Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Een onderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie V.M.L. Kamp – 297274 Stichting ZorgpleinNoord | Drs. K. Doornbos Hanzehogeschool Groningen | Heleen de Vey Mestdagh – Kolk Haren, april 2016 Haren, 16 juni 2014 Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Een onderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie Victoria Kamp 297274 Haren, april 2016 Afstudeeronderzoek Sociaal Juridische Dienstverlening Instituut voor Rechtenstudies Hanzehogeschool Groningen Opdrachtgever: Stichting ZorgpleinNoord Praktijkbegeleider: Karin Doornbos Afstudeerbegeleider: Heleen de Vey Mestdagh-Kolk ZorgpleinNoord-reeks Beschikbaar op www.zorgpleinnoord.nl 18 Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Een onderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie Victioria Kamp, april 2016 17 Decentralisatie centraal. Een reconstructie van het decentralisatiebeleid van gemeenten in Groningen en Drenthe Erik Huisman, november 2015 16 Samenwerkende ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom? Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP’ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg? Liza Marie Bruins, juli 2015 15 Veranderende competenties in de zorg Een kwalitatief onderzoek naar competenties waarover professionele zorgen hulpverleners moeten beschikken om te bevorderen dat burgers meer voor zichzelf en anderen zorgen Claartje I. van der Wilk, april 2015 14 Schade bij een ingeleende werknemer, wiens zorg? Een onderzoek naar werkgeversaansprakelijkheid voor schade bij de werknemer bij het in- en uitlenen van personeel tussen zorg- en welzijnsorganisaties Eline Poelman, juni 2014 13 Nulurencontracten in de zorg. Waarom en kan het ook anders? Waarom en kan het ook anders? Lotte Bouwmeester, juni 2014 12. Cao's in transitie Een onderzoek naar de juridische aspecten van samenlopende cao's in de sector zorg & welzijn Berlinde Woelderink, september 2013 11. Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn Miranda Bouma, juni 2013 10. Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost-Drenthe Dominika P. Duplicka, maart 2013 9. Kennisdeling in lerende netwerken Een onderzoek naar de condities die kennisdeling in lerende netwerken tot stand brengen Vivienne C. Greveling, augustus 2012 8. Bevlogen leiden in de zorg Naar aanleiding van de masterthesis ‘Engaging leadership in health care organizations: the mediating role of work engagement’ Koos van der Kleij, februari 2012 7. Een onderzoek naar de loopbanen van verpleegkundigen Waarom (g)een loopbaanstap? Karin Meijboom, september 2011 6. Zorgen voor morgen Hoe voorkomen we een tekort aan hoger opgeleid personeel in de zorg in Noordoost-Groningen? Femke Nijdam, juli 2011 5. BBL in zorg en welzijn Onderzoek naar BBL-plaatsen in zorg en welzijn Petra Molenaars, mei 2011 4. Van reageren naar anticiperen Strategische personeelsplanning voor de Zorg Lotte Speelman, november 2010 3. Uitstroom van personeel onder de loep Arbeidsmarkt voor zorg en welzijn in Noord-Nederland Ellen Offers, oktober 2009 2. Zorgen voor toekomstig personeel Onderzoek naar de uitstroom van personeel in de zorg- en welzijnssector in Noord-Nederland Valerie Rings, juli 2009 1. De arbeidsmarkt voor Zorg en Welzijn in Groningen en Drenthe Kwantitatieve Analyse Ellen Offers, juni 2009 © 2016 ZorgpleinNoord Publicatie van cijfers en/of tekst uit dit werk is toegestaan, mits de bron wordt vermeld Samenvatting Het doel van dit onderzoek is inzicht geven in de (juridische) knelpunten en succesfactoren vanuit de theorie en de praktijk voor werkgevers in de zorg- en welzijnsorganisaties bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen binnen hun organisatie. Het onderzoek is in opdracht van Stiching ZorgpleinNoord te Haren en in samenwerking met het Kenniscentrum Arbeid verricht. De vraag die in dit onderzoek centraal staat is als volgt: ‘Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie?’ De belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot de theorie en de praktijk die in dit onderzoek worden besproken, zijn: - De juridische basis van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en uitleg van het begrip ‘extra banen’; - De mogelijkheden van ondersteuning voor werkgevers bij de plaatsing van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten; - De mogelijkheden van arbeidsrelaties die werkgevers aan kunnen gaan met de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten om aan de baanafspraak te voldoen; - In hoeverre werkgevers bezig zijn met het plaatsen van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten binnen hun organisatie; - De (juridische) knelpunten volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie; - De (juridische) succesfactoren volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie. De conclusies met betrekking tot de knelpunten voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie zijn als volgt: - Werkgevers hebben het creëren van extra banen niet bovenaan hun prioriteitenlijst staan, De druk om extra banen voor de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten te creëren is, zonder het in werking treden van de quotumheffing, niet hoog genoeg; - De urennorm van de banenafspraak is bij werkgevers niet bekend; - Mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kunnen niet 25,5 per week werken. Werkgevers moeten daardoor meerdere banen beschikbaar stellen om aan de urennorm te voldoen; - De banen in de zorg- en welzijnssector zijn volgens de ondervraagde werkgevers qua niveau te hoog voor de mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten - Voor het in dienst nemen van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is volgens werkgevers een extra investering nodig. De doelgroep heeft gerichte taken en begeleiding nodig; - - Het is voor werkgevers niet duidelijk bij welke werkgever een werknemer meetelt indien hij wordt ingeleend of gedetacheerd; Het is voor werkgevers niet duidelijk welke mensen in de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vallen en hoeveel mensen er daadwerkelijk in dienst genomen moeten worden om aan het quotum te voldoen; Werkgevers zijn bereid om extra banen te creëren, maar geven aan dat zij niet weten hoe zij dit moeten doen; Werkgevers willen de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten anders behandelen dan de reguliere werknemers indien het gaat om aangaan van arbeidsrelaties. De conclusies met betrekking tot de succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie zijn als volgt: - Werkgevers vinden het positief dat door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten aandacht wordt besteed aan het creëren van banen voor mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten; - Werkgevers kijken door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten naar mogelijkheden om mensen met een arbeidsbeperking te plaatsen. De aanbevelingen met betrekking tot dit onderzoek zijn: - Het is belangrijk dat ZorgpleinNoord inzichtelijk maakt wat de regels zijn rondom de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Door hier inzicht in te geven wordt het voor werkgevers gemakkelijker om aan de baanafspraak te voldoen en zullen de knelpunten omgezet kunnen worden in succesfactoren. - Om werkgevers bekend te maken met de mogelijkheden van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is het voor ZorgpleinNoord belangrijk om voorlichting te geven gericht op de mogelijkheden van ondersteuning bij het plaatsen van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen binnen zorg- en welzijnsorganisaties. - Vervolgonderzoek naar (ongeoorloofd) onderscheid tussen de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en de reguliere werknemers. Voorwoord In opdracht van Stichting ZorgpleinNoord te Haren en Kenniscentrum Arbeid heb ik de opdracht gekregen om de knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het plaatsen van de doelgroep op de extra banen in hun organisatie te onderzoeken. Tijdens mijn afstudeeronderzoek ben ik door Kenniscentrum Arbeid begeleid door middel van een maandelijkse bijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomsten was er ruimte om mijn onderzoek met docenten en andere afstudeerstudenten te bespreken. Ik wil Kenniscentrum Arbeid bedanken voor hun kennis en feedback die ik tijdens mijn onderzoek heb gekregen. Daarnaast wil ik Karin Doornbos (mijn praktijkbegeleider) graag bedanken voor de nuttige feedback die ik van haar heb mogen ontvangen. Ook de andere werknemers van ZorgpleinNoord waren erg betrokken en behulpzaam tijdens mijn onderzoek, daarom wil ik ook hen bedanken. Tot slot gaat mijn dank uit naar Heleen de Vey Mestdagh-Kolk. Zij heeft mij erg prettig geholpen tijdens het doorlopen van de laatste periode van mijn studie, mijn afstudeeronderzoek. Wanneer ik door de bomen het bos niet meer zag, hielp zij mij om weer helderheid te krijgen. Victoria Kamp Groningen, april 2016 Verkorte inhoudsopgave Samenvatting Hoofdstuk 1 Inleiding Hoofdstuk 2 Methodologische verantwoording Hoofdstuk 3 Theoretisch onderzoek Hoofdstuk 4 Praktijkgericht onderzoek Hoofdstuk 5 Analyse Hoofdstuk 6 Conclusie Hoofdstuk 7 Aanbevelingen Lijst van afkortingen en begrippen Bronnenlijst Bijlage 1: Onderzoeksmodel Bijlage 2: Interviewschema Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding 1.1 Opdrachtgever 1.2 Probleembeschrijving 1.3 Het onderzoek 1.3.1 Doelstelling 1.3.2 Centrale onderzoeksvraag 1.3.3 Deelvragen 1.4 Onderzoeksmethoden 1.5 Leeswijzer blz. 9 blz. 9 blz. 9 blz. 10 blz. 10 blz. 11 blz. 11 blz. 11 blz. 12 2. Methodologische verantwoording 2.1 Inleiding 2.2 Onderzoeksverloop 2.3 Theoretisch onderzoek 2.4 Praktijkgericht onderzoek 2.5 Analyse 2.6 Kwaliteiten en beperkingen blz. 13 blz. 13 blz. 13 blz. 13 blz. 14 blz. 15 blz. 15 3. Theoretisch onderzoek 3.1 Inleiding 3.2 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten 3.2.1 Urennorm 3.2.2 Bepaling grote werkgever 3.2.3 Quotumtekort en quotumpercentage 3.2.4 Conclusie 3.3 Ondersteuning voor werkgevers 3.3.1 Doelgroep 3.3.2 Ondersteuning 3.3.2.1 Instrumenten UWV 3.3.2.2 Instrumenten gemeenten 3.3.3 Conclusie 3.4 Mogelijke arbeidsrelaties 3.4.1 Arbeidsrelaties 3.4.1.1 Arbeidsovereenkomst ex artikel 7:610 BW 3.4.2 Flexibele arbeidsovereenkomsten 3.4.2.1 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 3.4.2.2 Oproepovereenkomst 3.4.2.3 Uitzendovereenkomst 3.4.2.4 Payrollovereenkomst 3.4.2.5 Detachering 3.4.3 Conclusie 3.5 Onderzoekspunten blz. 16 blz. 16 blz. 17 blz. 17 blz. 17 blz. 18 blz. 19 blz. 20 blz. 20 blz. 21 blz. 21 blz. 23 blz. 24 blz. 26 blz. 26 blz. 26 blz. 27 blz. 27 blz. 27 blz. 28 blz. 29 blz. 29 blz. 30 blz. 30 4. Praktijkgericht onderzoek 4.1 Inleiding 4.2 In hoeverre zijn werkgevers bezig met het plaatsen van de doelgroep binnen hun organisatie? 4.3 Knelpunten 4.4 Succesfactoren 4.5 Arbeidsrelaties blz. 31 blz. 31 5. 5.1 5.2 5.3 blz. 35 blz. 35 blz. 35 blz. 37 Analyse Inleiding Knelpunten Succesfactoren blz. 31 blz. 32 blz. 33 blz. 33 6. Conclusies 6.1 Inleiding 6.2 Conclusies 6.2.1 Knelpunten 6.2.2 Succesfactoren blz. 38 blz. 38 blz. 38 blz. 38 blz. 38 7. Aanbevelingen 7.1 Inleiding 7.2 Aanbevelingen blz. 39 blz. 39 blz. 39 Lijst van afkortingen en begrippen blz. 40 Bronnenlijst blz. 41 Bijlagen Bijlage 1: onderzoeksmodel Bijlage 2: interviewschema blz. 43 blz. 44 1 Inleiding 1.1 Opdrachtgever Stichting ZorgpleinNoord (hierna: ZorgpleinNoord) is het grootste werkgeversverband in zorg en welzijn in Groningen, Drenthe en in toenemende mate Friesland. Zij werkt voor en met de aangesloten organisaties aan een goed functionerende arbeidsmarkt op het gebied van zorg en welzijn en ondersteunt en adviseert op het terrein van arbeidsmarktvraagstukken, mobiliteit en imago. Zij heeft een vacaturesite met een groot aanbod van vacatures in de zorg- en welzijnssector. Ook loopbaantrajecten, workshops en trainingen worden aangeboden door ZorgpleinNoord. 1 ZorgpleinNoord heeft een nauwe samenwerking met het Kenniscentrum Arbeid en heeft aan het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt gevraagd om onderzoek te doen naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij de inzet van de doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen. 1.2 Probleembeschrijving Het kabinet wil dat alle mensen, ongeacht hun leeftijd, afkomst of beperking als volwaardige burgers mee kunnen doen aan de samenleving. Er moeten zoveel mogelijk mensen participeren. Wanneer mensen participeren op de arbeidsmarkt, zijn zij in staat om in hun eigen inkomen te voorzien. Dit geeft burgers een gevoel van eigenwaarde.2 Met het invoeren van de Participatiewet op 1 januari 2015 wil de overheid aan mensen die nu aan de kant staan, meer kansen op werk bieden. Het uitgangspunt is dat mensen zoveel mogelijk in reguliere banen bij reguliere werkgevers werken. Het is noodzakelijk dat alle werkgevers een actieve rol gaan spelen om mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt in een reguliere baan te laten werken. Mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zijn bijvoorbeeld mensen met een ziekte of handicap, langdurig zieken of mensen met een uitkering. Om werkgevers te bewegen en mensen met een ziekte of handicap in dienst te nemen is er in het Sociaal akkoord van april 2013 tussen het kabinet, de bonden en werkgevers afgesproken dat er extra banen worden gecreëerd die bestemd zijn voor mensen met een ziekte of handicap.3 Dit heet de banenafspraak. