I N H A L AT I E - A N E S T H E S I E Ies Akkerdaas Dierenarts, Divisie Veterinaire Anesthesiologie, Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 108, 3584 CM Utrecht Met de introductie van de inhalatieanesthesie in de veterinaire geneeskunde is een belangrijke stap voorwaarts gezet in de ontwikkeling van een kwalitatief goede anesthesie tijdens de (chirurgische) ingreep. Vergeleken met die anesthesietechnieken waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van injiceerbare anesthetica kan nu een hele reeks chirurgische en diagnostische procedures worden uitgevoerd zonder dat het anesthesierisico, dat aan elke anesthesie verbonden is, op onverantwoorde wijze wordt vergroot. De voordelen van het gebruik van inhalatie-anesthesie zijn: t Gelijktijdige zuurstofsuppletie t De anesthesiediepte kan op een nauwkeurige wijze worden gecontroleerd t Er is weinig metabolisme van het anestheticum Deze voordelen wegen, zeker als er regelmatig langdurige operaties worden uitgevoerd, op tegen de extra tijd en geldinvestering die gepaard gaat met het gebruik van inhalatie-anesthesie. Nadelen verbonden met het gebruik van inhalatie-anesthesie zijn: t Het gevaar van gezondheidsproblemen bij het medisch personeel t Aantasting van de ozonlaag, broeikaseffect Als we de kenmerken van individuele inhalatie-anesthetica omschrijven dan worden er twee belangrijke definities gebruikt, namelijk: 1. oplosbaarheid in het bloed 2. minimale alveolaire concentratie (MAC) Een hoge oplosbaarheid in bloed zal de inductie- en recoverytijd verlengen, terwijl een lage oplosbaarheid gepaard gaat met een korte inductie- en recoverytijd. De MAC-waarde staat voor de concentratie van het anestheticum in de alveoli waarbij 50% van de dieren niet meer reageert op een standaard pijnlijke prikkel. In de regel zal er met 1.3-1.5 X MAC een chirurgisch niveau bereikt worden bij 95% van de dieren. 72 MAC-waarden voor verschillende anesthetische dampen variëren enorm, terwijl er slechts kleine verschillen worden gezien tussen de diersoorten. Als alternatief voor het gebruik van buitenlucht (21% zuurstof ) wordt, voor de inhalatieanesthesie, een met zuurstof verrijkt gasmengsel gebruikt met tenminste 30% zuurstof in de ingeademde lucht. Afhankelijk van het gebruikte anesthesiesysteem en –techniek (T-piece of cirkelsysteem; halfopen, halfgesloten of gesloten techniek) zal het percentage zuurstof in de verse gasflow (ingesteld op de rotameters) variëren tussen de 30% en de 100%. Door dit hogere percentage zuurstof in de inademingslucht worden de negatieve effecten ten gevolge van de depressie van circulatie en ademhaling door de gebruikte anesthetica en de toegepaste anesthesietechniek ten dele gecompenseerd. Na dit practicum kan ik: 1. Een anesthesietoestel gereed maken voor, en controleren voorafgaande aan, gebruik. 2. De verse gasflow voor de inhalatieanesthesie berekenen voor de betreffende patiënt. 3. Voorbereiden en controleren van de materialen nodig voor een anesthesie (ET tube, laryngoscoop, IV katheter). 4. Een hond of kat intuberen. 5. Een intraveneuze katheter plaatsen bij een hond of kat. 6. Een ECG kunnen interpreteren: en zo nodig suggesties kunnen geven om deze parameters te kunnen normaliseren. 1. Een anesthesietoestel gereed maken voor, en controleren dagelijks voorafgaande aan gebruik. t Aansluiten van zuurstof en eventueel lucht/lachgas of opendraaien van de gasflessen. Elektriciteit aansluiten. t Controleren of de gasfles(sen) genoeg gevuld is (zijn). t Controleer of de verdamper gevuld is. t Controleer of de soda-lime goed is. t Controleer of het gasevacuatie-systeem aangesloten is en functioneert. t Controleer het anesthesie systeem op lekken. Sluit het overdrukventiel en de patiënt aansluiting en zet het systeem onder een druk van 30 cm water (of 3 KPa) en controleer of de manometer niet terugloopt. t Controleer of de terugvoer