Spreekt voor zich - Nederlands Jeugdinstituut

advertisement
Interventie
Spreekt voor zich
Erkenning
Erkend door Deelcommissie jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie
d.d 23-09-2016
Oordeel: Goed onderbouwd
De referentie naar dit document is: M.V. de Jonge (Juni 2016).
Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving ‘spreekt voor zich'. Utrecht:
Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies.
2
Inhoud
Samenvatting .................................................................................................... 4
1. Uitgebreide beschrijving ..................................................................................... 6
Beschrijving interventie ....................................................................................... 6
Spreiding........................................................................................................... 6
Gevolgen ........................................................................................................... 7
1.1
Doelgroep ................................................................................................ 8
Uiteindelijke doelgroep ..................................................................................... 8
Intermediaire doelgroep ................................................................................... 8
Selectie van doelgroepen.................................................................................. 8
1.2
Doel ........................................................................................................ 9
Hoofddoel ....................................................................................................... 9
Subdoelen ...................................................................................................... 9
1.3
Aanpak ...................................................................................................11
Opzet van de interventie .................................................................................11
Locatie en uitvoerders .....................................................................................12
Inhoud van de interventie ...............................................................................13
1.4
Ontwikkelgeschiedenis ..............................................................................16
Betrokkenheid doelgroep .................................................................................16
1.5
2.
Vergelijkbare interventies ..........................................................................16
Onderbouwing................................................................................................20
Oorzaken Probleem ........................................................................................20
Aan te pakken factoren ...................................................................................21
Verantwoording ..............................................................................................22
Werkzame elementen .....................................................................................24
3.
Uitvoering .....................................................................................................25
4.
Onderzoek naar Praktijkervaringen ...................................................................32
5.
Onderzoek naar de effectiviteit .........................................................................33
6.
Aangehaalde literatuur ....................................................................................37
3
Samenvatting
Doelgroep
Tot de doelgroep van het programma ‘Spreekt voor zich’ behoren kinderen met selectief
mutisme van circa 4-8 jaar. Ook zijn/haar belangrijkste opvoeders, namelijk ouders en
leerkrachten, en betrokken deskundigen behoren tot de doelgroep.
Doel
Het primaire doel van de interventie is: het kind heeft zijn/haar angst om te spreken
overwonnen. Dat wil zeggen dat hij/zij durft te spreken in situaties waarin dat van belang
is voor zijn/haar (sociale) ontwikkelingen en welzijn
Aanpak
‘Spreekt voor zich’ is een cognitief gedragstherapeutisch programma in vijf fases.
Stapsgewijs leert het kind met behulp van angstreducerende technieken spannende
situaties tegemoet te treden. Spreken met de therapeut, de leerkracht, klasgenootjes en
eventuele anderen maken hier onderdeel van uit. Er wordt gewerkt met
gedragstherapeutische technieken die effectief zijn gebleken voor kinderen met
angststoornissen, namelijk:
-
uitleg (psycho-educatie over angst in de vorm van verhaaltjes voor jonge
kinderen),
-
gradule exposure met behulp van shaping en fading,
-
cognitieve interventie in de vorm van helpende gedachten en positieve zelfspraak,
-
relaxatie,
-
bekrachtiging en token economy,
-
psycho-educatie voor ouders en leerkrachten,
-
model leren voor ouders.
‘Spreekt voor zich’ is een blended online-interventie, dat wil zeggen dat het een mix is
van online elementen en persoonlijk contact met een therapeut
Materiaal
‘Spreekt voor zich’ bestaat uit:
1. een informatieve website over selectief mutisme voor kinderen, ouders,
leerkrachten, en professionals.
2. een beveiligd webportaal waarop alle betrokkenen bij een kind kunnen
inloggen, met elkaar communiceren, de voortgang volgen, de therapeutische
informatie lezen en alle materialen downloaden.
3. een online behandelprogramma dat beschikbaar is via het beveiligd
webportaal. Het bevat een geprotocolleerd behandelprogramma voor de
therapeut, met therapiemateriaal. Daarnaast is er in iedere fase van de therapie
een module met informatie, advies en begeleidend materiaal voor ouders en voor
de leerkracht.
4
een applied game (d.w.z. een computerspel met een therapeutisch doel): “het
Luiderslot”, waarmee het kind wordt gemotiveerd tot het overwinnen van angst en het
nemen van een volgende stap.
Onderbouwing
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat gedragstherapeutische interventies het
meest effectief zijn bij het behandelen van selectief mutisme (Cohan, Chavira, & Stein,
2006; Muris & Ollendick, 2015). Er zijn aanwijzingen dat de kans op een effectieve
behandeling groter is als er tijdig mee wordt begonnen (Dummit, Klein, Tancer, Asche, &
Martin, 1996). Tegelijkertijd blijkt dat lang niet alle kinderen (tijdig) worden verwezen
voor behandeling (Bergman, Piacentini, & McCracken, 2002). Uit de spaarzame follow-up
studies weten we dat een aanzienlijk deel van de participanten die als kind selectief
mutisme hadden, op latere leeftijd nog altijd worstelt met fobieën, een laag zelfbeeld,
concentratieproblemen, depressieve klachten en spreekangst (Koop, Veerhoek, & Jonge
de, 2013; Remschmidt, Poller, Herpertz-Dahlmann, Hennighausen, & Gutenbrunner,
2001; Steinhausen, Wachter, Laimböck, & Winkler-Metzke, 2006).
Onderzoek
Er is nog geen effectonderzoek gedaan naar ‘Spreekt voor zich’. Uit studies met
vergelijkbare interventies blijkt dat er aanwijzingen zijn dat een (cognitief)
gedragstherapeutische interventie effectief is voor deze jonge doelgroep, hoewel er
verschil is in de mate waarin kinderen ervan profiteren.
5
1. Uitgebreide beschrijving
Beschrijving interventie
‘Spreekt voor zich’ is een behandelprogramma, ontwikkeld voor kinderen met selectief
mutisme. Selectief mutisme is een angststoornis, die wordt gekenmerkt door consequent
zwijgen in specifieke situaties, terwijl het kind wel goed kán praten. Thuis spreken de
kinderen over het algemeen vrijuit, maar ze vallen stil als er bezoek komt of in situaties
buitenshuis. Het probleem is het grootst op school waar zij niet durven spreken met
andere kinderen en/of volwassenen. Dit consequente zwijgen kan uiteindelijk leiden tot
forse belemmeringen in hun sociaal-emotionele functioneren (Kumpulainen et al., 1998).
In de DSM-5 wordt er gesproken van selectief mutisme wanneer:
A. er sprake is van een consequente tekortkoming van het spreken in specifieke sociale
situaties (waarin spreken wordt verwacht, bijvoorbeeld op school), hoewel het kind
wel spreekt in andere situaties.
B. de stoornis het functioneren op school (of op het werk) of de sociale communicatie
belemmert.
C. de duur van de stoornis minimaal een maand is (niet beperkt tot de eerste maand op
school).
D. het niet spreken niet wordt veroorzaakt door een gebrek aan kennis van, of
vertrouwen met de gesproken taal die nodig is in de sociale situatie.
E. de problemen niet beter worden verklaard door een communicatiestoornis
(bijvoorbeeld stotteren) en niet uitsluitend voorkomen tijdens een psychose,
schizofrenie of een pervasieve ontwikkelingsstoornis (American Psychiatric
Association, 2013).
Spreiding
Selectief mutisme komt naar schatting voor bij 0.47%–0.76% van de kinderen (Viana,
Beidel, & Rabian, 2009). Grote prevalentie studies zijn echter schaars en de cijfers
verschillen sterk, afhankelijk van de leeftijd waarop er gemeten wordt. Zo variëren de
prevalentiecijfers afkomstig uit enkele grote onderzoeken op basisscholen van 0,2 tot 2
procent (Bergman et al., 2002; Kopp & Gillberg, 1997; Kumpulainen, Räsänen, Raaska,
& Somppi, 1998; Sharkey & McNicholas, 2012). De vermelde cijfers zijn afkomstig van
studies uit de Verenigde Staten, Zweden, Noorwegen, Ierland, Canada en Israël. Er zijn
geen prevalentie studies gedaan in Nederland of België.
6
Selectief mutisme openbaart zich meestal op de peuterleeftijd, maar is dan moeilijk te
onderscheiden van gewone verlegenheid, is meestal nog geen groot probleem en gaat
waarschijnlijk in circa de helft van de gevallen over zonder interventie. Zo blijkt uit een
Amerikaanse studie dat selectief mutisme (geclassificeerd op basis van screeningsvragen
in een gestandaardiseerd diagnostisch interview) onder driejarigen bij 1,5% van de
kinderen uit de populatie voorkwam. Bij dezelfde kinderen was dat aantal op zesjarige
leeftijd gezakt naar 0,6% (Bufferd, Dougherty, Carlson, Rose, & Klein, 2012) en daarmee
vergelijkbaar met prevalentiecijfers uit studies op de basisschoolleeftijd (Viana et al.,
2009). Dat betekent dat het bij peuters meer dan twee en een half keer zo vaak
voorkwam, maar bij een groot deel vanzelf overging.
Selectief mutisme lijkt iets vaker voor te komen bij meisjes dan bij jongens
(Kumpulainen, 2002; Letamendi et al., 2008; Standart & Couteur, 2003). Letamendi en
collega’s vonden bijvoorbeeld een ratio van 58% meisjes en 42% jongens (Letamendi et
al., 2008).
Selectief mutisme bleek significant vaker voor te komen onder meertalige kinderen of
kinderen uit immigranten gezinnen dan onder eentalige of autochtone kinderen (Bradley
& Sloman, 1975; Elizur & Perednik, 2003). Dit werd onderzocht in Canada en in Israël.
Hoe deze verhoudingen in Nederland liggen is onbekend. Ook is nog onbekend of het de
meertaligheid is of de immigratie (achtergrond) die het risico vormt.
Het aantal leerlingen van de groepen 1-4 telde in Nederland en Vlaanderen in het
schooljaar 2011-2012 samen 1.320.727 kinderen (Centraal Bureau voor de Statistiek,
2012; Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming, 2012). Als de prevalentie cijfers van
0,47%-0,76% die gerapporteerd worden in de review van Vaina en collega’s ook voor de
Nederlandse/Vlaamse situatie opgaan, dan zouden ca. 6207-10038 kinderen selectief
mutisme hebben en zouden er ieder leerjaar tussen de 1400-2400 nieuwe kinderen met
deze klachten bijkomen (Viana et al., 2009).
Gevolgen
Selectief mutisme is een angststoornis die, naarmate het zwijgen langer blijft bestaan,
ernstige gevolgen kan hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.
Kinderen met selectief mutisme blijken minder sociaal competent te zijn dan
leeftijdsgenootjes, minder vaak deel te nemen aan groepsactiviteiten en vaker alleen te
blijven tijdens pauzes (Levin-Decanini et al. 2013; Kumpulainen et al., 1998).
Het aantal follow-up studies naar de lange termijn gevolgen en de prognose van selectief
mutisme is klein. Uit de schaarse follow-up studies blijkt dat een aanzienlijk deel van de
kinderen op latere leeftijd nog altijd worstelde met angststoornissen, een laag zelfbeeld,
7
concentratieproblemen of depressieve klachten (Koop et al., 2013; Remschmidt et al.,
2001; Steinhausen et al., 2006)
1.1
Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep
De primaire doelgroep bestaat uit kinderen met selectief mutisme in de leeftijd van circa
4-8 jaar.
Intermediaire doelgroep
‘spreekt voor zich’ richt zich naast de kinderen met selectief mutisme, ook nadrukkelijk
op de opvoeders in de directe omgeving van het kind, namelijk ouders en leerkrachten.
Eventuele andere reeds betrokken deskundigen zoals bijvoorbeeld logopedist, remedial
teacher of ambulant begeleider kunnen aan het team van betrokkenen worden
toegevoegd, zodat de stapjes uit het behandelprogramma op een congruente manier in
verschillende situaties kunnen worden doorlopen, indien van toepassing.
Selectie van doelgroepen
De interventie is bedoeld voor kinderen die voldoen aan de criteria voor selectief
mutisme (zoals beschreven in de DSM-5), dat wil zeggen:
-
kinderen die kunnen spreken, en voldoende vertrouwd zijn met de taal die nodig
is in de sociale situatie,
-
die dat desondanks consequent niet doen, terwijl ze wel spreken in andere
situaties,
-
die daardoor in hun functioneren of sociale communicatie belemmerd worden,
-
die langer consequent zwijgen dan 1 maand (niet beperkt tot de eerste maand op
school),
-
en waarbij het zwijgen niet beter verklaard wordt door een communicatiestoornis
(bijvoorbeeld stotteren) en niet uitsluitend voorkomt tijdens een psychose,
schizofrenie of een pervasieve ontwikkelingsstoornis (American Psychiatric
Association, 2013).
Contra-indicaties zijn: vormen van mutisme door voortkomen uit andere pathologie,
bijvoorbeeld het gevolg zijn van een ernstige spraak-, taalstoornis, een hechtingstoornis
of trauma.