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten die op 1 mei 2015 in werking is getreden4, bevestigt de afspraken uit het sociaal akkoord.5 De overheid en reguliere werkgevers zullen tot 2026 125.000 extra banen creëren voor mensen die onder de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotumheffing arbeidsbeperkten vallen. Er moeten 100.000 extra banen in de marktsector komen en 25.000 extra banen in de overheidssector.6 Werkgevers in de marktsector (inclusief de zorgsector) stellen zich garant voor 2.500 extra banen in 2014, 5.000 extra banen in 2015 en oplopend met 1.000 per jaar naar 10.000 extra per jaar in 2020, tot in 2026 een maximum aantal van 100.000 extra werkenden is bereikt. In aanvulling daarop stelt de overheid zich garant voor 2.500 extra banen per jaar vanaf 2014, tot een maximum is bereikt van 25.000 banen. Deze afspraak zal worden gemonitord; als er onvoldoende banen worden gerealiseerd treedt, na overleg met sociale partners en gemeenten, een quotumheffing in werking met dezelfde 1 ‘Wie zijn wij’ ZorgpleinNoord, www.zorgpleinnoord.nl, geraadpleegd op: 14 september 2015 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2007 3 Kamerbrief Asscher & Klijnsma, ‘resultaten sociaal overleg’, 14 april 2013, referentie: 20130000045997 4 Staatsblad 2015, 156 5 ‘Doelgroepregister’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 februari 2016 6 ‘Werken met arbeidsbeperking’, Rijksoverheid, www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd op: 8 maart 2016 2 9 aantallen.7 De wet die betrekking heeft op de quotumheffing is op 1 mei 2015 in werking getreden, maar vooralsnog wordt daar geen uitvoering aan gegeven omdat werkgevers eerst zonder het toepassen van een heffing in de gelegenheid worden gesteld om banen te creëren. Medio 2016 wordt er gekeken of werkgevers inderdaad extra banen hebben gecreëerd. Als werkgevers dit niet voldoende hebben gedaan, dan treedt de quotumheffing in werking. Werkgevers moeten dan een heffing betalen voor elke niet-ingevulde arbeidsplaats per jaar.8 Dit geldt voor werkgevers met meer dan 25 werknemers in dienst.9 De quotumheffing wordt dan bij ministeriële regeling geactiveerd.10 Omdat werkgevers de verplichting zijn aangegaan om extra banen te creëren is het voor werkgevers uit de zorg- en welzijnssector, die aangesloten zijn bij ZorgpleinNoord, belangrijk om te weten hoe zij het beste met deze verplichting om kunnen gaan. Wanneer er niet voldoende banen gecreëerd worden, zal de quotumheffing die is geregeld in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking treden. Werkgevers moeten dan een boete betalen wanneer zij niemand of te weinig mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in dienst hebben. Voor veel werkplekken in de zorg- en welzijnssector is de nodige (wettelijke) scholing en sociale vaardigheid verreist. Daarom is het voor de werkgevers in de zorg- en welzijnssector lastig om banen te creëren die bedoeld zijn voor de doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. ZorgpleinNoord wil aangesloten werkgevers en instellingen uit de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland informeren over hoe zij deze verplichting in kunnen vullen en wat de consequenties zijn als dit gehaald wordt. Omdat er nog veel onduidelijkheden zijn rondom de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, wordt in dit onderzoek inzicht gegeven over de (juridische) knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen. Er wordt gekeken welke doelgroepen onder de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vallen en de mogelijkheden die werkgevers hebben bij het inzetten van deze doelgroep. Tevens wordt er inzicht gegeven in de arbeidsrelaties die werkgevers aan kunnen bieden aan de doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zodat zij meetellen voor het quotum van de baanafspraak. Er wordt in kaart gebracht in hoeverre werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bezig zijn met het plaatsen van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en het creëren van extra banen. 1.3 Het onderzoek 1.3.1 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is het doen van aanbevelingen aan Stichting ZorgpleinNoord over de inzet van doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, zodat zij de bij haar aangesloten zorg- en welzijnsorganisaties hierover kan informeren door het geven van inzicht in de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, vanuit de theorie en de praktijk bij de inzet van de 7 Kamerbrief Asscher & Klijnsma, ‘resultaten sociaal overleg’, 14 april 2013, referentie: 20130000045997 8 Art. 38h lid 4 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten 9 ‘Werken met arbeidsbeperking’, Rijksoverheid, www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd op: 8 maart 2016 10 Staatsblad 2015, 156 10 doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten binnen de sector zorg en welzijn in de regio Noord-Nederland. 1.3.2 Centrale onderzoeksvraag Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie? 1.3.3 Deelvragen De deelvragen zijn verdeeld in drie categorieën, gericht op de theorie, gericht op de praktijk en gericht op de analyse Gericht op de theorie - Waaruit bestaat de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten? En wat wordt er bedoeld met het begrip ‘extra banen’? - Van welke ondersteuning kunnen werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio NoordNederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, volgens de wet- en regelgeving gebruik maken bij de plaatsing van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen? - Wat voor arbeidsrelaties kunnen werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio NoordNederland, volgens de wet- en regelgeving, aan de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten bieden om aan de banenafspraak te voldoen? Gericht op de praktijk - In hoeverre zijn werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, aangesloten bij ZorgpleinNoord, bezig met het plaatsen van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten binnen hun organisatie? - Wat zijn volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, de (juridische) knelpunten bij het inzetten van doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie? - Wat zijn volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, de (juridische) succesfactoren bij het inzetten van doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie? Gericht op de analyse - Wat zijn de overeenkomsten en verschillen van de (juridische) knelpunten en succesfactoren tussen de theorie en de praktijk bij de inzet van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen? 1.4 Onderzoeksmethoden Literatuuronderzoek Om antwoord te geven op de vraag van welke ondersteuning werkgevers gebruik kunnen maken bij de plaatsing van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen, zal gebruik worden gemaakt van de wet- en regelgeving zoals de Participatiewet, de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, de memories van toelichting en de memories van antwoord. Daarnaast wordt er informatie gehaald uit vakbladen zoals het Nederlands Juristen Blad. Ook Kamerstukken en Kamervragen betreffende de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten worden bestudeerd. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een kennisdocument opgesteld met daarin antwoorden op veel gestelde vragen over de banenafspraak en quotumheffing. Ook dit document zal veelvuldig worden bestudeerd. 11 Voor het beantwoorden van de vraag welke arbeidsrelaties werkgevers aan kunnen gaan met mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, wordt gebruik gemaakt van handboeken zoals Arbeidsrechtelijke themata en Hoe zit het met het (nieuwe) arbeidsrecht?. Ook boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de regels van het arbeidsrecht zijn opgenomen, wordt hierbij gebruikt. Er wordt gekeken of er jurisprudentie met betrekking tot de doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten beschikbaar is. De jurisprudentie wordt mee genomen bij de uitvoering van dit onderzoek. Interviews Werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord worden doormiddel van interviews bevraagd over hun ervaringen met het inzetten van doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en het uitvoeren van deze wet. Om een evenwichtig beeld te schetsen van de ervaringen van de werkgevers van zowel de zorgsector als de welzijnssector, zullen er vijf werkgevers worden geïnterviewd uit de zorgsector in de regio Noord-Nederland en drie werkgevers uit de welzijnssector in de regio Noord-Nederland. Deze keuze is gemaakt omdat er meer zorginstellingen dan welzijnsinstellingen zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, het aantal respondenten in de zorginstellingen zal daarom naar verwachting hoger liggen dan de respondenten in de welzijnsinstellingen. Ook de vragen wat de knelpunten en wat de succesfactoren zijn bij het inzetten van doelgroepen uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten worden tijdens deze interviews gesteld. Alle werkgevers zullen aangesloten zijn bij ZorgpleinNoord omdat ZorgpleinNoord vooral benieuwd is naar de ervaringen van de werkgevers die bij hen zijn aangesloten en ZorgpleinNoord op deze manier een zo goed mogelijk kan informeren over het inzetten van doelgroepen uit de Participatiewet. 1.5 Leeswijzer Hieronder wordt weergegeven hoe het onderzoeksrapport is opgebouwd: - Hoofdstuk twee geeft de methodologische verantwoording weer. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in keuzes die voor dit onderzoek zijn gemaakt. - Hoofdstuk drie beschrijft het theoretisch onderzoek aan de hand van de deelvragen gericht op de theorie. - Hoofdstuk vier geeft de resultaten van het praktijkonderzoek weer aan de hand van de deelvragen gericht op de praktijk - Hoofdstuk vijf geeft de analyse weer. In dit hoofdstuk worden de theorie en de praktijk met elkaar vergeleken. - Hoofdstuk zes bevat de conclusie met daaruit voortvloeiend de aanbevelingen aan ZorgpleinNoord. 12 2 Methodologische verantwoording 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt hoe de theoretische bronnen zijn geselecteerd en hoe daaruit de onderzoekspunten zijn voortgekomen. Er wordt inzicht gegeven in de keuzes van de onderzoeksmethoden en de onderzoekstechnieken. Tevens wordt er uitgelegd hoe de verzamelde gegevens zijn geanalyseerd. Tot slot zullen de kwaliteiten en de beperkingen van dit onderzoek worden weergegeven. 2.2 Onderzoeksverloop In samenwerking met Kenniscentrum Arbeid en ZorgpleinNoord is dit onderzoek gestart met het schrijven van het onderzoeksvoorstel. In het onderzoeksvoorstel is de doelstelling helder geworden en is er een centrale onderzoeksvraag geformuleerd. Vervolgens zijn er verschillende deelvragen opgesteld die zijn onderverdeeld in theoretische deelvragen, praktijkgerichte deelvragen en een deelvraag gericht op de analyse. Na goedkeuring van het onderzoeksvoorstel is het theoretische onderzoek gestart. Voor het theoretische onderzoek is er literatuur, wet- en regelgeving en verschillende kamerstukken bestudeert. Tijdens het schrijven van het theoretisch onderzoek is er in overleg met ZorgpleinNoord en in overleg met de afstudeerbeleider van de Hanzehogeschool Groningen een extra deelvraag toegevoegd. De toevoeging van deze extra deelvraag was van belang om het theoretische onderzoek te verduidelijken. Op het moment dat de theorie helder was, is er begonnen met het praktijkgerichte onderzoek. Het praktijkgerichte onderzoek is uitgevoerd door middel van interviews. De interviews zijn in de maanden februari en maart afgenomen. Na het afronden van het praktijkgerichte onderzoek is gestart met het analyseren van de theorie en de praktijk en het schrijven van de conclusies. Vervolgens is het onderzoek afgerond. 2.3 Theoretisch onderzoek Omdat de Participatiewet pas sinds 1 januari 2015 in werking is, zijn er nog veel vragen rondom het uitvoeren van deze wet. Het onderwerp van dit onderzoek is erg actueel. Er zijn continu veranderingen en aanpassingen rondom deze wetgeving. Voor het uitvoeren van het theoretisch onderzoek zijn verschillende bronnen gebruikt. Zo is er juridische literatuur geraadpleegd, is de weten regelgeving bestudeerd, zijn kamerstukken veelvuldig gelezen en is de website van het UWV vaak bezocht. Omdat de wetgeving nog in beweging is, zijn de kamerstukken en de informatie van het UWV belangrijke bronnen voor dit onderzoek. De Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zijn ingewikkeld, daarom is er voor gekozen om in deelvraag één uiteen te zetten waar de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten uit bestaat. Ook wordt er inzicht gegeven in het begrip ‘extra banen’. Voor de beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van het Kennisdocument Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Dit kennisdocument is opgesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en geeft antwoord op veel gestelde vragen over de banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten. De eerste versie van het Kennisdocument is gepubliceerd in maart 2015. De versie oktober 2015 heeft de versie van maart 2015 vervangen. De meest recente versie, versie februari 2016, vervangt vervolgens de versies maart 2015 en oktober 2016. Tevens zijn de artikelen 38f, 38g, 38h en 38j van de Wet Financiering Sociale Verzekering geraadpleegd voor het beantwoorden van de vraag wat de berekening is van het quotumtekort en het quotumpercentage. In deelvraag twee is beschreven van welke ondersteuning werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, gebruik kunnen maken bij het plaatsen van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra 13 banen. Om antwoord te kunnen geven op deze vraag is, is er voor gekozen om eerst uit te leggen wie er onder de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten valt. Daarna is beschreven van welke ondersteuning werkgevers gebruik kunnen maken. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie die via de website van het UWV te vinden is. Ook zijn er boeken, gericht op het sociaal recht, bestudeerd. Na overleg met de afstudeerbegeleider is onderzocht of er tijdens dit onderzoek ingegaan kan worden op het arbeidsrecht, dit met het oog op de gevolgde specialisatie Arbeidsrecht. Daarom is besloten om mee te nemen wat voor arbeidsrelaties werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, volgens de wet- en regelgeving, aan de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kunnen bieden om aan de baanafspraak te voldoen. Een vraag die tijdens het schrijven van de theorie gesteld is, is of werkgevers de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten anders behandelen met betrekking tot het aanbieden van arbeidsrelaties ten opzichte van de reguliere werknemers. Na het beantwoorden van de deelvragen gericht op de theorie zijn er onderzoekspunten voor het praktijkonderzoek opgesteld. De onderzoekspunten zullen in de volgende paragraaf worden besproken. 