van de capnograaf is aangesloten op het gasevacuatie-systeem. t Controleer de capnograaf met je eigen uitademingslucht (tussen 4 – 5 KPa). t Controleer de zuurstof m.b.v. buitenlucht (21%) en 100% zuurstof Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2009 Practicum: zaterdag 25 april 2. De verse gasflow voor de inhalatieanesthesie berekenen voor de betreffende patiënt t Contoleer ademhaling en pols van de patiënt. KIJK Gewicht van het dier ademende patiënt leeg je de cuff en maak de ET-tube los voordat je de patiënt de OK uitrijdt. t De extubatie vindt meestal plaats in de uitslaapkamer, zodra de patiënt een slikreflex heeft mag de tube worden verwijderd. NB: laat een geïntubeerde patiënt NOOIT alleen. Geen hergebruik (half open) 2-3X ademminuutvolume Minimaal 30% zuurstof Pediatrisch systeem 5-8 kg Hergebruik (half gesloten) 1/2X ademminuutvolume Minimaal 50% zuurstof Cirkelsysteem Berekenen van het ademminuutvolume (AMV) = ademvolume (Vt) X frequentie (f ) Vt = 10-15 ml/kg, frequentie 10-15 per minuut. Voorbeeld kat van 4 kg: Vt is 15 X 4 = 60 ml, AMV is 60 X 15 = 900 ml/minuut, totale flow is 2-3X AMV, komt overeen met1800-2700 ml/minuut. Voorbeeld hond van 40 kg: Vt is 10 X 40 = 400 ml X freq 10 = 4000 ml/min, totale flow is 1/2X AMV, komt overeen met 2000ml/min 3. Voorbereiden en controleren van de materialen nodig voor een anesthesie (ET tube, laryngoscoop, IV katheter t Kies een passende maat endotracheaal tube (eventueel twee) en controleer de te gebruiken ET-tube op lekkage. t Kies een passende IV katheter uit. t Scheerapparaat t Alcohol t Leukoplast t Lidocaïnespray 10% t Laryngoscoop t Cuffspuit 4. Een hond of kat intuberen. t Maak de ET-tube glad met siliconenspray of water t Induceer de patiënt, doseer op effect tot ooglidreflex en kaakspanning verdwenen zijn en let op een eventuele ademdepressie. t Spray de larynx met lidocaïne en plaats de ET-tube, controleer op juiste plaatsing in de trachea door op de thorax te tikken en bij de ET-tube te voelen naar terug stromende lucht en fixeer met leukoplast aan de onderkaak. t Sluit de patiënt aan op het anesthesiesysteem en stel de rota-meters in (minimaal 30% zuurstof ), sluit het overdruk ventiel. t Blaas de cuff op en luister naar terug lekken. TE VEEL druk kan de trachea beschadigen en TE WEINIG druk geeft lekkage van lucht, ook kan maaginhoud de longen inlopen. OPEN VERVOLGENS HET OVERDRUKVENTIEL. Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2009 5. Een intraveneuze katheter plaatsen bij hond en kat Een perifeer veneuze katheter kan gebruikt worden in de volgende situaties: t Allereerst in acute situaties bij patiënten in shock waarbij snelle intraveneuze toegang gewenst is. Perifere IV katheters zijn relatief snel en gemakkelijk te plaatsen. Voor een nog snellere infusie kunnen meerdere katheters geplaatst worden of gebruik gemaakt worden van een drukzak. t Ook kan een veneuze katheter gebruikt worden als er meerdere malen diergeneesmiddelen intraveneus moeten worden toegediend. Een perifeer veneuze katheter kan niet gebruikt worden als irriterende infusievloeistoffen of medicamenten en/of sterk hypertone infusievloeistoffen toegediend moeten worden. De perifere katheter wordt meestal in de vena cephalica geplaatst (zoals hier beschreven) maar kan ook in de (laterale) vena saphena geplaatst worden. Voorbereiding van de benodigdheden: Om de plaatsing zo snel mogelijk te laten verlopen is het van essentieel belang om alle benodigdheden gebruiksklaar te hebben. Er is niets vervelender, in het bijzonder voor de patiënt, dan vertraging die het gevolg is van een slechte voorbereiding. Zorg daarom dat alle benodigdheden binnen handbereik zijn. Open de steriele verpakking, knip stukken pleister op maat en hang deze klaar voor gebruik. Voorbereiden van de patiënt: De patiënt zit of ligt in borstbuikligging. Een assistent houdt het hoofd van de patiënt enigszins afgewend zodat hij niet in het gezicht kan bijten van degen die de katheter plaatst. Met de andere hand achter de elleboog strekt de assistent de voorpoot. Voorbereiden van de insteekplaats: Scheer het gebied van de vena cephalica. Houd er rekening mee dat de punt van de katheter niet in of voorbij de elleboogsplooi komt te liggen. 