken twee verschillende oorzaken uiteen. Een oorzaak is de docent. De docent kan een gebrek hebben aan het 7 onderzoeksproces. De docent is niet in staat om een onderzoek op te zetten. In dit geval staat de docent niet boven de materie, en zal niet in staat zijn hier kundig les in te geven. Een andere oorzaak is de omstandigheden op de school. Het gebrek aan tijd word door Foeken in het bijzonder uitgelicht. Er is tijd nodig om allerlei voorbereidende activiteiten te ondernemen. Denk hierbij aan overleg met collega’s en leerlingen. Daarnaast is er tijd nodig om het onderzoeksproces te faciliteren, het onderzoek uit te voeren, een verslag af te ronden, het verslag te beoordelen en te evalueren (Foeken M., 2009). Wat is een effectief biologisch practicum? (theorie) Practica kunnen als middel ingezet worden om verschillende doelen te behalen. Afhankelijk van het doel moet het practicum met tact worden vormgegeven. Bij het vormgeven moet rekening worden gehouden met de mate van openheid en geslotenheid, de vrijheidsgraad, verschillende typen practica en de fasering van deze typen practica. Het doel, en de moeilijkheidsgraad van het practicum houden nauw verband met hoe al deze eerder genoemde onderdelen moeten worden vormgegeven. De docent moet hierover in de voorbereiding een zeer bewuste keuze maken, wil het practicum effectief zijn. Gesloten en open practica De gesloten- of openheid van een practicum wordt bepaald door hoeveel de leerling zelf mag bepalen. In “Practicum biologie: een analyse 1” (2009) levert Foeken een definitie. “Een gesloten practicum is een practicum met een voorschrift, dat als een (kookboek)recept wordt aangeboden. De eigen inbreng van de leerling is vrijwel nihil (niveau 1). Een halfopen practicum is een practicum met een voorschrift, waarin vrijheidsgraden voor de leerling zijn opgenomen, zoals het maken van een eigen proefopzet met aangeboden materiaal, het verzamelen van resultaten en het zelf formuleren van conclusies (niveau 2). Een open practicum is een practicum, waarbij alle formulering van vrijwel alle cognitieve aspecten aan de leerling wordt overgelaten (niveau 3)” (Foeken M., 2009). Na de vrijheidsgraden van Falk (1972) te discussiëren word er een uitspraak gedaan over hoe beide theorieën in dit onderzoek worden geïmplementeerd. Vrijheidsgraden Een vrijheidsgraad is een aanduiding van de handelingsvrijheid van de leerling tijdens de uitvoering van het practicum. In de tabel van Falk, Keuchenius & Saalting (1972) staan de vrijheidsgraden genummerd 1 tot en met 6. In een practicum met een vrijheidsgraad van 1 heeft de leerling geen eigen inbreng. De leerling werkt volgens een strak plan, waar niet van afgeweken kan worden. Een practicum met een vrijheidsgraad van 6 biedt de leerling veel ruimte tot experimenteren. De leerling is in principe vrij om zelf te bepalen hoe het onderzoek vorm neemt. Oplopend van vrijheidsgraad 1 tot 6 krijgt de leerling meer gelegenheid om een eigen draai te geven aan het practicum. In bijlage 5 vindt de lezer een tabel van Falk, Keuchenius & Saaltink. Deze tabel kan gebruikt worden om reeds bestaande practica te analyseren op vrijheidsgraden. De tabel kan ook dienst doen als sjabloon voor het bepalen van vrijheidsgraden voor een nog te ontwerpen practicum. In principe zijn de definities van Foeken een beknoptere versie van de vrijheidsgraden van Falk (1972). De definities van Foeken geven echter de mogelijkheid om op een eenduidige manier een uitspraak te doen over de vrijheidsgraad van het practicum. Om deze reden worden de begrippen gesloten-, halfopen-, en open practicum in dit onderzoek behouden. Dit gebeurt echter in combinatie met de vrijheidsgraden van Falk. Een practicum met een vrijheidsgraad van 1 kwalificeert als een gesloten practicum. Een practicum met een vrijheidsgraad van 3 of 4 kwalificeert als halfopen practicum. Een practicum met een vrijheidsgraad van 6 kwalificeert als een open practicum. Een practicum met een grotere openheid wordt eerder verwacht te mislukken door docenten. Docenten geven daarom meer gesloten practica dan half-open of open practica. Het percentage van gegeven practica neemt af naarmate de openheid van het practica toeneemt. Docenten menen wel belang te hechten aan open practica. (Foeken M., 2009). Typen practica en fasering Als de leerling al op de hoogte is van de theorie die gepaard gaat met het practicum betreft het een illustratief practicum. Als de theorie aan de leerling wordt gepresenteerd middels het practicum betreft het een experimenteel practicum (Falk D., 1974). Van den Berg maakt een onderscheid tussen de volgende opsomming van practica. Aansluitend bij deze typen practica heeft Koops een artikel geschreven over de fasering. De fasering van deze practica is opgenomen in de opsomming: Apparatuur practica: Een apparatuur practicum heeft als doel het leren van de vaardigheden die nodig zijn om apparatuur op een correcte manier te gebruiken. Hiervoor is het belangrijk om veel te oefenen, en dit kan door herhaling. Duidelijke voorschriften en aanwijzingen maken een practicum gesloten, maar in het geval van een apparatuur practicum kan dit juist wenselijk 8 zijn (Van den Berg, 1994). Dit betekend niet dat een apparatuur practicum gesloten moet zijn, maar vaak wordt het wel zo uitgevoerd. De fasering: “Oriënteren Voordoen Nadoen Zelf doen” (Koops M.C.) Begripspractica: Het doel van dit type practicum is begripsontwikkeling. Om begripsontwikkeling te faciliteren zijn complexe apparatuur of hoge eisen aan onderzoek vaardigheden af te raden. De confrontatie tussen misconcept en wetenschappelijk concept is hier belangrijk. De begeleiding tijdens het practicum zou gestructureerd moeten zijn. De docent moet sturing geven aan deze confrontatie, dus er is ruimte nodig voor interactie tussen de docent en leerling (Van den Berg, 1994). De fasering: “Oriënteren Voorspellen Waarnemen Verklaren” (Koops M.C.) Onderzoekspractica: Mc Dermot heeft omschreven hoe een misconcept – wetenschappelijk concept confronterend onderzoek het best is vorm te geven: De leerling wordt eerst een experiment voorgelegd waarvan een voorspelling moet worden gedaan van de uitkomst. De voorspelling moet de leerling onderbouwen, met een redenering (van aanwezige (voor)kennis). Het experiment wordt getoond, de leerling controleert of de uitkomst van het experiment klopt met de voorspelling en beredenering. Bij een discrepantie tussen de uitkomst en voorspelling wordt de leerling uitgedaagd om zijn voorspelling en redenering aan te passen . “Praktijk en literatuur verkenning Plan van aanpak met onderzoeksvraag Uitvoering Antwoord op de onderzoeksvraag” (Koops M.C.) De moeilijkheidsgraad van een practicum hangt af van de bekwaamheid van de leerling met de vaardigheden die de verschillende typen practica vragen en de hoeveelheid vrijheidsgraden de leerling krijgt. Het is verstandig om de vrijheidsgraden synchroon op te bouwen met de bekwaamheid van de leerling met de verschillende typen