2.4 Praktijkgericht onderzoek Het praktijkgerichte onderzoek is uitgevoerd door het afnemen van interviews. Om te onderzoeken wat voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector de (juridische) knelpunten en succesfactoren zijn bij het plaatsen van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen, was het van belang om werkgevers te bevragen over hun ervaringen bij het plaatsen van de doelgroep op de extra banen. Zeven werkgevers in de zorg- en welzijnssector die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord hebben meegewerkt aan deze interviews. De werkgevers zijn via een e-mail benaderd om mee te werken aan dit onderzoek. Vervolgens zijn er afspraken ingepland om het interview face-to-face af te nemen. De interviews waren half-gestructureerd waardoor er open vragen en gesloten vragen zijn gesteld. De keuze voor het afnemen van half-gestructureerde interviews is gemaakt zodat de werkgevers de mogelijkheid hadden om uitgebreid te antwoorden, maar er uiteindelijk met de gegeven informatie wel antwoord kon worden gegeven op de opgestelde deelvragen gericht op de praktijk. De vragen die tijdens het onderzoek zijn gesteld zijn te vinden in Bijlage 1 van dit onderzoeksverslag. De onderzoekspunten die aan de hand van de theorie zijn opgesteld hebben de richting voor de interviews gegeven. Zo moest er voor het beantwoorden van de vraag in hoeverre werkgevers bezig zijn met het plaatsen van de doelgroep binnen hun organisatie worden achterhaald of werkgevers op de hoogte zijn van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Dat werkgevers op de hoogte zijn van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten bleek uit alle interviews. Echter bleek dat niet alle werkgevers ook daadwerkelijk bezig zijn met het plaatsen van de doelgroep op de extra banen. De vraag waarom werkgevers hier niet mee bezig zijn kwam dan ook in het praktijkonderzoek aan bod. Daarnaast was het van belang om te achterhalen of werkgevers bekend zijn met de mogelijkheden van ondersteuning bij het plaatsen van de doelgroep op de extra banen. Met het beantwoorden van deze vraag kwamen de eerste knelpunten en succesfactoren bij het plaatsen van de doelgroep op de extra banen naar voren. Tijdens de interviews is er vervolgens kort ingegaan op de arbeidsrelaties die werkgevers het liefst aangaan met de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Er werd duidelijk dat werkgevers anders omgaan met de mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, dan met de reguliere werknemers. Dit vooral met het oog op het aangaan van arbeidsrelaties. Vooral voor de aanbeveling aan ZorgpleinNoord is deze constatering van belang. 14 De informatie die tijdens de interviews is verkregen heeft geleid tot de antwoorden op de deelvragen gericht op de praktijk. 2.5 Analyse Om een antwoord te geven op de centrale deelvraag zijn de deelvragen gericht op de theorie met de deelvragen gericht op de praktijk met elkaar vergeleken. Eerst wordt uiteengezet wat de bevindingen zijn vanuit het theoretisch onderzoek. Daarna wordt de informatie die tijdens de interviews is verkregen, besproken. Uit de analyse volgen de overeenkomsten en verschillen van de (juridische) knelpunten en succesfactoren tussen de theorie en de praktijk bij de inzet van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen. 2.6 Kwaliteiten en beperkingen Doordat de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten pas sinds 1 januari 2015 in werking is, is de wet en dit onderwerp nog erg in beweging. Het onderwerp van dit onderzoek komt vaak ter sprake bij de Tweede Kamer en in de media. Het is belangrijk om de besproken kennis continu te blijven actualiseren. Tijdens de interviews zijn zeven werkgevers, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bevraagd. Echter heeft ZorgpleinNoord veel meer aangesloten werkgevers dan enkel deze zeven werkgevers. Dit onderzoek is gebaseerd op de informatie die is verkregen tijdens de interviews, daardoor is dit onderzoek slechts een indicatie van de knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord. De deelvragen en de centrale onderzoeksvraag zijn, zover mogelijk, beantwoord. Hierdoor draagt dit onderzoek bij aan de kennisontwikkeling van ZorgpleinNoord. 15 3 Theoretisch onderzoek 3.1 Inleiding In hoofdstuk 1 is naar voren gekomen dat de overheid het noodzakelijk vindt dat werkgevers een actieve rol gaan spelen om mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt in een reguliere baan te laten werken. In het sociaal akkoord is afgesproken dat er extra banen komen voor mensen met een ziekte of handicap.11 Dit wordt ook wel de banenafspraak genoemd. Met de Participatiewet is de eerste stap gezet om meer mensen met een arbeidsbeperking te helpen bij het vinden van een baan bij een reguliere werkgever. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten die op 1 mei 2015 in werking is getreden12, bevestigt de afspraken uit het sociaal akkoord13 en is een belangrijke vervolgstap op de Participatiewet.14 Medio 2016 wordt gekeken of werkgevers inderdaad extra banen hebben gecreëerd. Het is niet duidelijk wanneer dit precies zal gebeuren. In 2015 moeten er ten opzichte van de nulmeting 6.000 extra banen zijn gecreëerd in de marktsector en 3.000 extra banen in de overheidssector.15 Als werkgevers dit niet voldoende hebben gedaan, dan kan het zijn dat werkgevers vanaf 2018 een quotumheffing van €5000, - per niet-ingevulde arbeidsplaats per jaar moeten betalen.16 In onderstaande tabel is af te lezen hoeveel banen er per jaar per sector gecreëerd moeten worden. (bron: Kennisdocument Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten versie februari 2016) Voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord is het belangrijk om te weten hoe zij het beste met de afspraken uit het sociaal akkoord om kunnen gaan. Een belangrijke vraag die hierdoor ontstaat is; wat zijn de knelpunten en succesfactoren voor de werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroepen van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is inzicht in de juridische basis van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vereist. Er zijn drie deelvragen gericht op de theorie geformuleerd die in dit hoofdstuk worden behandeld. De eerste deelvraag richt zich op de uitleg van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. De tweede deelvraag richt zich op de instrumenten uit de wet- en regelgeving ter ondersteuning van werkgevers bij de plaatsing van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie. In de derde deelvraag wordt behandeld wat voor arbeidsrelaties werkgevers aan kunnen gaan om aan de banenafspraak te voldoen. 11 Kamerbrief Asscher & Klijnsma, ‘resultaten sociaal overleg’, 14 april 2013, referentie: 20130000045997 12 Staatsblad 2015, 156 13 ‘Doelgroepregister’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 februari 2016 14 Kamerbrief Klijnsma, resultaten eerste tussentijdse meting banenafspraak’, referentie: 20150000165608 15 ‘Factsheet Banenafspraak en Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Quotumwet), Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.samenvoordeklant.nl, geraadpleegd op: 31 maart 2016 16 Staatsblad 2015, 156 16 3.2 Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en ‘extra banen’ Werkgevers hebben in het sociaal akkoord afgesproken dat zij extra banen zullen creëren voor mensen met een ziekte of handicap. Met deze extra banen wordt bedoeld dat er meer mensen uit de doelgroep van de banenafspraak aan de slag gaan bij reguliere werkgevers. Tot 2017 is het de bedoeling dat alle werkgevers hun best doen om extra banen te creëren, het maakt niet uit hoe groot de organisatie van de werkgever is. Pas als medio 2016 blijkt dat er niet voldoende extra banen zijn gecreëerd, wordt de quotumheffing ingevoerd. Met de invoering van de quotumheffing wordt gekeken naar de grootte van een werkgever. In deze paragraaf wordt besproken wanneer een extra baan meetelt voor de banenafspraak en wanneer een werkgever onder de bepaling van de quotumheffing van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten valt. 3.2.1 Urennorm banenafspraak In het sociaal akkoord gaat het om extra plaatsingen van mensen uit de doelgroep van de banenafspraak. Dit hoeven geen extra banen bovenop de gewone banen te zijn, maar werkgevers kunnen ook mensen uit de doelgroep van de banenafspraak plaatsen op plekken die vrij komen door natuurlijk verloop in hun bedrijf.17 Wanneer een werkgever iemand uit de doelgroep van de banenafspraak in dienst neemt of inleent, dan telt deze persoon mee voor de afgesproken banen. Een baan van 25,5 verloonde uren per week wordt bedoeld als één extra baan volgens de afspraken die gemaakt zijn in het sociaal akkoord.18 Banen die kleiner zijn dan 25,5 uur per week tellen mee naar evenredigheid van het aantal verloonde uren. Dit houdt in dat het kan gaan om meer arbeidscontracten. Banen die groter zijn dan 25,5 uur per week tellen mee als meer dan één baan.19 Ook inleenverbanden zoals uitleenconstructies en detacheringen tellen mee om te voldoen aan de baanafspraak.20 Zolang er wordt voldaan aan de gemaakte afspraken uit het sociaal akkoord om extra banen te creëren, treedt de quotumheffing uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten niet in werking. Werkgevers worden tot die tijd niet individueel afgerekend op het niet in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Medio 2016 wordt er voor het eerst beoordeeld of er voldoende banen zijn gerealiseerd volgens de banenafspraak. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zal op zijn vroegst in werking treden per 1 januari 2017. De eerste heffingen kunnen dan op zijn vroegst in 2018 worden opgelegd.21 De quotumheffing wordt bij ministeriële regeling geactiveerd.22 Om te bepalen bij welke werkgever een inleenverband of detachering meetelt als extra baan is nog geen duidelijkheid. Er wordt samen met alle betrokken partijen bekeken op welke manier dit het beste kan gebeuren. Ook staat vast dat er een database met gegevens over uitgeleende mensen uit de doelgroep aan de inlenende werkgever moet komen.23 3.2.2 Bepaling grote werkgever Indien het quotum van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking treedt, dienen werkgevers met 25 of meer werknemers in dienst zich te houden aan het quotum van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. De grens van 25 of meer werknemers is gesteld op 25 17 ‘Kennisdocument Wet banenafspaak en quotum arbeidsbeperkten (versie februari 2016)’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.rijksoverheid.nl 18 Staatsblad 2015, 155 19 Kamerstukken II, 2015/15, 33 981, nr. 46 20 ‘Kennisdocument Wet banenafspaak en quotum arbeidsbeperkten (versie februari 2016)’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.rijksoverheid.nl 21 ‘Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten’, Cedris, www.cedris.nl, geraadpleegd op: 31 maart 2016 22 Staatsblad 2015, 156 23 ‘Kennisdocument Wet banenafspaak en quotum arbeidsbeperkten (versie februari 2016)’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.rijksoverheid.nl 17 maal het gemiddelde aantal verloonde uren dat per werknemer in Nederland per jaar in de loonaangifte is opgenomen. Het gemiddelde aantal verloonde uren in Nederland per werknemer per week is 31,1 uur. Per jaar is dit 1623 (31,1 (vijf werkdagen) x 261 werkdagen per jaar). De grens of een werkgever verplicht is om aan het quotum te voldoen is 40575 verloonde uren per jaar (25 x 1263 uren).24 In de praktijk kan het zijn dat een werkgever meer dan 25 werknemers in dienst heeft, maar niet aan de quotumverplichting van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten hoeft te voldoen omdat hij onder het vastgestelde aantal verloonde uren per jaar zit. In het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover het quotum wordt geheven, wordt per werkgever bepaald of deze verplicht is om aan het quotum te voldoen. Alle mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten die in dienst zijn bij een werkgever tellen mee. Ook mensen die voordat het quotum in werking treedt in dienst waren bij de werkgever tellen mee.25 Als een werkgever iemand uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in dienst heeft genomen en vervolgens ontslaat, dan tellen de uren die degene uit de doelgroep heeft gewerkt tot aan het ontslag mee om vast te stellen of een werkgever aan het quotumpercentage voldoet.26 3.2.3 Quotumtekort en quotumpercentage Er is sprake van een quotumtekort als er door de werkgevers niet voldoende banen zijn gecreëerd om te voldoen aan het quotum. Op basis van een berekeningsformule wordt het quotumtekort berekend voor elke werkgever die verplicht is om aan het quotum te voldoen. De vaststelling van het quotumtekort en de berekeningsformule wordt in art. 38g Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) geregeld. In art. 38f Wfsv wordt het quotumpercentage geregeld. Het aantal verloonde uren dat de werkgever tekort komt, wordt omgezet in het aantal banen dat hij tekort komt. Op basis van het aantal banen dat de werkgever tekort komt, wordt de quotumheffing berekend.27 In het jaar voordat de quotumheffing in gaat, bepaalt het ministerie van SZW het percentage voor de quotumheffing28, dit moet vóór 1 augustus van dat jaar.29 Op grond van art. 122n lid 1 Wfsv wordt de quotumheffing bij ministeriele regeling geactiveerd.30 De quotumheffing bedraagt het quotumtekort vermenigvuldigd met €5000, -.31 De belastingdienst is belast met het uitvoeren van de quotumheffing.32 De hoogte van de heffing is op €5000,- gesteld omdat de regering van mening is dat dit bedrag hoog genoeg is om werkgevers te stimuleren meer arbeidsplaatsen voor mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten te creëren. De heffing van €5000,- dient per jaar voor elke niet-gerealiseerde arbeidsplaats te worden betaald.33 Berekening quotumtekort o.g.v. art. 38g Wfsv Het quotumtekort wordt berekend met de volgende formule: Quotumtekort = (A x B) – C D A = het totaal verloonde uren van werknemers