73 CHAPTER 6 < 5-8 kg NAAR DE PATIËNT en de ademballon!! t Aan het einde van de anesthesie bij een spontaan Dit voorkomt knikken van de katheter. Spray het gebied met alcohol. Plaatsing: t Laat de assistent de vene stuwen ter hoogte van de elleboog. t Tip: Dit gaat vaak het makkelijkst door de duim van lateraal over de vene te plaatsen. Door de hand naar buiten te draaien wordt de vene naar lateraal getrokken, hierdoor komt de vene ‘strak boven op” de voorpoot te liggen en wordt hierdoor beter gepresenteerd. t Fixeer de voorpoot met je ene hand. Met de andere hand wordt de katheter subcutaan in de vene gestoken. Let tegelijkertijd op of er bloeding de conus komt. Tip: Men kan direct in de vene steken onder een hoek van 20-35 graden maar het is ook mogelijk de katheter een subcutaan te brengen (vlak insteken) en dan pas op de vene te leggen en in te steken. t Schuif, als er bloed in de conus verschijnt, de katheter in zijn geheel iets verder op. t Houd dan de trocar op zijn plaats en schuif de katheter de vene in. Dit moet gemakkelijk gaan. t Komt er geen bloed in de conus: trek de katheter langzaam in zijn geheel terug. De katheter kan door de vene zijn gestoken. Als er bij het terugtrekken bloed in de conus komt: houd de trocar vast en schuif de katheter verder de vene in. TIP: Bij katheters met een kleine diameter of patiënten met een lage bloeddruk komt vaak geen bloed in de conus. t Komt er bloed in de conus maar lukt het opschuiven niet: verwijder de trocar en trek de katheter langzaam terug. Probeer de katheter weer op te schuiven als het bloed verder in de conus stroomt. t Begin helemaal opnieuw als dit allemaal geen resultaat heeft. Spoel voor hergebruik de trocar van de katheter door of neem een nieuwe katheter. TIP: Geef druk op de insteekplaats om haematoomvorming te voorkomen. t Laat na plaatsing de stuwing los. Laat het bloedvat op de plek waar de punt van de katheter zich in het bloedvat bevindt dichtdrukken. Dit komt dat bij verwijderen van de trocar bloed uit de katheter loopt. t Sluit het infuus aan en spoel de katheter door. TIP: Let op of er subcutane zwelling ter plaatse van de katheterpunt optreedt. Als dit gebeurd zit de katheter waarschijnlijk niet in het bloedvat. t Bevestig de katheter met leukoplast aan de poot, indien de katheter langdurig gebruikt gaat worden (niet alleen tijdens anesthesie) mag de leukoplast niet circulair rond de voorpoot worden aangelegd wegens het gevaar van stuwing van het distale deel van de poot. 74 6. Een ECG kunnen interpreteren: en zo nodig suggesties kunnen geven om deze parameters te kunnen normaliseren. De reden voor het gebruik van de term bewakingselektrocardiogram is gelegen in het feit dat onder anesthesie nooit gestreefd wordt naar een ‘correct’ verkregen ECG van diagnostische kwaliteit. Gezien de aard van de ingreep, en de daaraan verbonden beperkingen voor wat betreft de positie van de patiënt, zal het in veel gevallen onmogelijk zijn een standaard opnamepositie te bewerkstelligen. Het gaat tijdens de anesthesie in veel gevallen echter om het vaststellen van de hartfrequentie en het onderkennen van een tachycardie, een bradcardie en van een afwijkende prikkelvorming, zoals 1e en 2e graads atrioventriculaire blokken, preventriculaire contracties en escape slagen en eventuele atriumen ventrikelfibrillatie. In meer geavanceerde elektrocardiogrammen kan er iets afgelezen worden over de configuratie van het PQRS-T complex (elektrolyt veranderingen), of over de positie van het ST-segment (bij myocardiale hypoxie). Echter