practica. Foeken stelt voor om in een leerlijn de practica op te bouwen van een gesloten naar een open volgorde, en dan met name de volgorde apparatuur-, begrips-, onderzoekspracticum (Foeken M., 2009). Wat is een effectief biologisch practicum voor het VMBO basis/kader/TL? (theorie) Drs. Groeneveld heeft in opdracht van Hiteq een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van VMBO-leerlingen en “generatie Einstein”. Dit onderzoek is uitgevoerd onder 1420 basis, kader en TL VMBO leerlingen. Groeneveld concludeert dat de VMBO’er vaak voorkeur geeft aan het uitproberen dan het lezen van een instructie. Allochtonen hebben een grotere behoefte aan instructie dan autochtonen. Daarnaast blijkt het dat VMBO’ers een grote behoefte hebben aan een duidelijke structuur bij het leren. In het uitvoeren van opdrachten waarbij ze meer vrijheid hebben blijven ze sterk afhankelijk van de docent. Daarnaast geeft een vijfde van de respondenten aan moeite te hebben met lezen, waarvan jongens meer moeite hebben dan meisjes. Meisjes zijn ook nog zelfstandiger in creatieve onderdelen van opdrachten of het zoeken naar informatie, en meisjes willen weten wat de relevantie van een opdracht is. Dit sluit sterk aan bij het concept-context leren (Brown, 2008). Vrijwel alle respondenten kunnen beter omgaan met beeldinformatie dan tekstuele informatie. Dit komt sterk overeen met wat Meijer schrijft in “Een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, in de volksmond de verbaal/ performaal kloof onderzocht” (Meijer R., 2008). Daarbij heeft een meerderheid van VMBO’ers wel eens last van information overload. De overload ontstaat door een grote hoeveelheid informatie, al zij dat vanuit één bron of meerdere. Als laatste blijkt dat 36,9% (waarvan 42,1% meisje en 35,3% jongens) moeite blijkt te hebben met concentreren. Het VMBO bestaat uit kleurrijke leerlingen, ieder met zijn of haar eigen behoeften. Een effectief practicum is ontworpen om te differentiëren tussen de behoeften van de doelgroep. Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? (theorie/praktijk) Wat betreft practica is er in het schoolplan 2014-2018 een beleid geschreven: “Bij de beroepsgerichte vakken wordt veel aandacht aan praktische vaardigheden gedaan. Leren door doen is hier het moto. In de andere vakken zal meer aandacht besteed worden aan het praktisch bezig zijn en toepassen van de leerstof. Bij vakken zoals natuurkunde en biologie wordt veel aan practicum en onderzoek vaardigheden gedaan. Regelmatig wordt er door de leerlingen aan vakoverstijgende projecten gewerkt.” (Via Nova College, 2014) 9 Het beleid stelt dat in de beroepsgerichte vakken veel aan practicum en onderzoek vaardigheden wordt gewerkt en dat leerlingen met regelmaat werken aan vakoverstijgende projecten. De school heeft daarnaast per vakgroep een vakwerkplan. In het vakwerkplan van de vakgroep biologie staat de visie omtrent practica van de vakgroep beschreven: “Het creëren van een rijke leeromgeving gericht op het vergaren van kennis en op het ontwikkelen van vakspecifieke en vakoverstijgende competenties waarbij maatschappelijke relevantie benadrukt wordt opdat de leerling het vak niet alleen succesvol zal afronden maar ook voorbereid is op de maatschappij. Onder rijke leeromgeving wordt verstaan dat het vak biologie Inhaakt op de maatschappelijke actualiteit opdat de leerling verkregen kennis direct kan eigen maken Gebruik gemaakt wordt van meervoudige intelligentie opdat de verschillende kwaliteiten van elke leerling optimaal benut wordt Gebruik gemaakt wordt van activerende didactiek en praktische opdrachten binnen en buiten de school, opdat leerlingen actief deelnemen aan hun leerproces Een beeld geeft van mogelijke opleidingen en beroepen die gerelateerd zijn aan de opgedane kennis en vaardigheden.” (Vakgroep biologie Via Nova College) Praktisch werken wordt benoemd als onderdeel van het vak biologie, maar er wordt niet op ingegaan hoe dit praktische werk vormgegeven moet worden. Er zijn geen eisen of verwachtingen vastgelegd hieromtrent. 2.3.3 Conclusies Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? Practica zijn alleen een toevoeging aan de leerlijn mits ze effectief uitgevoerd worden. Practica kunnen worden ingezet om misconcepten te vervangen voor wetenschappelijke concepten, het aanleren van vaardigheden die gepaard gaan met het werken van bepaalde materialen, of het ontwikkelen van onderzoek vaardigheden. Wat is een effectief biologisch practicum? Een practicum is effectief zodra het is ontworpen om aan te sluiten op de behoeften en vaardigheden van zowel docent als leerling, en het daadwerkelijk een toevoeging is aan de leerlijn. Afhankelijk van het doel en de doelgroep moet de docent het practicum zorgvuldig vormgeven rond de mate van openheid en geslotenheid, de vrijheidsgraad, verschillende typen practica en de fasering van de practica. Wat is een effectief biologisch practicum voor het VMBO basis/kader/TL? Een effectief practicum is ontworpen om te differentiëren tussen de behoeften van de doelgroep. Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? Het schoolplan 2014-2018 stelt dat er veel aan practica en onderzoek vaardigheden wordt gewerkt. In het vakwerkplan biologie staat beschreven dat practica een onderdeel uitmaakt van het vak. In beide stukken staan geen eisen of richtlijnen aan practica omschreven. 10 3 Het Beroepsproduct 3.1 Conclusies verkenning Nu er een antwoord is gegeven op alle deelvragen kan antwoord worden gegeven op de hoofdvraag. De hoofdvraag luid: Hoe kunnen docenten effectief biologische practica voorbereiden voor onderbouwklassen van het Via Nova College? Practica worden door de sectie biologie gezien als een belangrijk onderdeel van de leerlijn, omdat de werkvorm aansluit op het type onderwijsbehoefte van de leerling populatie van het Via Nova College. De theorie zegt echter dat practica pas een toevoeging zijn mits ze effectief worden uitgevoerd. De werkvorm kan worden ingezet om misconcepten te vervangen voor wetenschappelijke concepten, het aanleren van vaardigheden die gepaard gaan met het werken van bepaalde materialen, of het ontwikkelen van onderzoek vaardigheden. De vakgroep biologie vindt een practicum effectief zodra de leerling de theorie aan de praktijk weet te koppelen, terwijl dit in een prikkelende context wordt gepresenteerd. Daarnaast moet de docent over de kennis en kunde beschikken om practica goed uit te voeren. De docent moet een innerlijke overtuiging hebben dat practica bijdragen aan biologisch onderwijs, en de algehele opvoeding van het kind. Verder is het belangrijk dat het lokaal een krachtige leeromgeving is, het benodigde materiaal in toereikende kwantiteit aanwezig is en in goede staat verkeert en dat de leerling zich gedraagt zoals verwacht en afgesproken is. De theorie zegt dat een practicum effectief is zodra het is ontworpen op de behoeften en vaardigheden van zowel docent als leerling. Afhankelijk van het doel en de doelgroep moet de docent