Een contra-indicatie voor het gebruik van ‘Spreekt voor zich’ voor de intermediaire
doelgroepen is wanneer ouders of de school weigeren toestemming of enige vorm van
medewerking te verlenen.
8
Echter, in de praktijk blijkt, dat wanneer de leerkracht of de ouders hun medewerking
verlenen, maar slechts in beperkte mate in staat zijn om thuis of op school met het kind
te oefenen, andere intermediairs kunnen worden ingezet. Zo werd er in de praktijk al
met succes gewerkt met intermediairs die de rol van ouders (gedeeltelijk) overnamen, in
de vorm van grootouders, pleegmoeder, vriendin van moeder, en eenmaal werd het
programma met succes gebruikt op een SBO school zonder dat ouders betrokken konden
worden.
Op school kan ter ontlasting van de leerkracht een remedial teacher, ouder, vrijwilliger,
intern begeleider of ambulant begeleider worden ingezet.
De diagnose wordt gesteld door een kinderpsychiater of psycholoog. Na diagnostiek,
waarin onder andere bovengenoemde contra-indicaties in kaart worden gebracht, wordt
een kind verwezen voor behandeling naar een bevoegd therapeut (zie onder
randvoorwaarden). De uitvoerende therapeut selecteert de betrokkenen die bij een kind
horen namelijk de ouders, leerkrachten en andere betrokkenen.
De interventie is in principe bedoeld voor kinderen van circa 4-8 jaar, maar wordt in de
praktijk soms gebruikt voor oudere kinderen met selectief mutisme en een
ontwikkelingsachterstand.
1.2
Doel
Hoofddoel
het kind heeft zijn/haar angst om te spreken overwonnen. Dat wil zeggen dat hij/zij durft te
spreken in situaties waarin dat van belang is voor zijn/haar (sociale) ontwikkelingen en
welzijn.
Subdoelen
Subdoelen voor kinderen:
- Het kind weet dat hij/zij niet de enige is die wel eens bang is en weet dat je
angst kan overwinnen.
- Het kind heeft leren omgaan met angstige situaties in algemene zin en gaat
spannende situaties niet langer uit de weg.
- Het kind heeft vaardigheden geleerd om angst, waaronder angst om te
spreken, te verminderen in spannende situaties: hij/zij heeft positieve
zelfspraak aangeleerd en kan deze toepassen in spannende situaties en hij/zij
heeft zich leren ontspannen met behulp van spierontspanningsspelletjes,
ademhalingsspelletjes en geleide fantasie.
9
Subdoelen voor ouders:
- Ouders kennen de vaardigheden die het kind heeft aangeleerd, om zijn/haar
angst te overwinnen, namelijk de positieve zelfspraak of helpende gedachten
en de ontspanningsoefeningen, zodat zij hun kind daaraan kunnen helpen
herinneren en hen helpen deze vaardigheden toe te passen in nieuwe situaties.
- Ouders herkennen vermijdingsgedrag bij hun kind.
- Ouders kunnen de technieken toepassen waarmee zij hun kind kunnen helpen
om spannende situaties aan te gaan, namelijk het opdelen van spannende
stappen in kleine stapjes, het belonen van dapper gedrag, het opvangen van
hun kind als het niet gelukt is, het helpen toepassen van de bovengenoemde
vaardigheden (helpende gedachten en ontspanning).
- Terugvalpreventie: ouders hebben een plan om in geval van tijdelijke terugval
in spreekgedrag in te zetten (terugvalpreventie materialen, stappenschema,
samenvatting van de gebruikte technieken die aansluit bij hun kind).
Subdoelen voor leerkrachten:
- Leerkrachten kennen de vaardigheden die het kind heeft aangeleerd, om
zijn/haar angst om te spreken te overwinnen, namelijk de positieve zelfspraak
of helpende gedachten en de ontspanningsoefeningen.
- Leerkrachten herkennen angstig en/of vermijdingsgedrag bij hun leerling.
- Leerkrachten kunnen de technieken toepassen waarmee zij hun leerling kunnen
helpen om spannende situaties aan te gaan, namelijk het opdelen van
spannende stappen in kleine stapjes, het belonen van dapper gedrag, het
opvangen van de leerling als het niet gelukt is, het helpen toepassen van de
bovengenoemde vaardigheden (helpende gedachten en ontspanning).
- Leerkrachten beschikken over een stappenplan om met hun leerling te gaan
oefenen om te spreken met andere kinderen en in de klas.
- Terugvalpreventie: leerkrachten hebben een plan om in geval van tijdelijke
terugval in spreekgedrag in te zetten (terugvalpreventie materialen,
stappenschema, samenvatting van de gebruikte technieken die aansluit bij hun
leerlingen, school-handelingsplan).
Subdoelen voor betrokken professionals:
De betrokken professionals beschikken over een stappenplan om het kind te leren
zijn/haar angst om te spreken te overwinnen.
10
1.3
Aanpak
Opzet van de interventie
Het behandelprogramma ‘Spreekt voor zich’ bestaat uit vijf fases (zie hieronder). Elke
fase is opgedeeld in stappen. In het totaal zijn er 29 stappen, maar dit aantal is variabel
want stappen kunnen worden overgeslagen wanneer het kind deze niet nodig heeft. Bij
iedere stap in het programma staat het doelgedrag beschreven. Wanneer het kind het
doelgedrag reeds laat zien, wordt de stap overgeslagen. In het programma wordt steeds
aangegeven bij welk gedrag je de volgende stap zou kunnen overslaan en er worden
suggesties gedaan voor de keuze van de volgende stap.
Het doorlopen van een stap kan meerdere oefensessies in beslag nemen, maar soms
kunnen er ook meerdere stappen gemaakt worden tijdens één oefensessie. De totale
duur van de behandeling is dan ook variabel, afhankelijk van de ernst van de
problematiek en de hoeveelheid situaties waarin het kind mutistisch is. De gemiddelde
behandelduur ligt tussen de 5-10 maanden.
‘Spreekt voor zich’ is een blended online-interventie met applied game. Een blended
interventie wil zeggen dat de interventie een mix is van online elementen en persoonlijk
contact met een therapeut. Een applied game is een computerspel met een educatief of
therapeutisch doel.
Fase I: Kennismaken
 De therapeut maakt kennis met kind, ouders, leerkrachten en andere betrokkenen.
 De basis voor de therapie wordt gelegd: motivatie, uitdagen van nonverbale
communicatie, introduceren van het beloningssysteem en het Luiderslot, opbouwen
van vertrouwen en veiligheid.
 Uitleg voor het kind over angst en dapperheid m.b.v. verhaaltjes en spelletjes.
 Uitleg voor ouders en leerkracht over het behandelprogramma, de kracht van
beloning, gewone of bovenmatige kinderangsten en over vermijding.
Fase II: Spreken met de therapeut
 Het kind oefent met durven spreken met de therapeut.
 Angstreducerende technieken (dapper denken en relaxatie) worden aangeleerd.
 Uitleg voor het kind over het overwinnen van angst en het belang van dapper denken.
 Uitleg voor ouders en leerkracht over de angstreducerende technieken en belonen van
dapper gedrag.
 Op school wordt geoefend met non-verbaal antwoord geven in de klas.
11
Fase III: Spreken op school met de leerkracht en medeleerlingen
 Het kind oefent met durven spreken met de leerkracht en één of meer klasgenootjes
buiten de klas.
 In de therapie en thuis wordt geoefend met dapper gedrag in alledaagse situaties.
 Het oefenen met de angstreducerende technieken wordt uitgebreid.
 Uitleg voor het kind over helden en dapperheid.
 Uitleg voor ouders over het stimuleren van angstige kinderen tot het ondernemen van
nieuwe dingen of samenspelen met anderen kinderen.
Fase IV: Spreken in de klas
 Het kind oefent met durven spreken in de klas.
 In de therapie en thuis wordt verder geoefend met dapper gedrag, waaronder het
spreken met (on)bekende volwassenen.
 Het oefenen met de angstreducerende technieken wordt voortgezet.
 Uitleg voor het kind over zijn/haar eigen krachten en over perfectionisme.
 Uitleg voor ouders en leerkrachten over het verminderen van perfectionisme, het
vergroten van zelfvertrouwen en het versterken van een positief zelfbeeld.
Fase V: Afsluiting en terugvalpreventie
 De therapie wordt feestelijk afgesloten met een ‘Luiderslot’-spel, waaraan de hele klas
kan deelnemen.
 Alle geleerde vaardigheden worden op een speelse manier herhaald en vastgelegd
voor het kind om toekomstige spannende situaties mee aan te durven.
 Uitleg voor ouders en leerkrachten over terugvalpreventie en het voortzetten van de
ontwikkeling in zelfvertrouwen. Opstellen terugvalpreventieplan.
Locatie en uitvoerders
De interventie wordt uitgevoerd door een geregistreerd therapeut (zie selectie van
doelgroepen). De leerkracht en ouders worden actief betrokken bij de behandeling van
het kind. Eventuele andere belangrijke opvoeders of hulpverleners (oppas, grootouders,
remedial teacher, logopedist) kunnen dankzij het webportaal eenvoudig bij de
behandeling betrokken worden.
12
De interventie wordt uitgevoerd op de locatie die het meest geschikt is in de ogen van de
therapeut. Vaak begint de behandeling in de therapielocatie (praktijk of instelling) en
verplaatst zich vanaf fase 3 naar de school.
Inhoud van de interventie
Tijdens de therapiesessies staat het oefenen met spreken en overwinnen van angst
centraal. Het kind leert dit met behulp van (cognitief) gedragstherapeutische technieken
en ouders en leerkrachten leren vaardigheden aan om het kind hierbij te helpen.
In vijf fases oefent het kind met durven communiceren met de therapeut (eerst nonverbaal en daarna verbaal), vervolgens met de leerkracht en klasgenootjes zonder dat de
rest van de klas aanwezig is, en tenslotte met leerkracht en klasgenootjes in de klas,
totdat het kind durft te spreken in klassikale situaties. Daarnaast oefent het kind, vaak
met hulp van ouders, ook met het overwinnen van angst en aangaan van andere
uitdagingen, die van kind tot kind kunnen verschillen (bijvoorbeeld spreken met een
familielid, spelen bij een vriendje, meedoen met de zwemles, omgaan met fouten maken
en kleine teleurstellingen etc.)
De volgende gedragstherapeutische technieken worden gebruikt:
-
Uitleg (psycho-educatie over angst),
Met behulp van verhaaltjes voor jonge kinderen wordt uitgelegd dat bang zijn heel
normaal is, maar dat teveel angst niet fijn of niet handig is. Er wordt uitgelegd
wat ‘dapper’ betekent en hoe je dapper kan worden. Elementen uit deze
verhaaltjes en de psycho-educatie komen terug in het computerspel ‘het
Luiderslot’.
-
Gradule exposure op basis van een angsthiërarchie met behulp van
shaping en fading,
De angsthiërarchie bestaat uit een groot aantal gedragingen op volgorde van de
mate van spanning die deze over het algemeen oproepen. Onderaan staan de
makkelijkste stappen die meestal geen tot weinig spanning oproepen
(bijvoorbeeld meedoen met een spelletje zonder dat je hoeft te praten, of
communiceren met behulp van non-verbale communicatie) en bovenaan staan de
stappen die de meeste spanning oproepen (spreken met verschillende
klasgenootjes of volwassenen, spreken in klassikale situaties en uiteindelijk in de
kring). De angsthiërarchie wordt voor kinderen gesymboliseerd in ‘het Luiderslot’.
In kleine stapjes wordt het doelgedrag geoefend. Daarbij wordt gedrag beloond
dat al in de richting gaat van het doelgedrag. Er wordt bijvoorbeeld eerst
geoefend met geluidjes maken, daarna met fluisteren van een enkel woordje
13
tegen een ouder in bijzijn van de therapeut totdat het kind uiteindelijk hardop in
zinnetjes durft te spreken tegen de therapeut (shaping). Eerst is de ouder
aanwezig en is de therapeut of de leerkracht op de achtergrond. Geleidelijk aan
voegt de therapeut of de leerkracht in totdat het kind durft te spreken tegen de
gewenste personen zonder dat de ouder aanwezig is (fading). ‘Spreekt voor zich’
voorziet in een stappenplan waarin al deze stapjes zijn opgenomen (zie opzet van
de interventie) en voorziet in exposure-spelletjes en activiteiten bij ieder stapje.
Voorbeelden hiervan zijn: ‘het grote durfspel’ waarin met behulp van een
werkblad uitdagende opdrachten worden gegeven en beloond, spelletjes met
dierengeluiden, spelideeën voor durfspelletjes, quizzen, speurtochtjes en
gezelschapsspelletjes.
-
Helpende gedachten en positieve zelfspraak
Het kind leert zichzelf toespreken op een positieve, steunende manier. Angstige
gedachten worden vervangen door helpende gedachten om nieuwe stapjes te
durven nemen. ‘Spreekt voor zich’ voorziet in spelletjes, activiteiten,
knutselmateriaal en werkbladen om dit aan te leren en te oefenen. Ook ‘het
Luiderslot’ bevat spelletjes waarmee het onderscheiden van helpende en niethelpende gedachten wordt geoefend.
-
Relaxatie
Ontspanningsoefeningen kunnen helpen om spanning te leren verminderen.
‘Spreekt voor zich’ voorziet in spelletjes en oefeningen voor jonge kinderen die
zowel in de therapie als thuis gedaan kunnen worden.
-
Bekrachtiging en token economy,
Nieuwe stapjes en nieuw gedrag worden beloond met behulp van kleine materiele
beloningen (bijvoorbeeld diploma’s; stickers of fiches/tokens, die kunnen worden
ingewisseld voor een beloning) en sociale beloningen (complimenten of leuke
activiteiten in de therapie, thuis of op school). Ook ‘het Luiderslot’ bevat
beloningen in de vorm van medailles en gadgets die met het poppetje in het spel
verdiend worden.
-
Psycho-educatie voor ouders en leerkrachten,
Voor ouders en leerkrachten is er uitleg over kinderangsten, het omgaan met en
leren overwinnen van angst, het aanleren van nieuw gedrag en de rol van gedrag
van anderen (ouder, leerkracht, andere kinderen) daarin, zoals bijvoorbeeld
belonen en negeren van gedrag. Er is ook uitleg over het vergroten van
zelfvertrouwen en versterken van zelfbeeld van angstige kinderen. Er zijn
adviezen voor ouders en leerkrachten. Tenslotte is er informatie over
terugvalpreventie. ‘Spreekt voor zich’ bevat een aantal werkbladen voor ouders of
14
leerkrachten waarmee ze gericht kunnen observeren, gedragspatronen in kaart
kunnen brengen of werkbladen die ze kunnen gebruiken bij terugvalpreventie.
-
Model leren voor ouders.
De bovengenoemde technieken worden in de eerste twee fases zoveel mogelijk
geoefend samen met een ouder. De therapeut is hiermee een model voor ouders
om te laten zien hoe je kan zoeken naar de meest haalbare volgende stap, hoe je