bij de werkgever in het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld; 24 Staatsblad 2015, 155 Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr.8 26 ‘Kennisdocument Wet banenafspaak en quotum arbeidsbeperkten (versie februari 2016)’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.rijksoverheid.nl 27 Staatsblad 2015, 155 28 ‘Kennisdocument Wet banenafspaak en quotum arbeidsbeperkten (versie februari 2016)’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.rijksoverheid.nl 29 Artikel 38h lid 3 Wfsv 30 Staatsblad 2015, 155 31 Artikel 38h lid 4 Wfsv 32 Artikel 38j lid 6 Wfsv 33 Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr.8 25 18 B = het quotumpercentage dat o.g.v. art. 38f Wfsv is vastgesteld voor het kalenderjaar in de sector waartoe de werkgever hoort C = het aantal verloonde uren bij de werkgever van de doelgroep in het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt vastgesteld D = het gemiddeld aantal verloonde uren van de doelgroep op jaarbasis in beide sectoren samen.34 De berekening quotumpercentage o.g.v. Art. 38f Wfsv De quotumpercentages worden berekend met de volgende formule: Quotumpercentage = (A + B) x C + F x G DxE A = het totaal aantal banen die bij werkgevers in beide sectoren worden vervuld door de doelgroep op grond van de nulmeting op 1 januari 2013; B = het aantal extra banen voor de doelgroep bij werkgevers in beide sectoren dat dient te worden gerealiseerd vanaf het kalenderjaar 2015 zoals in het sociaal akkoord is afgesproken; C = het gemiddelde aantal verloonde uren van de doelgroep in beide sectoren samen; D = het totaal aantal banen die door de quotumheffing zijn verschuldigd per sector; E = het gemiddeld aantal verloonde uren van een werknemer die bij werkgevers in beide sectoren door de quotumheffing zijn verschuldigd; F = het aantal mensen uit de doelgroep in beide sectoren; G = het gemiddeld aantal verloonde uren van de doelgroep in beide sectoren.35 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de variabelen A tot en met E. Hierbij kunnen categorieën werknemers worden aangewezen waarvan de banen in mindering worden gebracht op het totaal aantal banen met betrekking tot variabele D.36 3.2.4 Conclusie Werkgevers hebben in het sociaal akkoord in 2013 afgesproken dat zij extra banen creëren voor mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Een baan van 25,5 verloonde uren per week wordt bedoeld als één baan volgens de afspraken die gemaakt zijn in het sociaal akkoord. Banen die kleiner zijn dan 25,5 uur per week tellen mee naar evenredigheid van het aantal verloonde uren. Dit houdt in dat het kan gaan om meer arbeidscontracten. Banen die groter zijn dan 25,5 uur per week tellen mee als meer dan één baan. Inleenverbanden en detacheringen tellen ook mee bij de metingen van het creëren van extra banen. Pas medio 2016 wordt er beoordeeld of er daadwerkelijk voldoende banen zijn gecreëerd volgens de banenafspraak. Op dit moment worden er nog geen heffingen opgelegd bij werkgevers. Indien de quotumheffing in werking treedt, zullen werkgevers die meer dan 25 werknemers in dienst hebben en niet voldoende banen hebben gecreëerd, te maken krijgen met een quotumheffing. De staatssecretaris bepaalt in het jaar voordat de quotumheffing ingaat het percentage van de heffing. De formules voor het berekenen van het quotumtekort en het quotumpercentage zijn geregeld in art. 38g Wfsv en art. 38f Wfsv. 34 Artikel 38g Wfsv Artikel 38 f lid 2 Wfsv 36 Artikel 38f lid 3 Wfsv 35 19 3.3 Instrumenten ter ondersteuning van werkgevers bij het plaatsen van de doelgroep uit de banenafspraak Het is voor werkgevers belangrijk dat zij zo weinig mogelijk zorgen hebben indien zij mensen uit de doelgroep van de banenafspraak in dienst willen nemen.37 Centraal staat de vraag van welke ondersteuning werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, gebruik kunnen maken bij de plaatsing van de doelgroep uit de banenafspraak op de extra banen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient er te worden beoordeeld wie er tot de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten behoort. Vervolgens wordt uiteengezet van welke ondersteuning werkgevers gebruik kunnen maken bij het plaatsen van deze doelgroep op de extra banen. 3.3.1 Doelgroep Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) neemt mensen die meetellen voor de banenafspraak op in het doelgroepenregister. Mensen die in dit doelgroepenregister staan vallen onder de doelgroep van de banenafspraak. Hun gegevens staan in dit doelgroepenregister. Het UWV kan doormiddel van het doelgroepenregister werkgevers informeren welke werknemers uit hun organisatie tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. 38 Met de gegevens uit het doelgroepenregister kan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid controleren of werkgevers de afgesproken extra banen voor mensen met een ziekte of handicap realiseren.39 De volgende groep mensen staan in het doelgroepenregister van de banenafspraak: - Mensen die onder de Participatiewet vallen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen; - Mensen met een Wajong-uitkering die arbeidsvermogen hebben; - Mensen met een WSW-indicatie - Mensen met een Wiw-baan - Mensen met een ID-baan - Mensen die tussen 1 september 2014 en 1 juli 2015 zijn afgewezen voor een Wajonguitkering; - Schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en entree-opleiding in het mbo van het schooljaar 2014/2015.40 Mensen met een WSW-indicatie Mensen met een WSW-indicatie hebben een lichamelijke, psychische en/of verstandelijke handicap en kunnen niet onder normale omstandigheden werken.41 Mensen met een Wiw-baan en mensen met een ID-baan De gemeente is verantwoordelijk voor mensen die onder de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiwbaan) en Besluit in- en doorstroombanen (ID-baan) vallen. Dit zijn mensen die langdurig werkloos zijn en uitkeringen ontvangen. Ook jongeren vallen onder deze groep.42 37 Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr.8 Staatsblad 2015, 155 39 UWV, ‘Wat is het doelgroepenregister?’, UWV, december 2015 40 UWV, ‘Wat is het doelgroepenregister?’, UWV, december 2015 41 ‘Participatiewet: wat verandert er in de Wajong in 2015?’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 24 februari 2016 42 ‘Mensen met een Wiw- of ID-baan’, werkgeverslijn, www.werkgeverslijn.nl, geraadpleegd op: 24 februari 2016 38 20 Het UWV beoordeelt of men arbeidsvermogen heeft en in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Als een persoon het wettelijk minimumloon kan verdienen, dan valt diegene niet onder de doelgroep van de banenafspraak.43 Indien men na 1 januari 2015 18 jaar is geworden en duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, dan heeft men recht op een Wajong-uitkering 2015. Mensen die na 1 januari 2015 18 jaar zijn geworden en wél arbeidsvermogen hebben, hebben geen recht op een Wajong-uitkering maar vallen onder de Participatiewet. Zij kunnen bij hun gemeente vragen om hulp bij het vinden en behouden van werk. Als men tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015 een Wajong uitkering heeft aangevraagd en als men vóór 1 januari 2015 18 jaar is geworden dan valt men onder de Wajong 2010. Wajong 2010 houdt in dat men hulp krijgt bij het vinden en houden van werk.44 Zolang iemand aan de criteria van het doelgroepenregister voldoet, blijft diegene meetellen. Zodra iemand niet meer aan de criteria van het doelgroepenregister voldoet, telt diegene nog twee jaar mee en blijven ze die tijd nog in het doelgroepenregister staan.45 3.3.2 Ondersteuning Om de arbeidsparticipatie te bevorderen, beschikt de gemeente en het UWV over een aantal instrumenten die ingezet kunnen worden bij de plaatsing van de doelgroep van de banenafspraak. Deze instrumenten ondersteunen werkgevers wanneer zij iemand met een ziekte of handicap in dienst nemen. 46 De instrumenten worden in deze paragraaf één voor één besproken. Eerst worden de instrumenten van het UWV besproken, vervolgens komen de instrumenten van de gemeenten aan bod. 3.3.2.1 Instrumenten UWV Vanaf 1 januari 2015 kunnen alleen de mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben, recht krijgen op een Wajong-uitkering. Indien men recht heeft op een Wajong-uitkering, dan wordt dit door het UWV uitgevoerd. Het UWV helpt deze mensen aan het werk doormiddel van het inzetten van instrumenten. Indien men wel het vermogen heeft om te werken, dan is er geen recht op een Wajong-uitkering en kan men ondersteuning door middel van instrumenten aanvragen bij de gemeente. Er zijn instrumenten voor de werknemer zelf en er zijn instrumenten voor de werkgever als hij iemand met een Wajong-uitkering in dienst neemt.47 De instrumenten worden hieronder besproken. Werknemers kunnen deze instrumenten zelf aanvragen bij het UWV: - Arbeidsplaatsvoorzieningen; - Proefplaats. Arbeidsplaatsvoorzieningen Indien iemand met een ziekte of handicap in loondienst bij een reguliere werkgever aan de slag gaat, kan het UWV arbeidsplaatsvoorzieningen toekennen. Arbeidsplaatsvoorzieningen zijn voorzieningen die problemen wegnemen die de werknemer ondervindt bij het werken. Er zijn verschillende voorzieningen die vergoedt kunnen worden, bijvoorbeeld: meeneembare voorzieningen zoals een aangepast bureau, vervoersvoorzieningen, intermediaire activiteiten zoals een doventolk en 43 Staatsblad 2015, 155 ‘Wajong 2010’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 24 februari 2016 45 Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr.8 46 Kamerstukken II, 2013/14, 33161, nr. 190 47 Stimulansz 2015, p. 96 44 21 persoonlijke ondersteuning zoals een jobcoach.48 Een jobcoach helpt bijvoorbeeld met inwerken en met dingen op het werk waar de werknemer moeite mee heeft.49 Proefplaats Iemand met een Wajong-uitkering kan twee maanden onbetaald werken bij een reguliere werkgever terwijl hij het recht op zijn uitkering behoudt. In dat geval spreekt men van een proefplaatsing. In de periode dat de proefplaatsing plaats vindt, kunnen werkgever en werknemer kijken of het werk geschikt is. De periode van de proefplaatsing kan verlengd worden tot maximaal zes maanden. Tevens dient de werkgever de intentie te hebben om de werknemer minimaal voor een half jaar in dienst te nemen.50 Er dient steeds getoetst te worden of de activiteiten nog wel bijdragen aan het vergroten van de kansen van betrokkene op uitstroom.51 Werkgevers kunnen deze instrumenten aanvragen bij het UWV: - Mobiliteitsbonus; - No-riskpolis; - Loondispensatie; - Loonkostensubsidie. Mobiliteitsbonus Wanneer een werkgever iemand met een ziekte of handicap in dienst neemt dan krijgt hij korting op de WW- en WIA-premie. Ook wel mobiliteitsbonus genoemd. De mobiliteitsbonus bestaat uit een korting op de premie van de werknemersverzekering die de werkgever moet betalen voor zijn werknemers.52 De premiekorting wordt toegepast op het totale bedrag aan WW- en WIA-premie dat de werkgever in een jaar moet afdragen. De werkgever kan de premiekorting zelf toepassen bij de loonaangifte bij de Belastingdienst.53 No-riskpolis Om zich in te dekken tegen een hogere kans op ziekteverzuim van de doelgroepen uit de Participatiewet, krijgen arbeidsgehandicapte werknemers recht op een no-riskpolis. De werkgever krijgt een ziektewetuitkering van het UWV voor de arbeidsgehandicapte werknemer wanneer deze ziek wordt.54 De no-riskpolis compenseert op deze wijze de werkgevers voor de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte.55 Loondispensatie De werkgever die een werknemer met Wajong-uitkering in dienst neemt, mag gebruik maken van het instrument loondispensatie. Indien een werknemer met een ziekte of handicap minder presteert dan zijn collega zonder een ziekte of handicap, dan mag de werkgever minder loon betalen. Een werkgever kan loondispensatie toepassen waardoor het loon van de werknemer door het UWV wordt aangevuld met minstens 75% van het minimumloon. De loondispensatie kan ook door de werknemer worden aangevraagd.56 Indien een werkgever gebruik maakt van loondispensatie, dan 48 Stimulansz 2015, p. 97 I.Sens & A. Sens 2015, p. 121 50 Stimulansz 2015, p. 98 51 Eiselin 2015, p. 133 52 AWVN 2015, p. 20 53 Stimulansz 2015, p. 101 54 ‘Werknemer met uitkering’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 maart 2016 55 Kamerstukken I, 2013/14, 33981, nr. 2 56 Stimulansz 2015, p. 102 49 22 ontvangt de werknemer naast het loon dat hij/zij van de werkgever ontvangt, een aanvullende uitkering.57 Loonkostensubsidie Het is voor mensen met een arbeidsbeperking moeilijker om werk te vinden als de werkgever niet gecompenseerd wordt voor de verminderde productiviteit van deze mensen. Met loonkostensubsidie wordt de arbeidsmarktpositie van deze mensen versterkt. Wanneer een werknemer aan het werk gaat bij een reguliere werkgever, dan ontvangt hij van deze werkgever loon conform de voor de bedrijfstak geldende collectieve arbeidsovereenkomst (cao), of, als er geen cao van toepassing is, ontvangt de werknemer tenminste het wettelijk minimumloon. De werkgever kan van de gemeente loonkostensubsidie ontvangen voor het verschil van de loonwaarde van de werknemer en het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie compenseert de verminderde productiviteit van de werknemer waardoor mensen met een arbeidsbeperking makkelijker aan een baan komen. In de ideale situatie groeit de arbeidsgehandicapte werknemer door naar een baan waar hij het wettelijk minimumloon zelf kan verdienen. Voor sommige mensen zal dit echter niet haalbaar zijn. Het instrument loonkostensubsidie kan wanneer dit nodig is structureel worden ingezet waardoor er een kans voor de arbeidsongeschikte werknemer is om duurzaam bij de reguliere werkgever aan het werk te blijven. Het is voor werkgevers van belang dat het instrument loonkostensubsidie eenduidig wordt toegepast. Daarom zijn er binnen de regionale werkbedrijven afspraken gemaakt over het instrument loonkostensubsidie. Het instrument loonkostensubsidie is op mensen gericht die een verminderde productiviteit hebben en die dit instrument echt nodig hebben om aan de slag te komen bij een reguliere werkgever.58 3.3.2.2 Instrumenten gemeenten Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het werk van mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Op grond van de Participatiewet heeft de doelgroep recht op hulp en ondersteuning door de gemeente. Zo kan de gemeente een werkgever bijvoorbeeld een gedeelte van het loon betalen of werkplekaanpassingen voor de werkgever betalen.59 De gemeente financiert de instrumenten die kunnen worden ingezet uit de middelen die zij ontvangt voor het sociaal domein60 De volgende instrumenten kunnen worden ingezet: - Proefplaatsing; - Loonkostensubsidie; - No-riskpolis; - Mobiliteitsbonus; - Arbeidsplaatsvoorzieningen. Proefplaatsing Net als bij mensen met een Wajong-uitkering kunnen de mensen die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, gebruik maken van het instrument proefplaatsing. Bij proefplaatsing gaat een werknemer aan de slag bij een werkgever. De werknemer krijgt geen loon maar behoudt zijn recht op een uitkering. Met proefplaatsing krijgen de werkgever en de werknemer de tijd om aan elkaar te wennen en kunnen zij bekijken of het werk past bij de werknemer. De werkgever moet bij 57 ‘Voorzieningen’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 maart 2016 Kamerstukken II, 2013/14, 33161, nr. 190 59 I.Sens & A. Sens 2015, p. 261 60 Stimulansz 2015, p. 203 58 23 het inzetten van proefplaatsing de intentie hebben om de werknemer voor minimaal zes maanden in dienst te nemen.61 Loonkostensubsidie Met het instrument loonkostensubsidie compenseert de gemeente de werkgever voor de verminderde productiviteit van de werknemer. De loonwaarde van de werknemer wordt op de werkplek vastgesteld. De werkgever betaalt het loon aan de werknemer en ontvangt van de gemeente loonkostensubsidie voor het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon. De werknemer heeft bij de inzet van het instrument loonkostensubsidie één inkomstenbron, namelijk het loon dat hij ontvangt van de werkgever. In de optimale situatie groeit een werknemer toe naar een baan waarmee hij het minimumloon kan verdienen. 