het practicum zorgvuldig vormgeven rond de mate van openheid en geslotenheid, de vrijheidsgraad, verschillende typen practica en de fasering van de practica. Op het Via Nova College worden practica voorbereid door te kijken naar de praktische/organisatorische kant en de didactische kant. Er wordt een hoge werkdruk ervaren, waardoor de motivatie om practica te geven laag is. In de onderbouw is hulp bij het aansturen van de TOA wenselijk. De theorie zegt dat een effectief practicum ontworpen is om te differentiëren tussen de behoeften van de doelgroep. Opmerkwaardig is dat alle docenten aangeven dat er factoren waren die belemmerend werkten in het voorbereiden en uitvoeren van practica, namelijk: tijd, geld, lokaal. Docenten in de bovenbouw geven aan dat deze factoren behandeld zijn, en geen belemmering meer zouden moeten zijn. De onderbouwdocent geeft aan dat deze factoren tot een bepaalde hoogte nog steeds een belemmering zijn, en dan met name tijd. 11 3.2 Ontwerpeisen Het product wordt een Didactische Analyse formulier, specifiek gericht op het voorbereiden van practica. In het DA formulier staan allerlei zaken waarbij een regulier DA formulier aan voorbij wordt gegaan. Het DA formulier helpt de docent zorgvuldig te kiezen het practicum vorm te geven. Het DA formulier leunt zwaar op begrippen uit de literatuurstudie. Hierdoor kan het DA formulier gebruiksvriendelijkheid verliezen. Om deze reden is de literatuurstudie opgenomen als leeswijzer toegevoegd als bijlage. Het DA formulier bevat de volgende onderdelen: Leerdoel(en) van het thema Leerdoel(en) van het practicum Leerdoel(en) van vervolglessen/ practica Wat is het type practicum en waarom? Hoe koppel je de leeractiviteit aan het leerdoel (wat doet de leerling om het doel te bereiken)? Materialen, hoeveelheid en voorradig Methode (beschrijf het practicum) Welke vrijheidsgraad krijgen de leerlingen en waarom? (Hoe) differentieer je in vrijheidsgraden voor verschillende leerlingen? (Hoe) differentieer je op leerlingen met speciale onderwijsondersteuning? Hoe confronteer je het misconcept met het wetenschappelijke concept? Hoe verbind je het concept met de context (leefwereld/ beroep)? Aanwezige kennis of vaardigheden van de leerling: Situationele gegevens: Hoe te handelen op ongewenst gedrag. Welk gedrag kun je verwachten, en hoe reageer je hierop? Hoe maak je je verwachtingen duidelijk naar de leerling? Succes criteria (sterke en zwakke punten vaststellen) Hoe vang je het falen van het practicum op? Veiligheidsmaatregelen Op of aanmerkingen van TOA naar docent (van te voren/ achteraf) Bij de voorbereiding en uitvoering gebruikte literatuur en andere bronnen. Lesoverzicht 12 4 Evaluatieonderzoek 4.1 Inleiding en evaluatievragen Het product is geschreven, en gedistribueerd naar de biologie docenten van zowel de onder- als de bovenbouw. Nu moet achterhaald worden of het product zijn beoogde doel behaald. Hiertoe wordt het product getest door de docenten biologie van het Via Nova College. Om te achterhalen of het product zijn beoogde doel behaalt moet een evaluatieonderzoek worden uitgevoerd. Het doel van het evaluatieonderzoek is te achterhalen of het product bijdraagt aan het effectief voorbereiden van de practica. Met dit onderzoeksdoel voor ogen is een onderzoeksvraag geformuleerd: Helpt het DA formulier practica de onderbouw docenten biologie van het Via Nova College bij het effectief voorbereiden van de practica? De begrippen in de onderzoeksvraag zijn voldoende uiteengezet in de literatuurverkenning. In dit geval is enkel een praktijkverkenning nodig. Om in de praktijk genoeg informatie te verzamelen om eenduidig antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn deelvragen noodzakelijk: Draagt het product positief bij aan het voorbereiden van het practicum? (enquête) Op welke manier heeft het product bijgedragen aan het effectief voorbereiden van het practicum? (interview) Past het product binnen het type onderwijs van het Via Nova College? (enquête/ interview) Heeft het product een positief effect op het uitvoeren van het practicum? (enquête) Wat voor effect heeft het product op het uitvoeren van het practicum?(interview) Hoe zou je het product bijstellen voor effectiever gebruik? (enquête/ interview) 4.2 Plan van aanpak en middelen Nu er een onderzoeksvraag en deelvragen zijn geformuleerd is het van belang om te kiezen voor een onderzoeksmiddel. De cursushandleiding stelt als eis dat minimaal een enquête wordt gebruikt, en dat er daarnaast keuze is tussen verschillende middelen. In dit geval is gekozen voor een gestructureerd interview met het vakgroep hoofd. Het gestructureerde interview is bedoeld als aanvulling op het enquête formulier, waarmee kan worden aangegeven wat de ervaring is met het product. De enquête levert een simpel te verwerken vorm van informatie, die eenduidig zal aanwijzen wat de ervaring is van de respondenten met het product. Het interview geeft een grote hoeveelheid informatie, in de vorm van antwoorden op open vragen, interpretaties of aanbevelingen. Deze informatie wordt geanalyseerd door de informatie terug te brengen tot betekenisvolle tekstfragmenten. Deze tekstfragmenten worden dan gelabeld naar relevantie met een deelvraag. Op deze manier zijn de resultaten uit het interview overzichtelijk, en kan betrouwbaar antwoord worden gegeven. De enquête zal worden afgenomen onder alle docenten die gebruik hebben gemaakt van het product. De enquête en de leidraad evaluatie interview zijn in de bijlagen te vinden als bijlage 4B. Voor de presentatie van het beroepsproduct worden alle betrokken correspondenten en de directeur van het Via Nova College uitgenodigd. Als presentatie vorm is gekozen voor een verdediging van de onderzoeksresultaten. 13 4.3 Resultaten en conclusies evaluatie en presentatie Voor een overzicht van de resultaten uit het evaluatieonderzoek wordt verwezen naar bijlage 4C Conclusie Uit de resultaten is te concluderen dat het product positief bijdraagt aan het voorbereiden van de practica. Het product bevat alle componenten die van invloed zijn op een succesvol practicum. Het product zet aan tot nadenken over alle componenten van de practica, waardoor het een positief effect heeft op het uitvoeren van de practica. Volgens de respondenten is het product waarschijnlijk het best in te zetten bij de voorbereiding van een halfopen of open practicum. Ook geven de respondenten aan dat het product vrij omvangrijk is, en dat daardoor het gebruik van het product voor alle practica niet realistisch is. Met het oog hierop past het product binnen het onderwijs van het Via Nova College. Voor gebruik in de toekomst wordt aanbevolen om het product in te zetten bij: Vakinhoudelijke/ vakdidactische professionalisering van LIDO/LIO studenten Themabijeenkomsten van exacte vakken Studiedagen van exacte vakken Presentatie De presentatie is bijgewoond door docent 1, docent 2 en de opdrachtgever. Na de presentatie hebben alle aanwezigen hun ervaringen en verwachtingen kunnen