het kind kan stimuleren, wat je doet als het niet lukt en wat je kan doen om
dapper gedrag te bekrachtigen. Dit gebeurt zoveel mogelijk tijdens samenspel.
Voor ouders wordt het daarmee makkelijker om dit ook in andere situaties toe te
passen.
Therapiesessies bevatten een korte terugblik op de vorige keer en op de gemaakte thuis
opdracht, herhalen van het exposure spelletje dat in de vorige sessie gelukt was, uitleg
in de vorm van een psycho-educatieverhaaltje en oefenen met de angstreducerende
technieken (dapper denken en/of relaxatie), een nieuwe exposure activiteit op basis van
de angsthiërarchie, en bekrachtiging. Therapiesessies worden meestal afgesloten met het
spelen van de applied game “Het Luiderslot”. Er wordt een durfopdracht meegegeven
voor thuis of op school. Daarin wordt het kind gevraagd te oefenen met de volgende
stap. Aanvankelijk kan dat zijn: non-verbale communicatie gebruiken in de klas, thuis
een werkblad maken over dappere gedachten of relaxatiespelletjes spelen met
gezinsleden. Later worden er opdrachten meegegeven waarin verbaal gedrag op school
wordt geoefend, bijvoorbeeld spreken met een specifiek klasgenootje, iets voorlezen aan
de leerkracht.
In Fase 1 en 2 wordt vooral geoefend met de therapeut als ‘nieuwe persoon’ om mee te
leren durven spreken. Daarbij wordt de ouder intensief betrokken. In Fase 3 wordt het
oefenen voortgezet op school en gaat de leerkracht een steeds grotere rol spelen. De
exposurespelletjes en activiteiten nemen een belangrijke plaats in en er worden
klasgenootjes bij het oefenproces betrokken. “Het Luiderslot” kan op school gespeeld
worden.
In Fase 4 wordt het oefenen voortgezet in de klas en maakt deel uit van het gewone
lesprogramma. In plaats van exposurespelletjes worden gewone lesactiviteiten gebruikt,
zoals samenwerken met een klasgenootje, het beantwoorden van een gesloten vraag in
de klas, of iets vertellen in de kring.
In Fase 5 wordt de begeleiding afgesloten met terugvalpreventie, een diploma en met
het laatste spelletje uit ‘het Luiderslot’. Dat kan op een digitaal schoolbord gespeeld
worden zodat de hele klas mee kan doen
15
Het protocol van ‘Spreekt voor zich’ is flexibel en biedt de gelegenheid om stappen over
te slaan of extra tussenstapjes te maken waar nodig. Uit de literatuur blijkt immers dat
kinderen met selectief mutisme sterk van elkaar verschillen in mate van angst en
bijkomende problemen.
Over het algemeen wordt er gedurende de gedragstherapie ouderbegeleiding geboden en
vinden er af en toe gesprekken met school plaats. Het aantal gesprekken en de exacte
inhoud ervan liggen in ‘Spreekt voor zich’ niet vast maar worden aangepast aan de
behoefte van ouders en school. De bovengenoemde informatie voor ouders en
leerkrachten kan als leidraad dienen voor deze gesprekken.
1.4
Ontwikkelgeschiedenis
Betrokkenheid doelgroep
Het programma werd ontwikkeld door Maretha de Jonge, geregistreerd orthopedagooggeneralist, gezondheidszorgpsycholoog (BIG) en gedragstherapeut (VGCT), werkzaam op
de afdeling kinder-, en jeugdpsychiatrie van het UMC Utrecht. Zij heeft de inhoud van de
therapie gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur en op basis van jarenlange
praktijkervaring.
De eerste versies van werkbladen en therapeutisch materiaal werden gebruikt in lopende
therapie contacten en op basis van de ervaring met de doelgroep aangepast en verfijnd.
Zo werden bijvoorbeeld de psycho-educatie verhaaltjes vereenvoudigd en er werden
knutsel-werkbladen toegevoegd, omdat we merkten dat kinderen dat graag deden. Ook
werden er uitspraken van kinderen in het programma meegenomen. Leerkrachten
vroegen om lessuggesties voor in de klas en om een model voor een handelingsplan en
die werden toegevoegd. De vragen en voorbeelden van ouders en leerkrachten (bijv. Hoe
leg ik aan andere kinderen uit waarom mijn kind/leerling niet praat, hoe moet ik
reageren als een opdracht niet lukt?) werden verzameld en als casuïstiek aan de
informatie van ouders toegevoegd.
De eerste ervaringen van gebruikers van het programma ‘Spreekt voor zich’ werden
onderzocht in een kleine pilotstudie en gebruikt ter verbetering van het
programmamateriaal en het web portaal.
1.5
Vergelijkbare interventies
In Nederland is één behandelprotocol voor kinderen met selectief mutisme beschikbaar:
'Praten op school, een kwestie van doen’ (Wippo & Güldner, 2003). Het is opgenomen in
de Databank Effectieve Jeugdinterventies als een protocol dat goed is onderbouwd en
effectief is volgens sterke aanwijzingen.
16
Verschillen
1. ‘Spreekt voor zich’ is niet uitsluitend gericht op één symptoom, namelijk het
durven spreken, maar tevens op het overwinnen van (sociale) angst op
verschillende terreinen. Uit literatuuronderzoek en follow-up studies blijkt
namelijk dat na behandeling van de spreekangst vaak nog forse sociale angst
overblijft tot op volwassen leeftijd.
2. ‘Spreekt voor zich’ beoogt ouders nadrukkelijk te betrekken. Het programma
wordt daarom niet uitsluitend op school uitgevoerd zonder aanwezigheid van
ouders (in eerste fases). Achterliggende gedachte is dat een angststoornis zich
ook in situaties in en om huis openbaart. Ouders zijn de stabiele primaire
opvoeders van het kind terwijl leerkrachten wisselen (gedurende week en
tijdens of na ieder schooljaar). Het is dan ook van belang dat ouders
betrokken zijn, weten wat het kind leert, zelf mee-leren door observatie en
participatie, opdat zij hun kind kunnen stimuleren in dagelijkse situaties. De
therapiematerialen, werkbladen en het computerspel nodigen kind en ouders
uit om ook thuis te werken aan de doelen.
3. ‘Spreekt voor zich’ bevat uitgewerkt therapiemateriaal en werkbladen voor de
therapeut om (cognitieve) gedragstherapeutische interventies aan te bieden
aan jonge kinderen.
4. ‘Spreekt voor zich’ bevat uitgebreide informatie voor ouders en voor de
leerkracht met veel praktische tips en oefeningen, passend bij iedere fase van
de therapie. Uit onderzoek blijkt dat de betrokkenheid van ouders en school
belangrijk is. Dat ouders vaak praktische tips missen blijkt onder andere uit de
reactie die ouders achterlieten op de site van bol.com over het boek “selectief
mutisme bij kinderen”:
Het boekje is relatief dun, het is in makkelijke taal geschreven met mooie
voorbeelden ter illustratie. Ik had echter verwacht dat ik als ouder ook meer
handvatten / tips zou vinden. Dit blijkt niet het geval te zijn.
5. ‘Spreekt voor zich’ bevat psycho-educatie materialen voor het kind.
6. ‘Spreekt voor zich’ bevat een applied game. Deze game heeft meerdere
functies namelijk symbolisatie van de angsthiërarchie, motivatie van het kind
tot het nemen van nieuwe stappen, oefenen met dappere gedachten in
spelvorm, spelen met geluid.
7. ‘Spreekt voor zich’ bevat een digitaal, beveiligd webportaal. Dit portaal is
bedoeld om de communicatie tussen alle betrokkenen bij het kind te
vergemakkelijken, samenwerking te verbeteren en ouders /leerkracht de
gelegenheid te geven de therapie goed te volgen. Daarnaast maakt het online
17
programma distributie en aanpassing op basis van nieuwe bevindingen
eenvoudig.
Overeenkomsten
1. Evenals het programma 'Praten op school’, is ‘Spreekt voor zich’ een gedegen
gedragstherapeutisch behandelprotocol, gestoeld op de wetenschappelijke
literatuur.
2. In beide programma’s wordt gebruik gemaakt van (cognitief)
gedragstherapeutische elementen, namelijk angststoornissen, namelijk:
graduele exposure op basis van een angsthiërarchie met behulp van shaping
en fading, bekrachtiging en token economy, begeleiding van ouders en
leerkrachten.
3. Evenals het programma 'Praten op school’, is ‘Spreekt voor zich’ geen zelfhulp
methode maar een gedragstherapeutische behandeling die wordt uitgevoerd of
gesuperviseerd door een geregistreerd therapeut.
Toegevoegde waarde
Zoals hierboven beschreven is ‘Spreekt voor zich’ ontwikkeld om enkele leemtes in het
bestaande aanbod op te vullen. Op basis van bevindingen uit follow-up studies is
gebleken dat (sociale) angst erg vaak voorkomt op latere leeftijd. Daarom werden er
extra elementen voor de behandeling van angstproblematiek toegevoegd in het
programma ‘Spreekt voor zich’, zoals psycho-educatie voor hele jonge kinderen over
angst en het overwinnen daarvan; oefeningen, spelletjes en werkbladen om helpende
gedachten te oefenen; relaxatie; psycho-educatie voor ouders.
Daarnaast zijn zowel de applied game als het online web portaal een belangrijke
toevoeging. De game sluit aan bij de belevingswereld van deze jonge kinderen en vormt
zowel een motivator als een aantrekkelijke oefenmogelijkheid met de geleerde
technieken. Het web portaal maakt communicatie tussen betrokkenen eenvoudig en
efficiënt. Daarbij werd er uitdrukkelijk veel aandacht besteed aan praktische tips,
materiaal, en voorbeelden voor ouders en leerkrachten. Er zijn oefeningen en spelletjes
voor thuis met als doel om niet alleen het kind maar ook ouders en gezinsleden actief bij
de behandeling te betrekken op een speelse, niet belastende manier.
Met behulp van de online applicatie wordt het therapieproces op maat afgestemd
(kinderen kunnen bepaalde stappen overslaan of extra stappen maken waar nodig).
‘Spreekt voor zich’ is online beschikbaar. Dit maakt distributie eenvoudig. Het maakt het
mogelijk om de werkzaamheid van het programma efficiënt te onderzoeken, met behulp
18
van digitale vragenlijsten die zijn ingebouwd in het web portaal. Aanpassing en
uitbreiding van het programma is op ieder gewenst moment mogelijk. Dat is een
belangrijk voordeel voor een programma met een zo kleine doelgroep. Vragen van
gebruikers kunnen eenvoudig beantwoord worden en veel gestelde vragen kunnen
worden toegevoegd aan de informatie voor ouders, leerkrachten of therapeuten.
19
2.
Onderbouwing
Oorzaken Probleem
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat (sociale) angst de meest waarschijnlijke
oorzakelijke factor is van selectief mutisme. Verschillende studies vinden een hoge co
morbiditeit tussen sociale angststoornissen en selectief mutisme bij 50-97% van de
kinderen (Anstendig, 1999; Black & Uhde, 1992; Chavira, Shipon-Blum, Hitchcock,
Cohan, & Stein, 2007; Dummit et al., 1997; Manassis et al., 2007; Sharp, Sherman, &
Gross, 2007; Vecchio & Kearney, 2005).
Naast angst werden er andere factoren gevonden die geregeld samengaan met selectief
mutisme en een mogelijke rol in de etiologie hebben, zoals een vertraging in de
taalontwikkeling of milde taalproblemen, een vertraging in de ontwikkeling op gebied van
motoriek of zindelijkheid. Ook opgroeien in een meertalige omgeving is een risicofactor
gebleken voor selectief mutisme (Elizur & Perednik, 2003; Kristensen, 2000; Kristensen
& Oerbeck, 2006; McInnes, Fung, Manassis, Fiksenbaum, & Tannock, 2004; Oerbeck &
Kristensen, 2008; Steinhausen & Adamek, 1997).
Een angstig, geremd temperament en internaliserende problematiek zoals depressieve
klachten of vermijden van sociaal contact blijkt vaak voor te komen bij familieleden van
kinderen met selectief mutisme (Black & Uhde, 1995; Chavira, Shipon-Blum, & Stein,
2005; Koop et al., 2013; Kristensen & Torgersen, 2001; Steinhausen & Adamek, 1997;
Remschmidt et al., 2001).
Het is goed denkbaar dat ouders, die zelf angstig, geremd of sociaal wat vermijdend zijn,
een rol spelen bij het in stand houden van het angstige, geremde gedrag van kinderen
met selectief mutisme. Mogelijk creëren zij minder gelegenheid tot sociale contacten voor
hun kind en/of zijn zij zelf een minder stevig rolmodel (Sharkey & McNicholas, 2008). De
bevindingen in wetenschappelijke studies zijn gemengd. Enerzijds bleek de
opvoedingsstijl van ouders van kinderen met selectief mutisme niet wezenlijk te
verschillen van ouders uit een controlegroep van kinderen zonder psychische problemen
(gemeten met behulp van een zelf-report vragenlijst) (Alyanak et al., 2013). Anderzijds
bleken ouders van kinderen met selectief mutisme in een observationele studie hun
kinderen meer te beschermen en te sturen op een directieve manier, dan ouders van
angstige kinderen of kinderen zonder psychische problemen (Edison et al., 2011).
Uit de praktijk weten we dat het voor ouders, maar wellicht ook voor kinderen, lastig is
dat selectief mutisme zo weinig bekend is en, omdat het weinig voorkomt, zij meestal
geen andere kinderen of ouders kennen met soortgelijke problemen. Ervaringen van
anderen kunnen helpen doordat dit herkenning biedt, het besef niet de enige te zijn een
20
vorm van steun kan bieden en doordat succesverhalen van anderen helpend kunnen.
Concluderend kunnen we zeggen dat er sterke aanwijzingen zijn voor het multi-pathway
model zoals gesuggereerd door Elizur en Perednik (2003) en Cohan en collega’s (2006).
Dat wil zeggen dat er meerdere ontwikkelingspaden ten grondslag kunnen liggen aan de
stoornis, waarbij aanleg en temperament zeer waarschijnlijk een rol speelt.
Beschermende factoren zijn in de literatuur voor zover bekend nog niet beschreven maar
volgen mogelijk uit de eerder genoemde risico’s. Beschermende factoren zouden kunnen
zijn: een stabiel en stimulerend opvoedingsklimaat, een veilige omgeving met voldoende
gelegenheid tot sociale interactie, voldoende cognitieve vaardigheden bij kind en ouders,
gezonde ontwikkeling van het kind op gebied van taal.
Aan te pakken factoren
De risicofactoren en beschermende factoren die de interventie beoogt te verminderen
respectievelijk versterken zijn:
-
Verminderen van spreekangst, andere (sociale) angst en vermijding (hoofddoel),
door
-
o
het leren omgaan met angst,
o
leren gebruiken van angstreducerende technieken,
o
aanleren van relaxatie.
Verstevigen van een stimulerend milieu waarin kind wordt uitgedaagd nieuwe
situaties aan te gaan in plaats van te vermijden (subdoelen voor ouders), door:
o
Vaardigheden van ouders te vergroten om kind te helpen en stimuleren:

leren hoe kind te stimuleren zonder te overvragen (niet te directief
of niet teveel vragen en ook niet te weinig),

leren hoe kind te helpen de angstreducerende technieken te
gebruiken,

belang van sociale contacten en speelafspraakjes voor sociale
ontwikkeling van kind toe te lichten.

o
leren hoe een voorbeeld voor het kind te zijn.
Leerkracht in te schakelen bij het helpen en stimuleren van het kind in
spannende situaties (subdoelen leerkrachten)

Uitleg voor de leerkracht over selectief mutisme en behoeften van
het kind

Uitleg over hoe de angstreducerende technieken te gebruiken op
school,

-
leren hoe stappenplan te gebruiken
Kans op terugval of toename sociale angst te verminderen door:
21
o
Ouders en leerkrachten te informeren over signalen
o
Ouders en leerkrachten te voorzien van een goed terugvalpreventieplan.
Verantwoording
Selectief mutisme wordt beschouwd als een sociale angststoornis die zich openbaart bij
kinderen op zeer jonge leeftijd en die, zoals alle angststoornissen, leidt tot vermijding.
Verminderen van sociale angst en vermijding, en vergroten van vaardigheden om de
gevreesde sociale situaties tegemoet te treden, zijn dan ook de belangrijkste
doelstellingen van het behandelprogramma.
Verschillende meta-analyses laten zien dat cognitieve gedragstherapie een effectieve
behandelmethode is voor kinderen met angststoornissen (Cartwright-Hatton, et al, 2004;
Ishikawa, Okajima, Matsuoka & Sakano, 2007; Silverman, Pina, & Viswesvaran, 2008).
De multidisciplinaire richtlijnen angststoornissen beschrijven cognitieve gedragstherapie
dan ook als de interventie van eerste keuze. Wanneer deze interventie onvoldoende
werkzaam blijkt kan farmacotherapie worden overwogen (Balkom van et al., 2013;
Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie, 2011; National Collaborating Centre for
Mental Health, National Guideline Clearinghouse (NGC), & National Institute for Health
and Care Excellence (NICE), 2013). De richtlijn van het Trimbos-instituut is gericht op
volwassenen, terwijl de informatie van het kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie en
de Guideline Social anxiety disorder van de NGC/NICE specifieke aanbevelingen voor
kinderen bevatten.
Ook voor kinderen met selectief mutisme blijkt gedragstherapie of cognitieve
gedragstherapie effectief, zo blijkt uit twee meta-analyses (Cohan et al., 2006; Pionek
Stone et al., 2002).
Als werkzame elementen van een cognitieve gedragstherapeutische angstbehandeling
werden beschreven (Bergman et al., 2013; Velting, Setzer & Albano, 2004):

Psycho-educatie voor zowel het kind zelf als zijn/haar ouders. Deze
informatie moet niet alleen gaan over angst en de mogelijke oorzaken of in
stand houdende factoren, maar ook over de manieren waarop die angst
kan worden verminderd.