62 No-riskpolis Net als het UWV kunnen ook gemeenten het instrument no-riskpolis inzetten om zich in te dekken tegen een hogere kans op ziekteverzuim van de doelgroepen uit de Participatiewet. Met het inzetten van een no-riskpolis krijgt de werkgever een ziektewetuitkering voor de arbeidsgehandicapte werknemer wanneer deze ziek wordt.63 De no-riskpolis compenseert op deze wijze de werkgevers voor de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte.64 Mobiliteitsbonus Ook bij de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen kan een werkgever de mobiliteitsbonus toepassen. De mobiliteitsbonus bestaat uit een korting op de premie van de werknemersverzekering die de werkgever moet betalen voor zijn werknemers.65 De premiekorting wordt toegepast op het totale bedrag aan WW- en WIA-premie dat de werkgever in een jaar moet afdragen. De werkgever kan de premiekorting zelf toepassen bij de loonaangifte bij de Belastingdienst.66 Arbeidsplaatsvoorzieningen Net als mensen met een Wajong-uitkering, kunnen werknemers die onder de verantwoordelijkheid van gemeente vallen, arbeidsplaatsvoorzieningen aanvragen. Arbeidsplaatsvoorzieningen worden ook wel werkvoorzieningen of persoonsgebonden of individuele voorzieningen genoemd. Ze zorgen ervoor dat iemand aan het werk kan. Het minimale bedrag voor de vergoeding van een arbeidsplaatsvoorziening is vanaf 1 januari 2015 €128,- per kalenderjaar.67 3.3.3 Conclusie In dit hoofdstuk stond de vraag van welke instrumenten werkgevers gebruik kunnen maken bij de plaatsing van de doelgroep uit de banenafspraak op de extra banen centraal. Bij het plaatsen van de doelgroepen op de baanafspraakbanen kunnen werkgevers een beroep doen op een aantal instrumenten. Door gebruik te maken van één van deze instrumenten wordt de werkgever gestimuleerd om mensen met een ziekte of handicap in dienst te nemen. De kosten en de risico’s die een zieke of gehandicapte werknemer met zich mee brengt worden op deze manier zo laag mogelijk gehouden. De in het sociaal akkoord gemaakte afspraak om meer banen te creëren voor de doelgroep van de banenafspraak kan op deze wijze gemakkelijker worden nagestreefd. Wanneer werkgevers voldoende banen creëren, zal de quotumheffing van de Wet banenafspraak en quotum 61 I.Sens & A. Sens 2015, p. 104 Eiselin 2015, p. 33 63 Tinnemans 2014, p. 20 64 Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr. 154 65 AWVN 2015, p. 20 66 Stimulansz 2015, p. 101 67 I.Sens & A. Sens 2015, p. 103 62 24 arbeidsbeperkten niet in werking treden en hoeven werkgevers zich geen zorgen te maken over een eventuele boete indien zij geen mensen uit de doelgroep van de banenafspraak in dienst hebben. Als men recht heeft op een Wajong-uitkering dat kunnen de instrumenten bij het UWV worden aangevraagd. De rest van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kan gebruik maken van de instrumenten die door de gemeente worden verstrekt. De volgende instrumenten zijn in deze paragraaf aan bod gekomen: Instrumenten van het UWV: - Arbeidsplaatsvoorzieningen; - Proefplaats; - Mobiliteitsbonus; - No-riskpolis; - Loondispensatie; - Loonkostensubsidie. Instrumenten van de gemeente: - Proefplaatsing; - Loonkostensubsidie; - No-riskpolis; - Mobiliteitsbonus; - Arbeidsplaatsvoorzieningen. 25 3.4 Mogelijke arbeidsrelaties voor de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten In deze paragraaf wordt ingegaan op welke arbeidsrelaties werkgevers aan de doelgroep van de banenafspraak kunnen bieden om aan de banenafspraak te voldoen. Voor het beantwoorden van de vraag welke arbeidsrelaties werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland met de doelgroep van de banenafspraak aan kunnen gaan, wordt eerst uitgelegd wanneer een arbeidscontract zich volgens de wet- en regelgeving kwalificeert als arbeidsovereenkomst. Tevens wordt er een overzicht gegeven van de mogelijke arbeidsrelaties die werkgevers met de doelgroep van de banenafspraak aan kunnen gaan. 3.4.1 Arbeidsrelaties 3.4.1.1 Arbeidsovereenkomst Er is sprake van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 lid 1 BW als er is voldaan aan drie elementen, namelijk; - het persoonlijk verrichten van arbeid; - loon; - gezag.68 Het persoonlijk verrichten van arbeid Het is van belang dat de arbeid persoonlijk door de werknemer wordt verricht. De werknemer kan zich op grond van art. 7:659 lid 1 BW alleen laten vervangen door een ander indien de werkgever daarmee instemt. Tevens is het noodzakelijk dat de arbeid een verplicht karakter heeft. Wanneer een werknemer het werk kan weigeren, verricht hij/zij geen arbeid in de zin van art. 7:610 BW.69 Loon De werkgever is aan de werknemer een vergoeding verschuldigd, de werkgever dient aan de werknemer loon te betalen. Als er geen vergoeding wordt gegeven, is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in art. 7:610 BW.70 Ook loon in natura zoals kost en inwoning zijn als loon in de zin van art. 7:610 BW aan te merken, indien dit de tegenprestatie voor de arbeid vormt en het verschaffen van deze tegenprestatie rechtstreeks uit de arbeidsovereenkomst voortvloeit.71 De door klanten betaalde fooien zijn geen loon omdat zij niet door de werkgever verschuldigd zijn.72 Gezag Het derde element waar aan voldaan dient te worden zodat er sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 lid 1 BW is, dat er sprake moet zijn van een gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer. Het is daarbij niet relevant of er ook daadwerkelijk aanwijzingen aan de werknemer worden gegeven, maar óf er aanwijzingen aan de werknemer kunnen worden gegeven.73 Als het onduidelijk is hoe een arbeidsverhouding tussen een werkgever en een werknemer moet worden gekwalificeerd, dan wordt er veel waarde gehecht aan de oorspronkelijke bedoeling van partijen en minder waarde aan wat er in de tekst van de overeenkomst staat.74 68 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 13 Loonstra & Zondag 2015, p. 129 70 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 13 71 HR 12 oktober 2001, JAR 2001/217, Bethesda/Van der Vlies 72 Loonstra & Zondag 2015, p. 130 73 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 14 74 HR 14 november 1997, JAR 1997/263, Groen/Schoevers 69 26 Naast de arbeidsovereenkomst volgens art. 7:610 BW bestaan er nog andere overeenkomsten in het arbeidsrecht, namelijk: de overeenkomst van opdracht welke is geregeld in art. 7:400 e.v. BW en de overeenkomst van aanneming van werk welke is geregeld in art. 7:750 BW. Degene die werkzaam is op basis van één van deze overeenkomsten is dan werkzaam als zelfstandige.75 Voor de quotum van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten tellen deze overeenkomsten niet mee. Daarom worden deze arbeidsrelaties in dit onderzoek niet besproken. 3.4.2 Flexibele arbeidsovereenkomsten Werkgevers kunnen gebruik maken van flexibele arbeidskrachten omdat zij hierdoor snel en goedkoop kunnen inspringen op veranderende omstandigheden in en buiten de onderneming. Deze flexibiliteit kan men niet bereiken als er uitsluitend werknemers met een vast aantal uren werkzaam zijn. Door de inzet van flexibele arbeidscontracten kan de werkgever ervoor zorgen dat hij het personeelsbestand en de personeelskosten snel kan aanpassen. Voor werkgevers is dit een belangrijk voordeel ten opzichte van werknemers die in vaste dienst zijn.76 Ook in de zorg- en welzijnssector wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van flexibele arbeidscontracten. Uit onderzoek is gebleken dat flexibiliteit de voornaamste reden is voor zorgorganisaties om gebruik te maken van flexibele arbeidscontracten.77 3.4.2.1 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt in beginsel van rechtswege en hoeft niet te worden opgezegd of ontbonden. De bepaalde tijd kan betrekking hebben op een kalenderperiode, de duur van een project of de periode van vervanging van een afwezige werknemer. Werkgever en werknemer moeten geen invloed kunnen uitoefenen op de einddatum van de arbeidsovereenkomst, de einddatum moet objectief bepaalbaar zijn.78 De werkgever is echter wel verplicht om de werknemer die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden of langer heeft, uiterlijk één maand voor het aflopen van de arbeidsovereenkomst schriftelijk te informeren over het eventueel wel of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en onder welke voorwaarden de voortzetting van de arbeidsovereenkomst zal plaatsvinden.79 Dit noemt men de aanzegverplichting welke is geregeld in art. 7:668 BW. 3.4.2.2 Oproepovereenkomst Om te beoordelen of een oproepovereenkomst gekwalificeerd kan worden als een arbeidsovereenkomst, dient er te worden gekeken naar art. 7:610 BW en art. 7:610a BW. Er zijn twee oproepovereenkomsten te onderscheiden, namelijk: de voorovereenkomst en de arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatie plicht. Voorovereenkomst Bij een voorovereenkomst maken werkgever en werknemer afspraken over de arbeidsvoorwaarden die van kracht worden wanneer de werknemer wordt opgeroepen. De voorovereenkomst is geen arbeidsovereenkomst. De werkgever is niet verplicht om de werknemer op te roepen en de werknemer is niet verplicht om de oproep van de werkgever te aanvaarden. Indien de oproep van de werkgever wel door de werknemer wordt aanvaard, dan komt er een arbeidsovereenkomst voor de duur van de oproep tot stand.80 Indien er drie oproepen worden gedaan en aanvaard, zonder dat 75 Loonstra & Zondag 2015, p. 126 Loonstra & Zondag 2015, p. 171 77 ‘Nulurencontracten in de zorg. Waarom en kan het ook anders?’, Lotte Bouwmeester, juni 2014 78 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 16 79 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 74 80 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 23 76 27 daar meer dan zes maanden tussen heeft gezeten, dan ontstaat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.81 Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht Bij een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht wordt er tussen de werkgever en de werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd gesloten, maar de te leveren prestatie wordt uitgesteld tot het moment dat de werkgever de werknemer oproept. De werknemer is hierbij verplicht om aan de oproep van de werkgever gehoor te geven, waardoor er sprake is van een gezagsverhouding zoals bedoelt in art. 7:610 BW. Het verschil met een ‘gewone’ arbeidsovereenkomst is gelegen in het aantal uren dat wordt overeengekomen. Bij een ‘gewone’ arbeidsovereenkomst wordt het aantal te werken uren vastgelegd, bij een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht wordt er per oproep vastgesteld hoelang de arbeidsduur zal zijn. Men spreekt bij een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht ook wel van een nulurencontract. In de zorgsector hebben werkgevers en werknemers afgesproken dat er zo min mogelijk nulurencontracten worden afgesloten, dit wordt voornamelijk in cao’s geregeld.82 Een tweede verschil is dat de werkgever bij een ‘gewone’ arbeidsovereenkomst in beginsel gehouden is het loon door te betalen wanneer er geen werk is en de oorzaak daarvan in redelijkheid voor de rekening van de werkgever dient te komen. Bij een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht is standaard bepaald dat de werkgever gedurende de tijd dat de werknemer niet wordt opgeroepen, geen loon verschuldigd is. Dit is echter alleen de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst mogelijk. Na deze zes maanden geldt dat de werkgever bij gebrek aan werk, het loon moet doorbetalen gedurende de tijd dat de werknemer op een volgende oproep wacht. Vanaf dat moment onderscheidt de oproepovereenkomst zich niet meer van de reguliere arbeidsovereenkomst.83 3.4.2.3 Uitzendovereenkomst Voor werkgevers is een uitzendovereenkomst een aantrekkelijke vorm van flexibele arbeid. Het bijzondere bij een uitzendovereenkomst is dat er meerdere partijen bij de overeenkomst zijn betrokken, namelijk: een uitlener, een inlener en een uitzendkracht.84 Op grond van art. 7:690 BW wordt de uitzendovereenkomst aangemerkt als een ‘arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever, ter beschikking wordt gesteld aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van een derde’. Formeel gezien valt de werknemer onder het gezag van de uitzendwerkgever, maar verricht hij de werkzaamheden bij en onder toezicht van de inlenende werkgever. Een uitzendkracht heeft dezelfde wettelijke rechten en plichten als een gewone werknemer met uitzondering van de ketenregeling zoals bedoelt in art. 7:668a BW en het doorbetalen bij loon indien er geen arbeid wordt verricht volgens art. 7:628 BW. Als de terbeschikkingstelling gedurende de eerste 26 weken op verzoek van de inlener wordt beëindigd en de uitzendwerkgever zegt daarom de uitzendovereenkomst op, dan verliest de uitzendkracht zijn baan.85 De inlenende werkgever houdt toezicht op de werknemer en geeft leiding aan de werknemer, maar dat maakt de inlenende werkgever nog geen werkgever van de uitzendkracht, ook niet na verloop van tijd.86 81 Ketenregeling volgens artikel 7:668a BW ‘Worden nulurencontracten verboden?’, Rijksoverheid, www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd op: 23 februari 2016 83 Loonstra & Zondag 2015, p. 180 84 Loonstra & Zondag 2015, p. 195 85 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 32 86 HR 5 april 2002, JAR 2002/100, ABN AMRO/Mahli 82 28 3.4.2.4 Payrollovereenkomst Onder werkgevers wordt payroll steeds populairder. Payroll is een vorm van het uitbesteden van het werkgeverschap en lijkt door de driehoeksverhouding op uitzenden op basis van een uitzendovereenkomst. Het verschil met het traditionele uitzendbureau is dat bij payroll de inlener zélf de werknemer werft en selecteert. Het payrollbedrijf neemt de administratie van de inlener over.87 Payroll wordt niet in de wet geregeld. Payroll komt als driehoeksverhouding op twee manieren voor, namelijk; 1. de inlener werft en selecteert zelf de werknemer, daarna sluit de werknemer een arbeidsovereenkomst met het payrollbedrijf; 2. de werknemer was eerst op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst bij de inlener en sluit hij een arbeidsovereenkomst met het payrollbedrijf. In beide gevallen stelt het payrollbedrijf de werknemer op basis van een opdrachtovereenkomst exclusief ter beschikking bij de inlener.88 De vraag die van belang is, is de vraag of de payrollovereenkomst gekwalificeerd kan worden als een uitzendovereenkomst volgens art. 7:690 BW. Payroll voldoet aan de bewoordingen van de definitie van art. 7:690 BW. Het verschil tussen payrolling en uitzenden is dat bij payrolling het de derde is die de werknemer werft en selecteert in plaats van dat het uitzendbureau dit doet. Bij payrolling ontbreekt de allocatiefunctie. De allocatiefunctie is het bij elkaar brengen van vraag en aanbod naar arbeid.89 Indien er wordt geoordeeld dat er geen sprake is van een uitzendovereenkomst op grond van art. 7:690 BW, dan ontstaat de vraag of de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft met het payrollbedrijf volgens art. 7:610 lid 1 BW. Naast het feit dat er voor een arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:610 lid 1 BW voldaan moet zijn aan de elementen van dat artikel (loon, arbeid en gezag), moet er worden gekeken naar de bedoeling van partijen bij het sluiten van de overeenkomst.90 3.4.2.5 Detachering Detachering is geen wettelijk gedefinieerd begrip.91 In de praktijk wordt de term detachering gebruikt bij een driepartijenrelatie waar de werknemer de werkzaamheden bij een derde verricht, maar zowel het formele gezag als de leiding en het toezicht bij de ‘uitzendende’ werkgever blijft.92 In deze situatie is er geen sprake van een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 BW.93 Er zijn twee varianten van detachering die kunnen worden onderscheiden; 1. de werknemer wordt ter beschikking gesteld aan een derde om onder toezicht en leiding van zijn eigen werkgever arbeid te verrichten; 2. de werknemer wordt ter beschikking gesteld aan een inlener om onder zijn toezicht en leiding arbeid te verrichten.94 Ondernemingen die een bepaalde specialisatie zelf niet in huis hebben, maar wel nodig hebben, maken vaak gebruik van detachering doormiddel van de eerste variant.95 87 Loonstra & Zondag 2015, p. 205 Zwemmer 2012, p. 505 89 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 28 90 HR 14 november 1997, JAR 1997/263, (Groen/Schoevers) 91 Zwemmer 2012, p. 505 92 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 35 93 Ktr. Deventer 10 december JAR 2003/47 94 Zwemmer 2012, p. 502 95 Hogewind-Wolters & Balm 2015, p. 35 88 29 3.4.3 Conclusie Zoals in paragraaf 3.2 duidelijk is geworden telt een baan van 25,5 verloonde uren per week mee als één baan voor de banenafspraak indien die wordt ingevuld door iemand uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Er zijn geen wettelijke eisen gesteld waaraan de arbeidsrelatie moet voldoen. Werkgevers kunnen daarom, net als bij ‘gewone werknemers’, op meerdere manieren een arbeidsrelatie aangaan. De regels van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hebben betrekking op het arbeidsrecht en zijn ook voor de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotumheffing van toepassing. Een werkgever kan met iemand uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten verschillende arbeidsrelaties aangaan. De volgende mogelijkheden zijn in deze alinea besproken: - arbeidsovereenkomst volgens art. 7:610 BW; - arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; - oproepovereenkomst; - uitzendovereenkomst; - payrollovereenkomst; - detachering. 3.5 Onderzoekspunten Voor het afnemen van de interviews zijn op basis van de verworven literatuur aandachtspunten gevonden. Zo is in de literatuur duidelijk geworden dat werkgevers op grond van de afspraken die gemaakt zijn in het Sociaal akkoord extra banen moeten creëren voor mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Om er achter te komen welke knelpunten en succesfactoren werkgevers ervaren bij het creëren van extra banen en het plaatsen van de mensen uit de doelgroep op die extra banen, wordt doormiddel van interviews geprobeerd om meer informatie krijgen. 3.5.1 Onderzoekspunten - Zijn werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) op de hoogte van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten? - In hoeverre zijn werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) bezig met het plaatsen van de doelgroep uit de banenafspraak om aan het quotum van de banenafspraak te voldoen? - Zijn werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) bekend met de mogelijkheden van ondersteuning wanneer zij mensen uit de doelgroep van de banenafspraak binnen hun organisatie plaatsen? o Weten werkgevers waar de informatie over de ondersteuning voor werkgevers en de doelgroep van de banenafspraak kunnen vinden? - Zijn werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) op de hoogte van de mogelijkheden van arbeidsrelaties die zij aan kunnen gaan met mensen uit de doelgroep van de banenafspraak? Zijn werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) op de hoogte van de urennorm van de banenafspraak om aan het quotum te voldoen? - - - - Welke succesfactoren ervaren werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) bij de plaatsing van de doelgroepen van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in hun organisatie? Welke knelpunten ervaren werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) bij de plaatsing van de doelgroepen van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in hun organisatie? Waar denken werkgevers (aangesloten bij ZorgpleinNoord) tegenaan te lopen indien het quotum van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking treedt? 30 4 Praktijkgericht onderzoek 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de praktijk beschreven. Om antwoord te kunnen geven op de deelvragen die zijn gericht op de praktijk, zijn zeven interviews gehouden met werkgevers uit de zorg- en welzijnssector die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord. In paragraaf 4.2 wordt beschreven in hoeverre werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, aangesloten bij ZorgpleinNoord, bezig zijn met het plaatsen van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten binnen hun organisatie. Vervolgens wordt beschreven wat volgens de werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, aangesloten bij ZorgpleinNoord, de knelpunten zijn bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie. Daarnaast wordt er inzicht gegeven in de succesfactoren van werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie. Tot slot wordt er aandacht gegeven aan de mogelijke arbeidsrelaties tussen de werkgevers en de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Om de leesbaarheid van dit hoofdstuk te bevorderen wordt er gesproken over ‘de doelgroep’ indien het gaat over de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. 4.2 In hoeverre zijn werkgevers bezig met het plaatsen van de doelgroep binnen hun organisatie Alle werkgevers geven aan dat zij op de hoogte zijn van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Door de aandacht die er in de media aan dit onderwerp wordt geschonken zijn werkgevers op de hoogte van de grote lijnen van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Werkgevers weten dat er voor de doelgroep extra banen gecreëerd moeten worden en dat er een quotum in werking treedt indien er niet voldoende banen zijn gecreëerd. Twee werkgevers hebben op dit moment geen werknemers uit de doelgroep in dienst. Daarvan heeft één organisatie in het verleden wel geprobeerd om iemand uit de doelgroep in dienst te nemen. Echter is toen gebleken dat de functies binnen de organisatie niet geschikt te zijn voor de doelgroep. De andere werkgever geeft aan dat zij wel aan het kijken zijn naar de mogelijkheden om mensen uit de doelgroep te plaatsen, maar dat het voor hen erg lastig is omdat er weinig mensen in de doelgroep vallen met een niveau dat binnen hun organisatie past. De organisatie heeft vooral hoger opgeleide mensen nodig. Drie werkgevers geven aan dat zij mensen met een beperking in dienst hebben, maar dat het niet duidelijk is of deze mensen ook onder de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vallen. Twee werkgevers hebben mensen uit de doelgroep in dienst. Daarvan weet één organisatie niet hoeveel mensen dit zijn. Zij zijn een grote organisatie en vinden het lastig om te achterhalen of de mensen die al in dienst zijn, ook daadwerkelijk in het doelgroepenregister staan. Of mensen in de doelgroep vallen kan wel opgevraagd worden, maar dan moeten de BSN-nummers van alle werknemers gecontroleerd worden. Voor een organisatie met veel werknemers in dienst kost dat erg veel tijd. Zijn werkgevers bezig met het plaatsen van de doelgroep? Alle werkgevers zijn bereid om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen en geven aan dat zij bezig zijn met het kijken naar mogelijkheden binnen hun organisatie. Echter wordt er daarnaast gezegd dat het voor de meeste werkgevers niet de eerste prioriteit heeft om aan de banenafspraak te voldoen. Vooral uit maatschappelijke verantwoordelijkheid vinden werkgevers het belangrijk om iets te doen voor de doelgroep. Er is contact met gemeenten en werkpleinen om te bekijken wat de mogelijkheden binnen de organisaties zijn. 31 Werkgevers geven aan dat zij graag meer willen weten over welke mensen er in de doelgroep zitten omdat dit nog niet duidelijk is. Ook is het voor hen niet duidelijk hoeveel mensen er daadwerkelijk in dienst genomen moeten worden om aan het quotum te voldoen. Zijn werkgevers bekend met de mogelijkheden van ondersteuning wanneer zij mensen uit de doelgroep van de banenafspraak binnen hun organisatie plaatsen? Alle werkgevers zijn op de hoogte van de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen bij het plaatsen van de doelgroep op de extra banen. Twee werkgevers zijn wel op de hoogte van de mogelijkheden van ondersteuning, maar geven aan dat zij inhoudelijk niet veel van de instrumenten weten. Vooral het instrument loonkostensubsidie en het instrument proefplaatsing zijn bekend en worden als het mogelijk is, toegepast. Eén werkgever heeft aangegeven dat zij het omslachtig vindt dat de instrumenten jaarlijks opnieuw aangevraagd moet worden. Een andere werkgever vraagt zich af hoe de instrumenten gefinancierd worden en vreest dat halverwege het jaar het geld voor de instrumenten op is waardoor er daarna geen gebruik meer gemaakt kan worden van de instrumenten. Het valt door één werkgever op dat UWV en gemeente niet hetzelfde beleid hanteren. Wanneer werkgevers informatie willen over de instrumenten dan wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van de website van het UWV. Zijn werkgevers op de hoogte van de urennorm van de banenafspraak om aan het quotum te voldoen? Vijf werkgevers geven aan dat zij niet op de hoogte zijn van de urennorm van de banenafspraak om te voldoen aan het quotum. Zij weten niet wanneer een baan als één baan wordt geteld om mee te tellen. Eén werkgever verwacht dat zij deze informatie van het UWV zal verkrijgen. Een werkgever die wel op de hoogte is van de urennorm en weet wanneer een baan meetelt als extra baan, geeft aan dat zij merkt dat de meeste mensen uit de doelgroep geen 25,5 uur per week kunnen werken waardoor het nog een heel gepuzzel wordt om aan de urennorm te voldoen. 