uiten. De belangrijkste punten hiervan zijn: De aanwezigen kunnen zich vinden in de aanbevelingen voor het gebruik van het product. Het product kan vereenvoudigd worden door individuele producten te maken voor geslotenhalfopen- en open practica. Dit maakt de individuele producten, of in ieder geval het gesloten practicum product van minder grote omvang. Dit verhoogt de dagelijkse bruikbaarheid. Omdat er verder onderzoek nodig is om te bepalen wat essentiële onderdelen zijn voor de verschillende typen practica is meer tijd nodig. Om deze reden is in de ontwerpfase niet gekozen voor een splitsing van de producten. Het product is te gebruiken bij de school brede verbetering van het toets beleid. Dit met het oog op de verbetering van de programma voor toetsing onderbouw en programma voor toetsing en afsluiting (hierna te noemen PTO’s en PTA’s respectievelijk) In de toekomst zal een LIDO/LIO onderzoeken hoe de dagelijkse bruikbaarheid van het product te verhogen is. De aanwezigen vinden de brede inzet van het product voor de vakken exact een interessant middel om de kwaliteit van de practica te verhogen. 14 Bibliography Bates G.R. (1978). The role of the laboratory in secondary school science programs. What research says to the science teacher (Vol 1) . Bergkamp P., D. B. (1976). Leerdoelen formuleren. Driebergen: Werkgroep Docenten Onderwijszaken. Brown, B. A. (2008). A “Content-First”Approach to Science teaching. Csikszentmihaly, M. (2010). Flow Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom Amsterdam. Falk D., K. F. (1974). De bioloog als leraar. Gronigen: Wolters-Noordhoff. Foeken M. (2009). Practicum biologie: een analyse 1. NVOX . Gerlach V.S., E. D. (1971). Teaching and media. Englewood Cliffs: Prentice-Hall. Groeneveld M.J. Kenmerkend VMBO. Hilversum: Hiteq. Koops M.C. Fasering van verschillende soorten practica. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Mc Dermot LC. (2000, 01 01). Bridging the gap between teaching and learning: The role of physics education research in the preparation of teachers and majors. Investigações em Ensino de Ciências . Meijer R. (2008, 09 01). Een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, in de volksmond de verbaal/performaal kloof onderzocht. Opgeroepen op 04 01, 2014, van pharosnl.nl: http://pharosnl.nl/?v-p-kloof Rijksoverheid. (2014, 01 01). Wanneer krijgt mijn kind leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)? Opgeroepen op 10 03, 2014, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passendonderwijs/vraag-en-antwoord/wanneer-krijgt-mijn-kind-leerwegondersteunend-onderwijs-lwoo.html Stichting LOOT. (2014, 01 01). Startpagina. Opgeroepen op 03 06, 2014, van Stichting LOOT: http://www.stichtingloot.nl/index.php?pid=1 Vakgroep biologie Via Nova College. Vakwerkplan: biologie 2013-2014. Van den Berg, E. (1994). Practicum: leren ze er wat? NVOX. Van der Donk, C. V. (2013). Praktijkonderzoek in de School. Bussum: Coutinho. Via Nova College. (2014, 01 01). Schoolplan 2014-2018. Utrecht, Utrecht, Nederland. Via Nova College. (2013, 01 01). Visie op onderwijs. Opgeroepen op 06 03, 2014, van Via Nova College: http://vianovacollege.nl/visie Via Nova College. (2014, 01 01). Visie op onderwijs. Opgeroepen op 03 06, 2014, van Via Nova College: http://vianovacollege.nl/visie 15 Bijlagen Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning Interview docenten Vraag Hoe lang ben je in het bezit van je diploma? Hoe lang werk je in het vakgebied? Welke typen onderwijs heb je gedoceerd? Waarom heb je gekozen voor deze doelgroep/school? Hoeveel ervaring heb je met het geven van practica, verklaar dit aan de hand van voorbeelden? Wat zijn zaken waar je op let bij het voorbereiden van de practica? Wat zijn zaken waar je op let bij het uitvoeren van de practica? Waar vind je dat je extra hulp/begeleiding bij kan gebruiken? Wat zijn je ervaringen met voorbereiden van onderbouw practica op het VNC? Antwoord En vergeleken met bovenbouw practica? Wat zijn je ervaringen met geven van onderbouw practica op het VNC? En vergeleken met bovenbouw practica? Wat zijn je richtlijnen mbt het voorbereiden van onderbouw practica op het VNC? Wat zijn je richtlijnen mbt het geven van onderbouw practica op het VNC? Wat zijn voor jou criteria voor een effectief practicum? Wat zijn de eisen van de school mbt het voorbereiden van onderbouw practica op het VNC? Wat belemmert je in het voorbereiden van onderbouw practica op het VNC? Waar denk je dat deze twee elkaar niet overlappen? Wat zijn de eisen van de school mbt het uitvoeren van onderbouw practica op het VNC? Wat belemmert je in het geven van onderbouw practica op het VNC? Waarom belemmert dit je (tijd, faciliteiten, budget, beleid, toezegingen, medewerken van anderen, gedrag leerlingen)? Waarom belemmert dit je (tijd, faciliteiten, budget, beleid, toezegingen, medewerken van anderen, gedrag leerlingen)? Wat denk je dat er moet veranderen om deze belemmering weg te nemen? Welke vraag is niet gesteld die jij wel gesteld zou hebben? 16 Bekijk samen de missie en visie van het VNC waar komen de missie en visie overeen met de realiteit Wat zijn vakspecifieke competenties? Wat zijn vakoverstijgende competenties? Denk aan vakoverstijgende project. Denk aan meervoudige intelligentie, denk aan activerende didactiek zowel binnen als buiten school, denk aan een beeld geven van beroepen 17 Interview vakgroep hoofd Vraag Wat is jouw persoonlijke visie op practica in de school? Wanneer vind jij een practicum effectief? Wat zijn criteria voor een effectief practicum? Wat zijn overwegingen die je maakt bij het voorbereiden van een practicum? (leerdoel gekoppeld aan activiteit, type practicum: apparatuur, onderzoek, begrips) activiteit, coco benadering Wat zie je als belemmering in het voorbereiden van practica? Wat zie je als kans in het voorbereiden van practica? Wat is de visie van de school op practica? Wat is de visie van de vakgroep op practica? Wat voor eisen steld de school/vakgroep aan practica? Hoe word gecontroleerd of aan de eisen voldaan word? Wat als blijkt dat niet aan de eisen voldaan word? Wat als blijkt dat wel aan de eisen voldaan word? Wat zijn vakspecifieke competenties? Wat zijn vakspecifieke competenties? Hoe word gecontroleerd of de doelen in het vakwerkplan zijn volbracht? Hoe worden de vakspecifieke competenties in de leerlijn geïmplementeerd? Hoe word dit gecontroleerd? Antwoord 18 Bijlage 2B Geordende gegevens praktijkverkenning Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? Het vakgroep hoofd vindt dat practica aansluiten bij het type onderwijsbehoefte van de leerling populatie van het Via Nova College. Docent 1 vindt dat practica aansluiten bij het type onderwijsbehoefte van de leerling populatie van het Via Nova College. Docent 2 vindt dat practica aansluiten bij het type onderwijsbehoefte van de leerling populatie van het Via Nova College. Wat is volgens biologie docenten op het Via Nova College een effectief practicum? Het vakgroep hoofd