Exposure, oftewel het stapsgewijs tegemoet treden van de situaties
waarvoor het kind angstig is.

Cognitieve herstructurering om angstige of negatieve gedachten te leren
vervangen door helpende en positieve gedachten.
22

Vaardigheidstraining en ontspanning. Hierbij leert het kind
copingstechnieken aan om angst te verminderen en de exposure aan te
kunnen. Tot deze technieken horen helpende zelfspraak, afleiding zoeken
en ontspanningsoefeningen. Er wordt vaak gebruik gemaakt van
modelleren en beloningsschema's waarmee kinderen gemotiveerd worden
nieuwe stapjes te zetten, maar bovendien leren hun eigen gedrag te
evalueren.

Terugvalpreventie. Voor ouders en school moet een goed plan gemaakt
worden over wat te doen in geval van terugval.

Betrokkenheid van ouders, met name bij jonge kinderen. Ouders leren de
technieken die hun kind leert zelf ook en leren hoe zij hun kind kunnen
stimuleren bij het nemen van nieuwe stappen en hoe zij dapper gedrag
kunnen bekrachtigen. Over het belang van training voor ouders bestaat
nog wel onduidelijkheid. Sommige studies vinden dat een oudertraining
geen of weinig toegevoegde waarde heeft (Cartwright-Hatton, et al, 2004;
Silverman, Pina, & Viswesvaran, 2008), terwijl andere studies wel een
effect vinden van een training voor ouders , bijvoorbeeld omdat sommige
ouders zelf ook angst of verlegenheid ervaren en een goed rolmodel erg
belangrijk is (Cobham, Dadds, Spence & McDermott, 2010; Murray,
Cooper, Creswell, Schofield, & Sack, 2007). Gezien de jonge leeftijd van
kinderen met selectief mutisme en het feit dat hun klacht zo specifiek
voorkomt binnen bepaalde situaties (o.a. school) wordt de betrokkenheid
van ouders en leerkrachten belangrijk geacht (Bergman et al., 2013)
In het behandelprogramma 'Spreekt voor zich' zijn alle bovengenoemde componenten
verwerkt. Er zijn materialen ontwikkeld in de vorm van werkbladen, psycho-educatie
verhaaltjes, exposure-spelletjes en ontspanningsoefeningen voor jonge kinderen en
vaardigheidsoefeningen voor de doelgroep kinderen 4-8 jaar. De applied game
'Luiderslot' dient als visualisatie van de angsthierarchie en als motivator. Hiermee worden
kinderen gestimuleerd een volgende stap te nemen en bekrachtigd doordat er dan een
nieuw level in het spel open gaat en tegelijkertijd leren ze hun eigen gedrag te evalueren
en zien ze hun dappere gedrag toenemen.
Voor ouders en leerkrachten zijn er eveneens werkbladen, praktische tips, psychoeducatie, voorbeelden van andere ouders (modelleren) en werkbladen/handelingsplan
om een terugvalpreventie-plan op te stellen aan het eind van de behandeling.
23
Werkzame elementen
 Psycho-educatie voor kind, leerkracht en ouders
 Exposure in vivo in meerdere situaties op basis van angst hiërarchie (therapie,
thuis en op school)
 Shaping en fading
 Modelling
 Positieve zelfspraak
 Ontspanningsoefeningen
 Belonen van dapper gedrag
 Een sysmteem voor monitoring
 Toegankelijke informative
 Ervaringsverhalen van andere ouders en andere kinderen (voor kinderen in de
vorm van tekeningen en korte berichtjes) op de website, om herkenning te
vergroten.
 Tips voor betrokkenen
 Praktische spelideeën/les ideeën voor thuis, in de klas en in de therapie
24
3.
Uitvoering
Materialen
Werving:
Het behandelprogramma 'Spreekt voor zich' wordt aangeboden via een website
www.spreektvoorzich.nl.
Deze website bevat:

informatie, literatuur, publicaties en filmpjes over selectief mutisme,

praktische tips voor ouders en leerkrachten, en ervaringen van anderen,

informatie voor kinderen en voor broertjes en zusjes o.a. in de vorm van
tekeningen en verhaaltjes van andere kinderen en in de vorm van een
downloadbaar (spreekbeurt)boekje met informatie over selectief mutisme,

een demo van de applied game 'het Luiderslot',

links en nieuws.
Voor het verbeteren van signalering, verwijzing en behandeling van selectief mutisme
maakt de stichting behandeling selectief mutisme (uitgever van het behandelprogramma)
gebruik van presentatiemogelijkheid op wetenschappelijke congressen, gastdocentschap
aan onderwijsinstellingen voor professionals. Er worden publicaties aangeboden aan
relevante (beroeps)tijdschriften en dagbladen. De stichting onderhoudt bovendien
contact met professionals in het land die ervaring hebben met de behandeling van
selectief mutisme en het behandelprogramma 'Spreekt voor zich', om mensen die zich
wenden tot het contactadres van de stichting te kunnen verwijzen naar een deskundige
in hun buurt. De stichting beschikt over een flyer, poster en een visitekaartje.
Alle publicaties in vakbladen en tijdschriften of dagbladen zijn beschikbaar op de website:
www.spreektvoorzich.nl/over-spreektvoorzich/media/spreekt-voor-zich-in-de-media/.
Zie voor een overzicht van presentaties van het programma bijlage 2.
Uitvoering:
Het volledige programma ‘Spreekt voor zich’ is beschikbaar via het internet
www.spreektvoorzich.nl. Alle ondergenoemde materialen zijn online beschikbaar via het
web portaal en alle werkbladen en documenten zijn opgemaakt in PDF zodat ze
gemakkelijk kunnen worden uitgeprint of opgeslagen.

Materiaal voor de therapeut:
o
een gedetailleerd uitgewerkt behandelprotocol (online),
25
o
downloadbare therapie-materialen zoals document met exposurespelletjes bij elke therapiefase, document met ontspanningsspelletjes
en ontspanningsoefeningen,
o
downloadbare huiswerk-opdrachtjes en spelletjes. Deze kunnen ofwel
via de applied game naar het kind zelf worden toegestuurd ofwel
worden uitgeprint en meegegeven,
o
downloadbare werkbladen en psycho-educatieverhaaltjes om te
gebruiken in de therapie,

o
downloadbare sticker-, en beloningskaarten en diploma's
o
handpop Yep.
Materiaal voor kinderen:
o
de applied computergame 'het Luiderslot',
o
downloadbare werkbladen en psycho-educatieverhaaltjes geschreven
voor leeftijdsgroep 4-8 jaar,

o
downloadbare sticker-, en beloningskaarten en diploma's
o
een eigen handpop Yep.
Materiaal voor ouders:
o
een gedetailleerd uitgewerkt cursusprogramma voor ouders (online),
met psycho-educatie, informatie over de therapie per fase, adviezen
per fase over hoe het kind te stimuleren tot dapper gedrag en hoe te
bekrachtigen, voorbeelden van andere ouders en praktische tips,
o
downloadbare werkbladen om gedrag van het eigen kind en reacties uit
de omgeving in kaart te brengen,
o
downloadbare documenten om thuis met het kind te oefenen, zoals
ontspanningsspelletjes en ontspanningsoefeningen voor thuis, en een
lijst met prentenboeken over alle thema's die in de therapie aan de
orde komen (angst, dapper worden, dapper denken, ontspannen,
perfectionisme, helden, eigen sterke kanten),
o