in al deze gevallen dient men zich te realiseren dat indien er geen sprake is van een standaard positie van de patiënt tijdens afname van het ECG, er vooral gelet moet worden op relatieve veranderingen ten opzichte van de situatie tijdens een eerder moment in de anesthesie. Een ECG laat de elektrische activiteit van het hart zien. Geeft continu hartfrequentie en ritme. Het ECG geeft geen informatie over de mechanische activiteit van het hart of het hartminuutvolume. Controleer ook altijd de pols. ECG-stickers worden op het grote zoolkussen van de poten geplaatst. Goed contact is belangrijk. ROOD Rechtsvoor, GEEL Linksvoor, GROEN linksachter. Mogelijke ritmestoornissen die zichtbaar kunnen zijn: sinusaritmie, tachycardie, bradycardie, hartblokken, premature ventriculaire contracties, atrium- of ventrikel fibrillatie. Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2009 Practicum: zaterdag 25 april Sinustachycardie Hierbij is er sprake van een normale prikkelvorming met een hoge frequentie, waarbij P-QRS-T complexen van normale configuratie elkaar snel opvolgen. Als mogelijke oorzaken (van anesthesiologische oorsprong) kan hierbij gedacht worden aan: t Onvoldoende anesthesiediepte/pijn; wakkere patient, ernstig pijnlijke ingreep t Hypovolemie; (ernstig) bloedverlies, dehydratie t Hypotensie; onvoldoende contractiekracht van het en de grote ophangbanden van de maag en/of de darmen. Atropine is in dit geval de therapie. Een geheel andere situatie ontstaat indien er in de premedicatie een alfa 2-agonist (xylazine, (dex)medetomidine)) is toegediend. Deze farmaca veroorzaken op basis van hun alfa 2-adrenerge activiteit een bradycardie die niet ontstaat door een toegenomen vagotonie maar door een afname van de activiteit van het sympatische zenuwstelsel en gezien het feit dat deze farmaca over het algemeen al een hoge bloeddruk veroorzaken, is het gebruik van atropine hier niet effectief. myocard, vasodilatatie/anafylaxie t Hypoxie; onvoldoende gasuitwisseling, slechte perifere weefselperfusie t Hypercapnie; hypoventilatie t Hyperthermie; soms bij grote, vette honden met een Sinusbradycardie Hierbij is er sprake van een normale prikkelvorming met een lage frequentie, waarbij P-QRS-T complexen van normale configuratie elkaar traag opvolgen. Als mogelijke oorzaken (van anesthesiologische oorsprong) kan hierbij gedacht worden aan: Ventriculair ritme Een ventriculair ritme (PVC) treden op indien er, om welke reden dan ook sprake is van een extrafocale prikkelvorming in het myocard. Achterliggende oorzaken kunnen zijn: beschadigingen van het myocard ten gevolge van kneuzing, ontsteking, toxinen of door hypoxie. Deze laatste oorzaak is tijdens anesthesie, waarbij zowel circulatie als respiratie suboptimaal kunnen functioneren evenals onvoldoende anesthesiediepte, de meest voorkomende oorzaak voor het ontstaan van PVC´s. Een ventriculair ritme kan overgaan in ventrikelfibrilleren t Te diepe anesthesie t Farmacologische interventie; opiaten, alfa 2-agonisten t Hypothermie; <30-34 graden Celsius Ventrikel fibrilleren In deze situatie is er geen pompfunctie van het hart meer, de prikkelvorming vindt, zonder enige coördinatie, plaats over het gehele myocard. Hartmassage is direct noodzakelijk en een defibrillator om een normaal sinusritme terug te krijgen. I/IIGraads atrio-ventriculaire blokken Hoewel deze ritmestoornissen voor een deel dezelfde oorzaak hebben als de bradycardie op basis van een toegenomen vagotonus, kan vooral het II-de graads blok ook voorkomen bij manipulaties in bepaalde (anatomische) waardoor er vervolgens een vagotonie ontstaat. Anatomische gebieden die als zodanig bekend staan zijn het strottenhoofd, de oogbol, het perineum Abstracts European Veterinary Conference Voorjaarsdagen 2009 75 CHAPTER 6 dikke vacht die warmte onvoldoende kwijt kunnen, koorts t Farmacologische interventie; ketamine, atropine