vindt de volgende zaken kenmerkelijk voor een effectief practicum: Een krachtige leeromgeving mbt tot het lokaal. Organisatorisch op orde mbt opbouw en afbouw. Organisatorisch op orde mbt materialen. De docent moet een innerlijke overtuiging hebben dat practica van belang zijn voor het biologische onderwijs en de opvoeding van het kind in het algemeen. Het vakgroep hoofd vindt een practicum effectief als de leerling theorie, praktijk en context, door het practicum weet te koppelen aan elkaar. Docent 1 vindt dat practica een duidelijk doel moeten hebben. Docent 1 vindt dat effectieve practica een goede voorbereiding nodig hebben. Met een goede voorbereiding kan het practicum bijna niet mis gaan, tenzij leerlingen zich niet wenselijk gedragen. Docent 1 vindt dat de docent het practicum zelf goed moet kunnen uitvoeren, en inhoudelijk goed onderbouwd moet zijn. Docent 1 vindt dat een effectief practicum een goede handleiding gebruikt voor zowel docent als leerling. Docent 1 en 2 vinden een practicum effectief als de leerling theorie, praktijk en context, door het practicum weet te koppelen aan elkaar. Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? Het vakgroep hoofd geeft aan dat praktische vaardigheden zijn opgenomen in de eindtermen van het biologisch onderwijs. Docent 1 geeft aan dat in het vakwerkplan per thema aangegeven is wat behandeld wordt, en welke practica er gegeven gaan worden. Bij deze practica zijn kerndoelen beschreven. Docent 2 vindt de volgende zaken vereisten van practica op het Via Nova College: Een biologische leeromgeving Een TOA om te zorgen voor op- en afbouw, materialen, en didactische ondersteuning tijdens de uitvoering. Kinderen moeten veilig omgaan met het materiaal, voor hun veiligheid en om het materiaal te behouden. Docenten moeten een BHV’er zijn. Het practicum moet theorie aan praktijk koppelen. Hoe is een effectief practicum voor te bereiden op het Via Nova College? Docent 1 en 2 geven aan dat een effectief practicum op het Via Nova College voorbereid wordt door op de volgende zaken te letten: Lokaal indeling. Lokaal omgeving. Hoeveelheid leerlingen. Het type leerling (niveau/ LWOO). Organisatie met betrekking tot materialen. Rekening houden met het mislukken van het practicum, en hierop voorbereid zijn. Een backup voor het geval het practicum mislukt. Welke leeractiviteiten worden gekoppeld aan de leerdoelen? Wat leren de leerlingen van het practicum? Hoe begrijpelijk is de opdracht? Werkt de leerling individueel of in groepen? Hoe afhankelijk is de leerling van de docent, of hoeveel hulp heeft de leerling nodig van de docent? Docent 1 geeft aan dat het belangrijk is om flexibel om te kunnen gaan met onverwachte veranderingen. Docent 1 geeft aan dat een facilitair gedeelte op het Via Nova College nog ontbreekt (zuurkast, afzuiging, branddekens, kapjes voor de rookmelders). Docent 1 geeft aan dat het door de hoge werkdruk lastig is geweest om de TOA effectief aan te sturen. 19 Daarnaast zijn uit de interviews de volgende opmerkwaardigheden gebleken: Het vakgroep hoofd zegt dat het geven van practica ondersneeuwt door druk vanuit lesuren, lesstof, toets weken, PTO’s/PTA’s. Het vakgroep hoofd geeft aan dat in het verleden de motivatie van docenten om practica te geven laag was. Het vakgroep hoofd geeft aan dat dit komt doordat het geven van practica organisatorisch lastig was. De factoren hiervoor waren onder andere het ontbreken van een vast biologielokaal/laboratorium, het ontbreken van een TOA, het ontbreken van materiaal/ financiën. Het vakgroep hoofd geeft aan dat er aandacht is besteed aan deze factoren, en dat het geen probleem meer zou moeten zijn. Docent 1 ervaart een hoge werkdruk. Docent 1 geeft aan dat het te kort aan materiaal en tijd ervoor zorgt dat de motivatie van het geven van practica laag is. Docent 1 geeft aan dat docenten veel vrijheid hebben om het onderwijs zelf vorm te geven. Docent 1 geeft aan dat er in het schooljaar 2013-2014 veel afspraken zijn gemaakt mbt het geven van toetsen en practica. Dit geeft een richtlijn, en is bedoeld om het onderwijs van hogere kwaliteit te maken. Docent 2 vindt dat het voorbereiden in het verleden administratief, logistiek en financieel lastig is geweest. Docent 2 heeft in het verleden een hoge werkdruk ervaren. Docent 2 geeft aan dat de motivatie om practica te geven hierdoor afnam. Docent 2 geeft aan dat administratieve, logistieke en financiële factoren nu geen obstakel meer zijn 20 Bijlage 3A Het beroepsproduct: DA formulier Practica Beroepsproduct 3 Didactische analyse formulier voor practica +leeswijzer Tonke Nijhof 21 Inleiding Voor u ligt het product van mijn afstudeerproject aan de Hogeschool Utrecht. Het product is een didactische analyse formulier, ontworpen met het doel effectief practica voor te bereiden. Vooraf aan dit product ging een literatuurstudie, en een praktijkverkenning. De praktijkverkenning is te lezen in het verslag van het afstudeerproject. De literatuurstudie is opgenomen in dit document als Bijlage 1: Leeswijzer. Het lezen van de leeswijzer is essentieel om te doorgronden hoe er met het DA formulier te werken is. Groeten, Tonke Nijhof 22 DA formulier practica Datum: Uur: Klas: Leerdoel(en) van het thema: Leerdoel(en) van het practicum: Leerdoel(en) van vervolglessen/ practica: Wat is het type practicum en waarom? Hoe koppel je de leeractiviteit aan het leerdoel (wat doet de leerling om het doel te bereiken)? Materialen: Materiaal Hoeveelheid Voorradig Methode (beschrijf het practicum): Welke vrijheidsgraad krijgen de leerlingen en waarom? (Hoe) differentieer je in vrijheidsgraden voor verschillende leerlingen? (Hoe) differentieer je op leerlingen met speciale onderwijsondersteuning? Hoe confronteer je het misconcept met het wetenschappelijke concept? 23 Hoe verbind je het concept met de context (leefwereld/ beroep)? Aanwezige kennis of vaardigheden van de leerling: Situationele gegevens: Hoe te handelen op ongewenst gedrag. Welk gedrag kun je verwachten, en hoe reageer je hierop? Hoe maak je je verwachtingen duidelijk naar de leerling? Succes criteria (sterke en zwakke punten vaststellen) Sterk Zwak Hoe vang je het falen van het practicum op? Veiligheidsmaatregelen: Op of aanmerkingen van TOA naar docent (van te voren/ achteraf): Bij de voorbereiding en uitvoering gebruikte literatuur en andere bronnen. 