downloadbare materiaal voor het terugvalpreventieplan.
Materiaal voor leerkrachten:
o
een gedetailleerd uitgewerkt cursusprogramma voor leerkrachten
(online), met psycho-educatie, informatie over de therapie per fase,
adviezen per fase over hoe het kind te stimuleren tot dapper gedrag in
de klas, voorbeelden van andere leerkrachten en praktische tips,
o
downloadbare werkbladen om gedrag van de leerling en reacties uit de
omgeving te observeren,
o
downloadbare documenten om programma in te passen in de les/klas,
zoals lessuggesties voor in de klas en lijst met prentenboeken over alle
26
thema's die in de therapie aan de orde komen (angst, dapper worden,
dapper denken, ontspannen, perfectionisme, helden, eigen sterke
kanten), document met exposure-spelletjes voor in fase 3 wanneer de
leerkracht oefent met kind individueel,
o
downloadbare beloningskaart voor op school,
o
downloadbaar materiaal voor het terugvalpreventieplan en
handelingsplan/samenvatting van de therapie voor in leerlingdossier.
De beveiligde omgeving van het web portaal biedt alle betrokkenen de mogelijkheid te
communiceren over het kind en de vorderingen te volgen. Via het portaal verkrijgt men
toegang tot 'het Luiderslot' van het desbetreffende kind.
Evaluatie:
Het programma ‘Spreekt voor zich’ wordt op twee manieren geëvalueerd.
1. een deel van de informatie die verzameld wordt via het web portaal (namelijk
snelheid van doorlopen van de therapie, aantal gebruikte/overgeslagen
stappen om het einddoel te bereiken, leeftijd en geslacht van het kind) wordt
gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek.
Deze gegevens worden anoniem verwerkt. Ouders worden hierover
geïnformeerd en worden gevraagd of zij akkoord gaan met de
gebruikersvoorwaarden van het programma waarin het gebruik van deze
geanonimiseerde gegevens voor onderzoek naar het behandelprogramma en
selectief mutisme is vastgelegd.
2. gebruikerservaring en de effectiviteit van het programma worden geëvalueerd
met behulp van online vragenlijsten die via het web portaal beschikbaar zijn
en als voor-, en nameting worden aangeboden.
Ook deze gegevens worden geanonimiseerd gebruikt voor wetenschappelijk
onderzoek. Ouders worden hierover geïnformeerd en gevraagd of zij mee
willen doen met dit onderzoek en ermee akkoord gaan dat deze vragen
worden voorgelegd aan hen, de leerkracht en de therapeut. Als ouders niet
willen meedoen, worden de vragenlijsten niet aangeboden.
Informatie over de gebruikersvoorwaarden en over het wetenschappelijk onderzoek is
beschikbaar op de website:
http://www.spreektvoorzich.nl/therapie/verantwoording/gebruikersvoorwaarden/
http://www.spreektvoorzich.nl/therapie/effectiviteit/onderzoek/
27
Type organisatie
De interventie wordt beschikbaar gesteld aan professionals die aan de vereiste
competenties voldoen (zie § Opleiding en competenties).
De interventie kan in iedere setting worden uitgevoerd waar bovengenoemde
professionals werkzaam zijn. De interventie zal bovendien meestal (deels) worden
uitgevoerd op school of op andere locaties (bijvoorbeeld logopediepraktijk, medisch
kleuter dagverblijf of andere behandelsetting) onder verantwoordelijkheid van de
verantwoordelijk behandelaar.
Opleiding en competenties
Het behandelprogramma 'Spreekt voor zich' is een cognitief gedragstherapeutisch
programma. Van de uitvoerend en verantwoordelijk behandelaar wordt dan ook verwacht
dat hij/zij over de relevantie opleiding en competenties beschikt. Om dit te waarborgen
wordt een registratie vereist als:
Cognitief gedragstherapeut (geregistreerd VGCT), gezondheidszorgpsycholoog
(geregistreerd in het BIG register voor gezondheidszorgpsychologen, of geregistreerd als
klinisch psycholoog bij de FGzP), of als orthopedagoog-generalist (geregistreerd bij de
NVO).
Ervaring met de behandeling van kinderen met angststoornissen wordt sterk
aangeraden. Gezien de opleiding en competenties van professionals die bovenstaande
registraties behaald hebben is er voor dit specifieke behandelprogramma geen
aanvullende training nodig.
De bovengenoemde professional vraagt het programma aan en draagt de
verantwoordelijkheid over de uitvoering ervan. Daarom wordt deze professional hierna de
'verantwoordelijk behandelaar' genoemd.
Aan het team worden door de verantwoordelijk behandelaar in ieder geval toegevoegd:
de ouder(s) en de leerkracht(en). Verder kunnen andere betrokkenen worden
toegevoegd die een rol spelen bij de begeleiding of behandeling van het kind,
bijvoorbeeld een co-therapeut, logopedist, intern begeleider, remedial teacher,
familieleden met belangrijke opvoedrol (bijvoorbeeld oppas-grootouders), etc. De
verantwoordelijk behandelaar zal dit bespreken met ouders in overeenstemming met
zijn/haar zorgverlenersplicht zoals vastgelegd in de Wet op de geneeskundige
behandelingsovereenkomst (WGBO).
Kwaliteitsbewaking
Om de kwaliteit van de uitvoering van behandeling te waarborgen wordt het
28
behandelprogramma beschikbaar gesteld aan geregistreerd cognitief gedragstherapeuten
(VGCT), geregistreerde psychologen (BIG gezondheidszorgpsycholoog, FGzP klinisch
psycholoog) of orthopedagogen-generalist geregistreerd bij de NVO, bij voorkeur met
ervaring in behandeling van kinderen met angststoornissen.
In het webportaal worden enkele basisgegevens van de kinderen (geslacht, leeftijd en
vestigingsplaats therapeut) opgeslagen die geanonimiseerd gebruikt kunnen worden voor
kwaliteitsbewaking. Hiermee kan onderzocht worden of de interventie gebruikt wordt
door de doelgroep (leeftijdsgroep) waarvoor deze is gemaakt en of de interventie
voldoende wordt bereikt door therapeuten in Nederland en Vlaanderen.
Tijdens de behandeling wordt in het web portaal door de therapeut telkens aangegeven
welke stap(pen) zijn behaald, zodat ouders en andere betrokkenen de voortgang op de
voet kunnen volgen.
Aan het begin en aan het eind van de behandeling worden vragenlijsten ingevuld, indien
ouders daarvoor toestemming gaven. Met de Selective Mutism Questionnaire wordt de
mate van zwijgen in kaart gebracht. Met de Strenghts and Difficulties Questionnaire
wordt o.a. emotionele symptomen en prosociaal gedrag gemeten. De resultaten worden
zichtbaar in het web portaal zodat niet alleen voor de therapeut, maar ook voor de
ouders de mate van vooruitgang zichtbaar wordt. Deze gegevens kunnen worden
gebruikt voor kwaliteitsbewaking en effectonderzoek.
Randvoorwaarden
Organisatorische randvoorwaarden:
Om het programma ‘Spreekt voor zich’ te kunnen volgen, is samenwerking nodig tussen
ouders, therapeut en school. Het vraagt tijd en inzet van ouders en school.
Daarnaast is de betrokkenheid van een geregistreerd therapeut noodzakelijk, namelijk
een BIG geregistreerd psycholoog, NVO geregistreerd Orthopedagoog-Generalist, of
VGCT geregistreerd cognitief gedragstherapeut. Toegang tot de interventie spreekt voor
zich wordt verstrekt aan bovengenoemde therapeuten, die de behandeling uitvoeren en
coördineren.
Technische randvoorwaarden:
Voor het gebruik van het web portaal en het 'Luiderslot' is toegang tot internet nodig. De
internetdichtheid in Nederland is hoog en 95% van de huishoudens in Nederland heeft
toegang tot internet (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013). Het is niet noodzakelijk
dat op iedere locatie waar het kind oefent internettoegang is. In de gehele
gebruikersgroep was tot nu toe één gezin zonder toegang tot internet. Ook hebben
scholen en therapeuten niet altijd een computer in de behandelruimte staan, maar dat is
29
geen probleem. Het kind kan het Luiderslot vanaf elke computer spelen en het gebruik
van het web portaal of Luiderslot tijdens de therapiesessies is niet vereist, zolang de
therapeut en leerkracht vanaf een andere locatie of computer maar af en toe kunnen
inloggen om de therapievoortgang te noteren of te volgen.
Voor het spelen van de applied game 'het Luiderslot' zijn de systeemeisen minimaal. De
computer moet beschikken over Flash en over een microfoon. Elke moderne computer
beschikt over een microfoon. Op de website van 'Spreekt voor zich' staan antwoorden op
vragen over het gratis installeren van Flash of het instellen van de microfoon.
Culturele randvoorwaarden:
Wanneer ouders het Nederlands niet voldoende machtig zijn, zullen zij de informatie in
het web portaal niet goed kunnen volgen. In dat geval zal de therapeut deze in de
ouderbegeleiding (zonodig met hulp van een familielid of tolk) overbrengen.
Alle teksten in het Luiderslot worden hardop uitgesproken zodat kinderen niet afhankelijk
zijn van hun eigen leesvaardigheden of die van hun ouders.
Implementatie
Zodra er aan de randvoorwaarden is voldaan kan de verantwoordelijk therapeut een
inlogcode aanvragen voor het kind bij de Stichting Behandeling Selectief Mutisme. De
aanvraag van een inlogcode verloopt digitaal via de website www.spreektvoorzich.nl. De
stichting is eenvoudig benaderbaar via dezelfde website en mailadres
[email protected] en vragen worden snel beantwoord.
Zodra er een inlogcode is toegekend, krijgt iedere betrokkenen inloggegevens
toegestuurd en kan er gestart worden met de therapie.
Therapeuten melden dus altijd een individueel kind aan, waarna alle materialen
beschikbaar zijn voor de therapeut en betrokkenen. Instellingen hoeven geen cursussen
te volgen of basismaterialen aan te schaffen en men hoeft geen abonnementen aan te
gaan of structurele kosten te betalen.
Kosten
Personele kosten
De contactfrequentie is zeer variabel per kind, maar gemiddeld ongeveer 20
therapiesessies van 30-45 minuten.
Materiële kosten:
De materiële kosten zijn € 60,00 per cliënt. Hiervoor krijgen therapeut, ouders,
leerkrachten en het kind:
30

toegang tot het beveiligd web portaal

toegang tot alle materialen

toegang tot de persoonlijke applied game 'Luiderslot' van het
desbetreffende kind

toegang tot de vragenlijsten om ernst van de klachten aan begin en eind
van de behandeling zichtbaar te maken