4.3 Knelpunten volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector bij het inzetten van de doelgroep op de extra banen Twee werkgevers geven aan dat zij het lastig vinden dat het niet duidelijk is hoeveel extra banen er per bedrijf gecreëerd moeten worden. Er is geen inzicht in elkaars organisaties over hoeveel banen er al gecreëerd zijn. Dezelfde werkgevers geven aan dat het voor hen onduidelijk is hoeveel mensen je straks daadwerkelijk in dienst moet hebben om aan de verplichting van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten te voldoen. De cijfers en de consequenties zijn voor hen niet helder. Alle werkgevers zijn bereid om extra banen te creëren, maar geven aan dat zij niet goed weten hoe zij dit moeten doen. Werkgevers willen hoogwaardige zorg leveren en willen daaraan vast blijven houden. Omdat de doelgroep niet op zorgtaken ingezet kan worden, hebben werkgevers niet veel plaatsen voor de mensen van de doelgroep. Hierdoor is één werkgever bang dat zij straks niet voldoen aan de regels en daardoor een boete moeten betalen. Eén werkgever meent dat met het quotum de druk groter wordt om extra banen te creëren en de doelgroep te plaatsen, maar dat het creëren van extra banen gemakkelijker gaat als mensen elkaar kennen. Zij denkt dat de kans veel groter is dat er mensen uit de doelgroep in dienst komen als de wetgeving niet daarop drukt. Een werkgever met veel werknemers in dienst geeft aan dat zij de financiële risico’s in kaart hebben gebracht.96 Het betalen van de boete die zij zouden kunnen krijgen omdat zij niet voldoende banen hebben gecreëerd en niet voldoende mensen uit de doelgroep in dienst hebben, kunnen zij in hun begroting plaatsen. Door het afkopen van de boete hoeven zij minder inspanning te leveren om 96 Het gaat hier om een organisatie met meer dan 6000 werknemers 32 binnen hun organisatie mogelijkheden te creëren. Door de boete worden zij niet gestimuleerd om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen. Ook een andere werkgever wordt niet geprikkeld door de quotumheffing die toegepast kan worden. Werkgevers geven aan dat er een extra investering nodig is voor het in dienst nemen van de doelgroep. De doelgroep heeft gerichte taken en begeleiding nodig. Binnen de organisatie bestaan nu nog geen functies voor de doelgroep waardoor deze functies gecreëerd moeten worden. Ook zal er binnen functies geschoven moeten worden met verschillende taken. Werkgevers vinden dat dit veel tijd kost terwijl die tijd er eigenlijk niet is. Alle werkgevers laten weten dat zij nog steeds niet alles rond de Participatiewet weten. De verplichtingen vanuit de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbepeprkten zijn voor de werkgevers niet duidelijk. Twee werkgevers geven aan dat zij pas op het moment dat de quotumheffing in werking is getreden meer zullen doen om de doelgroep daadwerkelijk binnen hun organisatie te plaatsen. Twee werkgevers geven aan dat zij merken dat er verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt ontstaat. Mensen die niet onder de doelgroep vallen, maar wel een beperking of een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben, hebben door de aandacht van de Participatiewet en de Wet banenafspraak minder kansen op de arbeidsmarkt. Dat er mensen buiten de doelgroep vallen wordt door de werkgevers als knelpunt ervaren. Eén werkgever vindt het lastig dat zij in 2014 afscheid hebben moeten nemen van een grote groep laaggeschoolde mensen terwijl zij nu ruimte moeten maken voor een nieuwe groep mensen, de mensen uit de doelgroep. Daarnaast is er één werkgever die vindt dat er meer aandacht moet naar andere werkloze mensen zodat ook hogeropgeleide mensen makkelijker aan het werk komen. 4.4 Succesfactoren volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector bij het inzetten van de doelgroep op de extra banen Dat de Wet banenafspraak en quotumheffing is ingevoerd wordt door de werkgevers in de zorg- en welzijnssector als positief ervaren. Werkgevers vinden het goed dat er aandacht wordt besteed aan de mensen uit de doelgroep, op deze manier worden werkgevers verplicht om na te denken over het in dienst nemen van de mensen uit de doelgroep. Ook wordt er aangegeven dat er door de Participatiewet betrokkenheid van de werkgevers wordt verkregen. Alle werkgevers vinden het goed dat er door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten een spreekwoordelijke stok achter de deur ontstaat. Mensen met een arbeidsbeperking krijgen een kans op de arbeidsmarkt. Eén werkgever meldt dat hij het mooi vindt dat er instrumenten aangereikt worden om het plaatsen van mensen uit de doelgroep op de extra banen te vergemakkelijken. Zowel financieel als praktisch. Ook is er een werkgever die het positief vindt dat tijdelijke dienstverbanden ook meetellen om het doel van 125.000 extra banen te behalen omdat op die manier het bedrijf wendbaar blijft. 4.5 Arbeidsrelaties Tijdens de interviews is aandacht besteed aan mogelijke arbeidsrelaties tussen de werkgevers en de doelgroep. Deze bevindingen zijn van belang voor de aanbevelingen aan ZorgpleinNoord. Uit de interviews is naar voren gekomen dat werkgevers het liefst tijdelijke contracten aan de doelgroep bieden. Eén werkgever denkt dat dit door de mogelijkheid van proefplaatsing komt. De proefplaatsing mag voor de maximale duur van een half jaar gegeven worden waardoor werkgevers zich hier niet snel vanaf wijken. Twee werkgevers geven aan dat zij zo weinig mogelijk onderscheid tussen de doelgroep en de reguliere werknemers willen maken, in die organisaties worden aan alle werknemers dezelfde contracten geboden en start elke werknemer met een contract voor bepaalde tijd. 33 Tijdens de interviews gaf één werkgever aan dat zij met de doelgroep andere arbeidsrelaties aan willen gaan dan zij met de reguliere werkgevers doen. Bij de doelgroep willen zij gebruik maken van de mogelijkheid om tijdelijke arbeidsrelaties aan te gaan terwijl zij reguliere mensen eerder zekerheid willen bieden door arbeidscontracten voor onbepaalde tijd aan te bieden. Eén werkgever wil het liefst mensen via detachering in dienst. De organisatie wil graag flexibel zijn en inspelen op hoe de markt nu is. Een vraag die de werkgever daarbij stelt is of deze manier van werken wel geschikt is voor de doelgroep. Ook blijkt uit één interview dat het bij inlenen van personeel niet duidelijk is of de werknemer dan wel meetelt voor de banenafspraak. Het is voor die organisatie ook niet duidelijk bij welke werkgever de werknemer wordt meegeteld indien het quotum in werking zal treden. 34 5 Analyse 5.1 Inleiding Om een antwoord te geven op de centrale vraag moeten de deelvragen gericht op de theorie met de deelvragen gericht op de praktijk met elkaar worden vergeleken. In dit hoofdstuk worden de onderzoekgegevens uit de theorie en de praktijk met elkaar vergeleken en wordt er antwoord gegeven op de deelvraag die is opgesteld gericht op de analyse. De vraag wat de overeenkomsten en verschillen van de (juridische) knelpunten en succesfactoren tussen de theorie en de praktijk bij de inzet van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen zijn, staat in dit hoofdstuk centraal. Eerst wordt ingegaan op de knelpunten uit de theorie en de praktijk. Vervolgens komen de succesfactoren uit de theorie en de praktijk aan bod. De conclusie die uit de deelvraag getrokken kan worden, wordt behandeld in hoofdstuk 6. 5.2 Knelpunten Extra banen Uit de theorie blijkt dat, indien er wordt gesproken over extra banen, het gaat om extra plaatsingen van mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Deze extra banen moeten worden gecreëerd, omdat er afspraken zijn gemaakt in het Sociaal Akkoord. Deze afspraken hebben geleid tot de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Tot 2026 moeten alle werkgevers in totaal 125.000 extra banen creëren voor de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. In de theorie wordt beschreven dat er gesproken wordt van één extra baan als deze een omvang heeft van 25,5 verloonde uren per week. Wanneer iemand uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten minder dan 25,5 verloonde uren per week werkt, dan worden deze uren naar evenredigheid van het aantal verloonde uren meegeteld. Wanneer een baan een omvang heeft van meer dan 25,5 verloonde uren per week, dan telt deze mee als meer dan één baan. Ook blijkt uit de theorie dat inleenverbanden zoals uitleenconstructies en detacheringen op dit moment mee tellen om te voldoen aan de baanafspraak. Uit het praktijkgerichte onderzoek is naar voren gekomen dat werkgevers niet op de hoogte zijn van de urennorm van de banenafspraak en blijkt dat werkgevers niet weten wanneer een baan meetelt als extra baan. Slechts één werkgever weet wél wanneer een extra baan meetelt als extra baan. Deze werkgever geeft tevens aan dat de meeste mensen uit de doelgroep geen 25,5 verloonde uren per week kunnen werken en dat het daardoor erg lastig is om aan het quotum te voldoen. In de theorie wordt geschreven dat, zolang er wordt voldaan aan de gemaakte afspraken uit het sociaal akkoord om extra banen te creëren, de quotumheffing uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten niet in werking treedt. Tot die tijd worden werkgevers niet individueel afgerekend op het niet in dienst nemen van mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Medio 2016 wordt er voor het eerst beoordeeld of er voldoende banen zijn gerealiseerd volgens de banenafspraak. Uit de praktijk blijkt dat niet alle werkgevers bezig zijn met het creëren van extra banen en het plaatsen van de doelgroep binnen hun organisatie. Wel zijn werkgevers bezig met het kijken naar mogelijkheden om de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in hun organisatie te plaatsen. Daarnaast wordt gezegd dat het kijken naar mogelijkheden niet de eerste prioriteit heeft. Werkgevers geven aan dat zij pas op het moment dat de quotumheffing in werking is getreden meer zullen doen om de doelgroep daadwerkelijk binnen hun organisatie te plaatsen. Tevens is uit de praktijk gebleken dat het voor de geïnterviewde werkgevers niet gemakkelijk is om mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in dienst te nemen. Eén werkgever geeft aan dat zij in het verleden iemand uit de doelgroep in dienst hadden. Toen is gebleken dat de functies binnen de organisatie niet geschikt zijn voor de mensen uit de doelgroep, omdat functies qua niveau te hoog zijn en de druk die de werkzaamheden van de functies 35 met zich mee brengen te groot is. Ook een andere werkgever, met vooral psychologen en pedagogen in dienst, geeft aan dat het voor hun organisatie erg lastig is om mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in dienst te nemen. Deze organisatie heeft vooral hoger opgeleide mensen nodig. Werkgevers die bezig zijn met het kijken naar mogelijkheden binnen hun organisatie om de doelgroep in hun organisatie te plaatsen, geven aan dat zij vooral naar functies binnen de facilitaire dienst zoeken. Voor zorgorganisaties is het niet mogelijk om de mensen uit de doelgroep op de zorgfuncties te plaatsen, omdat deze functies qua niveau te hoog zijn en de druk die de werkzaamheden met zich meebrengen te groot is. Werkgevers zijn bereid om extra banen te creëren voor de doelgroep maar geven daarbij aan dat zij niet goed weten hoe zij dit moeten doen, omdat er niet veel mogelijkheden zijn zonder dat de kwaliteit van de te leveren zorg in gevaar komt. Grote werkgevers De theorie geeft aan dat wanneer het quotum van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking treedt, grote werkgevers zich moeten houden aan het quotum dat in de wet is gesteld. In de theorie wordt er gesproken van een grote werkgever indien een werkgever in totaal meer dan 40575 (25 x 1263) verloonde uren heeft. In het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover het quotum wordt geheven, wordt per werkgever bepaald of deze verplicht is om aan het quotum te voldoen. Alle mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten die in dienst zijn bij een werkgever tellen mee. Ook mensen die voordat het quotum in werking treedt in dienst waren bij de werkgever tellen mee. Als een werkgever iemand uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in dienst heeft genomen en vervolgens ontslaat, dan tellen de uren die diegene uit de doelgroep heeft gewerkt tot aan het ontslag mee om vast te stellen of een werkgever aan het quotumpercentage voldoet. In de theorie is nog geen duidelijkheid of een werknemer die in dienst is op basis van een inleenverband of detachering, meetelt bij de inlenende werkgever of de uitlenende werkgever. Wel staat vast dat er een database moet komen met gegevens over uitgeleende mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten aan de inlenende werkgever. Ook in de praktijk blijkt dat er onduidelijkheid bestaat over het meetellen van een ingeleende of gedetacheerde werknemer uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Doelgroep De theorie beschrijft wanneer iemand onder de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten valt. Wanneer men onder de doelgroep valt, dan wordt dit opgenomen in het doelgroepenregister. Het doelgroepenregister wordt door het UWV beheerd. Werkgevers kunnen bij het UWV informeren welke werknemers uit hun organisatie tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Ook kan door middel van de gegevens uit het doelgroepenregister worden gecontroleerd of werkgevers de afgesproken extra banen voor de mensen uit de doelgroep realiseren. Het praktijkgerichte onderzoek geeft weer dat niet alle werkgevers op de hoogte zijn van welke personen er in het doelgroepenregister zijn opgenomen. Voor organisaties met veel personeel in dienst kost het veel tijd om te controleren of er tussen de personen die al in dienst zijn, ook personen zitten die onder de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vallen. Alle BSN-nummers moeten dan naar het UWV gestuurd worden en gecontroleerd worden. Ook is het voor werkgevers niet duidelijk voor hoelang iemand voldoet aan de criteria van het doelgroepenregister. Arbeidsrelaties Uit de theorie blijkt niet dat er wettelijke vereisten zijn gesteld waaraan de arbeidsrelaties die, werkgevers met de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten aangaan, 36 moeten voldoen. Daarom kunnen werkgevers, net als bij ‘gewone werknemers’, op meerdere manieren arbeidsrelaties aangaan. De regels van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hebben betrekking op het arbeidsrecht en zijn ook voor de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en quotumheffing van toepassing. Uit de praktijk blijkt dat werkgevers het liefst contracten voor bepaalde tijd aangaan met de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. De mogelijkheid van proefplaatsing biedt werkgevers de kans om de mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten te leren kennen en te beoordelen of het mogelijk is om de arbeidsrelatie voort te zetten binnen hun organisatie. Iemand uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kan twee maanden onbetaald werken bij een reguliere werkgever terwijl hij het recht op zijn uitkering behoudt. De periode van de proefplaatsing kan verlengd worden tot maximaal zes maanden. In de interviews geven twee werkgevers aan dat zij geen onderscheid willen maken tussen de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Echter geeft één werkgever aan dat zij voor de doelgroep wél een ander beleid willen voeren met betrekking tot het aangaan van arbeidsrelaties dan zij bij reguliere werknemers doen. Ook wordt tijdens het praktijkgerichte onderzoek duidelijk dat werkgevers het liefst werknemers uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in dienst willen hebben via inleenconstructies of detachering. 