24 Lesoverzicht Lesfase Opstart Tijd Lesinhoud Lesdoel Docenthandeling Leerlinghandeling Romp Afsluiting 25 Bijlage 1: Leeswijzer Wat is de toegevoegde waarde van practica aan de leerlijn? Van den Berg beschrijft in “Practicum: leren ze er wat?” (1994) uitgebreid wat de zin en onzin van practica is. De doelstellingen van practica zijn volgens hem: “Ondersteuning van theorie d.m.v. verificatie of ‘ontdekkingsproeven’. Het leren onderzoeken met behulp van experimenten (m.b.t. onderzoek vaardigheden en onderzoeksproces.) Het leren gebruiken van een aantal meetinstrumenten en practicumtechnieken. Motiveren van leerlingen. Betekenis laten zijn van ‘experimentele’ wetenschap”. (Van den Berg, 1994) Hoewel deze doelstellingen als zeer aanvullend op de leerlijn beschouwd kunnen worden, moet rekening worden gehouden van een juiste toepassing van het practicum: “Practica zijn beter dan andere lesmethoden in leren gebruiken van apparatuur en meettechnieken. Practica zijn niet beter dan andere methoden in het leren van theorie/begrippen. Practica zijn niet beter dan andere methoden in het leren onderzoeken. Practica kunnen leiden tot een wat betere motivatie, maar vertaalt niet per se in betere prestaties.” (Van den Berg, 1994) Deze uitspraken baseert Van den Berg op vier uitgebreide samenvattingen van onderzoeken naar de uitkomsten van practicumonderwijs (Bates G.R., 1978). De resultaten op deze onderzoeken zijn een gemiddelde van een grote hoeveelheid metingen. Dit betekend dat er klassen en docenten zowel boven als onder het gemiddelde kunnen presteren. Als alternatieve conclusies op de onderzoeken stelt Van den Berg dat: “Practica geen betere resultaten geven dan andere methoden. Practica verkeerd worden toegepast en met betere didactiek ook betere resultaten kunnen opleveren dan andere methoden.” (Van den Berg, 1994) Misconcept en wetenschappelijk concept In de praktijk blijken misconcepten hardnekkig en bestendig tegen instructie, of traditionele lessen. Via practica kunnen misconcepten van conceptuele problemen worden ontkracht, door leerlingen actief te betrekken en kennis te laten maken met wetenschappelijk onderzoek (Mc Dermot LC., 2000). Mc Dermot heeft omschreven hoe docenten de verschuiving van misconcept naar wetenschappelijk concept kunnen faciliteren. Later in deze literatuurverkenning (in het gedeelte over onderzoekspractica) wordt hierop teruggekomen. Door dit proces wordt de leerling gestimuleerd om misconcepten te verwerpen om plaats te geven aan wetenschappelijke concepten. Om dit te laten gebeuren is de confrontatie tussen misconcept en wetenschappelijk concept onvermijdelijk (Mc Dermot LC., 2000). Foeken schrijft in ‘Practicum biologie: Een analyse 2’ (2009) dat biologische practica vaak bedoeld zijn om een eerste indruk te geven in wetenschappelijk onderzoek. Foeken concludeert dit na een onderzoek onder docenten en leerlingen. De docenten in het onderzoek zijn terughoudend in het geven van open practica. De reden hiervoor is dat scholieren geen academici zijn, en scholieren “vertonen nogal eens onvoorspelbaar gedrag”. De docenten zijn bang voor het verlies van controle. Foeken sluit het artikel met de conclusie dat docenten zich meer moeten richten op de inhoudelijke kant van cognitieve aspecten. Hij meent hiermee dat leerlingen meer begrip krijgen van wetenschappelijk onderzoek, en er een hogere mate van betrokkenheid is bij de leerling (Foeken M., 2009). Een verscheidenheid aan oorzaken kunnen bijdragen aan het niet- of niet naar verwachting plaatsvinden van practica. In ‘Practicum biologie: Een analyse 1’ (2009) zet Foeken twee verschillende oorzaken uiteen. Een oorzaak is de docent. De docent kan een gebrek hebben aan het onderzoeksproces. De docent is niet in staat om een onderzoek op te zetten. In dit geval staat de docent niet boven de materie, en zal niet in staat zijn hier kundig les in te geven. Een andere oorzaak is de omstandigheden op de school. Het gebrek aan tijd word door Foeken in het bijzonder uitgelicht. Er is tijd nodig om allerlei voorbereidende activiteiten te ondernemen. Denk hierbij aan overleg met collega’s en leerlingen. Daarnaast is er tijd nodig om het onderzoeksproces te faciliteren, het onderzoek uit te voeren, een verslag af te ronden, het verslag te beoordelen en te evalueren (Foeken M., 2009). Wat is een effectief biologisch practicum? Practica kunnen als middel ingezet worden om verschillende doelen te behalen. Afhankelijk van het doel moet het practicum met tact worden vormgegeven. Bij het vormgeven moet rekening worden gehouden met de mate van openheid en geslotenheid, de vrijheidsgraad, verschillende typen practica en de fasering van deze typen practica. Het doel, en de moeilijkheidsgraad van het practicum houden nauw verband met hoe al deze eerder genoemde onderdelen moeten worden vormgegeven. De docent moet hierover in de voorbereiding een zeer bewuste keuze maken, wil het practicum effectief zijn. 26 Gesloten en open practica De gesloten- of openheid van een practicum wordt bepaald door hoeveel de leerling zelf mag bepalen. In “Practicum biologie: een analyse 1” (2009) levert Foeken een definitie. “Een gesloten practicum is een practicum met een voorschrift, dat als een (kookboek)recept wordt aangeboden. De eigen inbreng van de leerling is vrijwel nihil (niveau 1). Een halfopen practicum is een practicum met een voorschrift, waarin vrijheidsgraden voor de leerling zijn opgenomen, zoals het maken van een eigen proefopzet met aangeboden materiaal, het verzamelen van resultaten en het zelf formuleren van conclusies (niveau 2). Een open practicum is een practicum, waarbij alle formulering van vrijwel alle cognitieve aspecten aan de leerling wordt overgelaten (niveau 3)” (Foeken M., 2009). Na de vrijheidsgraden van Falk (1972) te discussiëren word er een uitspraak gedaan over hoe beide theorieën in dit onderzoek worden geïmplementeerd. Vrijheidsgraden Een vrijheidsgraad is een aanduiding van de handelingsvrijheid van de leerling tijdens de uitvoering van het practicum. In de tabel van Falk, Keuchenius & Saalting (1972) staan de vrijheidsgraden genummerd 1 tot en met 6. In een practicum met een vrijheidsgraad van 1 heeft de leerling geen eigen inbreng. De leerling werkt volgens een strak plan, waar niet van afgeweken kan worden. Een practicum met een vrijheidsgraad van 6 biedt de leerling veel ruimte tot experimenteren. De leerling is in principe vrij om zelf te bepalen hoe het onderzoek vorm neemt. Oplopend van vrijheidsgraad 1 tot 6 krijgt de leerling meer gelegenheid om een eigen draai te geven aan het practicum. In bijlage 2 vindt de lezer een tabel van Falk, Keuchenius & Saaltink. Deze tabel kan gebruikt worden om reeds bestaande practica te analyseren op vrijheidsgraden. De tabel kan ook dienst doen als sjabloon voor het bepalen van vrijheidsgraden voor een nog te ontwerpen practicum. In principe zijn de definities van Foeken een beknoptere versie van de vrijheidsgraden van Falk (1972). De definities van Foeken geven echter de mogelijkheid om op een eenduidige manier een uitspraak te doen over de vrijheidsgraad van het practicum. Om deze reden worden de begrippen gesloten-, halfopen-, en open practicum in dit onderzoek behouden. Dit gebeurt echter in combinatie met de vrijheidsgraden van Falk. Een practicum met een vrijheidsgraad van 1 kwalificeert als een gesloten practicum. Een practicum met een vrijheidsgraad van 3 of 4 kwalificeert als halfopen practicum. Een practicum met een vrijheidsgraad van 6 kwalificeert als een open practicum. Een practicum met een grotere openheid wordt eerder verwacht te mislukken door docenten. Docenten