de handpop Yep (elke nieuwe therapeut krijgt er één en alle kinderen
krijgen deze handpop toegestuurd).
Er worden geen periodieke kosten berekend. Het web portaal blijft toegankelijk totdat het
kind het einddoel bereikt heeft, ongeacht hoe lang dat duurt.
In overeenstemming met bestaande behandelingsprotocollen voor andere stoornissen die
meestal bestaan uit een werkboek voor de cliënt, een werkboek voor ouders en een
handleiding voor de therapeut, zal de aanschaf van het protocol soms worden bekostigd
door ouders, soms door scholen (bijvoorbeeld gefinancierd vanuit leerlinggebonden
financiering) en soms door een instelling.
De stichting behandeling selectief mutisme heeft geen winstoogmerk. Alle inkomsten
worden gebruikt voor het onderhoud van website en programma, de technische en
organisatorische support en voor verbetering van en onderzoek naar het programma
31
4.
Onderzoek naar Praktijkervaringen
Het onderzoek naar praktijkervaring door gebruikers loopt nog. Tot dusver werden er
twee pilotstudies uitgevoerd.
In de eerste pilotstudie werd met behulp van een enquête gekeken naar de eerste indruk
van potentiele gebruikers (doelgroep professionals) om positieve punten en
verbeterpunten te inventariseren. De 373 respondenten noemden drie keer zo veel
positieve punten als verbeterpunten. De meest frequent genoemde positieve punten
waren: betrokkenheid van het systeem; gedetailleerd protocol; aansprekend, creatief en
vernieuwend; kindgericht en geschikt voor jonge doelgroep. De meest frequent
genoemde verbeterpunten/knelpunten waren: kosten €60,-; geregistreerd therapeut
nodig voor de toepassing van het protocol, geen boek maar alle materialen online,
beperkte leeftijdsgroep.
In de tweede pilotstudie werd met behulp van vragenlijsten gevraagd naar de ervaring
van gebruikers (doelgroep ouders en therapeuten). De 37 ouders en 76 therapeuten die
de vragenlijsten retourneerden gaven aan dat zij makkelijk toegang hadden tot het
materiaal (97% van de ouders had een computer met internet thuis).
Ouders waren het meest tevreden over de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van
informatie. Zowel ouders als therapeuten gaven aan dat de informatie en materialen
goed aansluiten bij het niveau van het kind en dat kinderen de materialen, activiteiten en
spelletjes leuk vinden. De belangrijkste verbeterpunten liggen op het technisch vlak
(storing in het Luiderslot of internet).
32
5.
Onderzoek naar de effectiviteit
Onderzoek in Nederland
Onderzoek naar de effectiviteit van het programma is in voorbereiding.
Onderzoek naar vergelijkbare interventies
Naar ons beste weten zijn er drie studies gedaan met vergelijkbare interventies. De
eerste studie werd gedaan in Nederland met het programma "Praten op school, een
kwestie van doen". Er zijn een aantal belangrijke overeenkomsten met de interventie
‘Spreekt voor zich’, maar ook een aantal verschillen (zie § 2.5).
De andere twee interventies komen uit het buitenland, respectievelijk Noorwegen en de
Verenigde Staten. Ook deze studies kennen belangrijke overeenkomsten en een aantal
kleinere verschillen met de interventie ‘Spreekt voor zich’.
De overeenkomsten tussen de studies betreffen de gedragstherapeutische principes en
de theoretische onderbouwing. De verschillen betreffen de vorm en de plaats van de
interventie. Daarnaast voegt de interventie ‘Spreekt voor zich’ enkele zaken toe,
namelijk: cognitief gedragstherapeutische interventies gericht op zeer jonge kinderen,
het online materiaal, het webportaal ter bevordering van samenwerking en de applied
game.
Beschrijving van de drie vergelijkbare interventiestudies:
A. Guldner, M.G., Wippo, E., Tesselaar, M. & Erkelens, P. (2010)
B. De auteurs hebben in retrospect een groep kinderen (n=32) beschreven die
door hen behandeld werd met het behandelprogramma "Praten op school, een
kwestie van doen". De studie werd niet op voorhand als effectstudie opgezet
en de auteurs schrijven dat de studie daarom heel wat methodologische
tekortkomingen kent. De studie kan desondanks beschouwd worden als een
informatieve pilotstudie, die een aantal belangrijke gegevens oplevert. De
onderzoeksgroep bestond uit kinderen van 2;11-14;2 jaar (gemiddeld 6;3, SD
= 2,3), waarvan 59% een autochtone en 41% een allochtone achtergrond
had. Er werd gebruik gemaakt van een zelfgemaakte vragenlijst over selectief
mutisme en aan selectief mutisme gerelateerde symptomen, die werd
afgenomen bij ouders en leerkrachten. Van een deel van de kinderen was
voor- en nameting beschikbaar. Het is onbekend van hoeveel kinderen. Verder
werden het aantal behandelsessies per behandelstap geteld. Tenslotte werd
een follow-up interview gehouden bij 23 van de 32 kinderen, met een followup interval van tussen de 6 maanden en 5 jaar.
C. De auteurs vonden dan 47% van de kinderen binnen 4 maanden voldoende
sprak om te behandeling te kunnen afsluiten, 38% in 5-8 maanden en 15% na
33
negen maanden of langer. Er was geen samenhang tussen de ernst van de
selectief mutistische klachten gerapporteerd door ouders en het aantal
behandelsessies, maar wel tussen het aantal behandelsessies en de ernst van
de klachten gerapporteerd door leerkrachten. Zowel ouders als leerkrachten
rapporteerden een significante afname van de selectief mutistische klachten
gemeten met de vragenlijst, maar geen duidelijke afname van gerelateerde
symptomen (zoals verlegenheid, geremdheid, koppig gedrag). Bij follow-up
bleek dat alle kinderen spraken op school, waarvan 83% actief en 17% alleen
op verzoek, maar nam zelf geen initiatief tot spreken. In sociale situaties
sprak 60% actief, 26% sprak maar nam zelf geen initiatief en 13% sprak nog
altijd niet in sociale situaties. Er werden geen gegevens gerapporteerd op
basis waarvan effectgrootte berekend kon worden (Güldner, Wippo, Teselar, &
Erkelens, 2010).
A. Oerbeck B, Johansen J, Lundahl K, Kristensen H. (2012).
B. De auteurs onderzochten een interventie die een aantal belangrijke
overeenkomsten vertoont met behandelprogramma Spreekt voor zich.
Behandeling bestond uit een gefaseerd programma vergelijkbaar met Spreekt
voor zich. Een aantal gedragstherapeutische interventies waren vergelijkbaar:
psycho-educatie voor ouders en leerkrachten, gradule exposure met behulp van
shaping en fading en bekrachtiging en token economy. Er waren ook verschillen:
voor zover op te maken uit het artikel was er geen psycho-educatie over angst
voor de kinderen zelf, geen cognitieve interventie in de vorm van helpende
gedachten en positieve zelfspraak, geen relaxatie-spelletjes.
Het design was een niet-gecontroleerde, repeated-measures case series study
(n=7). De onderzoeksgroep telde 5 meisjes en 2 jongens van 3-5 jaar (gemiddeld
4;4 jaar, SD = 9 maanden), waarvan 4 kinderen meertalig waren. Om het effect
te meten werden de Selective Mutism Questionnaire (SMQ) en de School Speech
Questionnaire (SSQ) afgenomen bij respectievelijk ouders en leerkracht op 4
momenten: voor aanvang, na 3 maanden, na 6 maanden en een jaar na einde
van de behandeling (follow-up). De Clinical Global Impression Scale Severity
(CGI-S) werd ingevuld door ouders bij aanvang en de Clinical Global Impression
Scale Improvement (CGI-I) bij follow-up.
C. Alle 7 kinderen verbeterden significant op de eerste uitkomstmaat, de SSQ met
een effectgroote van 2=0.78 na 3 maanden en 2=0.97 na 6 maanden. Ouders
rapporteerden eveneens significante verbetering op school (SMQ subscale
School/kindergarten. In andere sociale situaties rapporteerden ouders een niet
significante verbetering, behalve voor spreken in “publieke situaties” (tandarts,
34
restaurants) waar ze een significante verbetering vonden na 6 maanden
(2=0.97). Een jaar na afsluiten van de therapie waren 3 kinderen nog steeds in
“kindergarten” en hadden 4 de overgang naar school gemaakt. De gemiddelde
CGI-I score was significant hoger dan de CGI-S bij aanvang (2=0.93). Er was ook
nog altijd een significant hogere SSQ score in vergelijking met de
aanvangssituatie (2=0.72), maar deze was niet significant hoger dan bij de 6maanden meting. Bovendien waren 2 van de 4 kinderen die de overgang naar
school maakten teruggevallen in gedrag. Een van hen was wat minder
spraakzaam geworden maar gaf nog altijd antwoord terwijl de ander weer bijna
geheel zweeg (Oerbeck, Johansen, Lundahl, & Kristensen, 2012).
A. Bergman RL, Gonzalez A, Piacentini J, Keller ML. (2013)
B. De auteurs onderzochten een interventie die belangrijke overeenkomsten vertoont
met behandelprogramma Spreekt voor zich. Het programma “Integrated Behavior
Therapy for Selective Mutism (IBTSM)” bestond uit een gefaseerd programma van
20 sessies. Net als in het programma Spreekt voor zich werd er gewerkt met
(cognitief) gedragstherapeutische interventies zoals: gradule exposure met behulp
van shaping en fading, vervangen van angstige gedachten door helpende
gedachten, bekrachtiging en token economy. Ouders en leerkrachten werden
actief betrokken bij de therapie. In hoeverre er psycho-educatie was voor ouders
en leerkrachten is niet goed uit het artikel op te maken, maar de betrokkenen
werden wel vooraf geïnformeerd en er was aandacht voor terugvalpreventie. Er
waren ook verschillen: voor zover op te maken uit het artikel was er geen psychoeducatie over angst voor de kinderen zelf en geen relaxatie-spelletjes.
Het design was een gerandomiseerd, gecontroleerde studie met 21 participanten.
12 kinderen kregen de interventie en 9 kinderen de wachtlijstconditie. De
interventie duurde 24 weken en de wachtlijstconditie 12 weken (om ethische
redenen). De verschillen tussen interventie en wachtlijst werden dan ook na 12
weken (halverwege de interventie) gemeten. In de interventiegroep werd
daarnaast gemeten na 24 maanden en na 3 maanden follow-up. De
onderzoeksgroep telde 11 jongens en 10 meisjes van 4-8 jaar (gemiddeld 5;4
jaar, SD = 1,2), waarvan 4 kinderen meertalig waren. Kinderen die medicatie
gebruikten werden van de studie uitgesloten. Om het effect te meten werden
afgenomen: de Anxiety Disorders Interview Schedule Parent
Version (ADIS-P), Selective Mutism Questionnaire (SMQ) bij ouders en de School
Speech Questionnaire (SSQ) bij de leerkracht; de Social Anxiety Scale for
Children-Revised (SASC-P/T; Parent and Teacher versions). De Clinical Global
Impression Scale Severity (CGI-S) en Clinical Global Impression Scale
35
Improvement (CGI-I) werden ingevuld door onafhankelijke beoordelaars (blind
t.o.v. onderzoeksgroep) en er werd een narratieve taak (de Strong Narrative
Assessment Procedure – Retell, SNAP) afgenomen. Er waren 4 meetmomenten bij
de interventiegroep: voor aanvang, na 12 weken, na 24 weken en 3 maanden na
einde van de studie (follow-up) en 2 meetmomenten bij de wachtlijstgroep: bij
aanvang en na 12 weken. De Client Satisfaction Questionnaire (CSQ) werd bij de
interventiegroep afgenomen na 24 weken.
C. De interventiegroep verbeterde significant na de 24-weken interventie op de
belangrijkste uitkomstmaten: Op de SMQ met een effectgrootte van 2= .74 en op
de SSQ met een effectgrootte van 2= .62; en op de SASC-P (effectgrootte 2=
.48). Op de SASC-T werd geen significante verbetering gezien en ook niet op de
narratieve taak (SNAP) (Bergman, Gonzalez, Piacentini, & Keller, 2013).
Na 24 weken voldeed 67% van de interventiegroep niet meer aan de classificatie
selectief mutisme op de ADIS-P en 75% was significant verbeterd volgens de CGII. In de wachtlijstgroep was na 12 weken 0% van de kinderen significant
verbeterd op de CGI-I (versus 25% van de interventiegroep die toen halverwege
hun behandeling waren). Er waren significante verschillen tussen de
interventiegroep na 12 weken en de wachtlijstgroep volgens ouders op de SMQ
(groep x Tijdstip interactive-effect p=.002, effectgrootte 2= .41) en op de SASCP (p=.02, effectgrootte 2= .25). Leerkrachten rapporteerden een significant
verschil tussen de groepen op de SSQ (p=.03, effectgrootte 2= .23), maar niet
op de SASC-T. Er was ook geen verschil tussen groepen op de SNAP.
Bij de follow-up na 3 maanden bleek dat van de 9 kinderen die goed verbeterd waren na
interventie, 8 kinderen nog steeds goed functioneerden (88,9%). Zij spraken volgens
ouders en leerkrachten nog altijd significant meer dan bij aanvang (resp. SMQ p<.001 en
SSQ p=.01). Het verschil tussen eind van de studie en follow-up was niet significant. Ook
de sociale angst was volgens ouders nog altijd significant verbeterd ten opzichte van de
aanvangssituatie (SASC-P p=.003), maar niet volgens leerkrachten. Een van de 9
kinderen die goed verbeterd waren na interventie, was teruggevallen in gedrag. Van de 3
kinderen die niet goed van de interventie geprofiteerd hadden, was er 1 nog altijd stil. De
andere twee werden niet bereid gevonden voor de follow-up, waardoor gegevens
ontbreken (Bergman et al., 2013)
36
6.
Aangehaalde literatuur
1. American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of