5.3 Succesfactoren Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat werkgevers bij het creëren van extra banen en het plaatsen van de doelgroep op de extra banen, ondersteuning kunnen krijgen. Deze ondersteuning wordt geboden door het UWV en de gemeenten. De ondersteuning die werkgevers kunnen krijgen zijn onderverdeeld in een aantal instrumenten. Zo kunnen werknemers die recht hebben op een Wajonguitkering 2010 zelf arbeidsplaatsvoorzieningen en een proefplaatsing aanvragen bij het UWV. De werkgevers kunnen daarnaast voor de werknemers met een Wajonguitkering 2010 een mobiliteitsbonus, een no-riskpolis, loondispensatie en loonkostensubsidie aanvragen bij het UWV. Voor de overige mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (deze mensen hebben dus geen Wajong-uitkering), kunnen werkgevers een beroep doen op de instrumenten die worden aangeboden door de gemeenten. Ook bij de gemeente kan er een mobiliteitsbonus, een no-riskpolis, een proefplaatsing, loonkostensubsidie en arbeidsplaatsvoorzieningen worden aangevraagd. Uit de praktijk blijkt dat alle werkgevers op de hoogte zijn van de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen bij het plaatsen van de doelgroep binnen hun organisatie. Echter blijkt dat twee werkgevers inhoudelijk niet volledig bekend zijn met de instrumenten. Ten slotte blijkt uit de praktijk dat de geïnterviewde werkgevers het positief vinden dat er instrumenten aangereikt worden om het plaatsen van de mensen uit de doelgroep op de extra banen te vergemakkelijken. Ook blijkt uit de praktijk dat de geïnterviewde werkgevers het positief vinden dat er door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten meer aandacht wordt gegeven aan het creëren van extra banen voor de mensen uit de doelgroep. De spreekwoordelijke stok achter de deur vinden werkgevers een succesfactor. 37 6 Conclusies 6.1 Inleiding Aan de hand van de deelvraag gericht op de analyse, wordt in dit hoofdstuk de conclusie geformuleerd. De centrale onderzoeksvraag zal in dit hoofdstuk worden beantwoord. De centrale onderzoeksvraag luidt; wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie? 6.2 Conclusies met betrekking tot de knelpunten De volgende knelpunten kunnen uit de analyse worden gehaald: - Werkgevers hebben het creëren van extra banen niet bovenaan hun prioriteitenlijst staan, De druk om extra banen voor de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten te creëren is, zonder het in werking treden van de quotumheffing, niet hoog genoeg; - De urennorm van de banenafspraak is bij werkgevers niet bekend; - Mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kunnen niet 25,5 per week werken. Werkgevers moeten daardoor meerdere banen beschikbaar stellen om aan de urennorm te voldoen; - De banen in de zorg- en welzijnssector zijn volgens de ondervraagde werkgevers qua niveau te hoog voor de mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten - Voor het in dienst nemen van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is volgens werkgevers een extra investering nodig. De doelgroep heeft gerichte taken en begeleiding nodig; - Het is voor werkgevers niet duidelijk bij welke werkgever een werknemer meetelt indien hij wordt ingeleend of gedetacheerd; - Het is voor werkgevers niet duidelijk welke mensen in de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vallen en hoeveel mensen er daadwerkelijk in dienst genomen moeten worden om aan het quotum te voldoen; - Werkgevers zijn bereid om extra banen te creëren, maar geven aan dat zij niet weten hoe zij dit moeten doen; - Werkgevers willen de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten anders behandelen dan de reguliere werknemers indien het gaat om aangaan van arbeidsrelaties. 6.3 Conclusies met betrekking tot de succesfactoren De volgende succesfactoren kunnen uit de analyse worden gehaald: - Werkgevers vinden het positief dat door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten aandacht wordt besteed aan het creëren van banen voor mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten; - Werkgevers kijken door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten naar mogelijkheden om mensen met een arbeidsbeperking te plaatsen. 38 7 Aanbevelingen 7.1 Inleiding In dit laatste hoofdstuk van het afstudeeronderzoek zullen de aanbevelingen aan ZorgpleinNoord en Kenniscentrum Arbeid worden beschreven. De aanbevelingen vloeien voort uit de conclusies die zijn beschreven in hoofdstuk 6. 7.2 Aanbevelingen De aanbeveling aan ZorgpleinNoord is als volgt: - - Het is belangrijk dat ZorgpleinNoord inzichtelijk maakt wat de regels zijn rondom de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Door hier inzicht in te geven wordt het voor werkgevers gemakkelijker om aan de baanafspraak te voldoen en zullen de knelpunten omgezet kunnen worden in succesfactoren. Om werkgevers bekend te maken met de mogelijkheden van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is het voor ZorgpleinNoord belangrijk om voorlichting te geven gericht op de mogelijkheden van ondersteuning bij het plaatsen van de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen binnen zorg- en welzijnsorganisaties. De aanbeveling aan Kenniscentrum arbeid is als volgt: - Uit de praktijk blijk dat werkgevers het liefst contracten voor bepaalde tijd aangaan met de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Om te achterhalen of er (ongeoorloofd) onderscheid wordt gemaakt tussen de doelgroep van de Wet baanafspraak en quotum arbeidsbeperkten en de reguliere werknemer, is nader onderzoek nodig. Ook de vervolgvraag of mensen uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten wel geholpen zijn met flexibele banen kan tijdens het onderzoek worden gesteld. 39 Lijst van afkortingen en begrippen ZorgpleinNoord Stichting ZorgpleinNoord Art. Artikel Burgerlijk Wetboek BW Hoge Raad der Nederlanden HR Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen UWV Jurisprudentie Arbeidsrecht JAR Wet financiering sociale verzekeringen Wfsv 40 Bronnenlijst Literatuur Hogewind-Wolters & Balm 2015 P.A. Hogewind-Wolters & A.H.B. Balm, Hoe zit het met het (nieuwe) arbeidsrecht?, Den Haag: Sdu Uitgevers 2015. Stimulansz 2015 Stimulansz, De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid 2015.2, Wolters Kluwer 2015. I.Sens & A. Sens 2015 I.Sens & A. Sens, Praktische informatie over sociale zekerheid, Utrecht: Wolters Kluwer 2015. Eiselin 2015 W.F.A. Eiseling, Tekst en toelichting Participatiewet: zoals deze gaat luiden op 1 januari 2015, Den Haag: Sdu Uitgevers 2014. Tinnemans 2014 W. Tinnemans, De kwetsbaren: verdringing en concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt, Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers 2014. Loonstra & Zondag 2015 A.R. Houweling (red.), G.W. van der Voet, J.H. Even & E. van Vliet, Loonstra & Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom juridische uitgevers 2015. Artikelen Zwemmer 2012 J.P.H. Zwemmer, De uitzendkracht, de gedetacheerde en de payroll-werknemer. Bijzondere arbeidsverhoudingen, Den Haag: Boom juridische uitgevers 2012. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2007 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ‘Actieprogramma Iedereen doet mee’ Rijksoverheid, 18 september 2007. UWV 2015 UWV, ‘Wat is het doelgroepenregister?’, UWV, december 2015 AWVN 2015 AWVN, ‘Mensen met een beperking aan de slag helpen’, De normaalste zaak, Den Haag: 2015 Bouwmeester, 2014 L. Bouwmeester, ‘Nulurencontracten in de zorg. Waarom en kan het ook anders?’, Lotte Bouwmeester, Juni 2014 Wet- en regelgeving - Wet financiering sociale verzekeringen - Participatiewet - Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten - Burgerlijk Wetboek 7 41 Jurisprudentie - HR 12 oktober 2001, JAR 2001/217, (Bethesda/Van der Vlies) - HR 14 november 1997, JAR 1997/263, (Groen/Schoevers) - HR 5 april 2002, JAR 2002/100, (ABN AMRO/Mahli) - Ktr. Deventer 10 december JAR 2003/47 Parlementaire stukken - Kamerbrief Asscher & Klijnsma, ‘resultaten sociaal overleg’, 14 april 2013, referentie: 20130000045997 - Kamerbrief Klijnsma, resultaten eerste tussentijdse meting banenafspraak’, referentie: 20150000165608 - Besluit inwerkingtreding Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Staatsblad 2015, 156 - Besluit van 14 april 2015 tot wijziging van enkele algemen maatregelen van bestuur in verband met de uitvoering van de Wet banenafspraak e quotum arbeidsbeperkten, Staatsblad 2015, 155 - Kamerstukken II, 2013/14, 33161, nr. 190 - Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr.8 - Kamerstukken II, 2014/15, 33981, nr. 154 - Kamerstukken I, 2013/14, 33981, nr. 2 Elektronische bronnen ‘Wie zijn wij’ ZorgpleinNoord, www.zorgpleinnoord.nl, geraadpleegd op: 14 september 2015 ‘Doelgroepregister’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 februari 2016 ‘Participatiewet: wat veranderd er in de Wajong in 2015?’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 24 februari 2016 ‘Wajong 2010’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 24 februari 2016 ‘Werknemer met uitkering’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 maart 2016 ‘Voorzieningen’, UWV, www.uwv.nl, geraadpleegd op: 9 maart 2016 ‘Werken met arbeidsbeperking’, Rijksoverheid, www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd op: 8 maart 2016 ‘Worden nulurencontracten verboden?’, Rijksoverheid, www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd op: 23 februari 2016 ‘Factsheet Banenafspraak en Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Quotumwet), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.samenvoordeklant.nl, geraadpleegd op: 31 maart 2016 ‘Kennisdocument Wet banenafspaak en quotum arbeidsbeperkten (versie februari 2016)’, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.rijksoverheid.nl ‘Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten’, Cedris, www.cedris.nl, geraadpleegd op: 31 maart 2016 ‘Mensen met een Wiw- of ID-baan’, werkgeverslijn, www.werkgeverslijn.nl, geraadpleegd op: 24 februari 2016 42 Bijlage 1: Onderzoeksmodel Doelstelling Onderzoekskader Centrale onderzoeksvraag Theoretische bronnen Praktijkgerichte bronnen Resultaten Resultaten Analyse Conclusie Aanbevelingen 43 Bijlage 2: Interviewschema Inleiding 1. Bent u op de hoogte van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten die is voortgevloeid uit de afspraken uit het Sociaal akkoord 2013 en de verplichting voor werkgevers om extra banen te creëren? 2. Heeft u op dit moment werknemers in uw organisatie in dienst uit de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten? o Ja; Hoeveel? o Nee; heeft dit een reden? 3. In hoeverre bent u bezig met het plaatsen van de doelgroep uit de banenafspraak binnen uw organisatie om aan het quotum van de banenafspraak te voldoen? Wel mee bezig: o Waar loopt u binnen uw organisatie tegenaan bij het plaatsen van de doelgroep uit de banenafspraak? o Wat zijn voor uw organisatie de consequenties rondom de banenafspraak? Niet mee bezig: o Waarom bent u niet bezig met het plaatsen van de doelgroep uit de banenafspraak binnen uw organisatie? o In hoeverre bent u van plan om doelgroepen uit de banenafspraak te plaatsen? Instrumenten Bij het plaatsen van de doelgroepen op de baanafspraakbanen kunnen werkgevers een beroep doen op een aantal instrumenten, namelijk: - No-riskpolis; - Mobiliteitsbonus; - Matching; - Jobcoach; - Loonkostensubsidie; - Loondispensatie; - Proefplaatsingen; - Werkvoorzieningen. 4. Bent u/Is uw organisatie bekend met de mogelijke ondersteuning die u/uw organisatie kan krijgen wanneer u/uw organisatie mensen uit de doelgroep van de banenafspraak binnen uw organisatie plaatst? Ja; o Maakt u/uw organisatie gebruik van deze mogelijke ondersteuning (de instrumenten)? Ja; Bent u tevreden over de mogelijkheden van ondersteuning bij het plaatsen van mensen uit de doelgroep van de banenafspraak? Waarom wel/waarom niet? Nee; Waarom maakt u geen gebruik van de mogelijke ondersteuning die u kunt krijgen bij het plaatsen van doelgroepen uit de banenafspraak op de extra banen? 44 Nee; o Bent u van plan om in de toekomst gebruik te maken van de mogelijke ondersteuning die u kunt krijgen bij het plaatsen van doelgroepen uit de banenafspraak op de extra banen? Waarom wel/Waarom niet? Weet u waar u de informatie voor mogelijke ondersteuning die uw organisatie kan krijgen vandaan kunt halen? Contracten 5. In hoeverre bent u/is uw organisatie op de hoogte van de mogelijkheden van arbeidsrelaties met mensen uit de doelgroep van de banenafspraak? 6. Welke arbeidsrelatie(s) wilt u het liefst aangaan met de doelgroep van de banenafspraak om aan het quotum te voldoen? 7. Bent u/Is uw organisatie op de hoogte van de urennorm van de banenafspraak om te voldoen aan het quotum van deze banenafspraak? Tot slot 8. Waar denkt u tegenaan te lopen indien het quotum van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking treedt? 9. Wat vindt u goed/positief aan de Participatiewet, de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en de quotumheffing die hierbij in werking kan treden? 10. Wat vindt u minder goed/negatief aan de Participatiewet, de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten en de quotumheffing die hierbij in werking kan treden? 11. Heeft u nog opmerkingen en/of suggesties over de Participatiewet, de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten of de quotumheffing die hierbij in werking kan treden die niet aan bod zijn gekomen? 45