geven daarom meer gesloten practica dan half-open of open practica. Het percentage van gegeven practica neemt af naarmate de openheid van het practica toeneemt. Docenten menen wel belang te hechten aan open practica. (Foeken M., 2009). Typen practica en fasering Als de leerling al op de hoogte is van de theorie die gepaard gaat met het practicum betreft het een illustratief practicum. Als de theorie aan de leerling wordt gepresenteerd middels het practicum betreft het een experimenteel practicum (Falk D., 1974). Van den Berg maakt een onderscheid tussen de volgende opsomming van practica. Aansluitend bij deze typen practica heeft Koops een artikel geschreven over de fasering. De fasering van deze practica is opgenomen in de opsomming: Apparatuur practica: Een apparatuur practicum heeft als doel het leren van de vaardigheden die nodig zijn om apparatuur op een correcte manier te gebruiken. Hiervoor is het belangrijk om veel te oefenen, en dit kan door herhaling. Duidelijke voorschriften en aanwijzingen maken een practicum gesloten, maar in het geval van een apparatuur practicum kan dit juist wenselijk zijn (Van den Berg, 1994). Dit betekend niet dat een apparatuur practicum gesloten moet zijn, maar vaak wordt het wel zo uitgevoerd. De fasering: “Oriënteren Voordoen Nadoen Zelf doen” (Koops M.C.) Begripspractica: Het doel van dit type practicum is begripsontwikkeling. Om begripsontwikkeling te faciliteren zijn complexe apparatuur of hoge eisen aan onderzoek vaardigheden af te raden. De confrontatie tussen misconcept en wetenschappelijk concept is hier belangrijk. De begeleiding tijdens het practicum zou gestructureerd moeten zijn. De docent moet sturing geven aan deze confrontatie, dus er is ruimte nodig voor interactie tussen de docent en leerling (Van den Berg, 1994). De fasering: “Oriënteren Voorspellen 27 Waarnemen Verklaren” (Koops M.C.) Onderzoekspractica: Mc Dermot heeft omschreven hoe een misconcept – wetenschappelijk concept confronterend onderzoek het best is vorm te geven: De leerling wordt eerst een experiment voorgelegd waarvan een voorspelling moet worden gedaan van de uitkomst. De voorspelling moet de leerling onderbouwen, met een redenering (van aanwezige (voor)kennis). Het experiment wordt getoond, de leerling controleert of de uitkomst van het experiment klopt met de voorspelling en beredenering. Bij een discrepantie tussen de uitkomst en voorspelling wordt de leerling uitgedaagd om zijn voorspelling en redenering aan te passen . “Praktijk en literatuur verkenning Plan van aanpak met onderzoeksvraag Uitvoering Antwoord op de onderzoeksvraag” (Koops M.C.) De moeilijkheidsgraad van een practicum hangt af van de bekwaamheid van de leerling met de vaardigheden die de verschillende typen practica vragen en de hoeveelheid vrijheidsgraden de leerling krijgt. Het is verstandig om de vrijheidsgraden synchroon op te bouwen met de bekwaamheid van de leerling met de verschillende typen practica. Foeken stelt voor om in een leerlijn de practica op te bouwen van een gesloten naar een open volgorde, en dan met name de volgorde apparatuur-, begrips-, onderzoekspracticum (Foeken M., 2009). Wat is een effectief biologisch practicum voor het VMBO basis/kader/TL? Drs. Groeneveld heeft in opdracht van Hiteq een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van VMBO-leerlingen en “generatie Einstein”. Dit onderzoek is uitgevoerd onder 1420 basis, kader en TL VMBO leerlingen. Groeneveld concludeert dat de VMBO’er vaak voorkeur geeft aan het uitproberen dan het lezen van een instructie. Allochtonen hebben een grotere behoefte aan instructie dan autochtonen. Daarnaast blijkt het dat VMBO’ers een grote behoefte hebben aan een duidelijke structuur bij het leren. In het uitvoeren van opdrachten waarbij ze meer vrijheid hebben blijven ze sterk afhankelijk van de docent. Daarnaast geeft een vijfde van de respondenten aan moeite te hebben met lezen, waarvan jongens meer moeite hebben dan meisjes. Meisjes zijn ook nog zelfstandiger in creatieve onderdelen van opdrachten of het zoeken naar informatie, en meisjes willen weten wat de relevantie van een opdracht is. Dit sluit sterk aan bij het concept-context leren (Brown, 2008). Vrijwel alle respondenten kunnen beter omgaan met beeldinformatie dan tekstuele informatie. Dit komt sterk overeen met wat Meijer schrijft in “Een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, in de volksmond de verbaal/ performaal kloof onderzocht” (Meijer R., 2008). Daarbij heeft een meerderheid van VMBO’ers wel eens last van information overload. De overload ontstaat door een grote hoeveelheid informatie, al zij dat vanuit één bron of meerdere. Als laatste blijkt dat 36,9% (waarvan 42,1% meisje en 35,3% jongens) moeite blijkt te hebben met concentreren. Het VMBO bestaat uit kleurrijke leerlingen, ieder met zijn of haar eigen behoeften. Een effectief practicum is ontworpen om te differentiëren tussen de behoeften van de doelgroep. Wat zijn de eisen van biologische practica op het Via Nova College? Wat betreft practica is er in het schoolplan 2014-2018 een beleid geschreven: “Bij de beroepsgerichte vakken wordt veel aandacht aan praktische vaardigheden gedaan. Leren door doen is hier het moto. In de andere vakken zal meer aandacht besteed worden aan het praktisch bezig zijn en toepassen van de leerstof. Bij vakken zoals natuurkunde en biologie wordt veel aan practicum en onderzoek vaardigheden gedaan. Regelmatig wordt er door de leerlingen aan vakoverstijgende projecten gewerkt.” (Via Nova College, 2014) Het beleid stelt dat in de beroepsgerichte vakken veel aan practicum en onderzoek vaardigheden wordt gewerkt en dat leerlingen met regelmaat werken aan vakoverstijgende projecten. De school heeft daarnaast per vakgroep een vakwerkplan. In het vakwerkplan van de vakgroep biologie staat de visie omtrent practica van de vakgroep beschreven: “Het creëren van een rijke leeromgeving gericht op het vergaren van kennis en op het ontwikkelen van vakspecifieke en vakoverstijgende competenties waarbij maatschappelijke relevantie benadrukt wordt opdat de leerling het vak niet alleen succesvol zal afronden maar ook voorbereid is op de maatschappij. Onder rijke leeromgeving wordt verstaan dat het vak biologie Inhaakt op de maatschappelijke actualiteit opdat de leerling verkregen kennis direct kan eigen maken Gebruik gemaakt wordt van meervoudige intelligentie opdat de verschillende kwaliteiten van elke leerling optimaal benut wordt Gebruik gemaakt wordt van activerende didactiek en praktische opdrachten binnen en buiten de school, opdat leerlingen actief deelnemen aan hun leerproces 28 Een beeld geeft van mogelijke opleidingen en beroepen die gerelateerd zijn aan de opgedane kennis en vaardigheden.” (Vakgroep biologie Via Nova College) Praktisch werken wordt benoemd als onderdeel van het vak biologie, maar er wordt niet op ingegaan hoe dit praktische werk vormgegeven moet worden. Er zijn geen eisen of verwachtingen vastgelegd hieromtrent. 