Mental Disorders (5th ed.). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing.
2. Anstendig, K. D. (1999). Is Selective Mutism an Anxiety Disorder? Rethinking Its
DSM-IV Classification. Journal of Anxiety Disorders, 13(4), 417-434.
3. Balkom van, A. J. M., Vliet van, I. M., Emmelkamp P.M.G., Bockting C.L.H.,
Spijker J., Hermens M.L.M., & Meeuwissen J.A.C. namens de Werkgroep
Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling Angststoornissen/Depressie. (2013).
Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (Derde revisie). Richtlijn voor de
diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een
angststoornis. In Trimbos Institute (Ed.). Utrecht: Trimbos Institute.
4. Bergman, R. L., Gonzalez, A., Piacentini, J., & Keller, M. L. (2013). Integrated
Behavior Therapy for Selective Mutism: A randomized controlled pilot study.
Behaviour Research and Therapy, 51(10), 680-689.
5. Bergman, R. L., Piacentini, J., & McCracken, J. T. (2002). Prevalence and
Description of Selective Mutism in a School-Based Sample. Journal of the
American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 41(8), 938-946. doi:
http://dx.doi.org/10.1097/00004583-200208000-00012
6. Black, B., & Uhde, T. W. (1992). Case Study: Elective Mutism as a Variant of
Social Phobia. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry,
31(6), 1090-1094.
7. Black, B., & Uhde, T. W. (1995). Psychiatric characteristics of children with
selective mutism: a pilot study. Journal of the American Academy of Child &
Adolescent Psychiatry, 34(7), 847-856.
8. Bradley, S., & Sloman, L. (1975). Elective mutism in immigrant families. Journal
of the American Academy of Child Psychiatry, 14(3), 510-514.
9. Bufferd, S. J., Dougherty, L. R., Carlson, G. A., Rose, S., & Klein, D. N. (2012).
Psychiatric disorders in preschoolers: continuity from ages 3 to 6. American
Journal of Psychiatry, 169(11), 1157-1164.
10. Carlson, J. S., Mitchell, A. D., & Segool, N. (2008). The current state of empirical
support for the pharmacological treatment of selective mutism. School Psychology
Quarterly, 23(3), 354-372. doi: 10.1037/1045-3830.23.3.354
11. Cartwright-Hatton, S., Roberts, C., Chitsabesan, P., Fothergill, Claire. &
Harrington, R. (2004). Systematic review of the efficacy of cognitive behaviour
therapies for childhood and adolescent anxiety disorders. British Journal of Clinical
Psychology, .43, 421-436.
12. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2012). In-, door-, en uitstroom van
leerlingen in het onderwijs. Retrieved July 2014, from
http://statline.cbs.nl/statweb/dome/?TH=3430&LA=nl
13. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). ICT gebruik van huishoudens naar
huishoudkenmerken. Retrieved July 2014, from
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71102ned&D1=
3-4,11-17&D2=0-10&D3=a&HD=080424-1708&HDR=T&STB=G1,G2
14. Chavira, D. A., Shipon-Blum, E., Hitchcock, C., Cohan, S., & Stein, M. B. (2007).
Selective Mutism and Social Anxiety Disorder: All in the Family? Journal of the
American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 46(11), 1464-1472.
15. Chavira, D. A., Shipon-Blum, E., & Stein, M. B. (2005). A family history study of
selective mutism. Paper presented at the Poster presented at the 2005 conference
of the Anxiety Disorders Association of America, Seattle, WA.
16. Cobham, V.E., Dadds, M.R., Spence, S.H. & McDermott, B. (2010). Parental
Anxiety in the Treatment of Childhood Anxiety: A Different Story Three Years
Later. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 39 (3), 410-420.
17. Cohan, S. L., Chavira, D. A., & Stein, M. B. (2006). Practitioner Review:
Psychosocial Interventions for Children with Selective Mutism: a Critical Evaluation
37
of the Literature from 1990–2005. Journal of Child Psychology & Psychiatry,
47(11), 1085-1097.
18. Dummit, E. S., 3rd, Klein, R. G., Tancer, N. K., Asche, B., & Martin, J. (1996).
Fluoxetine treatment of children with selective mutism: an open trial. Journal of
the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 35(5), 615-621. doi:
10.1097/00004583-199605000-00016
19. Dummit, E. S., 3rd, Klein, R. G., Tancer, N. K., Asche, B., Martin, J., & Fairbanks,
J. A. (1997). Systematic Assessment of 50 Children With Selective Mutism. J Am
Acad Child Adolesc Psychiatry, 36(5), 653-660.
20. Elizur, Y., & Perednik, R. (2003). Prevalence and description of selective mutism
in immigrant and native families: A controlled study. Journal of the American
Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 42(12), 1451-1459.
21. Güldner, M. (2012). Selectief Mutisme bij Kinderen. Houten: LannooCampus.
22. Güldner, M., Wippo, E., Teselar, M., & Erkelens, P. (2010). Evaluatie van een
Behandelprotocol voor Selectief Mutisme Kind & Adolescent Praktijk, 9(4), 160166.
23. Hul van den, M. (2012). 'Apetrots op Floortje’. Persoonlijk verhaal en ervaring met
het behandelprogramma, van een ouder. Groter Groeien, 103-105.
24. Ishikawa, S.-I., Okajima, I., Matsuoka, H., & Sakano, Y. (2007). Cognitive
behavioral therapy for anxiety disorders in children and adolescents: A metaanalysis. Child and Adolescent Mental Health, 12, 164-172.
25. Johnson, M., & Wintgens, A. (2003). The Selective Mutism Resource Manual.
European Child & Adolescent Psychiatry, 12(3), 151-151. doi:
10.1007/s007870300007
26. Jonge de, M. V., Pagter de, J., & van Braam van Vloten-Hairwassers H.M.W.
(2013). Selectief mutisme behandelen, dat spreekt voor zich. Signaal (nr 82),
22(1), 4-18.
27. Jonge de, M. V., Pagter de, J., & van Braam van Vloten-Hairwassers, H. M. W.
(2013). Dapper worden in het luiderslot. Kind & Adolescent Praktijk, 12, 122-129.
28. Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. (2011). Behandeling van angst.
Retrieved July 2014, from http://www.kenniscentrumkjp.nl/Professionals/Stoornissen/angst-1/Behandeling-3/algemeen-1
29. Koop, F. J., Veerhoek, E. S., & Jonge de, M. V. (2013). Can we predict clinical
outcome of children with selective mutism? A follow-up study. Submitted 2013.
30. Kopp, S., & Gillberg, C. (1997). Selective Mutism: A Population‐based Study: A
Research Note. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 38(2), 257-262.
31. Kristensen, H. (2000). Selective mutism and comorbidity with developmental
disorder/delay, anxiety disorder, and elimination disorder. Journal of the American
Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 39(2), 249-256.
32. Kristensen, H., & Oerbeck, B. (2006). Is selective mutism associated with deficits
in memory span and visual memory?: An exploratory case–control study.
Depression and anxiety, 23(2), 71-76.
33. Kristensen, H., & Torgersen, S. (2001). MCMI-II personality traits and symptom
traits in parents of children with selective mutism: A case-control study. Journal of
Abnormal Psychology, 110(4), 648.
34. Kumpulainen, K. (2002). Phenomenology and Treatment of Selective Mutism. CNS
Drugs, 16(3), 175-180.
35. Kumpulainen, K., Räsänen, E., Raaska, H., & Somppi, V. (1998). Selective mutism
among second-graders in elementary school. European Child & Adolescent
Psychiatry, 7(1), 24-29.
36. Letamendi, A. M., Chavira, D. A., Hitchcock, C. A., Roesch, S. C., Shipon-Blum,
E., & Stein, M. B. (2008). Selective Mutism Questionnaire: Measurement Structure
and Validity. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry, 47(10), 1197-1204.
37. Manassis, K., Tannock, R., Garland, E. J., Minde, K., McInnes, A., & Clark, S.
(2007). The Sounds of Silence: Language, Cognition, and Anxiety in Selective
Mutism. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 46(9),
1187-1195.
38
38. McHolm, A. E., Cunningham, C. E., & Vanier, M. K. (2005). Helping your child with
selective mutism: Practical steps to overcome a fear of speaking: New Harbinger
Publications.
39. McInnes, A., Fung, D., Manassis, K., Fiksenbaum, L., & Tannock, R. (2004).
Narrative skills in children with selective mutism: An exploratory study. American
Journal of Speech-Language Pathology, 13(4), 304-315.
40. Munnik E. (2012). ‘Sommige kinderen zijn bang voor spinnen, mijn kind is bang
om te praten’. Persoonlijk verhaal en ervaring met het behandelprogramma, van
een ouder. Kinderen.
41. Muris & Ollendick (2015). Children Who are Anxious in Silence: A Review on
Selective Mutism, the New Anxiety Disorder in DSM-5. Clinical Child and Family
Psychology Review, 18(2), 151-169.
42. Murray, L., Cooper, P., Creswell, C., Schofield, E., & Sack, C. (2007). The effects
of maternal social phobia on mother-infant interactions and infant social
responsiveness. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 48, 45-52.
43. National Collaborating Centre for Mental Health, National Guideline Clearinghouse
(NGC), & National Institute for Health and Care Excellence (NICE). (2013). Social
anxiety disorder: recognition, assessment and treatment. Retrieved June 2014,
from
http://www.guideline.gov/content.aspx?id=46234&search=guideline+anxiety
44. Oerbeck, B., Johansen, J., Lundahl, K., & Kristensen, H. (2012). Selective
mutism: A home-and kindergarten-based intervention for children 3–5 Years: A
pilot study. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 17(3), 370-383. doi:
10.1177/1359104511415174
45. Oerbeck, B., & Kristensen, H. (2008). Attention in selective mutism—An
exploratory case-control study. Journal of Anxiety Disorders, 22(3), 548-554.
46. Pagter de, J., Jonge de, M. V., & van Braam van Vloten-Hairwassers H.W.M.
(2014). 'Help mijn leerling spreekt niet’. HJK - de Wereld van het Jonge Kind, 41,
28-31.
47. Pionek Stone, B., Kratochwill, T. R., Sladezcek, I., & Serlin, R. C. (2002).
Treatment of selective mutism: A best-evidence synthesis. School Psychology
Quarterly, 17, 168–190.
48. Remschmidt, H., Poller, M., Herpertz-Dahlmann, B., Hennighausen, K., &
Gutenbrunner, C. (2001). A follow-up study of 45 patients with elective mutism.
European archives of psychiatry and clinical neuroscience, 251(6), 284-296.
49. Schaik van, M. A. (2014). Onderzoek naar Positieve en Verbeterpunten van het
Behandelprogramma ‘Spreekt voor Zich’ voor Kinderen met Selectief Mutisme.
Universiteit Utrecht, Pedagogische Wetenschappen, Utrecht.
50. Sharkey, L., & McNicholas, F. (2012). Selective Mutism: A prevalence study of
primary school children in the Republic of Ireland. Irish Journal of Psychological
Medicine, 29(01), 36-40.
51. Sharp, W. G., Sherman, C., & Gross, A. M. (2007). Selective mutism and anxiety:
A review of the current conceptualization of the disorder. Journal of Anxiety
Disorders, 21(4), 568-579.
52. Silverman, W., Pina, A., & Viswesvaran, C. (2008). Evidence-based psycho-social
treatments for phobic and anxiety disorders in children and adolescents. Journal
of Clinical Child and Adolescent Psychology, 37(1), 105-130.
53. Standart, S., & Couteur, A. L. (2003). The Quiet Child: A Literature Review of
Selective Mutism. Child and Adolescent Mental Health, 8(4), 154-160. doi:
10.1111/1475-3588.00065
54. Steinhausen, H. C., & Adamek, R. (1997). The family history of children with
elective mutism: a research report. European Child & Adolescent Psychiatry, 6(2),
107-111.
55. Steinhausen, H. C., & Juzi, C. (1996). Elective mutism: an analysis of 100 cases.
Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 35(5), 606614.
39
56. Steinhausen, H. C., Wachter, M., Laimböck, K., & Winkler-Metzke, C. (2006). A
long-term outcome study of selective mutism in childhood. Journal of Child
Psychology & Psychiatry, 47(7), 751-756.
57. Vecchio, J. L., & Kearney, C. A. (2005). Selective mutism in children: Comparison
to youths with and without anxiety disorders. Journal of Psychopathology and
Behavioral Assessment, 27(1), 31-37.
58. Vecchio, J. L., & Kearney, C. A. (2009). Treating youths with selective mutism
with an alternating design of exposure-based practice and contingency
management. Behavior Therapy, 40, 380–392.
59. Velting, O. N., Setzer, N. J., & Albano, A. M. (2004). Update on and advances in
assessment and cognitivebehavioral treatment of anxiety disorders in children and
adolescents. Professional Psychology: Research andPractice, 35, 42-54.
60. Viana, A. G., Beidel, D. C., & Rabian, B. (2009). Selective mutism: A review and
integration of the last 15 years. Clinical Psychology Review, 29(1), 57-67.
61. Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. (2012). Statistisch jaarboek van het
Vlaams onderwijs. from http://www.ond.vlaanderen.be/
62. Wippo, E., & Güldner, M. (2003). Praten op school, een kwestie van doen. Kind &
Adolescent Praktijk, 2(3), 88-94.
Samenwerking erkenningstraject
Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands
Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum
Jeugdgezondheid (NCJ), het Kenniscentrum Sport, Vilans, het Trimbos Instituut en
MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige
criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.
40
Download