29 Vrijheidsgraden Vrijheidsgraad 1 Probleem onderkennen en probleemstelling formuleren 2 Hypothese(n) opstellen en voorspellen: Als … , dan … 3 Proefopzet bedenken en uitwerken in proefopstelli ng Het probleem is niet expliciet gemaakt voor de leerling Er is dus ook geen hypothese 2 Het probleem wordt de leerlingen aangeboden Hypothese is soms expliciet aanwezig Werkwijze staat stap voor stap in de handleiding Werkwijze staat stap voor stap in de handleiding 3 Probleemstelling en wordt expliciet gemaakt, evt in gesprek met leerlingen Hypohesen worden ook expliciet gemaakt 4 Probleem gegeven, probleemstelling wordt door leerling geformuleerd Leerlingen bedenk zelf hypothesen in klassengespr ek 5 Probleem wordt aangeduid, leerlingen bedenken hun eigen formulering Leerlingen bedenken ook hun eigen hypothesen Groepjes leerlingen kiezen verschillende problemen Groepjes leerlingen formuleren hun eigen hypothesen 1 6 Illustratief Experimente el 4 Experiment opzetten en uitvoeren; waarneming en doen en resultaten vastleggen Dit is de eerste activiteit, die de leerlingen zelf invullen Dit is de eerste activiteit van de leerlingen Materiaal wordt aangeboden, leerlingen maken zelf hun proefopstelli ng Werkwijze sterk gestructuree rd aangeboden Activiteiten van leerlingen kunnen verschillen vertonen Leerlingen maken eigen experiment met aangeboden basismateria al Leerlingen vragen zelf om materiaal dat ze nodig hebben Activiteiten van de leerlingen kunnen sterk verschillen Activiteiten van alle leerlingen gelijk Groepjes leerlingen zijn met verschillende dingen bezig 5 Interpretere n van de gegevens en het trekken van conclusies Er wordt bevestigd wat de leerlingen al wisten Leerlingen interpretere n voor een deel zelf, rest was bekend Resultaten van alle leerlingen in principe gelijk, zie verder 2 Interpretatie en conclusies zo veel mogelijk door leerlingen zelf Interpretatie en conclusies zoals in 4 Interpretatie s en conclusies per groepje; verslaggevi ng Table 1 Een overzicht van vrijheidsgraden (Falk D., 1974) 30 Bijlage 4A Planning, vormgeving, uitvoering, presentatie en evaluatie [niet af] Wanneer Maandag 02-02 08-02 Maandag 09-02 15-02 Maandag 16-02 22-02 Maandag 23-02 08-03 Maandag 09-03 15-03 Maandag 16-03 22-03 Maandag 23-03 29-03 Wat Schrijven bijlage H formulier vormgeving Opsturen Bijlage H formulier vormgeving, wachten op go/no go Schrijven product/ opsturen product Testen product Deadline feedbackformulier Informatie analyse, conclusies trekken, voorbereiden presentatie BP3 presentatie, beoordeling opdrachtgever Wie Tonke Nijhof Tonke Nijhof Tonke Nijhof/ Anna Verdoes Docenten Via Nova College Docenten Via Nova College Tonke Nijhof Tonke Nijhof/ Chris de Jager/ Directeur/ Vakgroep hoofd/ Docenten Via Nova College/ 31 Bijlage 4B Onderzoeksinstrumenten evaluatie Evaluatie enquete DA formulier practica Draagt het product positief bij aan het voorbereiden van het practicum? Past het product binnen het type onderwijs van het Via Nova College? Heeft het product een positief effect op het uitvoeren van het practicum? Hoe zou je het product bijstellen voor effectiever gebruik? Digitale handtekening: (je naam is voldoende) Datum: 32 Interview vakgroep hoofd Vraag Op welke manier heeft het product bijgedragen aan het effectief voorbereiden van het practicum? Antwoord Past het product binnen het type onderwijs van het Via Nova College? Wat voor effect heeft het product op het uitvoeren van het practicum? Hoe zou je het product bijstellen voor effectiever gebruik? 33 Bijlage 4C Geordende onderzoeksgegevens evaluatie Resultaten uit de enquête: Deelvragen Draagt het product positief bij aan het voorbereiden van het practicum? Past het product binnen het type onderwijs van het Via Nova College? Heeft het product een positief effect op het uitvoeren van de practica Antwoorden op de deelvragen Ja Nee 2 0 2 0 2 0 Hoe zou je het product bijstellen voor effectiever gebruik? Beide docenten geven aan dat het product te omvangrijk is, en dat hierdoor de toepassing van het product voor alle practica niet realistisch is. Resultaat uit het interview: Het vakgroep hoofd: Geeft aan dat het product alle onderdelen bevat die van invloed zijn op een succesvol practicum. Geeft aan dat het formulier aanzet tot nadenken over alle componenten van het practicum Geeft aan dat het product bijdraagt aan een goede voorbereiding van het practicum. Geeft aan dat het product bijdraagt aan een betere uitvoering van het practicum. Geeft aan dat het product waarschijnlijk het meest effectief is bij half-open of open practica. Geeft aan dat het product een grote omvangrijkheid heeft, en dat het voorbereiden hierdoor veel tijd in beslag neemt. Geeft aan dat door de omvangrijkheid van het product de toepassing voor alle practica niet realistisch is. Geeft aan dat de effectiviteit van het product te verhogen is door gesloten, half-open, en open practica ieder een eigen DA formulier toe te wijzen. 34 Bijlage 5 Vrijheidsgraden Vrijheidsgraad 1 Probleem onderkennen en probleemstelling formuleren 2 Hypothese(n) opstellen en voorspellen: Als … , dan … 3 Proefopzet bedenken en uitwerken in proefopstelli ng Het probleem is niet expliciet gemaakt voor de leerling Er is dus ook geen hypothese 2 Het probleem wordt de leerlingen aangeboden Hypothese is soms expliciet aanwezig Werkwijze staat stap voor stap in de handleiding Werkwijze staat stap voor stap in de handleiding 3 Probleemstelling en wordt expliciet gemaakt, evt in gesprek met leerlingen Hypohesen worden ook expliciet gemaakt 4 Probleem gegeven, probleemstelling wordt door leerling geformuleerd Leerlingen bedenk zelf hypothesen in klassengespr ek 5 Probleem wordt aangeduid, leerlingen bedenken hun eigen formulering Leerlingen bedenken ook hun eigen hypothesen Groepjes leerlingen kiezen verschillende problemen Groepjes leerlingen formuleren hun eigen hypothesen 1 6 Illustratief Experimente el 4 Experiment opzetten en uitvoeren; waarneming en doen en resultaten vastleggen Dit is de eerste activiteit, die de leerlingen zelf invullen Dit is de eerste activiteit van de leerlingen Materiaal wordt aangeboden, leerlingen maken zelf hun proefopstelli ng Werkwijze sterk gestructuree rd aangeboden Activiteiten van leerlingen kunnen verschillen vertonen Leerlingen maken eigen experiment met aangeboden basismateria al Leerlingen vragen zelf om materiaal dat ze nodig hebben Activiteiten van de leerlingen kunnen sterk verschillen Activiteiten van alle leerlingen gelijk Groepjes leerlingen zijn met verschillende dingen bezig 5 Interpretere n van de gegevens en het trekken van conclusies Er wordt bevestigd wat de leerlingen al wisten Leerlingen interpretere n voor een deel zelf, rest was bekend Resultaten van alle leerlingen in principe gelijk, zie verder 2 Interpretatie en conclusies zo veel mogelijk door leerlingen zelf Interpretatie en conclusies zoals in 4 Interpretatie s en conclusies per groepje; verslaggevi ng Table 2 Een overzicht van vrijheidsgraden (Falk D., 1974) 35